Pinksterlicht in donkere tijden (2023)

Peter Lindberg (1944-2019) Amber Valetta NY 1993
De Geest waait waar hij wil
en staat nooit stil.
Nu eens bij u, dan bij een ander.
Waarom bezien wij zo elkander?
Zie, wat bij u is, is bij mij.
’t Komt uit hetzelfde klaar getij,
gelijk de waatren van de beken
zich voeden aan dezelfden stroom
of uit dezelfde bronne breken.
Wij zijn de takken van één boom,
van ’t zelfde huis de gangen,
de aders van het eendre bloed.
En of de geest met vlam en zangen
bij u nu, dan bij mij verwijlt,
of weer verterend naar een ander ijlt,
Hij is in ons! In ons! Zo is het goed!
En laat ons zwijgen en verlangen.

uit ‘Adagio’ van Felix Timmermans
Constant Montald, De bron der inspiratie (1907)

‘Het is in dezelfde geest,’ dat gezegde herkennen we. En met de woorden van dichter Martinus Nijhoff in de Awater-cyclus: ‘Elk woord vernieuwt de stilte die het breekt.’

Praat je over ‘de geest’, ‘iets voor de geest halen’, dan heb je onmiddellijk stilte nodig om betekenis(sen) naar boven te laten komen, bewust te worden van de inhoud. Die kan allerlei kanten uitwaaieren tot je denkt essentie(s) ervan te kunnen thuisbrengen. Dat gebeurt soms met woorden. Woorden gebruiken veel leegte (stilte) waarin hun inhoud kan wortelen tot je denkt dat een uitgegroeide betekenis er zich in kan verschuilen. Het kan ook of tegelijkertijd met beelden. Net zoals een woord, -of met een woord- kunnen ze zichtbaar worden. De geest waait waar hij wil. Hij kan de tijd nemen of als een blikseminslag helderheid verschaffen.

De betekenissen van het begrip ‘geest’ vullen makkelijk enkele pagina’s. Kijk bij ‘Het Nederlandse Woordenboek’. Dat is een aardige methode om het begrip te verbreden.

https://www.woorden.org/woord/geest

‘In het algemeen is de geest de essentie, het wezenlijke van iets. Het concept dat de dingen niet alleen zijn zoals ze zich aan eenieder presenteren, maar daarnaast een diepere, wezenlijke kern hebben, is in veel gedachtegoed terug te vinden. In sommige betekenissen is het begrip verwant aan het begrip ziel.’ (wikipedia)

Museum van de Geest Haarlem NL

Een apotheker van wacht, een kortverhaal

‘U wilt iets voor de geest halen,’ zei de apotheker. ‘Waar had u aan gedacht?’
De man schudde het hoofd.
‘Dat is nu net mijn probleem. Ik kan mij niets meer voor de geest halen.’
‘Herinneringen, toekomstplannen, een avond in Wenen, of mag het ook iets persoonlijker zijn?’
‘Liefst iets heel gewoon.’
‘De liedjes die je moeder zong toen je nog een kind was?’
De bezoeker herhaalde zachtjes het voorstel, sloot even de ogen en schudde het hoofd.
‘Dat zijn herinneringen. Gevaar voor verslaving, zei de dokter, niet?’
‘Bwah,’ antwoordde de apotheker.
‘Ik denk niet dat ze ooit ook maar één liedje heeft gezongen. Stel dat ik het mij voor de geest kon halen…’
‘Het werkt kalmerend, maar bij te veel herhaling kun je niet meer zonder en bij elke moeilijke situatie hoor je een moederlijke stem, ja.’
’Ik probeer wel eens iets met “vergezichten”, wat denkt u?’
‘Uitstekend!’
‘Maar bij elke poging was het mistig of zwaar bewolkt.’
‘Met een beetje training kunt u denken aan wegduwen of wegblazen en…’
‘Ze scheurden open. Een maand lang zag en hoorde ik zware regenval bij elke poging mij ‘de verte’ voor de geest te halen.’
‘Een museum bezoeken, aandachtig de kunstwerken bekijken en bij thuiskomst of voor het slapen gaan probeert u één of twee doeken…’
‘Ik zag alleen maar de nieuwe witte vloeren. Eindeloze witte vloeren.’
‘Dan is er natuurlijk nog ‘de’ oplossing. Maar -en ik zeg ‘maar’- die is niet voor iedereen.
‘Rijk ben ik niet.’
‘Het is geen kwestie van geld. U moet namelijk iets terugdoen.’
‘Ik ben geen handige Harry maar een stevige klus kan ik wel aan.’
De apotheker glimlachte.
‘Volg mij maar naar mijn ‘labo’.

Achter de rekken en werktafel hing een grote reproductie van een voor velen bekend schilderij.

Bruegel de Oudere Klik op deze tekst om te vergroten

‘Dit is een kunstwerk dat u waarschijnlijk bekend voorkomt.’
‘Zo heeft Bruegel er drie gemaakt. De toren van Babel.’ Een bijbels thema.’
‘De juiste naam bleef tot op de dag van vandaag verborgen. Dit is de Toren van ‘Fabel’. De toren van de honderdduizend en een mogelijke fabels die de mens zich voor de geest kan halen. In het bijbelverhaal wordt de opbouw gestaakt omdat arbeiders en architecten elkaar niet zouden begrijpen door spraakverwarring. Maar net die duizend en een verschillende talen zochten naar een broedplaats. Is er slechts één verhaal dan weet je dat zo’n verhaal het verhaal van de alleenheerser zal zijn. Je kunt hem links-onder zien aankomen terwijl arbeiders zich angstig plat op grond gooien om dat zogenaamde respect te tonen. Pieter Bruegel de Oudere was niet de lolbroek die velen van hem hebben gemaakt. Hij was een kunstenaar die via de dingen van alledag zijn boodschappen van zelfstandig en onafhankelijk denker wilde doorgeven. En met een figuur als Alva kon je beter voorzichtig zijn met wat je voor de geesten van de burgers op je doeken borstelde. Zijn laatste schilderij was ‘de ekster en de galg’. Er werd niet gespot met roddelaars en verklikkers.
Kijk naar de toren. Hij is volop in opbouw terwijl het verhaal net zijn vernietiging zou voorop stellen. Maar zoals elk verhaal dat nog niet verteld is bestaat ook hier het geheel uit stukken en brokken. Voor wie weet echter zie je dadelijk dat er ondanks ‘puin’ volop wordt bijgebouwd. Plaats voor ontelbare kunstenaars met hun eigen fabels. De Toren van Fabel. Nooit zullen zij uitverteld zijn tenzij hij door brutale heersers zou opgeblazen worden en dan nog zullen zij een ondergrondse toren uitgraven totdat de heerser verdwenen is en zij opnieuw de lucht in kunnen. Wat denk je?’
‘Ik voel verhalen die ingeslapen waren wakker worden. Ze geeuwen, rekken zich uit en kijken mij aan. Waarop wacht je zeggen zij.’
‘Inderdaad, waarop wacht je?’


De Toren van Fabel is beetje bij beetje mijn thuis geworden.  Te midden van de honderdduizenden uit de vier windstreken.  Helaas zijn de heersers nog steeds op pad.  Zij willen telkens weer deze zondige toren en zijn bewoners vernietigen.  De Toren van Fabel.  Te bezoeken via elke bibliotheek en langs het scherm.  

Pieter Bruegel de Oudere ‘De ekster en de galg’

Over ‘de vurige tongen’ en aanverwanten in en rond het Pinksterfeest werd in dit blog al menig keer geschreven. Zie ‘de vurige tongen’ en 5 volgenden. Natuurlijk is het ontwerp van ‘Spiritus’ ook te bekijken.

The return home (1873) George Elgar Hicks (1824-1914).

Je duidt de tijd aan, 1824-1914 en met de wetenschap dat de schilder de negentig heeft gehaald, acht kinderen had en vooral portretten schilderde, treft je dit innige doek dat je dadelijk met een groot aantal foto’s uit de collecties van gezinnen met grut met dit onderwerp kunt vergelijken. Vervang koets door achterbank van de auto, herinner je de terugkeer na een prachtige dag van feesten en elkaar terugzien en je kijkt via de spiegel naar de slapenden terwijl je met de liefste de dag en zijn genodigden overloopt. ‘The return home’. Het verleden en heden in een gelijkaardige geest (atmosfeer) met elkaar verbonden. De troost dat de schilder stierf één maand voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog is misschien een detail maar vertelt ook dat de kinderen van dit tafereel intussen 41 jaar ouder waren.

Merkwaardig was wel dat hij oog had voor de alledaagse dingen die toenmalige kunstenaars voorbijliepen en als ‘onbelangrijk’ bestempelden. Kijk naar dit doek uit 1860: ‘The General Post Office. One minute to 6′

The General Post Office. One minute to 6′ Klik hier om te vergroten

Je hebt wel even tijd nodig om de bijna 50 figuranten te bekijken die om één minuut voor zes zijn samengestroomd om over één minuutje het postkantoor binnen te vallen. Een uitzonderlijke observatie voor die tijd die echter ook wel eens aan de onze herinnert.

Pinksteren in gedachten terwijl de Olijfberg nog dagelijks beklommen wordt

and Jesus ascended at the Mount of Olives
in the city of Bucha, in the city of Irpin,
in the town of Hostomel, in the village of Motyzhyn
in the town of Borodianka
in the city of Chernihiv, in the city of Kharkiv,
in the long-suffering city of Mariupol
and prayed to the Father–
let this cup stop with me,

crucified on a bodily cross
on an unidentified mortal’s body
2022 the year of our Lord
in a soulless world

heaven and earth walk on by


Halyna Kruk Oekraine translated, from the Ukrainian, by Amelia Glaser and Yuliya Ilchuk
en Jezus steeg op bij de Olijfberg...
in de stad Bucha, in de stad Irpin,
in de stad Hostomel, in het dorp Motyzhyn...
in de stad Borodianka
in de stad Chernihiv, in de stad Kharkiv,
in de lankmoedige stad Mariupol...
en bad tot de Vader-
laat deze beker bij mij ophouden,

gekruisigd aan een lijfelijk kruis
op het lichaam van een ongeïdentificeerde sterveling...
2022 het jaar van onze Heer
in een zielloze wereld

hemel en aarde lopen voorbij

…always coming or going home

blauwe regen-stam –eigen foto Gmt–
Please bring strange things. 
Please come bringing new things. 
Let very old things come into your hands. 
Let what you do not know come into your eyes. 
Let desert sand harden your feet. 
Let the arch of your feet be the mountains. 
Let the paths of your fingertips be your maps 
and the ways you go be the lines on your palms. 
Let there be deep snow in your inbreathing 
and your outbreath be the shining of ice. 
May your mouth contain the shapes of strange words. 
May you smell food cooking you have not eaten. 
May the spring of a foreign river be your navel. 
May your soul be at home where there are no houses. 
Walk carefully, well-loved one, 
walk mindfully, well-loved one, 
walk fearlessly, well-loved one. 
Return with us, return to us, 
be always coming home.

Ursula K LeGuin
Breng alsjeblieft vreemde dingen mee. 
Kom alsjeblieft met nieuwe dingen. 
Laat hele oude dingen in jullie handen komen. 
Laat wat je niet kent in je ogen komen. 
Laat woestijnzand je voeten verharden. 
Laat de boog van je voeten de bergen zijn. 
Laat de paden van je vingertoppen je kaarten zijn... 
en de wegen die je gaat zijn de lijnen op je handpalmen. 
Laat er diepe sneeuw zijn als je inademt
en je uitademen de glans van ijs. 
Mag je mond de vormen van vreemde woorden bevatten. 
Mag je eten ruiken dat aan het koken is dat je niet hebt gegeten.
Mag de bron van een vreemde rivier je navel zijn. 
Mag je ziel thuis zijn waar geen huizen zijn. 
Loop voorzichtig, geliefde, 
loop bedachtzaam, geliefde, 
loop onbevreesd, geliefde. 
Keer terug met ons, keer terug naar ons, 
kom altijd naar huis.
Ursula Kroeber Le Guin (1929–2018) was a celebrated and beloved author of 21 novels, 11 volumes of short stories, four collections of essays, 12 children’s books, six volumes of poetry, and four books of translation. The breadth and imagination of her work earned her five Nebulas and five Hugos, along with the PEN/Malamud and many other awards. In 2014 she was awarded the National Book Foundation Medal for Distinguished Contribution to American Letters, and in 2016 joined the short list of authors to be published in their lifetimes by the Library of America.
N.C. Wyeth, The Homecoming, 1945

Het jaartal onder dit werk van N.C. Wyeth vertelt meteen vanwaar het personage op het schilderij terugkomt. Odysseus ten voeten uit, tot en met de hond die hem herkent. Het gedicht van de Amerikaanse dichteres Ursula Le Guin ‘Please bring strange things’ beschrijft eerder het tegenovergestelde: een vertrek. Wensen voor een lange reis die eindigt met: ‘Keer terug met ons, keer terug naar ons, kom altijd naar huis.’ De reis naar thuis waar geen huizen zijn, mag daar je ziel thuis zijn. Het op weg zijn zonder de uiteindelijke beloning van de thuiskomst. Wellicht omdat het op weg zijn volop thuiskomen is.

