
In een lang, lang geleden gekregen klein boekje ‘Tagore: Zwervende vogels’, cadeau van een goede vriend, vond ik een mooie uitspraak van deze wijze auteur:
“Het stof der dode woorden,
Klampt zich aan U vast.
Was uw ziel met stilte.’
Omgeven door zwermen woorden, bijna elke dag opnieuw afgevuurd in diverse soorten media, probeer ik met diezelfde woorden mij van hun ‘stoffigheid’ te ontdoen.
Let op, ‘stoffigheid’ is een wetenschappelijke benaming leert Wikipdia mij, –
‘Stoffigheid is de neiging van deeltjes om in de lucht te komen als reactie op een mechanische of aerodynamisch stimulus. Stoffigheid wordt beïnvloed door de vorm, grootte en inherente elektrostatische krachten van de deeltjes. Stoffigheid verhoogt het risico van blootstelling door inademing.’

Het is een mooie beschrijving, de reactie op een mechanische of een aerodynamisch stimulus.
Emanuel Rutten, wetenschapper en filosoof, vertelt in zijn blog over ‘magische stoffigheid’, een ervaring in de Dom van Keulen waar de enorme ruimte met op de achtergrond een galmende vrouwenstem die een fragment uit de Matthäus-Passion zong, hem diep aangreep.
‘Het geluid van een galmende vrouwenstem drong tot diep in mijn hart door. Het was een stem, onverstaanbaar doch verstaanbaar, die mij losweekte van de grond, die mij onttrok aan de dagelijkse problemen waarop mijn aandacht normaal gesproken was gevestigd. Het deed mij iedere vorm van zorgen loslaten, omdat deze zorgen er niet meer toe deden in de stroom van gevoelens waarin ik meedeinde. Mijn ziel golfde volledig mee met de stroom van het al-bestaan waar ieder om mij heen en ikzelf deel van uitmaakt. De galmende stem leek steeds uit te doven in het niets van de verte, maar weerkaatsend in mijn ontroerde ziel bleef de stem nagalmen. Het verschil tussen de muziek en mijzelf leek te worden opgeheven; ik wilde aan het leven vasthouden door het los te laten. Ik wilde mij overgeven aan de grandeur van de kathedraal, die mij bezong met kalmte en sereniteit.’

Uit die gemoedsstemming komt het begrip ‘magische stoffigheid’ te voorschijn:
‘Voorts werd mijn neus gevuld met de geur van een magische stoffigheid, van een stoffigheid die niet geraakt kan worden door de tijd. Alsof de geur van een magische verbintenis met het onstoffelijke in de vormen van de stoffelijke stenen was gekropen. Ik voelde aan de massieve zuilen, waarvan ik mij amper kon voorstellen hoe onze voorouders deze überhaupt zo ver verheven boven de grond hadden gekregen. Hoe waren wij zo gebrand geweest op het bereiken van deze hoogte, zo gebrand op een toenadering tot de plaats Gods? Het steen van de zuilen voelde koud, vochtig en ruw aan, en als ik mijn ogen omhoog langs de pilaar liet gaan, kroop er langs mijn rug een gevoel van onbehagen, een gevoel van verlies van controle. Het was alsof ik de grootsheid van dit alles niet onder woorden kon brengen, alsof ik, zodra ik een gedachte aan de majestueuze vormgeving en grootte wijdde, mijn lippen het niet gezegd kregen, alsof van binnenuit mij de kracht werd ontnomen om ook maar enig geluid te evoceren over dit menselijke bolwerk als geschenk en toewijding aan God. Het was alsof alles goed was, alsof alles wat ik tot nu toe gedaan had, ontdaan werd van vertwijfeling. Gods vergevingsgezindheid deed mij inzien dat juist het loslaten van controle in zelfverlies betekende dichterbij de eeuwigheid te komen waar men dagelijks naar streeft. Ik leek oog in oog te staan met mijn gehele bestaan zonder voor mijn keuzes af te worden gerekend.’

Dat besef maakte hem bewust van de anderen om hem heen die net als hij op hun levenspad vaak een verschrikkelijke donkerte ontmoeten.
Je kunt zijn ‘bevinding’ lezen op:
https://gjerutten.blogspot.com/2018/06/een-magische-stoffigheid.html
Het is duidelijk dat de stoffigheid waarover sprake ook ‘magisch’ kan zijn vooral door haar woordeloosheid. Haar magie echter meedelen kan alleen, zoals de lezer nu ervaart, door woorden.
Maar zoals Tagore schrijft: was uw ziel met stilte.
De woorden zijn niet toereikend voor de werkelijkheid die er toe doet, maar ze kunnen ons helpen om de weg te wijzen naar woordeloze ervaringen. Die hoeven niet dadelijk op een niveau van eeuwigheid te komen, maar ze brengen ons ook naar het alledaagse door de onmacht zichtbaar te maken zoals in dit gedicht van Hans van de Waarsenburg: ’N.N.’
N.N. Hij stond niet meer waar hij had gestaan Hij moest onwennig lopen in het daglicht Mocht van zijn vrouw de handen niet voor de ogen houden. Moest gewoon lopen, praten, dingen doen en boodschappen. Niet in de weg zitten, te lang in bed liggen en af en toe eens fluiten, wanneer. De kinderen uit school kwamen, dat stond wat vrolijker. Er was immers niets aan de hand zeiden de stemmen uit de begeleiding. Hij moest het zien als een wat langere vakantie, hij was voorlopig vrij. Kon gaan en staan waar hij wilde zeiden ze, als hij maar niet de hele dag thuis. Rond hing, zei ze. Hij moest toch begrijpen dat dat voor haar ook niet leuk was. Ja, zeiden ze samen, hij moest eens wat gaan doen, binnenshuis, of er buiten. Gewoon dus, alsof er niets aan de hand was.

Het lijken twee uitersten, de ervaring in de Dom van Keulen en de man die iedereen kan zijn en die je overal kunt ontmoeten onder de noemer ‘kwetsbare medemens’. Beiden hebben te maken met machteloosheid, met het zoeken naar woorden om de essentie te vatten. En dan is het tijd voor ‘de stilte’. Noem het bedenken, mediteren, overwegen, het zijn activiteiten die stilte nodig hebben, een stilte die de ziel wast.
Ik zou de verbinding met de nabije herfst graag maken met het mooie gedicht van Rainer Maria Rilke ‘Herbsttag’ aangevuld met de vertaling van Anton Korteweg. Rilke verbindt in zijn werk het magische en het alledaagse:
Herbsttag Herr: es ist Zeit. Der Sommer war sehr gross. Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren, und auf den Fluren lass die Winde los. Befiehl den letzten Früchten voll zu sein; gib ihnen noch zwei südlichere Tage, dränge sie zur Vollendung hin und jage die letzte Süsse in den schweren Wein. Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr. Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben, wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben und wird in den Alleeën hin und her unruhig wandern, wenn die Blätter treiben. Rainer Maria Rilke
Herfstdag Heer: het is tijd. De zomer was zeer groots. Leg op de zonnewijzers thans uw schaduw, en stel de velden aan de winden bloot. Beveel de laatste vruchten rijp te zijn; verleen hun nog twee zuidelijker dagen, stuw hen naar de voleinding, Heer, en jaag de laatste zoetheid in de zware wijn. Wie nu geen huis heeft, bouwt het ook niet meer. Wie nu alleen is, zal het nog lang blijven, zal waken, lezen, lange brieven schrijven, in lanen rusteloos dwalen, telkens weer, als op de wind de blaren zullen drijven. Anton Korteweg
