
In zijn fraai stevig gedocumenteerd boek ‘Echo’s echo’s, De kunst van de allusie, schrijft Paul Claes in de Proloog:
“In den beginne was het woord. Toen kwam de herhaling. De kinderen die hun ouders herhaalden, de vertellers die de verhalen van vroeger ophaalden, de schrijvers die de geschriften van de voorgangers aanhaalden.
De mythe is het woord van de oorsprong. Alleen in de herhaling blijft het bewaard, alleen in de verandering blijft het bestendig. Zonder herhaling is er geen mythe, zonder mythe geen begin. Daarom begint dit boek met een mythe, met de mythe van de herhaling zelf.

Er was eens een Griekse nimf. Telkens als Zeus een van haar vriendinnen opvrijde, leidde ze met haar praatjes de vrouw van de oppergod af. De godin Hera brak verbolgen haar stem, zodat de babbelaarster de woorden die tot haar gericht werden alleen nog kon herhalen. Toen werd de nimf verliefd op Narcissus. De knappe jongeman had geen oog voor haar. Zij kon enkel zijn afwijzingen nazeggen en vormde die om tot liefdesverklaringen. Narcissus werd verliefd op zijn spiegelbeeld in het water, wilde het omhelzen en verdronk. De nimf kwijnde weg en veranderde in een rots. Alleen haar stem bleef nog over. Ze kon alleen de woorden van anderen weergalmen. De nimf heette Echo. Haar woorden bereikten ons alleen als echo’s. Een van die echo’s is het verhaal zoals Ovidius dat in het derde boek van zijn Methamorphoses vertelt.

“De tragiek van de nimf Echo is die van alle sprekers, die van alle literatuur. Altijd en overal hebben dichters en vertellers andere dichters en vertellers herhaald. Dat kon niet anders, want als ze werkelijk origineel waren geweest, zou geen mens hen hebben begrepen. Het nieuwe is alleen te vatten als het door veel ouds is omringd. Zoals Narcissus is de literatuur op zichzelf verliefd. Het enige wat de literator kan doen, is de woorden die hij hoort tot eigen voordeel omvormen. Zoals Echo’s echo’s.”
(Paul Claes, Echo’s echo’s De kunst van de allusie Vantilt 2011)

Met die appel wordt de eeuwige echo van deze vrucht duidelijk, de appel van de appel, van de appel, enz. Net zoals wie wijzelf zijn, een mens van een mens, van een mens enz. De eeuwige herhaling als enige oplossing om de tijd te trotseren.
(...) hij rimpelt en verkleurt, het is een warme dag, niets grijpt om zich heen en niets gebeurt en een hand pakt hem op, draait hem rond en gooit hem door het raam- als hij zich zou kunnen verbazen zou die appel zich verbazen en denken: is dit nu ten einde raad, of is dit nu de opperste verwarring? De avond valt, wormen komen op hem af, en hij zou denken: als ik nog kon glanzen dan zou ik nu toch glanzen... zijn laatste gedachte zou dat zijn. (Toon Tellegen, Een langzame val 1991)

