Bij jou worden jaren tijd

Peder Severin Krøyer, Roses or The Artists Wife in the Garden, 1883, Skagens Museum, Skagen, Denmark.

Hij had zichzelf ook in de zetel naast haar kunnen zetten, maar die is leeg gebleven. Peder schildert dit tafereel -heeft het in feite al geschilderd- en de lege zetel moet daar een bewijs van zijn. Het is een mooie combinatie tussen de verleden en de voltooid verleden tijd. En ja, wij weten dat die rozen uit 1883 kortstondig bloeiden, het leven van de schilder net als het onze eindig is, maar elk ogenblik dat je dit prachtige doek bekijkt, mag je daar aan doen twijfelen.

De Deens-Noorse schilder Peder Severin Krøyer was een prominente figuur in de kunstenaarsgroep Skagen. Deze groep, beroemd aan het eind van de 19e eeuw, bestond uit Zweedse, Noorse en Deense kunstenaars. Deze kunstenaars waren gevestigd in het pittoreske Deense vissersdorpje Skagen en gebruikten stijlen die leken op die van de Franse impressionisten. Krøyer legt zijn in het wit geklede vrouw fijntjes vast terwijl ze een krant leest onder een bloesemboom in hun tuin in Skagen. 
eigen foto

Het is een te donkere dag om de tuin in te lopen, dus gebruik ik het gefilterde licht van de veranda om dit geheel toevallig tafereel op de tafel te fotograferen. (met op de achtergrond de uitgebluste roosjes van een verjaardag, een maand geleden nu.) En dan is er een heus stilleven van Adriaen Coorte, einde zeventiende eeuw, een condensatie daarvan, tijdloosheid gewaarborgd.

Een belangrijke leerling van d’Hondecoeter, Adriaen Coorte, maakt eind 17e eeuw heel bijzondere Caravaggio-achtige stillevens. Deze in Middelburg actieve schilder, schilderde met name fruit en groente tegen een vrijwel zwarte achtergrond waardoor hij unieke lichteffecten bereikte. Zijn werk is eeuwenlang in de vergetelheid geraakt, voordat hij rond 1950 werd herontdekt. (Kunstvensters 2015 Jeroen De Baaij)

Vasili Kandinsky, Grote studie, 1914, olieverf op doek, collectie Museum Boijmans Van Beuningen
Kandinsky wil intellect en emotie samenvoegen met vorm, lijn en kleur, en deze synthese tegelijkertijd bevrijden van elke objectief beschrijvende rol. 
Hij wordt daarmee de grondlegger van de abstracte kunst. 
‘Grote studie’ is een kenmerkend voorbeeld van zijn vroegere abstracte werk. Het is een luchtige werveling van kleuren, lijnen en vormen. Het expressieve handschrift is typerend voor Kandinsky's vroege abstracte werken. In later jaren gaat hij meer met geometrische vormen werken. (J.C. Ebbinge Wubben. conservator )

Kozan-JI, Myoe, mediterend
–
Als ik ben verdwenen
zul jij er nog zitten,
kleine mond gesloten,
ogen gesloten vol hemelse leegte,
je sandalen onder de boom.
–
Denk je aan iets
of aan niets, je zo dunne
handen gevouwen,
je lichaam geborgen
in het zwart
van je dracht.
–
Het snoer voor je gebed,
het kleine vat voor de wierook
hangen naast je aan een tak,
je hebt ze niet nodig,
je bent zelf het gebed.
–
Altijd als ik je zie,
is een seconde vervlogen.
Zo gaat het al eeuwen, bij jou
worden jaren van tijd.
Dezelfde twee vogels
te ver om te kennen,
de bomen die zachtjes bewegen,
steeds stiller ben je geworden,
–
wind, regen en sneeuw
zijn door de heuvels getrokken
terwijl jij er was en niet was.
Niets kan je beroeren
zo voor mijn ogen verloren
dat ik mij kan horen
vergaan.

Cees Nooteboom  Uit 'Zo worden jaren tijd' Gedichten - 2022-1955
Pieter Bruegel de Oude Philips Galle uitgever 1574 ‘De triomf van de tijd’ 30.4 cm x 21.2 cm
The Metropolitan Museum of Art

Triomf? Tempus omnia et singula consumens: de tijd verslindt alles en iedereen, of kiezen we voor de titel waarmee Cees Nooteboom een keuze uit al zijn gedichten heeft gemaakt? ‘Zo worden jaren tijd.’ Het is dan een scheppende tijd geworden, het bewaren van essenties die aan de dwingelandij van diezelfde tijd ontsnappen door zelf essenties van de tijd te worden? Essenties die we overleveren zoals we kostbare deugden als vriendschap en moed proberen door te geven? De jaren die je met elkaar hebt doorgebracht zijn tijd geworden, ja voorbij gegaan, maar blijvend in de vele kostbare herinneringen, ontmoetingen. De teruggevonden tijd om Proust te citeren, of wat daarvan aan kostbaars overblijft. De schilder sterft maar leeft in zijn schilderij, al is de zetel leeg, de schoonheid van de rozentijd, het zwijgend bij elkaar zitten terwijl het zachtjes avond wordt. Blijf bij ons, zeggen we, want het wordt donker.

