Stilleven(s) met dingen van toen en nu

De Amerikaanse filmmaker Conner Griffith staat bekend om experimentele werken met perspectief verschuivende verkenningen van alledaagse taferelen en objecten. Voor Still Life verzamelde en choreografeerde hij een duizelingwekkende dans van meer dan 1000 gravures uit de 19de eeuw - van bloemen tot theepotten en amfibieën. De resulterende short verkent het filosofische idee dat, zoals Griffith het formuleert, "we leven in een wereld van objecten en een wereld van objecten leeft in ons". Het resultaat is een indrukwekkende en raadselachtige meditatie over het bewustzijn, zowel in beeld als geluid.  Opgelet rond 3'53" schijnt even het licht uit te gaan maar dat is niet zo, weldra komt 'het oog' in beeld.  Let ook op de prachtige klankband, meesterwerkje!

Regisseur: Conner Griffith (tekst: Aeon Video en Gmt)  Bezoek zijn website!

https://www.connergriffith.com/

Conner Griffith is an experimental filmmaker and editor living in Los Angeles. His process often involves working with collections to explore the universal stories that can emerge from visual choreography and the relationship between sound and image. Conner’s films have screened at Slamdance, GLAS animation festival, and Ottawa International animation festival, and have been featured in The Atlantic, National Geographic, and WIRED. (website Conner Griffith)

We hebben het duidelijk over ‘bewustzijn’ (consciousness), over ‘kijken (waarnemen in het algemeen) een geliefd onderwerp in dit blog waarin de nog kinderlijke ‘veelheid’ een weg zoekt naar de talrijke wegen van ons bewustzijn waarin we de werkelijkheid in al haar facetten kunnen ervaren en haar mee vorm geven of bevragen op de ons eigen manier. Geen theorie, de vele verschillenden zijn bekend en door iedereen te raadplegen, maar enkele beelden die makkelijk door de lezer(es)-kijker kunnen worden aangevuld of uitgeprobeerd. Uit eigen ervaring.

Laat herfstlicht achter glas Gmt
Jan Wolkers - Wintervitrines 

achter het gras
terwijl de herfst voor de deur stond
met deze hand
als een inktvlek
probeerde ik de zon stil te zetten
geen geluid brak meer door
van achter de glazen barrière
volière
van ijs en chroom
waar je witte hand in zweefde
als een meeuw die de kust verlaat
als een berijpte boom
zo hangen vanavond
mijn betraande ogen
in je afscheid


Laat herfstlicht in de tuin 2 Gmt

Zoals ook de aarzeling van de lente nu. Maar al leef je zelf niet buiten, het licht komt wel binnen. Het schrijft op de tegelmuur van de badkamer, verlicht de zachte zeep, blijft niet lang, rust nog even op het flesje handwas en schaduwt een prachtige vorm van een snel paaskonijn in de wastafel.

eigen foto Gmt

eigen foto Gmt

eigen foto Gmt

Ik heb ze niet verzonnen, net als Wolkers vertrok ik van een ervaring, al haak ik mijn beelden nog niet aan een emotie. Ze hebben immers geen verklaring nodig, maar het kan. Een schets, een aanzet, het kan nog allerlei richtingen uit

Schrijft namiddagzon
morsetekens op de tegelmuur:
in onschuld handen wassen kan niet meer,
maar met granaatappel-rood de paashaas
uit de lavabo lokken
en tot het donker wordt buiten spelen?

eigen foto Gmt

En ook dit mag misschien helpen.

Can you feel it
Now that spring has come
And it's time to live in the
Scattered sun
Waiting for the sun
Waiting for the sun
Waiting for the sun
Petra Reece ‘Summer in the city’
Petra Reece was born in Holland and emigrated to Australia with her family. Her father and brother both artists, worked making and restoring stained glass. Petra graduated with a B.A. and post graduate diploma at the Phillip Institute of Technology.
 
"I am not a single subject painter ... whatever moves me enough will eventually be translated onto canvas. An old photo, a glimpse in the street, a shape, a colour, clouds, the sea, a vague memory.'
Apple Tree I, 1912 (oil on canvas), Gustav Klimt (1862-1918) / Private Collection / Photo © Christie’s Images
LANG GELEDEN

Lang geleden, de hemel was nog hoog en leeg,
de dagen nog lang en oneindig

op een middag vielen er woorden naar beneden,
buitelden om me heen:
slakkengang, achterban, dwarsverband, handlanger,
handgemeen…

ik greep ze beet,
liet ze in mijn handen spartelen en kronkelen,
knoopte ze aan elkaar en maakte ze weer los,
liet ze friemelen en foezelen

en even plotseling als ze waren gekomen
waren ze weer verdwenen, was de hemel weer leeg

maar ik wist toen – ik weet het nog goed:
zo zal mijn leven zijn!