Weggaan

Weggaan is iets anders
dan het huis uitsluipen
zacht de deur dichttrekken
achter je bestaan en niet
terugkeren.  Je blijft
iemand op wie wordt gewacht.

Weggaan kun je beschrijven als
een soort van blijven. Niemand
wacht want je bent er nog.
Niemand neemt afscheid
want je gaat niet weg.

Rutger Kopland | 
uit de bundel Geluk is gevaarlijk,
Vincent van Gogh, Bloeiende kastanjetakken, 1890 (olieverf op doek, 73×92 cm.) Collectie Emil Bührle, langdurig bruikleen aan Kunsthaus Zürich.
„Aan het eind van zijn verblijf in de inrichting van Saint-Rémy ging Van Gogh bloemstillevens schilderen. Commerciëlere doeken, die zouden verkopen, hoopte hij. Een paar dagen na aankomst in Auvers pakte hij het bloemmotief weer op. Vlakbij de herberg waar hij logeerde stonden hoge, oude kastanjebomen in bloei. Afgewaaide takken, na stormachtig weer op 24 en 25 mei, zullen de bloemenschilder in hem wakker hebben gemaakt.

„Vergeleken met de bloemstillevens uit Saint-Rémy is dit doek veel gedurfder. Een spectaculaire, bijna levensgrote voorstelling, een prachtig beeld van de levenskracht en energie die de natuur uitstraalt in het voorjaar. Een beetje mysterieus ook. Pas bij goed kijken zie je de vaas in het midden. Die lijkt te zweven. Ook bijzonder hoe het oranje van de tafel op de voorgrond en het blauw van de achtergrond in elkaar overlopen. Dat op een grafische manier geschilderde blauw suggereert lucht. Gek, want het doek is geschilderd vanuit een hoog standpunt. Dat blauw is een vondst die puur en alleen maar kleur is. Bij dit stilleven zie je een schilder aan het werk die uit diverse repertoires kan putten.” (Arjen Ribbens. Podcast 'Van Gogh in Auvers' NRC 10 mei 2023)

mei 2023 namiddag licht’ eigen foto Gmt
THE WINDS OF MAY
 
are soft and restless
in their leafy garments
that rustle and sway
making every moment movement.

(een van de 6 kwatrijnen)

DE WINDEN VAN MEI
 
zijn zacht en rusteloos
in hun bladerige gewaden
die ritselen en zwiepen
waardoor elk moment beweging wordt.

Ursula K. Le Guin
Vincent van Gogh, Regen, Auvers-sur-Oise, 18 juli 1890. Collectie National Museum Wales, Cardiff
To the Rain
By Ursula K. Le Guin

Mother rain, manifold, measureless,
falling on fallow, on field and forest,
on house-roof, low hovel, high tower,
downwelling waters all-washing, wider
than cities, softer than sisterhood, vaster
than countrysides, calming, recalling:
return to us, teaching our troubled
souls in your ceaseless descent
to fall, to be fellow, to feel to the root,
to sink in, to heal, to sweeten the sea.


Tot de de regen
Door Ursula K. Le Guin

Moeder regen, veelvoudig, grenzeloos,
vallend op braak, op veld en bos,
op daken van huizen, lage krotten, hoge torens..,
neerwaartse wateren die alles wassen, breder
dan steden, zachter dan zusterschap, uitgestrekter
dan landschappen, kalmerend, herinnerend:
keer terug naar ons, leer onze onrustige
zielen in uw onophoudelijke afdaling
om te vallen, om collega te zijn, om te voelen tot aan de wortel,
te zinken, te genezen, de zee te verzoeten.
John Constable – Seascape Study with Rain Cloud (Rainstorm over the Sea) | Byron’s Muse

Het is een oud liedje, en je hebt het in allerlei toonaarden gehoord en zelf (moeten) zingen. Alsof het begrip ‘thuis’ als een soort uiteindelijke verlossing achter de einder ligt te gloriën, het beloofde land na veertig jaar woestijn. De eerste dag op de kleuterschool, de dagen van het internaat, soldaatje spelen, een-druk-leven-leiden, altijd was er een thuis-idee dat, eens bereikt, tot de plaats voor valiezen wisselen en een dagje uitslapen werd vernederd. Kun je thuiskomen in de wereld als je nooit bij jezelf bent thuisgekomen? Het is niet dadelijk een luxe-verblijf, het kan er behoorlijk tochten en het uitzicht wordt wel eens met een spiegel verward. De foto’s zijn er misschien vlug verbleekt, de nachten kunnen er donker en lang zijn, de morgenden met spijt en plukjes wanhoop gedecoreerd. Je voelt je dichter bij je voorouders waar je in feite hun afstammeling bent, nu je zelf in de nabijheid van hun leeftijd bent gekomen. Ursula K. Le Guin zegt het op een onnavolgbare wijze:

Looking Back

Remember me before I was a heap of salt,
the laughing child who seldom did
as she was told or came when she was called,
the merry girl who became Lot’s bride,
the happy woman who loved her wicked city.
Do not remember me with pity.I saw you plodding on ahead
into the desert of your pitiless faith.
Those springs are dry, that earth is dead.
I looked back, not forward, into death.

Forgiving rains dissolve me, and I come
still disobedient, still happy, home.

Ursula K Le Guin

Ursula Kroeber Le Guin (1929–2018)
Terugkijkend

Denk aan mij voordat ik een hoopje zout was,
het lachende kind dat zelden deed
wat haar gezegd werd of kwam als ze geroepen werd,
het vrolijke meisje dat de bruid van Lot werd,
de gelukkige vrouw die van haar slechte stad hield.
Denk niet met medelijden aan mij. Ik zag je vooruit ploeteren
in de woestijn van je meedogenloze geloof.
Die bronnen zijn droog, die aarde is dood.
Ik keek terug, niet vooruit, naar de dood.

Vergevingsgezinde regens lossen me op, en ik kom
nog steeds ongehoorzaam, nog steeds gelukkig, naar huis.

It's an old song, and you've heard it in all sorts of keys and (had to) sing it yourself. As if the concept of 'home' is like some kind of final redemption peeking behind the horizon, the promised land after forty years of desert. The first day in kindergarten, the days of boarding school, playing soldier, living a busy-life, there was always an idea of home that, once achieved, was relegated to the place for changing valises and a day's sleep. Can you come home to the world if you have never come home to yourself? It is not exactly a luxury abode, it can be quite drafty and the view is sometimes mistaken for a mirror. The pictures there may fade quickly, the nights can be dark and long, the mornings decorated with regrets and tufts of despair. You feel closer to your ancestors where you are in fact their descendant, now that you yourself have come close to their age.  
Egon Schiele Landscape

Bezoek website van Ursula Le Guin:

https://www.ursulakleguin.com/

I think hard times are coming when we will be wanting the voices of writers who can see alternatives to how we live now and can see through our fear-stricken society and its obsessive technologies. We will need writers who can remember freedom. Poets, visionaries – the realists of a larger reality.

-Ursula K. Le Guin-

Omtrent verlies en verloren zijn

eigen foto
Korasion

De kamer die leegkomt verzegeld
 
Vertrek bezegeld met gesloten mond:
haar zul je niet meer horen
 
 Uitgekeken door deuren en ramen
 spijker het huis dicht: blindeer het
 geziene in een zwarte (vleesetende) doos
 
 Waar stof zich nestelt, vlokken op zoek
 naar een gewezen kind, eenmaal verpopt
 haalt zij de wind aan
 die door een vergeten kier
 met saterfluit en gouden regen
 haar nieuw leven in zal blazen
 
 Moest het huis het niet hebben van horen en zien
 
Niets sluit het af, en weer komt het
telkens weer, ongrijpbaar werkelijk:
 
Wat een beeldje en hoe sprekend
maar de mond de mond blijft dood

 -Korasion, zoals Salomé in de Evangeliën heet, verkleinwoord van Koré (meisje)-

Jacq Vogelaar  (1944-2013)
eigen foto

Ja, er is het huis. De klok staat stil. De spiegel weerkaatst een tussendeur en het licht. Er is niemand meer. Ik gebruikte mijn foto’s om de tekst van Jacq Vogelaar te illustreren. Het huis maakt herinneringen wakker, zoekt naar een gewezen kind. Je kunt het beeld oproepen, maar de mond blijft dicht. In de bijbel is dat meisje Salomé, degene die aan Herodes het hoofd van Johannes de Doper vraagt als gunst, en het ook krijgt, of zou het de zus van Jezus’ moeder kunnen zijn? De eerste krijgt het hoofd van de geliefde, de andere staat bij Maria onder het kruis. In beide gevallen blijft er een grote leegte. Ook in de tekst brengt het huis het geliefde wezen niet terug. Het prachtige altaarstuk uit Silezië ”Heilige Maagschap’ ca 1500 brengt de heilige vrouwen alvast in levendig gezelschap.

Holy Kinship Silesia circa 1500 Bode museum

Yes, there is the house.  The clock stands still.  The mirror reflects a connecting door and the light. There is no one left. I used my photos to illustrate Jacq Vogelaar's text.  The house evokes memories.  To a former child. You can conjure up the image, but the mouth remains closed. In the Bible, that girl Salomé is either the one who asks Herod the head of John the Baptist as a favour, and gets it, or could it be the sister of Jesus' mother?  The former gets the head of the beloved, the other stands with Mary under the cross. In both cases, a big void remains.  Even in the text, the house does not bring back the beloved being. The beautiful altarpiece from Silesia ''Holy Virgin'' ca 1500 already brings the holy women into lively company. 

Parallel Worlds Karezoid Karcz

Op 11 maart 2011 werd voor de kust van het Japanse hoofdeiland Honshu de op drie na krachtigste aardbeving ooit geregistreerd, die een reeks tsunami’s veroorzaakte die een groot deel van de noordoostelijke kust troffen. De verwoesting was groot, met bijna 20.000 bevestigde doden en meer dan 2.500 vermisten. Meer dan tien jaar later hebben de steden en dorpen die door deze natuurramp werden getroffen zich met grote veerkracht hersteld, maar het gevoel van verlies klinkt voor velen nog na. The Diver profileert zo’n Japanner, Yasuo Takamatsu, wiens vrouw Yuko na de aardbeving werd vermist en die nog steeds leeft in de immense nasleep van de tragedie. De Amerikaanse regisseur Anderson Wright vertelt zijn verhaal met zorg en empathie en vergezelt Takamatsu bij zijn laatste van meer dan 600 duiken in zee in een poging haar te vinden. Terwijl Takamatsu afdaalt in de uitgestrekte blauwe zee, denkt hij na over de diepten van zijn liefde. Met verbluffende cinematografie en subtiel vakmanschap biedt de film een aangrijpend portret van de blijvende kracht van verdriet en de kracht die het kan inspireren. (8’35”)

On March 11, 2011, the Tōhoku earthquake and tsunami devastated the coastal communities of East Japan, claiming nearly 20,000 lives. Yasuo’s wife was never found, but his enduring love for her drives him to continue searching the sea. As the Japanese people observe the 12-year anniversary of this tragedy, Director Anderson Wright and Yasuo Takamatsu take a poignant look at the pain of loss, the strength of love, and the beauty to be found in remembrance.
Sotto voce

Zoveel soorten van verdriet
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo'n pijn,
maar het afgesneden zijn.

Nog is het mooi, 't geraamte van een blad,
vlinderlicht rustend op de aarde,
alleen nog maar zijn wezen waard.
Maar tussen de aderen van het lijden
niets meer om u mee te verblijden:
mazen van uw afwezigheid
bijeengehouden door wat pijn
en groter wordend met de tijd.
Arm en beschaamd zo arm te zijn.

M. Vasalis  (1909-1998)

(sotto voce:  met zachte ingehouden stem)
Eigen foto

Vannacht droomde ik van een kleine grijze vogel met een kuif en kobalt-blauwe veren op buik & poten. Ik moest hem vasthouden voor f. 3,50 per uur, maar in werkelijkheid hield hij mij vast, zijn rechterklauwtje omklemde mijn wijsvinger, die werd ook blauw en begon zonder pen te schrijven. Toen keek hij op en ik herkende hem, het was de vogel Phoenix. Dit alles in een lange, lage tent waar gewonde dieren werden binnengebracht. Slachtoffers van een bombardement. Alleen de vogel was ongedeerd, ofschoon hij dood binnen werd gebracht.‘ (M. Vassalis)

Eind 1943 overleed haar toen achttien maanden oude zoontje Dicky aan de gevolgen van de toen heersende polio-epidemie. In de aan hem opgedragen bundel 'De vogel Phoenix' is haar verdriet duidelijk herkenbaar.  Ze vergelijkt haar zoontje met de mythologische vogel Phoenix. Hij wordt voorgesteld als een purperblauwe reiger die niet alleen de dood maar ook de wedergeboorte en zo de onsterfelijkheid symboliseert. Hij verrijst uit zijn eigen as.