Peder Severin Krøyer Marie, lezend in de tuin 1891

De hond is weg, het wordt avond. De zware geur van rozen. Weinig woorden waren nodig. Woorden in de stilte van je lectuur. Daarachter woorden van het voorbije. Woorden die je opzoeken. Een gevallen woord.

Gewoon een vermoeid woord was het,
-of het enkele weken mocht logeren
 in de stille hoeken van het huis –
er zijn als ik naar de rood verkleurende
wingerd keek achter in de tuin, of naast de kat
mocht slapen die zacht kreunend droomde,
vier witte voetjes bij elkaar, kussentjes als
uitstekende rustplaats voor een vermoeid woord.
Ook in het strijklicht van de late middag in de veranda
zou het zich ontrollen, zijn letters loslaten
in de spiegeling van het vijverwater op de zoldering.

Onuitgesproken kon het zijn klanken 
met de vroege avond laten vallen.
In het donker van mijn ogen slapen 
was veel gevraagd, maar het kon.

Van boeken bleef het ver vandaan,
het was maar een eenvoudig woord, zei het,
wars van literaire pretenties, 
maar niet zo simpel of zo slaafs als een lidwoord, 
wel te lui  voor dubbelzinnigheid.

Graag ontdaan van zijn betekenis zou het 
doorzichtig en onzichtbaar zijn, 
-ik dacht aan het volle maanlicht in het trappenhuis-
maar in haar sluimerslaap schrok de poes
toen het smartelijk om verloren letters riep.

Die nacht, in het donker van mijn ogen,
droomde ik zijn verlangen om bij het andere woord te zijn.
Met enkele krullen en wat streepjes meer
zou het van zijn woordblindheid genezen.
Een woordspeling hoefde niet, 
gewoon samen in het woordenboek wonen
zoals ‚gaandeweg’ of ‚pepermunt’.

We werden heel vroeg wakker,
droevig om elkaars tekort.
'On' en 'af', twee vermoeide woorden in een winternacht.

Wie ons verenigde, herkende wel
zijn eigen heimwee naar verloren letters en dies meer.

Onaf maar onafscheidelijk.

(Gmt Uit: ” Gevallen woorden”, enkele gedichten daaromtrent)

Marie Krøyer in the Garden at Skagen. 1892

Een beetje glans bij veel van ’t zelfde

eigen foto

In zijn fraai stevig gedocumenteerd boek ‘Echo’s echo’s, De kunst van de allusie, schrijft Paul Claes in de Proloog:

“In den beginne was het woord. Toen kwam de herhaling. De kinderen die hun ouders herhaalden, de vertellers die de verhalen van vroeger ophaalden, de schrijvers die de geschriften van de voorgangers aanhaalden.

De mythe is het woord van de oorsprong. Alleen in de herhaling blijft het bewaard, alleen in de verandering blijft het bestendig. Zonder herhaling is er geen mythe, zonder mythe geen begin. Daarom begint dit boek met een mythe, met de mythe van de herhaling zelf.

Poussin “Echo and Narcissus” 1625-1630

Er was eens een Griekse nimf. Telkens als Zeus een van haar vriendinnen opvrijde, leidde ze met haar praatjes de vrouw van de oppergod af. De godin Hera brak verbolgen haar stem, zodat de babbelaarster de woorden die tot haar gericht werden alleen nog kon herhalen. Toen werd de nimf verliefd op Narcissus. De knappe jongeman had geen oog voor haar. Zij kon enkel zijn afwijzingen nazeggen en vormde die om tot liefdesverklaringen. Narcissus werd verliefd op zijn spiegelbeeld in het water, wilde het omhelzen en verdronk. De nimf kwijnde weg en veranderde in een rots. Alleen haar stem bleef nog over. Ze kon alleen de woorden van anderen weergalmen. De nimf heette Echo. Haar woorden bereikten ons alleen als echo’s. Een van die echo’s is het verhaal zoals Ovidius dat in het derde boek van zijn Methamorphoses vertelt.

tekening van Harry Bliss

“De tragiek van de nimf Echo is die van alle sprekers, die van alle literatuur. Altijd en overal hebben dichters en vertellers andere dichters en vertellers herhaald. Dat kon niet anders, want als ze werkelijk origineel waren geweest, zou geen mens hen hebben begrepen. Het nieuwe is alleen te vatten als het door veel ouds is omringd. Zoals Narcissus is de literatuur op zichzelf verliefd. Het enige wat de literator kan doen, is de woorden die hij hoort tot eigen voordeel omvormen. Zoals Echo’s echo’s.”

(Paul Claes, Echo’s echo’s De kunst van de allusie Vantilt 2011)

eigen foto

Met die appel wordt de eeuwige echo van deze vrucht duidelijk, de appel van de appel, van de appel, enz. Net zoals wie wijzelf zijn, een mens van een mens, van een mens enz. De eeuwige herhaling als enige oplossing om de tijd te trotseren.