En mijn oorlog werd mijn vrede
en de zon, mijn zon, verscheen
    als ik hem dat vroeg.

Toon Tellegen (2023)  Langs een helling Querido, 51blz. € 18,99. ISBN 9789021476674

Zo. Dat was een greep uit onze collectie ‘objecten’, ‘still live’. Je kunt er alle kanten mee uit: verder zoeken, bundel aanschaffen, zelf beginnen met.. Het zal een kwestie van kijken en luisteren zijn. En de zon zal verschijnen, jouw zon, maar je moet het haar (hem in NL) vragen, dat wel. Ik neem je nog even mee naar een helling.

LANGS EEN HELLING
–
Ik glijd zo langzaam langs een helling naar beneden
dat het lijkt alsof ik stil sta,
zoals de kleine wijzer van mijn horloge lijkt stil te staan,
hoe goed ik ook kijk
–
soms denk ik zelfs dat ik weer terugglijd,
terug naar boven,
terug naar waar ik lang geleden was,
naar de donkere wolken die daar nog altijd hangen,
naar de zon die daar nog altijd schijnt.

Toon Tellegen 
Georges Seurat Port en Bessin, Normandy

‘Le peintre voluptueux’ Henri Manguin (1874-1949)

JEANNE ALLONGÉE SUR UN CANAPÉ ,1912
« Le Midi m’a été, je crois, d’un bon enseignement et [je] reviens sinon content de moi du moins avec une impression de grande beauté et la compréhension de beaucoup de choses jusqu’alors inconnues. »

(Henri Manguin à Henri Matisse)

‘La Baigneuse’ Cassis 1912

Henri Manguin a surtout peint des figures féminines, des nus, des dormeuses, au lever ou à la toilette, des baigneuses, des paysages, une grande partie sur la cote méditerranéenne, et des natures mortes presque uniquement de fleurs. En fait, qualifié par Appollinaire de “peintre voluptueux”, il ne peignit que les aspects les plus heureux du monde, reflet de sa propre joie de vivre. Après de courts débuts marqués très naturellement comme pour ses amis de l’atelier Moreau, par leur découverte de l’impressionnisme, des Nabis puis de Cézanne, il commença d’exposer au moment de l’éclatement du fauvisme auprès du public.

(Christophe Lachaux antiquaire)

Olijfbomen in Cavalier 1906
'Parce que l'exaltation des couleurs faisant partie des impératifs du mouvement, convenait à son propre tempérament, à sa propre propension, ce fut tout naturellement qu'il se joignit au groupe, dès le Cage aux fauves de 1905. Il fut de ces peintres des premiers jours fort chauds du XXème siècle, à longuement discuter des théories en faveur. On eut recueilli avec profit les conversations de Manguin avec Paul Signac et Charles Camoin à Saint-Tropez, dans cette Provence ou il séjourna très souvent jusqu'à sa mort et qu'il peignit avec prédilection, s'efforçant de faire partager son émotion.' (ibidem)

‘Les Gravures’ 1905

Le critique Louis Vauxcelles livre ses impressions dans un article désormais célèbre pour avoir donné naissance au fauvisme. À propos des sculptures d’Albert Marque, exposées dans la même salle, il écrit qu’elles surprennent « au milieu de l’orgie de tons purs : Donatello chez les fauves ». L’avant-gardisme des anciens élèves de Gustave Moreau fait scandale. Toutefois, les œuvres d’Henri Manguin trouvent toutes acquéreurs parmi les amateurs avertis. (Thais Chainge 2017)

Self-portrait
Le fauvisme débute historiquement à l’automne 1905, lors d’un salon qui créa un scandale, pour s’achever moins de dix ans plus tard, au début des années 1910. Le critique d’art Louis Vauxcelles nomma ” cage aux fauves ” la salle du Salon d’automne où exposaient les peintres qui seront dès lors appelés… les Fauves. Les artistes les plus remarqués sont réunis dans la salle VII de ce Salon d’Automne : Henri Matisse – chef de file du fauvisme -, Henri Manguin, André Derain, Maurice de Vlaminck, Charles Camoin et Albert Marquet. Dans d‘autres salles, Raoul Dufy, Othon Friesz, Jean Puy, Georges Rouault, Albert Marquet ou Kees van Dongen…
La Sieste (Le repos de Jeanne) 1905

