Van ieder mens boven de tweeëntwintig
is er een kind
dichtbij of verder steeds
zelden hand in hand
of als een kameraad
de arm om je nek en fluisterwoorden
in je oor.
Kijkt
soms doordringend
in je oude ziel
schudt het hoofd
en zegt:
vergeet dat niet.
Schuift van je schoot
loopt de bossen in en roept:
wie niet weg is, is gezien!
Wie moet zich verbergen?
Wie is er al zo lang zoek?
Wilde paarden
weten waar hij woont.