(...)
hij rimpelt en verkleurt,
het is een warme dag, niets grijpt om zich heen
en niets gebeurt
en een hand pakt hem op, draait hem rond
en gooit hem door het raam-
als hij zich zou kunnen verbazen zou die appel
zich verbazen en denken:
is dit nu ten einde raad,
of is dit nu de opperste verwarring?
De avond valt, wormen komen op hem af,
en hij zou denken:
als ik nog kon glanzen dan zou ik nu toch glanzen...
zijn laatste gedachte
zou dat zijn. 

(Toon Tellegen, Een langzame val  1991)
Eigen foto

Het herhalen en de moed om bij het einde te blijven glanzen, twee mooie ideeën in deze benadering van de zoektocht naar essenties. Intussen is de ‘appel-van-de-foto’ nog slechts een herinnering. Glans en smaak werden beiden zeer geapprecieerd.

Om alle Eva’s te troosten, de aanlokkelijke vrucht aan de boom van goed en kwaad die haar door de slang werd aangeboden bleek bij nader inzien geen appel. De ‘verboden vrucht’ kan het net zo goed een banaan, dadel, perzik, citroen of olijf zijn geweest. (In het oud-Engels werd het woord aeppel gebruikt als algemene benaming voor fruit.)

In teruggevonden werk van Griekse dichteres Sapho kunnen de appelplukkers de beste appel niet bereiken. Rond het teruggevonden fragment in het Grieks zijn heel wat vertaalpogingen ondernomen.

ΟΙΟΝ ΤΟ ΓΛΥΚΥΜΑΛΟΝ ΕΡΕΥΘΕΤΑΙ ΑΚΡΩΙ ΕΠ’ ΥΣΔΩΙ 
ΑΚΡΟΝ ΕΠ’ ΑΚΡΟΤΑΤΩΙ, ΛΕΛΑΘΟΝΤΟ ΔΕ ΜΑΛΟΔΡΟΠΗΕΣ 
ΟΥ ΜΑΝ ΕΚΛΕΛΑΘΟΝΤ’ ΑΛΛ’ ΟΥΚ ΕΔΥΝΑΝΤ’ ΕΠΙΚΕΣΘΑΙ

En dat klonk ongeveer als volgt:

oion to glukumalon ereuthetai akrooi ep’usdooi
akron ep’akrotatooi, lelathonto de malodropèes
ou maan eklelathont’, all’ouk edunant’ epikesthai.

Het fragment is tot zeventien keer in het Nederlands vertaald, van Herman Gorter, P.C. Boutens, tot en met Willem Wilmink

Zoals de appel rood wordt, hoog in de boom,
hoog aan de hoogste tak. Maar de plukkers vergaten,
nee, vergaten hem niet. Hij hing te hoog voor hen. 

Vlaams classicus Johan Boonen houdt het kort

In Ter memorie. Oudheid dichten en vertalen (Leuven: Garant, 1997) condenseert hij de twintig woorden van het origineel tot dertien woorden.

de appel – hoog aan de hoogste tak – de plukkers konden er niet bij

(en waar blijft de pointe Johan: ‘het-niet-vergeten’?)

Paul Claes, want van hem is het artikel in tijdschrift over vertalen ‘Filter’ jaargang 2013, ondernam ook een poging:

Het spijt me nu ook dat ikzelf Sappho’s homerische vergelijking niet in klassieke hexameters heb vertaald. Daarom stel ik u een nieuwe metrische vertaling voor: een ultieme poging om Sappho’s asymptoot te bereiken.

DE BRUID

Zoals de zomerappel hoog op een tak hangt te blozen,
hoog op de hoogste top door de appelplukkers vergeten,
nee, niet vergeten, maar onmogelijk om te bereiken…

De bijdrage is te lezen door hier te klikken:

https://www.tijdschrift-filter.nl/jaargangen/2013/201/de-appel-van-sappho-3-8/

Nog deze aanvulling uit eigen bibliotheek:

(In haar prachtig boek ‘Eros, the bittersweet’ wijdt de Canadese Anne Carson, internationaal erkend auteur en dichteres, een hoofdstukje aan dit onderwerp. Ik probeer haar Engelse versie mee te geven:

As a sweet apple turns red on a high branch,
high on the highest branch and the applepickers forgot-
well, no they didn't forgot-were no able to reach 
...

(LP, fr. 105a)  (Vertaling gevolgd door boeiend opstel in 'Eros, the bittersweet, Anne Carson Dalkey Archive Press Dublin 7de druk 2019)
eigen foto

Al van in mijn kinderjaren is de appel mij lief. Mijn eerste conflict met mijn vader was een appel-dieverij van een mooi in rijen gelegde collectie winterappels. Door er eentje weg te nemen ging de hele collectie aan het rollen en verscheen even later het gezinshoofd met de gevreesde uitroep: Wat gebeurt er hier allemaal? Een overbodige vraag maar mijn schuldige blik kon hem vermurwen. In mijn herinnering hebben we toen samen de ontsnapte appel gedeeld en opgegeten. De herinnering aan de boomgaarden in Sint Pieters Lille, beelden van zomers die nooit meer zijn na te maken. Net na het onweer in een verse oogstappel bijten, ja er bestond een paradijs. Nu nog eentje waar oudere kinderen van bijna tachtig weer mogen glanzen, net voor de nacht over de eeuwige boomgaard schuift.