On apprivoise le personnage, il est ouvert et fidèle. Sa femme, Jeanne, sera sa muse tout au long de sa vie, exposée et sublimée par la sensuelle sobriété de ses nus. Ses huiles, parfois exubérantes, se définissent par une facture franche et éclatante. Les tons intenses et les contrastes puissants ont fait d’Henri Manguin une personnalité incontournable du fauvisme. On se demanderait presque sur la fin s’il s’agit d’une exposition sur l’homme ou l’artiste, qui, finalement, dans son cas, ne sont pas aisément dissociables. (Le Temps)

La Baigneuse 1906
Au fil de l’exposition, on est saisi par l’éclat et l’harmonie lumineuse que dégagent les œuvres de celui qu’Apollinaire baptisa « le peintre voluptueux. La volupté est en effet omniprésente, que ce soit dans les tableaux de nu de sa chère femme Jeanne ou, plus largement, à travers son traitement virtuose et sensuel de la couleur : elle sculpte le corps de Jeanne, anime un paysage tropézien, illumine une nature morte, … Dans l’huile sur toile La petite italienne, le sobre espace de son atelier rue Boursault est reconstruit par pans de couleur vivaces très représentatifs de son art. Une combinaison éclatante entre traitement chromique et les thèmes choisis qui font toute l’originalité et le talent de Manguin. (Thais Chainge 2017)
La petite Italienne

Het begrip ‘voluptueux’ is breed interpreteerbaar. Een omschrijving dus:

'Voluptueus' gaat via het Franse voluptueux terug op het Latijnse voluptuosus ‘genotvol, aangenaam’. Dat is afgeleid van het zelfstandig naamwoord voluptas, dat ‘genoegen, genot, lust’ betekent. Het is verwant aan velle, dat naast ‘willen’ ook ‘begeren’ betekent.

Je zou het begrip bij ‘zinnelijk‘ kunnen onderbrengen, wat onze zinnen aangenaam prikkelt. Je kunt dan naar eigen genoegen het terrein verbreden of versmallen. De chromatische kleuren van Manguin’s werk , zijn ‘zin om kijken (in de breedste zin van het woord), om te genieten van het dagelijkse, je omgeving, de mensen die je liefhebt, er zijn nogal wat mogelijkheden om het voluptueuze van het leven te bepalen. Met letters en met beelden.

Jeanne Couseuse Rouge detail 1907

Bernard Dewulf beschreef in zijn boek ‘Tuimelingen over leven, kunst en zien‘ het begrip ‘zinnelijk’ Een fragment:

Soms hoor ik hem, de regen, op de achtergrond, soms luister ik er een tijdlang aandachtig naar. Ik vind het een zinnelijk geluid, en zo lang ik me kan herinneren heb ik dat altijd gevonden.
Rustige, milde regen heeft iets erotisch voor mij.
Bij dit soort regen moet ik wel eens denken aan een ontroerend boek, De dagen worden wel kouder maar niet korter van John Hull. Daarin beschrijft een blinde man hoe hij zijn hoogsteigen werkelijkheid ervaart.
Een van de beklijvende passages betreft de regen, Hull ontleedt in detail hoe hij aan zijn open voordeur naar de regen luistert, vooral naar de verschillen in de regen, afhankelijk hoe en waar die valt. De regen, besluit hij, ‘vormt’ voor hem zijn omgeving. In die mate dat ‘als het in de kamer kon regenen’, hem dat zou helpen ontdekken waar de dingen staan, een gevoel geven van in de kamer te zijn, in plaats van alleen maar op een stoel te zitten.’ (…)

Naar aanleiding van de regen dus zijn de woorden gevallen waar het hier om draait: zinnelijk, zintuiglijk, erotisch. Zoals gezegd, zinnelijk is het woord dat ik het liefst gebruik; het is het breedste. Tegelijk luistert het het nauwst.
Zinnelijk komt vanzelfsprekend van het woord ‘zin’ en dat heeft minstens drie onderscheiden betekenissen: betekenis, begeerte, volzin. De zin van iets, de zin in iets, de zin die dat alles verwoordt. Ik hou zeer van die drie-eenheid. Om het wat boutadisch te zeggen: weinig vervullender voor mij – als schrijver- dan volzinnen schrijven over ‘zin in de zin van ‘betekenis’ en ‘begeerte’. Ik ervaar dat zonder meer als erotisch, en uiteraard komt daar geen borst of bil bij kijken. Maar wel wellust. Maar uiteraard geen seks. Maar uiteraard wel genot.