A Pelican Feeding Her Young, from a Franco-Flemish bestiary (Ms. Ludwig XV 4, fol. 75), 13th century. Tempera, pen and ink, and gold leaf on parchment, 23.3 × 16.4 cm (9 3/16 × 6 7/16 in.) (full leaf). J. Paul Getty Museum, Los Angeles.
Phoenix II

Vanavond, toen ik rustig op visite was,
woorden, als bijen glinstrend over kruiden, zwermden,
schoot als een vogel uit het dichte gras,
dat hem verborgen had en hem beschermde,

een heimwee rechtstreeks naar omhoog
en met een kreet die, dacht ik, iedereen kon horen.
En voor het eerst herkende ik wie eruit mij vloog
en wie mijn brand tot zijn hoog nest verkoren.

O kleine phoenix, die mij al te kort bezat,
ik zie de blauwe vuren van zijn ogen,
het lichte wegen op mijn hand, waarop hij zat
ik hoor zijn vleugels zingen, toen hij is opgevlogen…

Haast niet, schreeuw niet van pijn, o hand.
Schrijf door totdat de vingers zijn verbrand.

M. Vasalis 1947
Death of a Phoenix, burning in the flames, Taken from the Aberdeen Bestiary Project

Over M. Vasalis vind je een fraaie bijdrage van het literatuurmuseum: ‘Over de rand’, met gesproken bijdrages en originele documenten.

https://literatuurmuseum.nl/nl/ontdek-en-beleef/literatuurlab/online-exposities/m-vasalis/over-de-rand

M. Vasalis heeft ook een eigen website door een werkgroep samengesteld:

https://www.vasalis.nl/

A Phoenix (detail) in a bestiary, about 1270, unknown illuminator, possibly made in Thérouanne, France. Tempera colors, gold leaf, and ink on parchment, 7 1/2 × 5 5/8 in. The J. Paul Getty Museum, Ms. Ludwig XV 3, fol. 74v. Digital image courtesy of the Getty’s Open Content Program




Een fotografische benadering van ‘het verlaten huis’ met daarin een gedicht rond de (afwezige) beminde, de bewegende beelden van de terugkeer naar de plaats van verdwijnen, een poëtische benadering bij soorten verdriet, inzonderheid een gestorven kind: drie pogingen om verlies en verloren zijn met beelden en woorden tegemoet te komen hopend dat uit de pijn van het ‘verbranden’ heling zou ontstaan, een nieuwe vorm van aanwezigheid voelbaar en leefbaar wordt.

A photographic approach to 'the abandoned house' containing a poem around the (absent) loved one, the moving images of the return to the place of disappearance, a poetic approach to types of grief, especially a child who has died: three attempts to meet loss and being lost with images and words hoping that out of the pain of 'burning' healing would arise, a new form of presence would become palpable and liveable.
eigen foto

Levende letters in de leegte

Photo from Central Press/Hulton Archive/Getty Images
bifurcation point
by Halyna Kruk (Ukraine)


in wartime Lviv, (they’ll write later)
there was a strong literary milieu,
most likely, they published as a group (like those modernists in “Mytusa”)
or gathered for readings (because what else would poets do in wartime!)
there were so many there:
the internally-displaced and the externally-dysfunctional
like briefly during the first world war, and the second, on their way through Europe,
before the iron curtain tore the modern world’s voluptuous naked body
wide open

back then it was more about Prague and Podebrady, Warsaw and Munich,
but this time they’ll talk about Warsaw and Lviv,
Chernivtsi and Uzhhorod, Ivano-Frankivsk and Ternopil,
where there were so many of those poets it seemed
at every step one could wind up in someone else’s poem
in nightmares, in history, in the news, on the floor where you share a mattress,
under a single borrowed patchwork quilt
(what a perfect metaphor for human coexistence in wartime,
too bad it’s worn out!),
for one family, fractured and incomplete…

then explain to someone how in those first months we only crossed paths accidentally
for a few minutes just on business, sometimes on the street, not acknowledging each other at first,
startling, as if recalling something hopelessly lost and irretrievable
hugging instead of words to hide streaming tears:
—how are you—how are you (not a word about literature)—hang in there—hang in there
silent and focused, like the first Christians
who witnessed Christ’s miracles with their own eyes and had no idea
how to fathom it and how to tell others so they’d believe and wouldn’t mock them,
how not to twist or muddle things,
because it’s never clear which are the important details and which can be disregarded

then in each account we omit the parts about ourselves,
like apostles on opposite ends of the world, each preaching our own version of the gospel
because any faith depends on a million eyewitness accounts,
on countless private stories from that point in reality,
where no one knows anything yet, or understands
what that man did beside the dead Lazarus, and how he did it,
how everyone saw, but not everyone immediately believed…
especially if this faith in victory comes from a point not yet visible

this is how they’ll describe it in the early ’30s in the relevant chapters on Ukrainian literature
the main thing is not to forget that none of this was about literature


Translated, from the Ukrainian, by Amelia Glaser and Yuliya IlchukFrom A Crash Course in Molotov Cocktails, forthcoming with Arrowsmith Press
Police officers look at collected fragments of the Russian rockets that hit Kharkiv, in Kharkiv, Ukraine, Saturday, Dec. 3, 2022
Image by picture alliance / ASSOCIATED PRESS | Libkos ©
op de tweesprong
Halyna Kruk (Oekraïne)


in Lviv in oorlogstijd, (schrijven ze later)…
was er een sterk literair milieu,
waarschijnlijk publiceerden ze als groep (zoals die modernisten in "Mytusa")...
of kwamen ze bijeen voor lezingen (want wat zouden dichters anders doen in oorlogstijd!)
er waren er zoveel:
de intern ontheemde en de extern disfunctionerende
zoals kort tijdens de eerste wereldoorlog, en de tweede, op weg door Europa,
voordat het ijzeren gordijn het voluptueuze naakte lichaam van de moderne wereld
wijd open scheurde

toen ging het meer over Praag en Podebrady, Warschau en München,
maar deze keer praten ze over Warschau en Lviv,
Chernivtsi en Uzhhorod, Ivano-Frankivsk en Ternopil..,
waar er zoveel van die dichters waren dat het leek
dat je bij elke stap in een gedicht van een ander terecht kon komen.
in nachtmerries, in de geschiedenis, in het nieuws, op de vloer waar je een matras deelt,
onder een enkele geleende lappendeken
(wat een perfecte metafoor voor menselijk samenleven in oorlogstijd,
jammer dat ze versleten is!)
voor één familie, gebroken en incompleet...

leg dan iemand uit hoe in die eerste maanden onze paden zich slechts toevallig kruisten
voor een paar minuten alleen voor zaken, soms op straat, elkaar aanvankelijk niet erkennend,
opgeschrikt, alsof we iets hopeloos verloren en onherstelbaar terughalen.
omhelzing in plaats van woorden om stromende tranen te verbergen:
-hoe gaat het met je- hoe gaat het met je (geen woord over literatuur) -hou vol  daar
-hou vol daar
stil en geconcentreerd, zoals de eerste christenen
die de wonderen van Christus met eigen ogen zagen en geen idee hadden
hoe het te doorgronden en hoe het anderen te vertellen zodat ze zouden geloven en ze niet zouden spotten,
hoe de dingen niet te verdraaien of te verwarren,
omdat het nooit duidelijk is welke details belangrijk zijn en welke te negeren

dan laten we in elk verslag de delen over onszelf weg,
als apostelen aan weerszijden van de wereld, die elk hun eigen versie van het evangelie verkondigen
omdat elk geloof afhankelijk is van een miljoen ooggetuigenverslagen,
op ontelbare persoonlijke verhalen van dat punt in de werkelijkheid,
waar niemand nog iets weet, of begrijpt
wat die man deed naast de dode Lazarus, en hoe hij dat deed,
hoe iedereen het zag, maar niet iedereen meteen geloofde...
vooral als dit geloof in de overwinning  van een nu nog niet zichtbaar punt komt

dit is hoe ze het in de vroege jaren '30 zullen beschrijven in de relevante hoofdstukken over de Oekraïense literatuur
het belangrijkste is niet te vergeten dat dit alles niet over literatuur ging.

and Jesus ascended at the Mount of Olives
in the city of Bucha, in the city of Irpin,
in the town of Hostomel, in the village of Motyzhyn
in the town of Borodianka
in the city of Chernihiv, in the city of Kharkiv,
in the long-suffering city of Mariupol
and prayed to the Father–
let this cup stop with me,

crucified on a bodily cross
on an unidentified mortal’s body
2022 the year of our Lord
in a soulless world

heaven and earth walk on by

Halyna Kruk

Translated, from the Ukrainian, by Amelia Glaser and Yuliya Ilchuk
From A Crash Course in Molotov Cocktails, forthcoming with Arrowsmith Press
en Jezus klom op bij de Olijfberg...
in de stad Bucha, in de stad Irpin,
in de stad Hostomel, in het dorp Motyzhyn...
in de stad Borodianka
in de stad Chernihiv, in de stad Kharkiv,
in de lankmoedige stad Mariupol...
en bad tot de Vader-
laat deze beker bij mij ophouden,

gekruisigd aan een lijfelijk kruis
op het lichaam van een ongeïdentificeerde sterveling...
2022 het jaar van onze Heer
in een zielloze wereld

hemel en aarde lopen voorbij


Halyna Kruk

These stunning poems of witness by one of Ukraine’s most revered poets are by turns breathless, philosophical, and visionary. In a dark recapitulation of evolution itself, Kruk writes: “nothing predicted the arrival of humankind..../ nothing predicted the arrival of the tank...” Her taught, lean lines can turn epigrammatic: “what will kill you will seduce you first,” or they can strike you like Lomachenko’s lightening jabs: “flirt, Cheka agent, bitch.”

Leading readers into the world’s darkest spaces, Kruk implies that the light of language can nevertheless afford some measure of protection. Naming serves as a shield, albeit a wooden one. The paradox is that after the bullets have been fired and the missiles landed, the wooden shield, the printed book, reconstitutes itself.

From A Crash Course in Molotov Cocktails, forthcoming with Arrowsmith Press

    Verzet begint niet met grote woorden

    Verzet begint niet met grote woorden
    maar met kleine daden

    zoals storm met zacht geritsel in de tuin
    of de kat die de kolder in zijn kop krijgt

    zoals brede rivieren
    met een kleine bron
    verscholen in het woud

    zoals een vuurzee
    met dezelfde lucifer
    die een sigaret aansteekt

    zoals liefde met een blik
    een aanraking iets dat je opvalt in een stem

    jezelf een vraag stellen
    daarmee begint verzet

    en dan die vraag aan een ander stellen

    Remco Campert

Stilleven(s) met dingen van toen en nu

De Amerikaanse filmmaker Conner Griffith staat bekend om experimentele werken met perspectief verschuivende verkenningen van alledaagse taferelen en objecten. Voor Still Life verzamelde en choreografeerde hij een duizelingwekkende dans van meer dan 1000 gravures uit de 19de eeuw - van bloemen tot theepotten en amfibieën. De resulterende short verkent het filosofische idee dat, zoals Griffith het formuleert, "we leven in een wereld van objecten en een wereld van objecten leeft in ons". Het resultaat is een indrukwekkende en raadselachtige meditatie over het bewustzijn, zowel in beeld als geluid.  Opgelet rond 3'53" schijnt even het licht uit te gaan maar dat is niet zo, weldra komt 'het oog' in beeld.  Let ook op de prachtige klankband, meesterwerkje!

Regisseur: Conner Griffith (tekst: Aeon Video en Gmt)  Bezoek zijn website!

https://www.connergriffith.com/

Conner Griffith is an experimental filmmaker and editor living in Los Angeles. His process often involves working with collections to explore the universal stories that can emerge from visual choreography and the relationship between sound and image. Conner’s films have screened at Slamdance, GLAS animation festival, and Ottawa International animation festival, and have been featured in The Atlantic, National Geographic, and WIRED. (website Conner Griffith)

We hebben het duidelijk over ‘bewustzijn’ (consciousness), over ‘kijken (waarnemen in het algemeen) een geliefd onderwerp in dit blog waarin de nog kinderlijke ‘veelheid’ een weg zoekt naar de talrijke wegen van ons bewustzijn waarin we de werkelijkheid in al haar facetten kunnen ervaren en haar mee vorm geven of bevragen op de ons eigen manier. Geen theorie, de vele verschillenden zijn bekend en door iedereen te raadplegen, maar enkele beelden die makkelijk door de lezer(es)-kijker kunnen worden aangevuld of uitgeprobeerd. Uit eigen ervaring.