Familie in de boomgaard Theo van Rysselberghe

Een paradijs hier en nu: August Macke(1887-1914)

Zelfportret 1906 August Macke

August Macke ziet geluk als leven in de kring van het gezin met zijn vrouw en twee zonen, en hij definieert kunst en leven als “vreugde brengen in de natuur”. Deze positieve instelling, vooral in Macke’s jaren in Bonn van 1911 tot 1913, krijgt een karakteristiek accent dat doorwerkt in zijn kunst. De beelden in Macke’s composities tonen variaties en veelzijdige voorstellingen van een aards paradijs. Zijn werken worden visioenen van een wereld in harmonie. En, als “liederen over schoonheid” (Macke), zijn het tegelijkertijd tegenconcepten die staan tegenover een tijdperk dat gekenmerkt wordt door technische innovatie en industrialisatie.

Zwei Frauen am Tisch (Two Women at a table)

Terwijl de grote Internationale Tentoonstellingen van de 19e eeuw in Parijs en Londen de Zuidzee en het Oosten aanwezen als verre oorden van verlangen, plaatst Macke zijn aardse paradijs in het hier en nu van de echte wereld. Alle turbulente, destructieve en negatieve elementen zijn verbannen. De tuin verschijnt als een plaats van ontspanning en comfort, als een aardse idylle. En net als zijn taferelen van geliefden en familie, worden ook de mensen en dieren in Macke’s dierentuinen weergegeven als een harmonieuze en oeroude eenheid. De vreedzame saamhorigheid van het echtpaar die in Macke’s schilderijen tot uiting komt, evenals hun wederzijdse zorg en respect, waren niet altijd te verwachten in de middenklasse van die tijd. Om de hechte band tussen het paar te typeren, introduceert hij hurkende figuren als een nieuwe vorm-vocabulaire ontleend aan het Oosten. In intieme scènes uit het dagelijks leven toont Macke ons de wereld van kinderen die op een natuurlijke en onbewuste manier in spel opgaan. De ouder-kind relatie wordt hier opnieuw gedefinieerd, in overeenstemming met een hervormde pedagogie die kinderen niet langer beschouwt als decoratieve accessoires.

(Museum August Macke Haus)

Mädchen unter Baumen 1914
Diese raumbildenden Energien der Farbe zu finden, statt sich mit einem toten Helldunkel zufrieden zu geben, das ist unser schönstes Ziel.
(August Macke 1913)
August Macke Spirit of the House, Still Life with Cat 1910
Das Kunstwerk ist ein Gleichnis der Natur, kein Abbild. [...] es ist der Gedanke, der selbständige Gedanke des Menschen, ein Gesang von der Schönheit der Dinge.
(August Macke 1913)

[...] das Rhythmische im Kunstwerk ist ein Gleichnis für das Rhythmische in der Natur selbst.
(August Macke 1913)
Kloostertuin

Macke liet zich graag beïnvloeden door andere kunstenaars. In het begin van zijn carrière was Paul Cézanne met zijn intense kleurgebruik zijn grote voorbeeld. Later Henri Matisse met zijn gebruik van  pure kleuren. Vervolgens raakte hij  zeer onder de indruk van Robert Delaunay die vergeleken met andere abstracte kunstenaars  uit die tijd  zoveel intenser met kleur omging. Macke had veel intense vriendschappen, ook internationaal. Op initiatief van Paul Klee en hun gezamenlijke vriend de Zwitser Louis Moillet ondernam Macke een drieweekse studiereis naar Tunesië, waar zij alle drie onvergetelijke aquarellen en tekeningen maakten.

(Lucie Th. Vermij)

Portrait of the artist’s wife Elisabeth Erdmann with a hat

Kubistische en futuristische stijlen openen nieuwe mogelijkheden
Industrialisatie en technische uitvindingen veranderen het uiterlijk van steden en het dagelijks leven van mensen. Rond 1911 zoekt Macke naar nieuwe artistieke middelen om deze transformatie visueel te documenteren. Hij vindt inspiratie bij de Franse en Italiaanse avant-garde: bij de kubisten en futuristen. Op een reis naar Parijs met kunstenaarsvriend Franz Marc ziet hij hun werk bij kunsthandelaren als Vollard. En ook werken van Georges Braque, Pablo Picasso en de futuristen zijn te zien in diverse kleine galerietentoonstellingen in Duitsland.