(Bernard Dewulf, Tuimelingen over leven, kunst en zien. )

Mimosa in bloei 1907
Les fauves ont une préoccupation essentielle: l’étude de la couleur pure. La couleur leur sert de nouveau moyen d’expression. Offrant de somptueuses harmonies chromatiques, les toiles de cette époque témoignent d’un talent et d’une inventivité rares.
les enfants Hahnloser-Bühler

Manguin voyage : avec Henri Matisse il découvre Collioure, avec Albert Marquet, l’Italie. A partir des années 1910, il se rend régulièrement en Suisse, où il se rapproche d’un célèbre couple de collectionneurs qui apprécie particulièrement ses œuvres, les Hahnloser-Bühler. Il passe sa vie en famille, entre Paris et le Sud de la France, où il se sent bien et aime travailler, à Saint-Tropez comme à Sanary. Après la flambée fauve, il quitte le terrain de l’avant-garde pour une esthétique plus nuancée. Il se tient à l’écart des courants qui se forment, continue ses recherches en marge de la vie artistique parisienne, dans une permanence qui n’exclut pas une émotion sans cesse renouvelée. Malgré ce relatif éloignement, les marchands et collectionneurs continuent à défendre son travail et l’artiste reste en contact avec ses amis peintres, tout particulièrement Albert Marquet, de qui il sera toute sa vie proche, dans un rapport de sincère affection et d’émulation artistique.

Le Pré Villa Demière detail 1905

Manguin reisde: met Henri Matisse ontdekte hij Collioure, met Albert Marquet Italië. Vanaf de jaren 1910 reisde hij regelmatig naar Zwitserland, waar hij nauwe banden kreeg met een beroemd verzamelaarsechtpaar dat zijn werk bijzonder waardeerde, de familie Hahnloser-Bühler. Hij bracht zijn leven met zijn gezin door tussen Parijs en Zuid-Frankrijk, waar hij zich op zijn gemak voelde en graag werkte, zowel in Saint-Tropez als in Sanary. Na de fauvistische uitbarsting verliet hij de avant-garde voor een meer genuanceerde esthetiek. Hij bleef weg van de stromingen die zich vormden en zette zijn onderzoek voort in de marge van het Parijse artistieke leven, in een permanentie die een voortdurend hernieuwde emotie niet uitsloot. Ondanks deze relatieve afstand bleven handelaren en verzamelaars zijn werk steunen en bleef de kunstenaar in contact met zijn schildersvrienden, met name Albert Marquet, met wie hij zijn hele leven lang een hechte band had, in een relatie van oprechte genegenheid en artistieke wedijver.

Claude en rouge lisant 1909

Schilders-schietgbed

Hoe stil het leven
zich over ons heen legde
de vergeten zachtheid
van een kus
een achtergebleven briefje
een stel glazen
waarin het eerste licht
de leegte beaamde
de dag nietszeggend voor de deur.

Een stilleven
tot in de puntjes
goedkope treurigheid.

Tijd  om  heimwee
met felle kleuren aan te kleden.


Een schilderij als leidraad

De parabel der blinden
Pieter Bruegel (naar)end 1500s – end 1500s

“Het was waar dat ik niet wilde leren hoe het er in de wereld aan toeging. (…) Ik verzette me tegen het imitatieve leren. Daartegen droeg ik oogkleppen, daar had zij gelijk in. Zodra ik merkte dat mij iets werd aanbevolen, alleen omdat het in de wereld zo te doen gebruikelijk was, verzette ik me en scheen ik niet te begrijpen wat men van mij wilde. Langs andere wegen kwam de wereld mij toch nabij, veel dichter dan zij en misschien ook ikzelf toen vermoedden.”

Want één weg naar de werkelijkheid leidt over schilderijen. Een betere weg bestaat er volgens mij niet. Je houdt je aan hetgeen niet verandert en put daarmee het altijd veranderlijke uit. Schilderijen zijn netten, wat daarop te zien is, is de houdbare vangst. Er ontglipt en verrot wel het een en ander, maar je probeert het opnieuw, je draagt de netten bij je, werpt ze uit en door hun vangsten nemen ze in sterkte toe.