Laat herfstlicht achter glas Gmt
Jan Wolkers - Wintervitrines 

achter het gras
terwijl de herfst voor de deur stond
met deze hand
als een inktvlek
probeerde ik de zon stil te zetten
geen geluid brak meer door
van achter de glazen barrière
volière
van ijs en chroom
waar je witte hand in zweefde
als een meeuw die de kust verlaat
als een berijpte boom
zo hangen vanavond
mijn betraande ogen
in je afscheid


Laat herfstlicht in de tuin 2 Gmt

Zoals ook de aarzeling van de lente nu. Maar al leef je zelf niet buiten, het licht komt wel binnen. Het schrijft op de tegelmuur van de badkamer, verlicht de zachte zeep, blijft niet lang, rust nog even op het flesje handwas en schaduwt een prachtige vorm van een snel paaskonijn in de wastafel.

eigen foto Gmt

eigen foto Gmt

eigen foto Gmt

Ik heb ze niet verzonnen, net als Wolkers vertrok ik van een ervaring, al haak ik mijn beelden nog niet aan een emotie. Ze hebben immers geen verklaring nodig, maar het kan. Een schets, een aanzet, het kan nog allerlei richtingen uit

Schrijft namiddagzon
morsetekens op de tegelmuur:
in onschuld handen wassen kan niet meer,
maar met granaatappel-rood de paashaas
uit de lavabo lokken
en tot het donker wordt buiten spelen?

eigen foto Gmt

En ook dit mag misschien helpen.

Can you feel it
Now that spring has come
And it's time to live in the
Scattered sun
Waiting for the sun
Waiting for the sun
Waiting for the sun
Petra Reece ‘Summer in the city’
Petra Reece was born in Holland and emigrated to Australia with her family. Her father and brother both artists, worked making and restoring stained glass. Petra graduated with a B.A. and post graduate diploma at the Phillip Institute of Technology.
 
"I am not a single subject painter ... whatever moves me enough will eventually be translated onto canvas. An old photo, a glimpse in the street, a shape, a colour, clouds, the sea, a vague memory.'
Apple Tree I, 1912 (oil on canvas), Gustav Klimt (1862-1918) / Private Collection / Photo © Christie’s Images
LANG GELEDEN

Lang geleden, de hemel was nog hoog en leeg,
de dagen nog lang en oneindig

op een middag vielen er woorden naar beneden,
buitelden om me heen:
slakkengang, achterban, dwarsverband, handlanger,
handgemeen…

ik greep ze beet,
liet ze in mijn handen spartelen en kronkelen,
knoopte ze aan elkaar en maakte ze weer los,
liet ze friemelen en foezelen

en even plotseling als ze waren gekomen
waren ze weer verdwenen, was de hemel weer leeg

maar ik wist toen – ik weet het nog goed:
zo zal mijn leven zijn!

En mijn oorlog werd mijn vrede
en de zon, mijn zon, verscheen
    als ik hem dat vroeg.

Toon Tellegen (2023)  Langs een helling Querido, 51blz. € 18,99. ISBN 9789021476674

Zo. Dat was een greep uit onze collectie ‘objecten’, ‘still live’. Je kunt er alle kanten mee uit: verder zoeken, bundel aanschaffen, zelf beginnen met.. Het zal een kwestie van kijken en luisteren zijn. En de zon zal verschijnen, jouw zon, maar je moet het haar (hem in NL) vragen, dat wel. Ik neem je nog even mee naar een helling.

LANGS EEN HELLING
–
Ik glijd zo langzaam langs een helling naar beneden
dat het lijkt alsof ik stil sta,
zoals de kleine wijzer van mijn horloge lijkt stil te staan,
hoe goed ik ook kijk
–
soms denk ik zelfs dat ik weer terugglijd,
terug naar boven,
terug naar waar ik lang geleden was,
naar de donkere wolken die daar nog altijd hangen,
naar de zon die daar nog altijd schijnt.

Toon Tellegen 
Georges Seurat Port en Bessin, Normandy

Een schilderij als leidraad

De parabel der blinden
Pieter Bruegel (naar)end 1500s – end 1500s

“Het was waar dat ik niet wilde leren hoe het er in de wereld aan toeging. (…) Ik verzette me tegen het imitatieve leren. Daartegen droeg ik oogkleppen, daar had zij gelijk in. Zodra ik merkte dat mij iets werd aanbevolen, alleen omdat het in de wereld zo te doen gebruikelijk was, verzette ik me en scheen ik niet te begrijpen wat men van mij wilde. Langs andere wegen kwam de wereld mij toch nabij, veel dichter dan zij en misschien ook ikzelf toen vermoedden.”

Want één weg naar de werkelijkheid leidt over schilderijen. Een betere weg bestaat er volgens mij niet. Je houdt je aan hetgeen niet verandert en put daarmee het altijd veranderlijke uit. Schilderijen zijn netten, wat daarop te zien is, is de houdbare vangst. Er ontglipt en verrot wel het een en ander, maar je probeert het opnieuw, je draagt de netten bij je, werpt ze uit en door hun vangsten nemen ze in sterkte toe.

Belangrijk is echter dat die schilderijen ook buiten de mens bestaan, in hem zijn zelfs zij aan veranderlijkheid onderhevig. Er moet een plaats zijn waar hij, en niet hij alleen, ze in ongerepte staat kan vinden, een plaats waar iedereen die onzeker wordt ze vindt. Als hij voelt dat zijn ervaring zich op een hellend vlak bevindt, dan wendt hij zich tot een schilderij. Daar houdt de ervaring stil, daar kijkt hij deze in het gezicht. Daar vindt hij rust in de kennis van de werkelijkheid die zijn eigen werkelijkheid is, hoewel deze hier voor hem werd veraanschouwelijkt. Schijnbaar zou die werkelijkheid ook zonder hem bestaan, maar die schijn bedriegt, het schilderij heeft zijn ervaring nodig om te ontwaken. Zo is het te verklaren dat schilderijen generaties lang sluimeren, omdat niemand ze kan bekijken met de ervaring die ze uit hun slaap wekt.

Sterk voelt zich hij die de schilderijen vindt die zijn ervaring nodig heeft. Dat zijn er meerdere — al te veel kunnen het er niet zijn, want hun betekenis is dat ze de werkelijkheid als één geheel bevatten; verspreid zou deze moeten uiteenspatten en wegsijpelen. Maar het mag ook niet één enkel schilderij zijn dat de bezitter geweld aandoet, hem nooit vrijlaat en hem gedaanteverandering verbiedt. Voor een eigen leven heeft iemand meerdere schilderijen nodig, en als hij ze vroegtijdig vindt, gaat er van hem niet te veel verloren.

Ik had het geluk dat ik in Wenen was toen ik zulke schilderijen het meeste nodig had. Tegen de valse werkelijkheid, waarmee men mij bedreigde, een nuchtere, starre, op profijt gestemde en benepen werkelijkheid, moest ik de andere werkelijkheid zien te vinden die ruim genoeg was om ook haar hardheden meester te worden en daartegen niet het onderspit te delven.”

(Elias Canetti De fakkel in het oor, vertaling Theodoor Duquesnoy)

“De gedachte aan blindheid had me achtervolgd sinds ik in mijn vroege jeugd de mazelen kreeg en enkele dagen het licht uit mijn ogen verloor. Nu waren er zes blinden in een schuine rij, die elkaar aan stokken of bij de schouder vasthielden. De eerste, die hen aanvoerde, lag al in de greppel, de tweede, die op het punt stond hem in zijn val te volgen, keerde zijn volle gezicht naar de kijker: lege oogkassen en een van schrik geopende mond met ontblote tanden.

Tussen hem en de derde was op dit schilderij de grootste afstand, nog hielden ze allebei de stok vast die hen met elkaar verbond, maar de derde had een ruk, een onzekere beweging waargenomen en ging met een lichte aarzeling op de punt van zijn tenen staan; zijn gezicht dat je en profil ziet — alleen zijn ene blinde oog —, verraadt geen angst, maar de aanloop tot een vraag, terwijl achter hem de vierde nog vol vertrouwen zijn hand op zijn schouder laat rusten en zijn gezicht ten hemel richt. Zijn mond staat wijd open, alsof hij van boven daarin iets verwacht te ontvangen dat aan zijn ogen voorbehouden is. De lange stok in zijn rechterhand heeft hij voor zichzelf alleen, zonder erop te steunen. Dat is de gelovigste van de zes, van vertrouwen vervuld tot in het rood van zijn kousen; de twee laatsten achter hem, allebei de trawant van hun voorman, gaan berustend zijn weg. Ook hun mond staat open, maar minder, zij zijn het verst van de greppel verwijderd, verwachten en vrezen niets en hebben niets te vragen. Als het niet zozeer om die blinde ogen ging, zou er wel het een en ander te zeggen zijn over de vingers van het zestal, ze grijpen en raken anders aan dan die van zienden; en hun voeten betasten de grond anders.” (ibidem)

Canetti beschrijft in 'De fakkel in het oor' de periode die het meest van invloed is geweest op zijn schrijverschap. In Frankfurt, Wenen en Berlijn studeert hij, leert hij politici en kunstenaars kennen, leest hij bibliotheken bij elkaar, ontmoet hij meisjes en tenslotte zijn toekomstige vrouw. In 1927 is hij getuige van de arbeidersopstand in Wenen die hem de aanzet geeft tot zijn standaardwerk Massa en Macht. Aan de vooravond van het fascisme heeft Canetti een ongewoon oor voor de geluiden die het onheil aankondigen. Hij heeft een fakkel in het oor.  (Uitgeverij De Arbeiderspers)

Eigentijdse versie van ‘Parable of the Blind’, excerpt van Hertog Nadler

Associërend met het thema zou ik graag een bijna onbekend vrij groot schilderij van Gustave van de Woestyne tonen: ‘De moedwillige blinde en de kreupele die een kindje wil leren lopen.’ (1917-1918) (208cm x 177 cm) in bruikleen gegeven uit de collectie van de Vlaamse Gemeenschap aan het Museum van Deinze en de Leiestreek in 1944.

Dit monumentale doek werd door Van de Woestyne geschilderd tijdens zijn verblijf in Wales en brengt een Bijbelse tekst in relatie met de eigen tijd, het overstijgt de louter religieuze context en brengt een wrange allegorie op de actualiteit.
Het thema van de moedwillige blinde gaat terug op de parabel van de blinden, zoals beschreven in het evangelie volgens Matteus. Bij Van de Woestyne zijn de figuren echter tot één burgerman gereduceerd, die met zijn hoed diep over de ogen, ‘blind’ in een donkere poel stapt. Uit het opschrift op de achterzijde van het doek blijkt dat Van de Woestyne de voorstelling uitdrukkelijk als moderne parabel zag en de tegenstelling tussen beide verhaallijnen sterk wilde benadrukken, met name tussen de ziende die niet wil zien, en de kreupele die, ondanks zijn handicap, anderen wil leren lopen. Door de voorstelling in de eigen tijd te plaatsen alludeerde de kunstenaar op de onbezorgde burgerij van de belle époque die in de jaren voor 1914 blind bleef voor de oorlogsdreiging, en op de door verschrikkingen getekende mens die niettemin aan een nieuwe wereld moest bouwen. 
De introspectie die van de hoofdfiguren uitgaat, weerspiegelt hoogst waarschijnlijk van de Woestynes zielsleven op dat moment. Het werk kwam namelijk tot stand toen hij met zijn gezin tijdens de oorlogsjaren naar Engeland gevlucht was.

(erfgoedinzicht.be)
Pieter van der Heyden (1551-1572)
Caption bottom:
Caecus ducem se praebet alteri caecos; / Quod saepe nunc usuuenire lugendum est. / Quid restat autem? quid? nisi ut uiae ignari, / Qua destinatum consequi scopum detur, / Tandem in patentem uterque corruant foßam?

Caption bottom:
Voÿez comment le pauure aueugle en fin le porte, / Qui sur un autre aueugle ignoramment se fie. / Il ua mal außeure quoÿ que fort il s appuÿe. / Et se tienne a son homme. Ansi par male sorte / Tombent dans le foße et luÿ, et son escorte.

Het mag duidelijk zijn dat de ‘blinde staat’ vooral op de zienden slaat om het rijmend te poneren. Velen die met werkelijk slecht zienden of blinden samenleven delen de ervaring van hun scherpe en doordachte waarnemingspatronen. Of waar Elias Canetti’s ‘leading picture’ ons kan brengen. Misschien een aansporing om zelf op zoek te gaan naar jouw schilderij(en) die je een leven lang bijblijven. Het symbolisch ogen- openend-effect van de kunst mag haar hopelijk een blijvende plaats in alle onderwijzende activiteiten geven. En zoals je lievelingsschilderijen mogen ook je lievelingsgedichten je begeleiden, dus kon Charles Baudelaire niet ontbreken. Ook hier zal het eerder over onze (ziende) blindheid gaan. Tiresias, de blinde ziener weet waarom.

Les aveugles

Contemple-les, mon âme ; ils sont vraiment affreux !
Pareils aux mannequins, vaguement ridicules ;
Terribles, singuliers comme les somnambules,
Dardant on ne sait où leurs globes ténébreux.

Leurs yeux, d'où la divine étincelle est partie,
Comme s'ils regardaient au loin, restent levés
Au ciel ; on ne les voit jamais vers les pavés
Pencher rêveusement leur tête appesantie.

Ils traversent ainsi le noir illimité,
Ce frère du silence éternel. Ô cité !
Pendant qu'autour de nous tu chantes, ris et beugles,

Eprise du plaisir jusqu'à l'atrocité,
Vois, je me traîne aussi ! mais, plus qu'eux hébété,
Je dis : Que cherchent-ils au Ciel, tous ces aveugles ?
En réalité, le poème est une invitation par Baudelaire à réfléchir à la condition du poète, et donc de lui-même. Une analyse poussée est donc nécessaire pour que le lecteur puisse comprendre le message complet de l’auteur à travers ce poème qui peut s’avérer déroutant et cruel au premier abord, puis qui s’avère en réalité ironique et sarcastique, et concerne un poète touché par le spleen. (Le blog Pimido)
L’ art celeste Odilon Redon
Laten we lichtvoetig
hoog genoeg
en met gewicht
de horizon verkennen.