In zijn eigen tekeningen en schilderijen gebruikt Macke vervolgens stilistische middelen zoals het breken van objectvormen in afzonderlijke delen; vereenvoudiging van objecten tot lijnen; ritmische herhaling van vormen; en kleine, gehakte, geometrische fragmenten. Terwijl hij tegelijkertijd snelle, luidruchtige en pulserende hectiek laat zien, kan hij hiermee beweging illustreren als een bijna abstract patroon of als een omgeving die op zijn figuren lijkt in te storten. Talrijke one-man shows en deelnames aan tentoonstellingen in 1912 en 1913 tonen aan dat de ruimdenkende kunstwereld zijn werk verwelkomt. Maar Macke is gefrustreerd dat zijn werken niet verkopen: “Trouwens, met wat ik met schilderen verdien, zou het beter zijn om gewoon te blijven zitten en niets te doen.” (Text: Ina Ewers-Schultz Museum August Macke Haus)

Promenade
Ein Kunstwerk muss gut gelogene Natur sein, eine gut getroffene Auswahl, ein Spiegel der Empfindungen.
(August Macke um 1912)
Elisabeth, vrouw van de schilder

Wanneer Oostenrijk eind juli 1914, na de moord op de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger, de oorlog verklaart aan Servië, voelt Macke het einde van een tijdperk en de naderende breuk van zijn artistieke inspanningen. Er is geen ontkomen aan de onmiddellijke oproep voor het leger nadat het Duitse Rijk op 2 augustus 1914 de mobilisatie beveelt – Macke is een getrainde reservist in de rang van sergeant. Aanvankelijk is er een zekere mate van enthousiasme voelbaar – ondanks de hechte vriendschappen en banden met Franse en Russische collega-artiesten. De hoop bestaat dat de oorlog het vastgeroeste verleden wegveegt en eindelijk plaats maakt voor een nieuw begin. Maar na de eerste grote veldslag is Macke volledig gedesillusioneerd. Euforie gaat over in wanhoop gezien “de gruwel”.

Macke wordt gedood in Perthes-lès-Hurles in Champagne op 26 september 1914, slechts zeven weken na het uitbreken van de vijandelijkheden. Op de ezel in zijn atelier blijft een somber uitziend schilderij onvoltooid. Na de dood van Macke blijft Elisabeth achter met hun twee zoontjes. Ze heeft niet alleen de liefde van haar leven verloren, ze moet ook voor haar jonge gezin zorgen. Bovendien rust nu de last van het beheer van de artistieke nalatenschap van haar man op haar schouders. In een krachtige en ontroerende herdenking betreurt Macke’s vriend Franz Marc het onvervangbare verlies voor de Duitse kunst: “Met zijn dood is een van de meest veelbelovende en gedurfde ontwikkelingslijnen van onze Duitse kunst abrupt verbroken; niemand van ons is in staat deze voort te zetten.” Twee jaar later sneuvelt ook Franz Marc op het slagveld. (Text: Ina Ewers-Schultz)

Het laatste werk ‘Farewell’ nooit afgewerkt.

Intussen is Macke’s kunst zeer gewaardeerd en gewild als je de talrijke verkooppunten van copies en posters bekijkt bij zoekopdrachten. Begrijpen we elkaars kunsten-alfabet beter dan het alfabet waarmee we het oude ideaal van de machtigste-zijn beschrijven? Als huizen waarin wij wonen en dromen een doelwit zijn, hoe kun je het dan over schoonheid hebben, laat staan het mishandelde woord ‘vrede’ propageren?

August Macke, St. Mary’s with Houses and Chimney (Bonn), 1911, Kunstmuseum, Bonn, Germany.

Bezoek ook:

https://www.august-macke-haus.de/

Krieg ist von einer namenlosen Traurigkeit.
(August Macke 1913)
Dame in gruener Jacke

Kunstig in een plooi gelegd. (Artfully laid in a fold)

(eigen foto)

Op een zeteltje bij het haardvuur ligt het, schijnbaar achteloos gedrapeerd, haar leren jasje. Het ‘achteloos’ achterlaten kun je in de mannelijke vorm best als ‘neerkwakken’ omschrijven terwijl de vrouwelijke werkwijze inderdaad, hier proefondervindelijk bewezen, een onbewust ‘rangschikken’ verdient of beter nog als ‘spontaan structureren’ benoemd kan worden. Hangt een van de mouwen niet alleen loodrecht, ook het ritme van de kraagschikking zou je bijna muzikaal kunnen uittekenen terwijl de onderkant met een artistieke haarspeldbocht het monotone van de rechte lijn vervangt. Dit is wat in het Frans ‘travailler le textile’ mag heten of ‘het in plooien leggen’, een activiteit die in de schilderkunst voor de nodige problemen en ingenieuze oplossingen zorgde. Ik citeer uit ‘Fashion Trends’:

"Als we aan gordijnen denken, gaan we terug naar die epische tijden van de menselijke beschaving, waar rond 3000 voor Christus in het oude Egypte, sandalen of linnen de overheersende decoratie waren. Door de jaren heen slaagden de transcendentie van cultuur en verschillende technieken er echter in om de vrouwelijke figuur te katapulteren en te beeldhouwen."
Katsushika Hokusai, Zesendertig gezichten op de berg Fuji: De grote golf van Kanagawa, Tokyo National Museum &
Alena Akhmadullina, Ready-To-Wear voorjaar 2016.

Een heus familieportret, portret van de kunstenaar en zijn vrouw in een prieel van kamperfoelie, Isabella Brant samen met haar echtgenoot Rubens, brengt kunde en kunst samen.