Belangrijk is echter dat die schilderijen ook buiten de mens bestaan, in hem zijn zelfs zij aan veranderlijkheid onderhevig. Er moet een plaats zijn waar hij, en niet hij alleen, ze in ongerepte staat kan vinden, een plaats waar iedereen die onzeker wordt ze vindt. Als hij voelt dat zijn ervaring zich op een hellend vlak bevindt, dan wendt hij zich tot een schilderij. Daar houdt de ervaring stil, daar kijkt hij deze in het gezicht. Daar vindt hij rust in de kennis van de werkelijkheid die zijn eigen werkelijkheid is, hoewel deze hier voor hem werd veraanschouwelijkt. Schijnbaar zou die werkelijkheid ook zonder hem bestaan, maar die schijn bedriegt, het schilderij heeft zijn ervaring nodig om te ontwaken. Zo is het te verklaren dat schilderijen generaties lang sluimeren, omdat niemand ze kan bekijken met de ervaring die ze uit hun slaap wekt.

Sterk voelt zich hij die de schilderijen vindt die zijn ervaring nodig heeft. Dat zijn er meerdere — al te veel kunnen het er niet zijn, want hun betekenis is dat ze de werkelijkheid als één geheel bevatten; verspreid zou deze moeten uiteenspatten en wegsijpelen. Maar het mag ook niet één enkel schilderij zijn dat de bezitter geweld aandoet, hem nooit vrijlaat en hem gedaanteverandering verbiedt. Voor een eigen leven heeft iemand meerdere schilderijen nodig, en als hij ze vroegtijdig vindt, gaat er van hem niet te veel verloren.

Ik had het geluk dat ik in Wenen was toen ik zulke schilderijen het meeste nodig had. Tegen de valse werkelijkheid, waarmee men mij bedreigde, een nuchtere, starre, op profijt gestemde en benepen werkelijkheid, moest ik de andere werkelijkheid zien te vinden die ruim genoeg was om ook haar hardheden meester te worden en daartegen niet het onderspit te delven.”

(Elias Canetti De fakkel in het oor, vertaling Theodoor Duquesnoy)

“De gedachte aan blindheid had me achtervolgd sinds ik in mijn vroege jeugd de mazelen kreeg en enkele dagen het licht uit mijn ogen verloor. Nu waren er zes blinden in een schuine rij, die elkaar aan stokken of bij de schouder vasthielden. De eerste, die hen aanvoerde, lag al in de greppel, de tweede, die op het punt stond hem in zijn val te volgen, keerde zijn volle gezicht naar de kijker: lege oogkassen en een van schrik geopende mond met ontblote tanden.

Tussen hem en de derde was op dit schilderij de grootste afstand, nog hielden ze allebei de stok vast die hen met elkaar verbond, maar de derde had een ruk, een onzekere beweging waargenomen en ging met een lichte aarzeling op de punt van zijn tenen staan; zijn gezicht dat je en profil ziet — alleen zijn ene blinde oog —, verraadt geen angst, maar de aanloop tot een vraag, terwijl achter hem de vierde nog vol vertrouwen zijn hand op zijn schouder laat rusten en zijn gezicht ten hemel richt. Zijn mond staat wijd open, alsof hij van boven daarin iets verwacht te ontvangen dat aan zijn ogen voorbehouden is. De lange stok in zijn rechterhand heeft hij voor zichzelf alleen, zonder erop te steunen. Dat is de gelovigste van de zes, van vertrouwen vervuld tot in het rood van zijn kousen; de twee laatsten achter hem, allebei de trawant van hun voorman, gaan berustend zijn weg. Ook hun mond staat open, maar minder, zij zijn het verst van de greppel verwijderd, verwachten en vrezen niets en hebben niets te vragen. Als het niet zozeer om die blinde ogen ging, zou er wel het een en ander te zeggen zijn over de vingers van het zestal, ze grijpen en raken anders aan dan die van zienden; en hun voeten betasten de grond anders.” (ibidem)