Het vraagt een beetje
moed
met al onze overbodigheid
de lucht
in te gaan,
maar mijn god of goden
heerlijk
is de sprong,
telkens weer:

het soortelijk gewicht 
van dromen
voor wie
de goede trampoline vindt.

Bij jou worden jaren tijd

Peder Severin Krøyer, Roses or The Artists Wife in the Garden, 1883, Skagens Museum, Skagen, Denmark.

Hij had zichzelf ook in de zetel naast haar kunnen zetten, maar die is leeg gebleven. Peder schildert dit tafereel -heeft het in feite al geschilderd- en de lege zetel moet daar een bewijs van zijn. Het is een mooie combinatie tussen de verleden en de voltooid verleden tijd. En ja, wij weten dat die rozen uit 1883 kortstondig bloeiden, het leven van de schilder net als het onze eindig is, maar elk ogenblik dat je dit prachtige doek bekijkt, mag je daar aan doen twijfelen.

De Deens-Noorse schilder Peder Severin Krøyer was een prominente figuur in de kunstenaarsgroep Skagen. Deze groep, beroemd aan het eind van de 19e eeuw, bestond uit Zweedse, Noorse en Deense kunstenaars. Deze kunstenaars waren gevestigd in het pittoreske Deense vissersdorpje Skagen en gebruikten stijlen die leken op die van de Franse impressionisten. Krøyer legt zijn in het wit geklede vrouw fijntjes vast terwijl ze een krant leest onder een bloesemboom in hun tuin in Skagen. 
eigen foto

Het is een te donkere dag om de tuin in te lopen, dus gebruik ik het gefilterde licht van de veranda om dit geheel toevallig tafereel op de tafel te fotograferen. (met op de achtergrond de uitgebluste roosjes van een verjaardag, een maand geleden nu.) En dan is er een heus stilleven van Adriaen Coorte, einde zeventiende eeuw, een condensatie daarvan, tijdloosheid gewaarborgd.

Een belangrijke leerling van d’Hondecoeter, Adriaen Coorte, maakt eind 17e eeuw heel bijzondere Caravaggio-achtige stillevens. Deze in Middelburg actieve schilder, schilderde met name fruit en groente tegen een vrijwel zwarte achtergrond waardoor hij unieke lichteffecten bereikte. Zijn werk is eeuwenlang in de vergetelheid geraakt, voordat hij rond 1950 werd herontdekt. (Kunstvensters 2015 Jeroen De Baaij)

Vasili Kandinsky, Grote studie, 1914, olieverf op doek, collectie Museum Boijmans Van Beuningen
Kandinsky wil intellect en emotie samenvoegen met vorm, lijn en kleur, en deze synthese tegelijkertijd bevrijden van elke objectief beschrijvende rol. 
Hij wordt daarmee de grondlegger van de abstracte kunst. 
‘Grote studie’ is een kenmerkend voorbeeld van zijn vroegere abstracte werk. Het is een luchtige werveling van kleuren, lijnen en vormen. Het expressieve handschrift is typerend voor Kandinsky's vroege abstracte werken. In later jaren gaat hij meer met geometrische vormen werken. (J.C. Ebbinge Wubben. conservator )

Kozan-JI, Myoe, mediterend
–
Als ik ben verdwenen
zul jij er nog zitten,
kleine mond gesloten,
ogen gesloten vol hemelse leegte,
je sandalen onder de boom.
–
Denk je aan iets
of aan niets, je zo dunne
handen gevouwen,
je lichaam geborgen
in het zwart
van je dracht.
–
Het snoer voor je gebed,
het kleine vat voor de wierook
hangen naast je aan een tak,
je hebt ze niet nodig,
je bent zelf het gebed.
–
Altijd als ik je zie,
is een seconde vervlogen.
Zo gaat het al eeuwen, bij jou
worden jaren van tijd.
Dezelfde twee vogels
te ver om te kennen,
de bomen die zachtjes bewegen,
steeds stiller ben je geworden,
–
wind, regen en sneeuw
zijn door de heuvels getrokken
terwijl jij er was en niet was.
Niets kan je beroeren
zo voor mijn ogen verloren
dat ik mij kan horen
vergaan.

Cees Nooteboom  Uit 'Zo worden jaren tijd' Gedichten - 2022-1955
Pieter Bruegel de Oude Philips Galle uitgever 1574 ‘De triomf van de tijd’ 30.4 cm x 21.2 cm
The Metropolitan Museum of Art

Triomf? Tempus omnia et singula consumens: de tijd verslindt alles en iedereen, of kiezen we voor de titel waarmee Cees Nooteboom een keuze uit al zijn gedichten heeft gemaakt? ‘Zo worden jaren tijd.’ Het is dan een scheppende tijd geworden, het bewaren van essenties die aan de dwingelandij van diezelfde tijd ontsnappen door zelf essenties van de tijd te worden? Essenties die we overleveren zoals we kostbare deugden als vriendschap en moed proberen door te geven? De jaren die je met elkaar hebt doorgebracht zijn tijd geworden, ja voorbij gegaan, maar blijvend in de vele kostbare herinneringen, ontmoetingen. De teruggevonden tijd om Proust te citeren, of wat daarvan aan kostbaars overblijft. De schilder sterft maar leeft in zijn schilderij, al is de zetel leeg, de schoonheid van de rozentijd, het zwijgend bij elkaar zitten terwijl het zachtjes avond wordt. Blijf bij ons, zeggen we, want het wordt donker.

Peder Severin Krøyer Marie, lezend in de tuin 1891

De hond is weg, het wordt avond. De zware geur van rozen. Weinig woorden waren nodig. Woorden in de stilte van je lectuur. Daarachter woorden van het voorbije. Woorden die je opzoeken. Een gevallen woord.

Gewoon een vermoeid woord was het,
-of het enkele weken mocht logeren
 in de stille hoeken van het huis –
er zijn als ik naar de rood verkleurende
wingerd keek achter in de tuin, of naast de kat
mocht slapen die zacht kreunend droomde,
vier witte voetjes bij elkaar, kussentjes als
uitstekende rustplaats voor een vermoeid woord.
Ook in het strijklicht van de late middag in de veranda
zou het zich ontrollen, zijn letters loslaten
in de spiegeling van het vijverwater op de zoldering.

Onuitgesproken kon het zijn klanken 
met de vroege avond laten vallen.
In het donker van mijn ogen slapen 
was veel gevraagd, maar het kon.

Van boeken bleef het ver vandaan,
het was maar een eenvoudig woord, zei het,
wars van literaire pretenties, 
maar niet zo simpel of zo slaafs als een lidwoord, 
wel te lui  voor dubbelzinnigheid.

Graag ontdaan van zijn betekenis zou het 
doorzichtig en onzichtbaar zijn, 
-ik dacht aan het volle maanlicht in het trappenhuis-
maar in haar sluimerslaap schrok de poes
toen het smartelijk om verloren letters riep.

Die nacht, in het donker van mijn ogen,
droomde ik zijn verlangen om bij het andere woord te zijn.
Met enkele krullen en wat streepjes meer
zou het van zijn woordblindheid genezen.
Een woordspeling hoefde niet, 
gewoon samen in het woordenboek wonen
zoals ‚gaandeweg’ of ‚pepermunt’.

We werden heel vroeg wakker,
droevig om elkaars tekort.
'On' en 'af', twee vermoeide woorden in een winternacht.

Wie ons verenigde, herkende wel
zijn eigen heimwee naar verloren letters en dies meer.

Onaf maar onafscheidelijk.

(Gmt Uit: ” Gevallen woorden”, enkele gedichten daaromtrent)

Marie Krøyer in the Garden at Skagen. 1892

Een beetje glans bij veel van ’t zelfde

eigen foto

In zijn fraai stevig gedocumenteerd boek ‘Echo’s echo’s, De kunst van de allusie, schrijft Paul Claes in de Proloog:

“In den beginne was het woord. Toen kwam de herhaling. De kinderen die hun ouders herhaalden, de vertellers die de verhalen van vroeger ophaalden, de schrijvers die de geschriften van de voorgangers aanhaalden.

De mythe is het woord van de oorsprong. Alleen in de herhaling blijft het bewaard, alleen in de verandering blijft het bestendig. Zonder herhaling is er geen mythe, zonder mythe geen begin. Daarom begint dit boek met een mythe, met de mythe van de herhaling zelf.

Poussin “Echo and Narcissus” 1625-1630

Er was eens een Griekse nimf. Telkens als Zeus een van haar vriendinnen opvrijde, leidde ze met haar praatjes de vrouw van de oppergod af. De godin Hera brak verbolgen haar stem, zodat de babbelaarster de woorden die tot haar gericht werden alleen nog kon herhalen. Toen werd de nimf verliefd op Narcissus. De knappe jongeman had geen oog voor haar. Zij kon enkel zijn afwijzingen nazeggen en vormde die om tot liefdesverklaringen. Narcissus werd verliefd op zijn spiegelbeeld in het water, wilde het omhelzen en verdronk. De nimf kwijnde weg en veranderde in een rots. Alleen haar stem bleef nog over. Ze kon alleen de woorden van anderen weergalmen. De nimf heette Echo. Haar woorden bereikten ons alleen als echo’s. Een van die echo’s is het verhaal zoals Ovidius dat in het derde boek van zijn Methamorphoses vertelt.

tekening van Harry Bliss

“De tragiek van de nimf Echo is die van alle sprekers, die van alle literatuur. Altijd en overal hebben dichters en vertellers andere dichters en vertellers herhaald. Dat kon niet anders, want als ze werkelijk origineel waren geweest, zou geen mens hen hebben begrepen. Het nieuwe is alleen te vatten als het door veel ouds is omringd. Zoals Narcissus is de literatuur op zichzelf verliefd. Het enige wat de literator kan doen, is de woorden die hij hoort tot eigen voordeel omvormen. Zoals Echo’s echo’s.”

(Paul Claes, Echo’s echo’s De kunst van de allusie Vantilt 2011)

eigen foto

Met die appel wordt de eeuwige echo van deze vrucht duidelijk, de appel van de appel, van de appel, enz. Net zoals wie wijzelf zijn, een mens van een mens, van een mens enz. De eeuwige herhaling als enige oplossing om de tijd te trotseren.

(...)
hij rimpelt en verkleurt,
het is een warme dag, niets grijpt om zich heen
en niets gebeurt
en een hand pakt hem op, draait hem rond
en gooit hem door het raam-
als hij zich zou kunnen verbazen zou die appel
zich verbazen en denken:
is dit nu ten einde raad,
of is dit nu de opperste verwarring?
De avond valt, wormen komen op hem af,
en hij zou denken:
als ik nog kon glanzen dan zou ik nu toch glanzen...
zijn laatste gedachte
zou dat zijn. 

(Toon Tellegen, Een langzame val  1991)
Eigen foto

Het herhalen en de moed om bij het einde te blijven glanzen, twee mooie ideeën in deze benadering van de zoektocht naar essenties. Intussen is de ‘appel-van-de-foto’ nog slechts een herinnering. Glans en smaak werden beiden zeer geapprecieerd.

Om alle Eva’s te troosten, de aanlokkelijke vrucht aan de boom van goed en kwaad die haar door de slang werd aangeboden bleek bij nader inzien geen appel. De ‘verboden vrucht’ kan het net zo goed een banaan, dadel, perzik, citroen of olijf zijn geweest. (In het oud-Engels werd het woord aeppel gebruikt als algemene benaming voor fruit.)

In teruggevonden werk van Griekse dichteres Sapho kunnen de appelplukkers de beste appel niet bereiken. Rond het teruggevonden fragment in het Grieks zijn heel wat vertaalpogingen ondernomen.

ΟΙΟΝ ΤΟ ΓΛΥΚΥΜΑΛΟΝ ΕΡΕΥΘΕΤΑΙ ΑΚΡΩΙ ΕΠ’ ΥΣΔΩΙ 
ΑΚΡΟΝ ΕΠ’ ΑΚΡΟΤΑΤΩΙ, ΛΕΛΑΘΟΝΤΟ ΔΕ ΜΑΛΟΔΡΟΠΗΕΣ 
ΟΥ ΜΑΝ ΕΚΛΕΛΑΘΟΝΤ’ ΑΛΛ’ ΟΥΚ ΕΔΥΝΑΝΤ’ ΕΠΙΚΕΣΘΑΙ

En dat klonk ongeveer als volgt:

oion to glukumalon ereuthetai akrooi ep’usdooi
akron ep’akrotatooi, lelathonto de malodropèes
ou maan eklelathont’, all’ouk edunant’ epikesthai.

Het fragment is tot zeventien keer in het Nederlands vertaald, van Herman Gorter, P.C. Boutens, tot en met Willem Wilmink

Zoals de appel rood wordt, hoog in de boom,
hoog aan de hoogste tak. Maar de plukkers vergaten,
nee, vergaten hem niet. Hij hing te hoog voor hen. 