Tussen het jasje op de zetel en het fraaie familieportret hierboven zou je een wereld van toegepaste compositie kunnen ontdekken, een avontuur hoe de werkelijkheid in haar plooi(en) valt of erin gedwongen wordt zoals je dat nog duidelijker kunt zien in een mooi portret van de broertjes Villiers, geschilderd door Antoon van Dyck in opdracht van de Engelse koning Charles I. Het waren zonen van de vermoorde hertog van Buckingham door Charles opgevoed als zijn eigen kinderen. Ze zijn fraai ingepakt, maar je ziet dat ze poseren, dat ze liefst zo vlug mogelijk willen gaan spelen en dat is de schilder niet ontgaan. Ze zijn in meerdere betekenissen ‘in de plooi’ gelegd maar blijven heuse kinderen.

Het leren jasje waarmee ik mijn verhaal begon kwam onverwacht weer ter sprake toen ik bij de firma Levi een iconische jas ontdekte gemaakt naar het leren jasje dat ooit eigendom was van Albert Einstein, jas die ze op een veiling hadden verworven.

Einstein zou het jasje zelfs  zo vaak gedragen hebben dat een collega uit Princeton, Leopold Infeld, in de jaren 1936-1938 in zijn autobiografie schreef: "Eén van mijn collega’s uit Princeton vroeg me: 'Als Einstein zijn roem haat en zijn privacy wil beschermen, waarom behoudt hij dan zijn lang haar, draagt hij een grappig leren jasje en geen sokken, bretellen of dassen?' Het antwoord is eenvoudig; hij wil zijn noden beperken en hierdoor zijn vrijheid vergroten. We zijn allemaal slaven van miljoenen dingen… Einstein wilde dat beperken tot het absolute minimum. Zijn lange haren zorgden er inderdaad voor dat hij minder naar de kapper moest, sokken hoeven niet per se gedragen te worden en die jas lost het jassenprobleem op voor vele jaren." 

(Infeld. Quest: An Autobiography. 1965, p.293).

In een speciale doos verpakt ging die jas in 2018 zo’n $1500 kosten. ‘In een plooi leggen’ heeft duidelijk meerdere betekenissen.

Ik heb 8 jaar voor Levi’s Vintage Clothing gewerkt en verschillende variaties van de jas gezien maar nooit eerder dit model. Alleen de jas al zien en bestuderen was enorm leuk. We zijn dan ook heel blij met de kopie ervan. We presenteren de jas in een speciale doos waarop Einstein de jas draagt terwijl hij zijn pijp rookt. Binnenin zit de jas gehuld in een folie samen met een reproductie van het 'Nummer 97' waarmee we de veiling wonnen, een foto van Einstein die de jas draagt en een klein flesje met de geur die we in samenwerking met DS & Durga gemaakt hebben, gebaseerd op de geur van de jas 

(Burley tabak, manuscripten in papyrus en vintage leer)", aldus Paul O’Neill, hoofd van design Levi’s Vintage Clothing.

Er was ook een van de eerste bundels kortverhalen van Cesare Pavese met dezelfde naam naar het Engels vertaald met als titel: ‘The Leather Jacket” nu alleen nog tweedehands te verkrijgen, een auteur waarin door de gruwel van de kampen een plooi was gelegd die de tijd nadien ten zeerste bemoeilijkte.

We wandelen op een avond langs de flank van een heuvel, 
in stilte. In de schaduw van de late schemering
is mijn neef een reus in het wit
die zich bedaard beweegt, gebronsd gezicht, 
zwijgzaam. Zwijgen is onze deugd.
Een voorouder van ons moet heel alleen zijn geweest
– een groot man tussen idioten of een arme dwaas – 
om zijn nazaten zoveel zwijgen te leren. 

Cesare Pavese 
Jopie Huisman Stilleven met leren jas

Een dichtbundel van Remco Campert droeg de sprekende naam ‘Ode aan mijn jas.’ Woordprentjes.

4 (in de wind)

soms is het maar een zuchtje
dat je even streelt
als je de hoek omslaat

dan weer een woedende storm
die tegen je opbokst
maar de hoek die je omslaat
blijft dezelfde

het gebouwde houdt stand
lang nadat ik en mijn omhulsel
zijn vergaan
8 (vorm)

poëzie te schrijven
die als een jas met je meegaat

ik haat je wel eens
altijd moet ik erop letten
dat ik je niet vergeet

soms lig je te wachten
in stoffige hoeken

door jou, omhulsel,
ondervind ik het leven
aan den lijve

ik groei in je vorm
waar ik steeds meer naar sta

(bron: Ode aan mijn jas/De Bezige Bij 1997)
Hangende jas in een donker interieur Gerrit Willem Dijsselhof (1876-1924)