Canetti beschrijft in 'De fakkel in het oor' de periode die het meest van invloed is geweest op zijn schrijverschap. In Frankfurt, Wenen en Berlijn studeert hij, leert hij politici en kunstenaars kennen, leest hij bibliotheken bij elkaar, ontmoet hij meisjes en tenslotte zijn toekomstige vrouw. In 1927 is hij getuige van de arbeidersopstand in Wenen die hem de aanzet geeft tot zijn standaardwerk Massa en Macht. Aan de vooravond van het fascisme heeft Canetti een ongewoon oor voor de geluiden die het onheil aankondigen. Hij heeft een fakkel in het oor.  (Uitgeverij De Arbeiderspers)

Eigentijdse versie van ‘Parable of the Blind’, excerpt van Hertog Nadler

Associërend met het thema zou ik graag een bijna onbekend vrij groot schilderij van Gustave van de Woestyne tonen: ‘De moedwillige blinde en de kreupele die een kindje wil leren lopen.’ (1917-1918) (208cm x 177 cm) in bruikleen gegeven uit de collectie van de Vlaamse Gemeenschap aan het Museum van Deinze en de Leiestreek in 1944.

Dit monumentale doek werd door Van de Woestyne geschilderd tijdens zijn verblijf in Wales en brengt een Bijbelse tekst in relatie met de eigen tijd, het overstijgt de louter religieuze context en brengt een wrange allegorie op de actualiteit.
Het thema van de moedwillige blinde gaat terug op de parabel van de blinden, zoals beschreven in het evangelie volgens Matteus. Bij Van de Woestyne zijn de figuren echter tot één burgerman gereduceerd, die met zijn hoed diep over de ogen, ‘blind’ in een donkere poel stapt. Uit het opschrift op de achterzijde van het doek blijkt dat Van de Woestyne de voorstelling uitdrukkelijk als moderne parabel zag en de tegenstelling tussen beide verhaallijnen sterk wilde benadrukken, met name tussen de ziende die niet wil zien, en de kreupele die, ondanks zijn handicap, anderen wil leren lopen. Door de voorstelling in de eigen tijd te plaatsen alludeerde de kunstenaar op de onbezorgde burgerij van de belle époque die in de jaren voor 1914 blind bleef voor de oorlogsdreiging, en op de door verschrikkingen getekende mens die niettemin aan een nieuwe wereld moest bouwen. 
De introspectie die van de hoofdfiguren uitgaat, weerspiegelt hoogst waarschijnlijk van de Woestynes zielsleven op dat moment. Het werk kwam namelijk tot stand toen hij met zijn gezin tijdens de oorlogsjaren naar Engeland gevlucht was.

(erfgoedinzicht.be)
Pieter van der Heyden (1551-1572)
Caption bottom:
Caecus ducem se praebet alteri caecos; / Quod saepe nunc usuuenire lugendum est. / Quid restat autem? quid? nisi ut uiae ignari, / Qua destinatum consequi scopum detur, / Tandem in patentem uterque corruant foßam?

Caption bottom:
Voÿez comment le pauure aueugle en fin le porte, / Qui sur un autre aueugle ignoramment se fie. / Il ua mal außeure quoÿ que fort il s appuÿe. / Et se tienne a son homme. Ansi par male sorte / Tombent dans le foße et luÿ, et son escorte.

Het mag duidelijk zijn dat de ‘blinde staat’ vooral op de zienden slaat om het rijmend te poneren. Velen die met werkelijk slecht zienden of blinden samenleven delen de ervaring van hun scherpe en doordachte waarnemingspatronen. Of waar Elias Canetti’s ‘leading picture’ ons kan brengen. Misschien een aansporing om zelf op zoek te gaan naar jouw schilderij(en) die je een leven lang bijblijven. Het symbolisch ogen- openend-effect van de kunst mag haar hopelijk een blijvende plaats in alle onderwijzende activiteiten geven. En zoals je lievelingsschilderijen mogen ook je lievelingsgedichten je begeleiden, dus kon Charles Baudelaire niet ontbreken. Ook hier zal het eerder over onze (ziende) blindheid gaan. Tiresias, de blinde ziener weet waarom.

Les aveugles

Contemple-les, mon âme ; ils sont vraiment affreux !
Pareils aux mannequins, vaguement ridicules ;
Terribles, singuliers comme les somnambules,
Dardant on ne sait où leurs globes ténébreux.

Leurs yeux, d'où la divine étincelle est partie,
Comme s'ils regardaient au loin, restent levés
Au ciel ; on ne les voit jamais vers les pavés
Pencher rêveusement leur tête appesantie.