Vlaams classicus Johan Boonen houdt het kort

In Ter memorie. Oudheid dichten en vertalen (Leuven: Garant, 1997) condenseert hij de twintig woorden van het origineel tot dertien woorden.

de appel – hoog aan de hoogste tak – de plukkers konden er niet bij

(en waar blijft de pointe Johan: ‘het-niet-vergeten’?)

Paul Claes, want van hem is het artikel in tijdschrift over vertalen ‘Filter’ jaargang 2013, ondernam ook een poging:

Het spijt me nu ook dat ikzelf Sappho’s homerische vergelijking niet in klassieke hexameters heb vertaald. Daarom stel ik u een nieuwe metrische vertaling voor: een ultieme poging om Sappho’s asymptoot te bereiken.

DE BRUID

Zoals de zomerappel hoog op een tak hangt te blozen,
hoog op de hoogste top door de appelplukkers vergeten,
nee, niet vergeten, maar onmogelijk om te bereiken…

De bijdrage is te lezen door hier te klikken:

https://www.tijdschrift-filter.nl/jaargangen/2013/201/de-appel-van-sappho-3-8/

Nog deze aanvulling uit eigen bibliotheek:

(In haar prachtig boek ‘Eros, the bittersweet’ wijdt de Canadese Anne Carson, internationaal erkend auteur en dichteres, een hoofdstukje aan dit onderwerp. Ik probeer haar Engelse versie mee te geven:

As a sweet apple turns red on a high branch,
high on the highest branch and the applepickers forgot-
well, no they didn't forgot-were no able to reach 
...

(LP, fr. 105a)  (Vertaling gevolgd door boeiend opstel in 'Eros, the bittersweet, Anne Carson Dalkey Archive Press Dublin 7de druk 2019)
eigen foto

Al van in mijn kinderjaren is de appel mij lief. Mijn eerste conflict met mijn vader was een appel-dieverij van een mooi in rijen gelegde collectie winterappels. Door er eentje weg te nemen ging de hele collectie aan het rollen en verscheen even later het gezinshoofd met de gevreesde uitroep: Wat gebeurt er hier allemaal? Een overbodige vraag maar mijn schuldige blik kon hem vermurwen. In mijn herinnering hebben we toen samen de ontsnapte appel gedeeld en opgegeten. De herinnering aan de boomgaarden in Sint Pieters Lille, beelden van zomers die nooit meer zijn na te maken. Net na het onweer in een verse oogstappel bijten, ja er bestond een paradijs. Nu nog eentje waar oudere kinderen van bijna tachtig weer mogen glanzen, net voor de nacht over de eeuwige boomgaard schuift.

Familie in de boomgaard Theo van Rysselberghe

Kunstig in een plooi gelegd. (Artfully laid in a fold)

(eigen foto)

Op een zeteltje bij het haardvuur ligt het, schijnbaar achteloos gedrapeerd, haar leren jasje. Het ‘achteloos’ achterlaten kun je in de mannelijke vorm best als ‘neerkwakken’ omschrijven terwijl de vrouwelijke werkwijze inderdaad, hier proefondervindelijk bewezen, een onbewust ‘rangschikken’ verdient of beter nog als ‘spontaan structureren’ benoemd kan worden. Hangt een van de mouwen niet alleen loodrecht, ook het ritme van de kraagschikking zou je bijna muzikaal kunnen uittekenen terwijl de onderkant met een artistieke haarspeldbocht het monotone van de rechte lijn vervangt. Dit is wat in het Frans ‘travailler le textile’ mag heten of ‘het in plooien leggen’, een activiteit die in de schilderkunst voor de nodige problemen en ingenieuze oplossingen zorgde. Ik citeer uit ‘Fashion Trends’:

"Als we aan gordijnen denken, gaan we terug naar die epische tijden van de menselijke beschaving, waar rond 3000 voor Christus in het oude Egypte, sandalen of linnen de overheersende decoratie waren. Door de jaren heen slaagden de transcendentie van cultuur en verschillende technieken er echter in om de vrouwelijke figuur te katapulteren en te beeldhouwen."
Katsushika Hokusai, Zesendertig gezichten op de berg Fuji: De grote golf van Kanagawa, Tokyo National Museum &
Alena Akhmadullina, Ready-To-Wear voorjaar 2016.

Een heus familieportret, portret van de kunstenaar en zijn vrouw in een prieel van kamperfoelie, Isabella Brant samen met haar echtgenoot Rubens, brengt kunde en kunst samen.

Tussen het jasje op de zetel en het fraaie familieportret hierboven zou je een wereld van toegepaste compositie kunnen ontdekken, een avontuur hoe de werkelijkheid in haar plooi(en) valt of erin gedwongen wordt zoals je dat nog duidelijker kunt zien in een mooi portret van de broertjes Villiers, geschilderd door Antoon van Dyck in opdracht van de Engelse koning Charles I. Het waren zonen van de vermoorde hertog van Buckingham door Charles opgevoed als zijn eigen kinderen. Ze zijn fraai ingepakt, maar je ziet dat ze poseren, dat ze liefst zo vlug mogelijk willen gaan spelen en dat is de schilder niet ontgaan. Ze zijn in meerdere betekenissen ‘in de plooi’ gelegd maar blijven heuse kinderen.

Het leren jasje waarmee ik mijn verhaal begon kwam onverwacht weer ter sprake toen ik bij de firma Levi een iconische jas ontdekte gemaakt naar het leren jasje dat ooit eigendom was van Albert Einstein, jas die ze op een veiling hadden verworven.

Einstein zou het jasje zelfs  zo vaak gedragen hebben dat een collega uit Princeton, Leopold Infeld, in de jaren 1936-1938 in zijn autobiografie schreef: "Eén van mijn collega’s uit Princeton vroeg me: 'Als Einstein zijn roem haat en zijn privacy wil beschermen, waarom behoudt hij dan zijn lang haar, draagt hij een grappig leren jasje en geen sokken, bretellen of dassen?' Het antwoord is eenvoudig; hij wil zijn noden beperken en hierdoor zijn vrijheid vergroten. We zijn allemaal slaven van miljoenen dingen… Einstein wilde dat beperken tot het absolute minimum. Zijn lange haren zorgden er inderdaad voor dat hij minder naar de kapper moest, sokken hoeven niet per se gedragen te worden en die jas lost het jassenprobleem op voor vele jaren." 

(Infeld. Quest: An Autobiography. 1965, p.293).

In een speciale doos verpakt ging die jas in 2018 zo’n $1500 kosten. ‘In een plooi leggen’ heeft duidelijk meerdere betekenissen.

Ik heb 8 jaar voor Levi’s Vintage Clothing gewerkt en verschillende variaties van de jas gezien maar nooit eerder dit model. Alleen de jas al zien en bestuderen was enorm leuk. We zijn dan ook heel blij met de kopie ervan. We presenteren de jas in een speciale doos waarop Einstein de jas draagt terwijl hij zijn pijp rookt. Binnenin zit de jas gehuld in een folie samen met een reproductie van het 'Nummer 97' waarmee we de veiling wonnen, een foto van Einstein die de jas draagt en een klein flesje met de geur die we in samenwerking met DS & Durga gemaakt hebben, gebaseerd op de geur van de jas 

(Burley tabak, manuscripten in papyrus en vintage leer)", aldus Paul O’Neill, hoofd van design Levi’s Vintage Clothing.

Er was ook een van de eerste bundels kortverhalen van Cesare Pavese met dezelfde naam naar het Engels vertaald met als titel: ‘The Leather Jacket” nu alleen nog tweedehands te verkrijgen, een auteur waarin door de gruwel van de kampen een plooi was gelegd die de tijd nadien ten zeerste bemoeilijkte.

We wandelen op een avond langs de flank van een heuvel, 
in stilte. In de schaduw van de late schemering
is mijn neef een reus in het wit
die zich bedaard beweegt, gebronsd gezicht, 
zwijgzaam. Zwijgen is onze deugd.
Een voorouder van ons moet heel alleen zijn geweest
– een groot man tussen idioten of een arme dwaas – 
om zijn nazaten zoveel zwijgen te leren. 

Cesare Pavese 
Jopie Huisman Stilleven met leren jas

Een dichtbundel van Remco Campert droeg de sprekende naam ‘Ode aan mijn jas.’ Woordprentjes.

4 (in de wind)

soms is het maar een zuchtje
dat je even streelt
als je de hoek omslaat

dan weer een woedende storm
die tegen je opbokst
maar de hoek die je omslaat
blijft dezelfde

het gebouwde houdt stand
lang nadat ik en mijn omhulsel
zijn vergaan
8 (vorm)

poëzie te schrijven
die als een jas met je meegaat

ik haat je wel eens
altijd moet ik erop letten
dat ik je niet vergeet

soms lig je te wachten
in stoffige hoeken

door jou, omhulsel,
ondervind ik het leven
aan den lijve

ik groei in je vorm
waar ik steeds meer naar sta

(bron: Ode aan mijn jas/De Bezige Bij 1997)
Hangende jas in een donker interieur Gerrit Willem Dijsselhof (1876-1924)

En er is het verhaal van Jozef en zijn broers, het verhaal uit het Oude Testament, het verhaal dat Thomas Mann herschreef in, naar zijn eigen woorden, een mythologische roman. (in vier delen). Jozef, de lieveling van zijn vader die hem een prachtige jas schenkt als teken van zijn liefde. Hoe de jaloerse broers hem aan een slavenhandelaar verkopen en de jas met bloed besmeuren zodat zijn vader denkt dat hij door een wild dier is verscheurd. Intussen echter… Te lezen in Genesis 37:32. Diego Velázquez schilderde de thuiskomst van de broers terwijl hij door Italië reisde. (1629-1631)

A Coat
William Butler Yeats

I made my song a coat 
Covered with embroideries 
Out of old mythologies 
From heel to throat; 
But the fools caught it, 
Wore it in the world’s eyes 
As though they’d wrought it. 
Song, let them take it
For there’s more enterprise 
In walking naked.
The Coat II Philip Guston
The Coat II is perhaps a bodiless and headless self-portrait. The language of Guston—worn out soles of shoes, fleshy pinks, and metallic greys—are at play in this work. This painting is part of a 1977 series “coat” paintings, and a later set of coat lithographs on the same subject.

Nabijheid: 2 gedichten van Adam Zagajewski

The Old Cemetery in Łódź, photo: Tomasz Stańczak / AG

De Poolse dichter Adam Zagajewski is mij zeer nabij. Enkele dagen na zijn dood in 2021 publiceerden we een bijdrage in dit blog. ‘Maar de woorden zwijgen niet’.

In deze moeilijke tijden zocht ik opnieuw zijn gezelschap en werkte ik, zij het via een Engelse vertaling van Clare Cavanagh- aan twee mooie gedichten van zijn hand waarin het idee van ‘nabijheid’ op een bijzondere manier aanwezig is. Uit een bio die ik las in het Nexus-Instituut deze samenvatting:

Adam Zagajewski was wereldberoemd als ‘metafysische dichter’ en essayist. Hij studeerde filosofie en psychologie in Polen en verwierf in 1974 roem met zijn polemische manifest De niet voorgestelde wereld, waarin hij de literatuur een gebrek aan engagement verweet. Nobelprijswinnaars Czesław Miłosz en Joseph Brodsky beschouwden hem al in de jaren tachtig als de belangrijkste Poolse dichter van zijn generatie. In 2004 won hij de Neustadt International Prize for Literature en in 2016 de prestigieuze Canadese Griffin Poetry Prize. Met Wat zingt, is wat zwijgt (Nexus Bibliotheek, 1998) verscheen zijn werk voor het eerst in Nederlandse vertaling. Later verscheen ook Mystiek voor beginners (2003). 
Naamdag

Eens, toen ik nog studeerde, gaf ik mijn moeder
een boek over Brueghel (de vader) voor haar naamdag
en na een week nam ik het terug, met het argument dat ik
ik het nodig had voor mijn "werk" (ze lachte me uit).

Deze dagen echter dringt de moderniteit 
zelfs begraafplaatsen binnen. -niet ver van haar graf
hebben ze een candel-mate geplaatst, dat klopt, een candel-mate.
een metalen paal, een machine die kaarsen verdeelt,
je gooit gewoon twee of drie obolen in de gleuf.

De naamdag voor Ludwika kwam terug, ik ging naar die stad,
geen stad nu maar een tropisch woud van herinneringen
en mijn kindertijd sprak tot mij, elke straat
sprak, zong, misschien zelfs schreeuwde, ja,
schreeuwde, pratend over wat geweest was en wat
niet langer was, en ook zo over degenen die ik vroeger kende.

Ik wist niet zeker hoe ik moest bidden voor de doden
in zulk tumult, in de schreeuw van herinnering.
Ik plaatste een pot kleine chrysanten op de grafsteen
en begreep pas  terwijl ik naar huis ging
dat dit een gebed was geweest, deze momentele aarzeling.