Het herhalen en de moed om bij het einde te blijven glanzen, twee mooie ideeën in deze benadering van de zoektocht naar essenties. Intussen is de ‘appel-van-de-foto’ nog slechts een herinnering. Glans en smaak werden beiden zeer geapprecieerd.
Om alle Eva’s te troosten, de aanlokkelijke vrucht aan de boom van goed en kwaad die haar door de slang werd aangeboden bleek bij nader inzien geen appel. De ‘verboden vrucht’ kan het net zo goed een banaan, dadel, perzik, citroen of olijf zijn geweest. (In het oud-Engels werd het woord aeppel gebruikt als algemene benaming voor fruit.)
In teruggevonden werk van Griekse dichteres Sapho kunnen de appelplukkers de beste appel niet bereiken. Rond het teruggevonden fragment in het Grieks zijn heel wat vertaalpogingen ondernomen.
ΟΙΟΝ ΤΟ ΓΛΥΚΥΜΑΛΟΝ ΕΡΕΥΘΕΤΑΙ ΑΚΡΩΙ ΕΠ’ ΥΣΔΩΙ ΑΚΡΟΝ ΕΠ’ ΑΚΡΟΤΑΤΩΙ, ΛΕΛΑΘΟΝΤΟ ΔΕ ΜΑΛΟΔΡΟΠΗΕΣ ΟΥ ΜΑΝ ΕΚΛΕΛΑΘΟΝΤ’ ΑΛΛ’ ΟΥΚ ΕΔΥΝΑΝΤ’ ΕΠΙΚΕΣΘΑΙ
En dat klonk ongeveer als volgt:
oion to glukumalon ereuthetai akrooi ep’usdooi
akron ep’akrotatooi, lelathonto de malodropèes
ou maan eklelathont’, all’ouk edunant’ epikesthai.
Het fragment is tot zeventien keer in het Nederlands vertaald, van Herman Gorter, P.C. Boutens, tot en met Willem Wilmink
Zoals de appel rood wordt, hoog in de boom,
hoog aan de hoogste tak. Maar de plukkers vergaten,
nee, vergaten hem niet. Hij hing te hoog voor hen.
Vlaams classicus Johan Boonen houdt het kort
In Ter memorie. Oudheid dichten en vertalen (Leuven: Garant, 1997) condenseert hij de twintig woorden van het origineel tot dertien woorden.
de appel – hoog aan de hoogste tak – de plukkers konden er niet bij
(en waar blijft de pointe Johan: ‘het-niet-vergeten’?)
Paul Claes, want van hem is het artikel in tijdschrift over vertalen ‘Filter’ jaargang 2013, ondernam ook een poging:
Het spijt me nu ook dat ikzelf Sappho’s homerische vergelijking niet in klassieke hexameters heb vertaald. Daarom stel ik u een nieuwe metrische vertaling voor: een ultieme poging om Sappho’s asymptoot te bereiken.
DE BRUID
Zoals de zomerappel hoog op een tak hangt te blozen,
hoog op de hoogste top door de appelplukkers vergeten,
nee, niet vergeten, maar onmogelijk om te bereiken…
De bijdrage is te lezen door hier te klikken:
https://www.tijdschrift-filter.nl/jaargangen/2013/201/de-appel-van-sappho-3-8/
Nog deze aanvulling uit eigen bibliotheek:
(In haar prachtig boek ‘Eros, the bittersweet’ wijdt de Canadese Anne Carson, internationaal erkend auteur en dichteres, een hoofdstukje aan dit onderwerp. Ik probeer haar Engelse versie mee te geven:
As a sweet apple turns red on a high branch, high on the highest branch and the applepickers forgot- well, no they didn't forgot-were no able to reach ... (LP, fr. 105a) (Vertaling gevolgd door boeiend opstel in 'Eros, the bittersweet, Anne Carson Dalkey Archive Press Dublin 7de druk 2019)

Al van in mijn kinderjaren is de appel mij lief. Mijn eerste conflict met mijn vader was een appel-dieverij van een mooi in rijen gelegde collectie winterappels. Door er eentje weg te nemen ging de hele collectie aan het rollen en verscheen even later het gezinshoofd met de gevreesde uitroep: Wat gebeurt er hier allemaal? Een overbodige vraag maar mijn schuldige blik kon hem vermurwen. In mijn herinnering hebben we toen samen de ontsnapte appel gedeeld en opgegeten. De herinnering aan de boomgaarden in Sint Pieters Lille, beelden van zomers die nooit meer zijn na te maken. Net na het onweer in een verse oogstappel bijten, ja er bestond een paradijs. Nu nog eentje waar oudere kinderen van bijna tachtig weer mogen glanzen, net voor de nacht over de eeuwige boomgaard schuift.