En er is het verhaal van Jozef en zijn broers, het verhaal uit het Oude Testament, het verhaal dat Thomas Mann herschreef in, naar zijn eigen woorden, een mythologische roman. (in vier delen). Jozef, de lieveling van zijn vader die hem een prachtige jas schenkt als teken van zijn liefde. Hoe de jaloerse broers hem aan een slavenhandelaar verkopen en de jas met bloed besmeuren zodat zijn vader denkt dat hij door een wild dier is verscheurd. Intussen echter… Te lezen in Genesis 37:32. Diego Velázquez schilderde de thuiskomst van de broers terwijl hij door Italië reisde. (1629-1631)

A Coat
William Butler Yeats

I made my song a coat 
Covered with embroideries 
Out of old mythologies 
From heel to throat; 
But the fools caught it, 
Wore it in the world’s eyes 
As though they’d wrought it. 
Song, let them take it
For there’s more enterprise 
In walking naked.
The Coat II Philip Guston
The Coat II is perhaps a bodiless and headless self-portrait. The language of Guston—worn out soles of shoes, fleshy pinks, and metallic greys—are at play in this work. This painting is part of a 1977 series “coat” paintings, and a later set of coat lithographs on the same subject.

‘A shifting otherness’,

David Smith Hudson River Landscape, 1951 (Welded painted steel and stainless steel) (126.8 x 187.3 x 42.1 cm)

Het begrip ‘shifting otherness‘ komt uit een mooi vers van George Eliot, pen-name van Mary Ann Evans. ‘I Grant You Ample Leave’

Mary Ann Evans, known better by her pen name George Eliot, was born on November 22, 1819, in Nuneaton, Warwickshire, England. She is best remembered for her novel Middlemarch (William Blackwood and Sons, 1871), regarded as one of the most important literary works of the Victorian era. She died on December 22, 1880. (Poem a day)

Ik las het op een donkere zondagmiddag als ‘gids’ voor een kleine denk-dwaal-wandeling die bij het mooie werk van de Amerikaanse beeldhouwer David Smith (1906-1955) begonnen was. Vast besloten niet te veel over beide levens van deze boeiende mensen uit te weiden liet ik me gewoon leiden door beelden en ideeën die dergelijke associaties kunnen oproepen.

David Smith (1906–1965), Zig III, 1961 (detail). Painted steel, 93 x 124 x 61 inches (236.2 x 315.0 x 154.9 cm). The Estate of David Smith, New York; courtesy Gagosian Gallery. © The Estate of David Smith/VAGA, New York. Photograph by Jerry L. Thompson
I Grant You Ample Leave
George Eliot

                              “I grant you ample leave 
To use the hoary formula ‘I am’ 
Naming the emptiness where thought is not; 
But fill the void with definition, ‘I’ 
Will be no more a datum than the words 
You link false inference with, the ‘Since’ & ‘so’ 
That, true or not, make up the atom-whirl. 
Resolve your ‘Ego,’ it is all one web 
With vibrant ether clotted into worlds: 
Your subject, self, or self-assertive ‘I’ 
Turns nought but object, melts to molecules, 
Is stripped from naked Being with the rest 
Of those rag-garments named the Universe. 
Or if, in strife to keep your ‘Ego’ strong 
You make it weaver of the etherial light, 
Space, motion, solids & the dream of Time— 
Why, still ’tis Being looking from the dark, 
The core, the centre of your consciousness, 
That notes your bubble-world: sense, pleasure, pain, 
What are they but a shifting otherness, 
Phantasmal flux of moments?—”



Ik geef je ruimschoots toestemming
George Eliot

                       "Ik geef je ruimschoots toestemming 
Om de oude formule 'Ik ben' te gebruiken
om de leegte te benoemen waar gedachte niet is; 
Maar vul de leegte met definitie, 'ik'
Zal niet meer een datum zijn dan de woorden 
Waarmee je valse conclusies verbindt, de 'Sinds' & 'dus'. 
die, waar of niet, de atoom-wervel verzinnen. 
Los je 'Ego' op, het is allemaal één web
Met levendige ether samengeklonterd in werelden: 
Je onderwerp, zelf, of zelf-assertieve 'ik'
Wordt niets anders dan een object, smelt tot moleculen, 
Wordt ontdaan van het naakte Zijn met de rest 
Van die voddenkleding genaamd het Universum. 
Of als, in strijd om je 'Ego' sterk te houden
Maak je het wever van het etherisch licht, 
Ruimte, beweging, vaste stoffen & de droom van Tijd-
Waarom, nog steeds  is het Zijn kijkend vanuit het donker, 
De kern, het centrum van je bewustzijn, 
Dat jouw bubbel-wereld noteert: gevoel, plezier, pijn, 
Wat zijn ze anders dan een verschuivend anders zijn,
Fantasie-stroom van momenten?-"

Saw Head, 1933. Iron and bronze, painted. Estate of David Smith, courtesy Tate, London “Cubes and Anarchy” LACMA
Stella Pratt-Smith, assistant professor of English at Fort Hays State University, contra Paris’s belief that the poem is simply a monologue, writes, “Comprised of a mere twenty-one lines of blank verse, ‘I Grant You Ample Leave’ is an expert contraction—a distillation, even—of the powerful realism, science and philosophy that features throughout Eliot’s novels. It is more singularly introspective than many of her other works; the focus appears to be on Eliot’s own mind, rather than the activities and thoughts of fictional characters, which makes it unusually intimate, immediate and personal. At the same time, it is also keenly scientific in its intent. [. . .] [T]he poem displays her impatience with equating brain activity too easily with the unknowns of the self, in the absence of more convenient or available explanations.” (poem-a-day )