Toen besefte ik ook dat ik geen pen had meegenomen
of een potlood, ik kon niet opschrijven
wat er gebeurd was, gelukkig werd ik gered
door de caissière van het tankstation, ze gaf mij
een gebruikte gouden balpen cadeau
en een ongebruikt vel A4 papier.

Ik begon snel te krabbelen en terwijl ik
onhandige zinnen  krabbelde, verschenen mijn vrienden uit het niets,
Charlie Williams en ook Tomaž Šalamun
Ik dacht dat Tomaž vooral het idee…
het idee van de balpen bij het tankstation. fijn zou vinden

Gemeend legde ik uit: "maar zo was het echt,"
en ik hoorde een antwoord: "echt,
wat betekent het echt?" (ze spraken samen,
lachend, hoewel ik weet dat hun esthetiek
in het verleden radicaal verschillend was geweest).

En niets was veranderd, niets was veranderd;
het was al donker toen ik terugkeerde naar Krakau,
de laatste dagen van augustus, maar nog steeds vrij warm,
zomer herinnerde zich zijn jeugd, zelfs de nacht
was warm en elastisch, niets was veranderd,
legers stalactieten groeiden langzaam in grotten
en satellieten die stamelend de aarde bewaakten,
en niets was veranderd, niets.
Name day

By Adam Zagajewski
Translated from Polish by Clare Cavanagh

Once, when I was still a student, I gave my mother
a book about Brueghel (the father) for her name day
and after a week I took it back, claiming I would
need it for my “work” (she laughed at me).

These days though modernity invades
even cemeteries—not far from her grave
they’ve placed a candlemat, that’s right, a candlemat,
a metal post, a machine dispensing candles,
you just toss two or three obols in the slot.

The name day for Ludwika came again, I went to that city,
not a city now but a tropical forest of memories
and my childhood spoke to me, every street
spoke, sang, maybe even shouted, yes,
shouted, talking about what had been and what
no longer was, and also about those I used to know.

I wasn’t sure how to pray for the dead
in such tumult, in the shriek of recollection.
I placed a pot of small chrysanthemums on the gravestone
and understood only going home
that this had been a prayer, this momentary hesitation.

Then I also realized I hadn’t brought a pen
or pencil, I couldn’t write down
what had happened, luckily I was saved
by the gas station cashier, she made me
a present of a used gold ballpoint pen
and an unused sheet of A4 paper.

I quickly started scribbling and while I scrawled
clumsy sentences my friends appeared out of nowhere,
Charlie Williams and also Tomaž Šalamun—
I thought Tomaž would particularly like
the idea of the ballpoint at the gas station.

I truthfully explained: “but that’s how it was, really,”
and I heard an answer: “really,
what does it mean really?” (they spoke together,
laughing, although I know their aesthetics
had radically differed in the past).

And nothing had changed, nothing had changed;
it was already dark when I got back to Kraków,
the last days of August, but still quite warm,
summer remembered its youth, even the night
was warm and elastic, nothing had changed,
armies of stalactites slowly grew in caves
and satellites stammered surveilling the earth,
and nothing had changed, nothing.


Excerpted from True Life by Adam Zagajewski. Published by Farrar, Straus and Giroux. Copyright © 2019 by Adam Zagajewski. Translation copyright © 2023 by Clare Cavanagh. All rights reserved.

'By the poem’s end “nothing had changed, nothing,” he insists. But of course it has. Some time after Adam’s death, I had the kind of dream I’ve only had about my family and dearest friends. In the dream Adam came to see me at my parents’ house in Los Angeles—Adam in the San Fernando Valley!!—where I was sitting at the kitchen table in a desperate mess of papers. I was behind, as always, and we had a reading or deadline just ahead. But Adam just laughed—he was used to my fluster. And at last I got a chance to introduce him to my sisters. I wish I could tell him that.' (Copyright © 2023 by Clare Cavanagh. All rights reserved.)

https://wordswithoutborders.org/read/article/2023-02/name-day-adam-zagajewski-clare-cavanagh/

Muziek die ik met jou hoorde was meer dan muziek . . .


Muziek gehoord met jou 
zal voor altijd bij ons blijven.

Ernstige Brahms en elegische Schubert, 
een paar liederen, Chopin's derde sonate,

een paar kwartetten met hart-
brekende akkoorden (Beethoven, adagia),

de droefheid van Shostakovich 
die niet wilde sterven.

De grote koren van Bach's passies, 
alsof iemand ons ontboden had,

die vreugde eisen, 
puur en belangeloos,

vreugde waarin het geloof 
vanzelfsprekend is.

Enkele flarden van Lutoslawski, 
even vluchtig als onze gedachten.

Een zwarte vrouw die blues zong 
ging door ons heen als glanzend staal,

hoewel het ons bereikte op de straat 
van een lelijke, vuile stad.

Mahlers eindeloze marsen, 
de trompetstem die Symfonie nr. 5 opende

en het eerste deel van de Negende 
(je noemt hem soms "malheur!").

Mozart's wanhoop in het Requiem, 
zijn levendige pianoconcerten-

jij neuriede ze beter dan ik, 
maar dat weten we allebei.

Muziek gehoord met jou
zal  steeds nog groeien met ons.

© Adam Zagajewski. 

Music I heard with you was more than music . . .

Music heard with you
will stay forever with us.

Grave Brahms and elegaic Schubert,
a few songs, Chopin’s third sonata,

a couple of quartets with heart-
breaking chords (Beethoven, adagia),

the sadness of Shostakovich that
didn’t want to die.

The great choruses of Bach’s Passions,
as if someone had summoned us,

demanding joy,
pure and disinterested,

joy in which faith
is self-evident.

Some scraps of Lutoslawski
as fugitive as our thoughts.

A black woman singing blues
ran through us like shining steel,

even though it reached us on the street
of an ugly, dirty town.

Mahler’s endless marches,
the trumpet’s voice opening Symphony no. 5

and the first part of the Ninth
(you sometimes call him “malheur!”).

Mozart’s despair in the Requiem,
his buoyant piano concertos—

you hummed them better than I did,
but we both know that.

Music heard with you
will grow still with us.

© Adam Zagajewski. By arrangement with the author. Translation © 2004 by Clare Cavanagh. All rights reserved.
I will never be someone who writes only about bird song, although I admire birdsong highly – but not enough to withdraw from the historical world, for the historical world is fascinating. What really interests me is the interweaving of the historical and cosmic world. The cosmic world is unmoving – or rather, it moves to a completely different rhythm. I shall never know how these worlds coexist. They are in conflict yet they complement each other – and that merits our reflection. (Adam Zagajewski) 

‘Wat je ook doet, doe het ten volle…’

In 1915, twee dagen na de voltooiing van zijn algemene relativiteitstheorie terwijl hij in Berlijn woonde, vertelde Albert Einstein (14 maart 1879 - 18 april 1955) zijn zoon dat de weg naar geluk lag in jezelf verliezen in creativiteit en leren door te doen.
Einsteins advies, geschreven in een brief aan zijn 11-jarige zoon Hans Albert in Zürich, waar hij woonde met zijn moeder Mileva en broer Eduard 'Tete' Einstein, was duidelijk. Wat je ook doet, doe het ten volle en er zullen gevoelens van vreugde en voldoening door je heen stromen.
Hans Albert and Eduard (Tete) Einstein in Arosa, Switzerland Juli 1917

Mijn lieve Albert,

Gisteren ontving ik je lieve brief en was er erg blij mee. Ik was al bang dat je me helemaal niet meer zou schrijven. Je vertelde me toen ik in Zürich was, dat het lastig voor je is als ik naar Zürich kom. Daarom denk ik dat het beter is als we samenkomen op een andere plaats, waar niemand ons comfort zal verstoren. Ik zal er in ieder geval op aandringen dat we elk jaar een hele maand samen doorbrengen, zodat je ziet dat je een vader hebt die dol op je is en die van je houdt. Je kunt ook veel goede en mooie dingen van mij leren, iets wat een ander je niet zo gemakkelijk kan bieden. Wat ik met zoveel inspanning heb bereikt, is er niet alleen voor vreemden, maar vooral voor mijn eigen jongens. Deze dagen heb ik een van de mooiste werken van mijn leven voltooid, als je groter bent, zal ik je erover vertellen.

Ik ben erg blij dat je vreugde vindt in de piano. Dit en timmeren zijn naar mijn mening voor jouw leeftijd de beste bezigheden, beter zelfs dan school. Want dat zijn dingen die heel goed passen bij een jong iemand als jij. Speel vooral de dingen op de piano die je leuk vindt, ook al wijst de leraar die niet aan. Dat is de manier om het meest te leren, dat als je iets met zoveel plezier doet dat je niet merkt dat de tijd verstrijkt. Ik ga soms zo op in mijn werk dat ik de middagmaaltijd vergeet. Speel ook ringtoss met Tete. Dat leert je behendigheid. Ga ook wel eens naar mijn vriend Zangger. Hij is een lieve man.
Wees met Tete gekust door je
Papa.
Groeten aan Mama.

Einstein woonde in Berlijn met zijn nieuwe vlam Elsa. Mileva woonde met hun kroost in Zwitserland. Voor de relatie met zijn zoons was dat allerminst bevorderlijk. Einstein werkte daarnaast als een bezetene en had weinig tijd voor ze. “Warum hast du uns nichts weiter geschrieben?” schreef Hans Albert. Einstein vermoedde dat Mileva zijn kinderen tegen hem opzette. “Die Seele des Jungen wird systematisch vergiftet”, schreef hij verbeten in 1915 over zijn elfjarige zoon aan boezemvriend Heinrich Zangger.

Wie deze familiebrieven achter elkaar leest, krijgt een aangrijpend en spannend verhaal voorgeschoteld. Einstein wilde zo graag dat de relatie met Hans Albert verbeterde, maar dat lukte maar niet. Gelukkig volgde eind 1916 een voorlopig happy end. De echte ommekeer kwam na een vertederende brief van Einstein. Hans Albert had geschreven dat hij Latijn maar moeilijk onder de knie kreeg. Einstein schreef dat hij daar vroeger ook moeite mee had en noemde zichzelf trots een ‘Sauerkrautlateiner‘. Die geestige opmerking sloeg aan, want Hans Albert sloot een volgende brief af met ‘Deinem Sauerkrautlateiner’. Door de humor van Einstein zaten beiden dan eindelijk, na twee jaar, weer op één lijn.

Einstein ondertreepte dat door samenzweerderig te schrijven: “Solche Dick-Köpfe wie wir lernen lieber allein.” Hans Albert is een ‘Prachtskerl’, schreef Einstein aan Zangger. Zijn zoon, die later hoogleraar werktuigbouwkunde zou worden aan de universiteit van Californië, toonde daarna ook grote belangstelling voor de relativiteitstheorie.De familiebrieven zijn voor een deel verstuurd vanuit Nederland. Einstein was in Leiden benoemd tot bijzonder hoogleraar. Hij schreef aan Elsa over zijn discussies met Hendrik Lorentz en Paul Ehrenfest. Nederland sprak hem aan, schreef hij vanuit Leiden op 28 september 1916. “Die hiesigen Menschen gefallen mir durch ihr einfaches, anspruchloses Wesen und durch die hohe geistige Kultur ausnehmend.” En ook zijn ideeën kwamen in Nederland goed tot hun recht: “Meine Theorie hat hier so recht ihre Heimat gefunden.” (Robert Visscher Delta Journalistic Platform TU Delft 2006)

(‘The collected papers of Albert Einstein. Volume 10. The Berlin years, may-december 1920 and supplementary correspondence 1909-1920’, Princeton university press, 685 p., 116 euro.)

Albert Einstein

by Matthew Zapruder

only a few people 
really try to understand 
relativity like my father 
who for decades kept 
the same gray book 
next to his bed 
with diagrams 
of arrows connecting 
clocks and towers 
in the morning 
he’d cook eggs 
and holding 
a small red saucepan 
tell us his tired children 
a radio on a train 
passing at light speed 
could theoretically 
play tomorrow’s songs 
now he is gone 
yes it’s confusing 
I have placed 
my plastic plant 
in front of the window 
its eternal leaves 
sip false peace 
my worldly nature 
comforts me 
I wish we had 
a radio sunlight 
powers so without 
wasting precious 
electrons we could listen 
to news concerning 
Africa’s southern coast 
where people with giant 
colored sails 
are trying to harness 
the cool summer wind 
with its special name 
I always forget 
last night I read a book 
which said he was born 
an old determinist 
and clearly it was all 
beautiful guesses 
and I watched you knowing 
where you travel 
when you sleep 
I will never know 
Matthew Zapruder (1967) is an American poet, editor, translator, and professor.

His second poetry collection, The Pajamaist, won the 2007 William Carlos Williams Award from the Poetry Society of America, and was chosen by Library Journal as one of the top ten poetry volumes of 2006. His first book, American Linden, won the Tupelo Press Editors' Prize.[1] His most recent book of poetry, Sun Bear, brings the strangeness of poetry closer to everyday life. 

Bewegen en bewogen, een verkenning

De elementen: Duke Ellington’s compositie met diezelfde naam: Daybreak express als ruggegraat. Manhattan’s binnenkort verdwenen verhoogde treinlijn Third Avenue. Filmmaker D A Pennebaker. Goed en gedurfd monteren. Het jaar? 1953. Ja. Kijk nu naar deze vijf minuten mix van dat alles. Mogelijk met volledig scherm.