Ils traversent ainsi le noir illimité,
Ce frère du silence éternel. Ô cité !
Pendant qu'autour de nous tu chantes, ris et beugles,

Eprise du plaisir jusqu'à l'atrocité,
Vois, je me traîne aussi ! mais, plus qu'eux hébété,
Je dis : Que cherchent-ils au Ciel, tous ces aveugles ?
En réalité, le poème est une invitation par Baudelaire à réfléchir à la condition du poète, et donc de lui-même. Une analyse poussée est donc nécessaire pour que le lecteur puisse comprendre le message complet de l’auteur à travers ce poème qui peut s’avérer déroutant et cruel au premier abord, puis qui s’avère en réalité ironique et sarcastique, et concerne un poète touché par le spleen. (Le blog Pimido)
L’ art celeste Odilon Redon
Laten we lichtvoetig
hoog genoeg
en met gewicht
de horizon verkennen.

Het vraagt een beetje
moed
met al onze overbodigheid
de lucht
in te gaan,
maar mijn god of goden
heerlijk
is de sprong,
telkens weer:

het soortelijk gewicht 
van dromen
voor wie
de goede trampoline vindt.

Hemel (en hel) in handbereik: Stanley Spencer (1891-1959)

The Last Supper 1920
Stanley Spencer werd in 1891 geboren in Cookham, een dorp dat hij, althans emotioneel gezien, zijn hele leven lang niet heeft verlaten. Het dorp komt herhaaldelijk voor in Spencers schilderijen: hij gebruikte vaak dorpsmonumenten als achtergrond voor religieuze taferelen en gebruikte buren en familieleden als model. Spencers geloof was intens en individueel. Zijn vader was kerkorganist, waardoor Spencer als kind in nauw contact stond met een religieuze levenswijze. Spencer behield zijn geloof zijn hele leven en verwerkte het in een groot aantal van zijn werken. (Victoria Ibett Art UK)
De Kruisiging 1958
Spencer’s painting The Crucifixion is unusual as his work tended to concentrate on love and joy and he did not like cruelty to be show in art. Spencer was commissioned to paint this for Aldenham School, and the response to it was less than positive. “When there was a public outcry against the gleeful cruelty of the tormentors he was unabashed …. When he was invited to speak to the boys [of the school] he said, ‘It is your governors, and you, who are still nailing Christ to the Cross.’ He knew that all of us have a capacity for human cruelty.” (Lenten Blog)
Christ carrying the Cross 1920
Here Spencer depicts a scene from the end of Christ’s life taking place in his own hometown. In the biblical account, Christ carries the cross through Jerusalem, but Spencer sets the scene in the English village of Cookham. Spencer believed that religious feeling was present in everyday settings and events. This painting was partly inspired by watching builders carrying ladders down a Cookham street. These figures are present in the painting, following behind Christ. The Virgin Mary sits by a railing in the foreground. The brick house is the artist’s family home.

(Tate Gallery label 2020)
Self-portrait 1914

Het buitengewoon aangrijpende schilderij van Smol in Macedonië, Travoys Arriving with Wounded at a Dressing Station at Smol, Macedonia, dat een verlichte operatiekamer toont met de gewonden op brancards buiten getrokken door muilezels, heeft een bijbelse ondertoon: de verbandplaats was een oude Griekse kerk die Spencer zo tekende dat ze, met de dierlijke en menselijke toeschouwers eromheen, zou doen denken aan voorstellingen van de geboorte van Christus. In plaats van de gruwel van de oorlog te tonen, geeft het schilderij hoop op voortzetting van het leven.

In de jaren twintig werd Spencer door de familie Behrends gevraagd de muurschilderingen te maken voor een herdenkingskapel voor hun broer Harry, die aan het front in Salonika aan malaria was gestorven. Spencer had altijd al zijn herinneringen aan de oorlog willen vorm geven en hij besteedde zes jaar aan wat door velen beschouwd wordt als zijn mooiste schilderingen in de Sandham Memorial Chapel in Burghclere in Engeland. Paul Mitchell zegt: “Misschien zou men taferelen van dood en vernietiging verwachten. Maar er is geen geweer… en slechts één officier in zicht. Als je de kapel binnenkomt, zie je voor je hoe levendige witte kruisen uit de lucht vallen en zich rond het altaar opstapelen. Soldaten komen uit hun graven als was het de dag van het laatste oordeel.