Stella Pratt-Smith, assistent-professor Engels aan de Fort Hays State University, contra Paris' overtuiging dat het gedicht gewoon een monoloog is, schrijft: "Bestaande uit slechts eenentwintig regels blank vers is 'I Grant You Ample Leave' een deskundige samentrekking - een distillatie zelfs - van het krachtige realisme, de wetenschap en de filosofie die in Eliot's romans terugkomen. Het is meer in zichzelf gekeerd dan veel van haar andere werken; de nadruk lijkt te liggen op Eliot's eigen geest in plaats van op de activiteiten en gedachten van fictieve personages, wat het ongewoon intiem, direct en persoonlijk maakt. Tegelijkertijd is het ook zeer wetenschappelijk van opzet. Het gedicht toont haar ongeduld om hersenactiviteit te gemakkelijk gelijk te stellen met de onbekendheden van het zelf, bij gebrek aan meer geschikte of beschikbare verklaringen."

Dat ‘verschuivende anders-zijn-worden’, hoe het zowel bij de schrijfster als bij de beeldhouwer de zoektocht bepaalt. Wat je gewend bent, verschuif je of wordt in je leven voortdurend verschoven.

“Sometimes when I start a sculpture I begin with only a realized part; the rest is travel to be unfolded, much in the order of a dream.”
— David Smith

'De taal is slechts licht, dat breekt op het oppervlak van de diepte van het ongesprokene.'
Speech is but broken light upon the depth of the unspoken. 
-George Eliot alias Mary Anne Evans
Bron: Impressions of Theophrastus Such (1879)
“Er komt een verkiezing aan. Men heeft de universele vrede uitgeroepen en de vossen hebben er oprecht belang bij het leven van het pluimvee te verlengen.”

Origineel: “An election is coming. Universal peace is declared, and the foxes have a sincere interest in prolonging the lives of the poultry.”
Bron: Felix Holt, the Radical (1866)

“George Eliot of Mary Anne Evans (22/11/1819 – 22/12/1880) leefde openlijk samen met een getrouwde man, sprak behalve Frans en Duits ook Latijn, Grieks en Hebreeuws; ze vertaalde de Ethica van Spinoza; en was redacteur van het huisblad van de Philosophical Radicals voor ze op haar 40ste romans begon te schrijven: o.m. Daniel Deronda, The Mill on the Floss en Middlemarch. Boeken waarin ze via haar personages onderzocht hoe we een goed leven kunnen leiden zonder God. De mensen in haar boeken vergissen zich, spiegelen zichzelf iets voor, weten niet wat hun motiveert, en botsen zacht of onzacht tegen de werkelijkheid aan. George Eliot schreef romans vol begrip voor het menselijk gestuntel. Zijn de existentiële vragen die ze in haar verhalen gooide, nog van toepassing op ons, 21ste eeuwers?” (Kaat Wils)

Beluister een boeiende podcast bij Klara:

https://klara.be/lees/george

First Editions of George Eliot’s books

Het verschuivende ‘anders-worden’ was een vertrekpunt om twee bijzondere mensen te benaderen in de hoop dat de lezer(es), net zoals de auteur dat deed, op zoek gaat naar leven en werk van deze twee kunstenaars. Of hoe een vers en enkele foto’s je nieuwsgierig kunnen maken en je de donkere zondag met het licht van merkwaardige mensen uit verschillende tijden kunt vullen. En zoals George Eliot schrijft ‘Our thoughts are often worse than we are‘, kunnen zij gelukkig ook vele andere kanten uitgaan en ons troosten met woord en werk van zieners(essen) zoals gezegd in deze quote van George Eliot:

“In onszelf bevinden zich grote delen onontdekt land.”
 “There is a great deal of unmapped country within us.”
(bron: Daniel Deronda (1876) Book 3, Ch. 24)
Bolton Landing private property vanuit huis en art studios NY
My father put his sculptures in our fields so that he could look at each work in relation to the natural world of the mountains and sky and also to its fellow sculptures. Again and again, he referred to his "work stream"; each work of art being as a vessel filled from the stream while never wholly separate. I understand his term to mean the flow of his identity made physically manifest--the process by which images and ideas from decades or days before inform a work in progress or yet to be made. David Smith's fields as a place for the dialogue between sculptures evolved from his creative process, from an interplay between nature and the artist's own nature. The artist's identity makes its mark as a stream carves its channel into a mountainside.  

- Candida Smith (daughter)

Bezoek ook:

https://www.galleriesnow.net/shows/david-smith-four-sculptures/

Primo Piano I
Virginia Woolf : “Als we ons alles wat George Eliot aandurfde en bereikte voor de geest halen, hoe ze alle obstakels als sekse en conventie, omzette in meer kennis en meer vrijheid, moeten we alle mogelijke laurier- en rozenkransen op haar graf leggen.”