The other walls depict the everyday life that Spencer himself experienced. Even with titles such as Sorting and Moving the Kit-Bags Spencer imbues the paintings with such beauty and meaning that as he himself says, “they don’t look like war pictures, they rather look like heaven”.The everyday activities of the soldiers are transformed from banality. Saint Augustine, whom the artist had read, believed that even menial work could be a way of glorifying God. The picture is supposed to be a reflection of the general attitude and behaviour of men during the war”, when a soldier would fondly remember the “caress of a sweetheart” or “sitting in his doorway chatting to his neighbours”. For Spencer himself the five years it took to complete the works was a means to “recover my lost self”. (

(Chloe Nahum, Ph D candidate at the University of Oxford)

Spencer, Stanley; Map-Reading; National Trust, Sandham Memorial Chapel; http://www.artuk.org/artworks/map-reading-220671

Lees en kijk:

https://artuk.org/discover/stories/sandham-memorial-chapel-stanley-spencers-visions-of-war

Spencer, Stanley; Ablutions; National Trust, Sandham Memorial Chapel; http://www.artuk.org/artworks/ablutions-220659
As a devout Christian, Spencer believed in a joyful day of resurrection. Everyone would be raised from the dead to receive judgement or glory. Here he depicts this taking place in the churchyard of Cookham, the Berkshire village where he lived. God and Christ watch as people emerge from their graves. Most of the white people are local friends or specific biblical figures. By contrast, Spencer represents the group of Black people at the centre of the painting in a generalising way. They are not based on people he knew, but on images he saw in National Geographic magazine.

Tate Gallery label, December 2022
The Resurrection, Cookham 1924-7 Sir Stanley Spencer 1891-1959 Presented by Lord Duveen 1927 (klik op onderschrift om te vergroten)

Die ‘wederopstanding’ bleef in zijn werk een geliefd thema. Graag vermeld ik hier ‘Resurrection, Re-Union’ (1945), Resurrection: Tidying (1945) en Resurrection: The Reunion of Families (1945) Stel je voor…

Spencer, Stanley; Resurrection, Re-Union; Aberdeen Art Gallery & Museums; http://www.artuk.org/artworks/resurrection-re-union-107918
The Resurection. Tidying 1945
The Resurection: The Reunion of Families 1945
The resurrection-waking up 1945

Het was een droom die ik onmiddellijk herkende. Als kind en jongen woonde ik dichtbij de grote, oude -toen nog gebruikte- begraafplaats, wandel- en speeldoel die door haar vertrouwdheid weinig angst inboezemde. Werd er in school over dat’ laatste oordeel’ verteld dan kon ik mij levendig de taferelen indenken die Stanley Spencer in zijn werk verbeeldde. Als ‘oudere jongen’ treft je nog steeds de tederheid die over de dood heen geliefde wezens met elkaar verbindt en begin je te begrijpen, als je je kleindochter met vriend over hun verwachtingen hoort vertellen, dat het ‘thuiskomen’ zich inderdaad langzamerhand voltrekt. al zal het dan zonder die zo mooi verbeelde uiterlijke aanwezigheid zijn. Om dat te illustreren vond ik nog een mooi werk.

Stanley Spencer. Neighbours, 1936. © the artist’s estate / Bridgeman Images. Courtesy Stanley Spencer Gallery, Cookham.
Rutger Kopland – Psalm

 
Dan zullen deze geluiden wind zijn,
als ze opstijgen uit hun plek, dan
zullen ze verwaaien, zijn ze wind.

 We hebben geademd en onze adem was
als zuchten van bomen om een huis,

 we hebben gepreveld en onze lippen
prevelden als een tuin in de regen,

 we hebben gesproken en onze stemmen
dwaalden als vogels boven een dak.

 Omdat wij onze naam wilden vinden.
Maar alleen de wind weet de plek.

 
Ga ergens in de stilte zitten. Gebruik indien mogelijk een groot scherm. Kijk dan naar dit ongelofelijk mooi werk en blijf op zoek gaan naar het mooie .
Natuurlijk is dit slechts een intro op een bepaald aspect van het werk van Stanley Spencer.  Er is nog veel te lezen en te kijken.  Zijn merkwaardig liefdesleven, zijn innigheid met het allergewoonste, zijn ontdekkingen,  zijn unieke portretten. De mystiek.
Marriage at Cana, Bride & Bridegroom, 1953

He said “…my desire to paint pictures is caused by my being unable or incapable of fulfilling my desires in life itself.”