De Amerikaanse filmmaker D A Pennebaker - een pionier van de documentairevorm - is op 1 augustus 2019 op 94-jarige leeftijd overleden. Hij is misschien wel het bekendst om zijn speelfilms Don't Look Back (1967), een opmerkelijk portret van Bob Dylan tijdens een concerttournee op het hoogtepunt van zijn roem, en The War Room (1993), die de campagne en uiteindelijke verrassingsoverwinning van Bill Clinton tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 1992 volgde. Pennebaker, die volwassen werd in een tijd waarin draagbare 16mm-camera's met de mogelijkheid om on-the-fly sync-geluid op te nemen filmmakers een nieuwe mate van vrijheid gaven, was een van de eerste Amerikaanse documentairemakers die de instrumenten en de esthetiek van cinéma vérité (of directe film) gebruikte, waarbij de nadruk lag op het authentiek vastleggen van de werkelijkheid en het waarheidsgetrouw weergeven van verhalen.

Aeon DA Pennebaker. 13 aug 2019
David Tutwiler
September in de trein

oh, het is hier verboden te roken
verboden te roken? ja, verboden te roken,
ja, het is nu eenmaal verboden, hè,
er is anders elders nog plaats genoeg.
nou ja, ik zit nu eenmaal,
da 's waar.
als ik zit dan zit ik.

die?

  daar is het heel tragisch mee.
  die heeft z'n eigen aan de gaskraan gelegen.

je kan merken dat de vakanties afgelopen zijn,
ja, dat is geweest, niemand is meer met vakantie,
een paar nog hier en daar.
d'r zijn er nog een paar met vakantie, maar de meesten niet.
nee, voor de meesten is het afgelopen.
wat slingert dit rijtuig hè. -nou.
je kan merken dat het de laatste reis is. -ja.
ja, d'r zit niks meer achter? hè

Armando (1962)
In deze notatie van gesprekken wil Armando laten doorklinken, dat er in gewone zinnen een dreigende betekenis verborgen kan zijn. Door het annexeren van de gewone taal worden de zinnen geladen met een intense spanning. 

Als dertien-veertienjarige jongen speelde hij in de bossen om het kamp Amersfoort, een Polizeiliches Durchgangslager waar joodse en politieke gevangenen waren ondergebracht. In 1942 werden hier tientallen Russen vermoord en in een massagraf gesmeten. Een groep van 72 verzetsmensen werd er eveneens terecht gesteld. Dagelijks werden de afgebeulde gevangenen gemarteld met harde arbeid, onvoldoende rantsoenen en slopende appèls. Na de bevrijding werd op deze plek bovendien een politieschool gevestigd, zodat het knallen ook toen nog was te horen.

De herinnering aan de afschuwelijke gebeurtenissen waarmee de aan de andere kant van het prikkeldraad spelende kinderen vrijwel dagelijks werden geconfronteerd, heeft Armando nooit verlaten. (Erik Slagter  Ons erfdeel 1987)

Armando Zaun

Het thema van de Tweede Wereldoorlog en zijn ervaringen met Kamp Amersfoort waren zo prominent in zijn werk, dat Armando uiteindelijk zelfs een monument maakte om het Kamp te herinneren. Hij maakt een ladder die herinnerde aan de ladders tegen de wachttorens, maar tegelijk een symbolische betekenis had. De ladder was een weg naar het onbereikbare en toont zo de hoop en de dromen van de gevangen in het kamp.

Armando was een creatieveling die zich niet liet belemmeren door de grenzen van zijn favoriete medium. Naast schilderen en beeldhouwen, dichtte hij en schreef hij boeken. Alles om het verhaal van de agressie en het lijden te kunnen vertellen. (Kunst Vensters Jeroen de Baaij 2018)

Affect versus effect
Het belangrijkste verschil tussen de woorden 'affect' en 'effect' is dat het woord 'affect' betekent handelen naar, veranderen of beïnvloeden. Het effect daarentegen is het resultaat van de verandering of impact die heeft plaatsgevonden. Hoewel het effect als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt, wordt affect vaker als werkwoord gebruikt, hoewel uitzonderingen in beide gevallen de overhand hebben.

Je zou ook het effect als onderdeel van een poging tot affect kunnen zien: effecten ontstaan door compositie, montage, belichting, muzikale begeleiding, enz. Een overdaad aan effecten kan voor het affect (gevoelslagen) dodelijk zijn. De boodschap verdrinkt in de effecten zonder dat ze tot het aanvoelen van het kunstwerk bijdraagt, integendeel. Het affect wordt dan tot een steriele boodschap herleid. Er kan dus heel wat bewegen zonder bewogen te worden. Een mooi voorbeeld van weinig effecten en een ruim affect.

Sneeuw

De sneeuw als verfstreek witte
 sneeuw, nauwelijks.
 Ik doe de auto weg
 wordt het dan stiller?
 Leger. Sneeuw opgewaaid
 tegen het hek, voor de auto.
 Weggeveegd, opgeveegd
 met brede kwast. Geblokkeerd.

Remco Ekkers
Harry Callahan
"The difference between the casual impression and the intensified image is about as great as that separating the average business letter from a poem. If you choose your subject selectively – intuitively – the camera can write poetry."  
Harry Callahan

Eerder dan een wetenschap doet het affect beroep op intuïtie, aanvoelen, ervaring. En eenvoudig wil niet zeggen ‘simpel’.

Lezend meisje Peter Vilhelm Ilsted (1901)
Dichtbij het licht, ver van de beschouwer.
Een beetje zon tekent vierkanten op de vloer.
Het voorbije kan nooit meer dichterbij.

Straks kijk je deze kant uit.
Honderd tweeëntwintig jaar
kostbare stilte tussen ons beiden.
eigen foto Gmt

Kies je de woorden, schrap je, herbegin je, laat het blad wit, herbegin je, omschrijf je hoe de naden van de taal het onderwerp plooibaar maken, de verbindingen met veel wit ertussen, gooien hun ankers uit om in jou hoofd aan te meren. Het effect van de rangorde, het schrappen, voortdurend schrappen van overbodig gekronkel rond de eigen kruiwiel-as. Tot er in enkele woorden het ongezegde beetje bij beetje kan bovendrijven. Helderheid. De beweging lokt bewogenheid uit. Kan het nog met minder? Tot de letters alleen nog het beeld overlaten dat je meedraagt als de helderheid van het weinig. Het atelier.

Picking the words, deleting, restarting, leaving the page white, restarting, describing how the seams of language make the subject pliable, the connections with lots of white in between, throwing out their anchors to dock in your head. The effect of ranking, deleting, constantly deleting superfluous squirming around its own creeper axis. Until, in a few words, the unsaid can surface bit by bit. Clarity. Movement provokes movement.  Could it do with less? Until the letters leave only the image you carry with you as the clarity of the little. The studio. 

Tussen de woorden begint de droom

Night-Shining White ca. 750
Han Gan
A leading horse painter of the Tang dynasty, Han Gan was known for capturing not only the likeness of a horse but also its spirit. This painting, the most famous work attributed to the artist, is a portrait of a charger of Emperor Xuanzong (r. 712–56). With its burning eye, flaring nostrils, and dancing hoofs, the fiery-tempered horse epitomizes Chinese myths about Central Asian "celestial steeds" that "sweated blood" and were actually dragons in disguise. The seals and inscriptions added to the painting and its borders by later owners and appreciators are a distinctive feature of Chinese collecting and connoisseurship. The addition of more than one thousand years of seals and comments offers a vivid testimony of the work's transmission and its impact on later generations.(The Met Museum)
Dit 'nacht-schijnend wit':
-hier zijn vleugels overbodig-
in de leegte van het alles
kunnen alleen jouw ogen weten
 waar de eeuwige morgen begint.
Eens kom ik je achterna.

Als westerse waarnemer is het niet makkelijk de tekening van Han Gan naar haar oorspronkelijke betekenis te vatten ook al is haar benaming ‘Night-Shining White’ een gedicht op zichzelf. De museumtekst houdt het bij ‘.With its burning eye, flaring nostrils, and dancing hoofs, the fiery-tempered horse epitomizes Chinese myths about Central Asian “celestial steeds” that “sweated blood” and were actually dragons in disguise.

Met zijn brandende oog, uitwaaierende neusgaten en dansende hoeven staat het vurige paard symbool voor de Chinese mythen over Centraal-Aziatische "hemelse paarden" die "bloed zweetten" en eigenlijk vermomde draken waren.

Het zou een beschrijving van een serie op Netflix kunnen zijn. Mijn eigen vers mist waarschijnlijk de leegte waarin een transformatie van paard naar draak geheel vanzelfsprekend mag heten. De leegte. Er is alleen een paal op de achtergrond die een vertrek- of eindpunt kan zijn, maar tussen al die woorden draaft het tot het vandaag ook bij de lezer(es) thuis gekomen is. Ik probeer die leegte te specificeren in een gedicht van een Tang-dichter, Li Bai. ‘Gedachten aan een stille nacht’. Eerst de Engelse literaire vertaling:

Thoughts on a Silent Night

Moonlight falls at the foot of my bed,
Seeming like frost on the frozen ground.
I look up and see the bright moon,
And look down, reminded of my hometown.


Door onze gewenning aan lidwoorden is het net of de Chinese tekst alleen uit losse begrippen bestaat: Bed, beyond, bright moon shines. Belangrijker dan de ons gewende syntaxis worden de woorden hier gewone vaststellingen. Seems like on the ground is frost. I raise my head-see bright moon. I lower my head-think of home. Hun onderling verband, of het schijnbaar ontbreken daaraan schept net hun poëtische werking.

Let op het rijm. Let ook op het samenspel van de titel Jìng yè sī en de laatste drie karakters van het gedicht, sī gù xiāng, letterlijk: vergeet je geboorteplaats niet. Li Bai’s geboorteplaats was Jiangyou, vlakbij het moderne Chengdu, de hoofdstad van de Chinese provincie Sichuan.
(100 Tang-gedichten Geplaatst door traditionshome op 13 maart 2018)

Gedachten over een stille nacht

Maanlicht valt aan de voet van mijn bed,
als vorst op de bevroren grond.
Ik kijk omhoog en zie de heldere maan,
En naar beneden, herinnerend mijn geboortestad.

Original Chinese

静夜思
Jìng yè sī

床前明月光,
Chuáng qián míng yuè guāng,

疑是地上霜。
Yí shì dì shàng shuāng.

举头望明月,
Jǔ tóu wàng míng yuè,

低头思故乡。
Dī tóu sī gù xiāng.

Note the rhyme. Also note the interplay of the title Jìng yè sī and the last three characters of the poem, sī gù xiāng, literally, remember your hometown. Li Bai’s hometown was Jiangyou, near modern Chengdu, the capital of China’s Sichuan province.
(100 Tang Poems  Posted by traditionshome on March 13, 2018)
    Pensées sur un nuit silencieuse

    Le clair de lune tombe au pied de mon lit,
    Semblant comme le givre sur le sol gelé.
    Je lève les yeux et vois la lune brillante,
    Et regarde en bas, a rappelé de ma ville natale.

 
A painting of Li Bai (probably drunk) with his poetry (taken from Wikipedia).

Al heb ik zelf veel liefde voor maar weinig kennis van de Chinese taal, uit de hier samengebrachte ontleende vertalingen en besprekingen wordt het duidelijk dat de meeste gedichten uit deze periode de eenvoud van alledaagse vaststellingen gebruiken om net in hun onderling verband de niet uitgesproken gevoelens te duiden.. Wat ‘in de stilte’ gebeurt, het niet uitgesprokene vertelt woordeloos de essentie. Als we het bij de maan houden, dan deze mooie tekst van Zhang Jiu-Ling (678-740)

望月懷遠 (張九齡) 

海上生明月,
天涯共此時。
情人怨遙夜,
竟夕起相思。
滅燭憐光滿,
披衣覺露滋。
不堪盈手贈,
還寢夢佳期。
 
Viewing the Moon, Thinking of You (Zhang Jiu-Ling, 678-740 AD, China) 
                                                                                                 Ying Sun © 2008
As the bright moon shines over the sea, 
From far away you share this moment with me. 
For parted lovers lonely nights are the worst to be. 
All night long I think of no one but thee. 
To enjoy the moon I blow out the candle stick. 
Please put on your nightgown for the dew is thick. 
I try to offer you the moonlight so hard to pick,
Hoping a reunion in my dream will come quick.

Naar de maan kijken, aan jou denken (Zhang Jiu-Ling, 678-740 AD, China) 
                                                                                                
Terwijl de heldere maan over de zee schijnt, 
Van ver weg deel je dit moment met mij. 
Voor gescheiden geliefden zijn eenzame nachten de ergste. 
De hele nacht denk ik aan niemand anders dan aan jou. 
Om van de maan te genieten blaas ik de kandelaar uit. 
Trek je nachtjapon aan want de dauw is dik. 
Ik probeer je het maanlicht te schenken dat zo moeilijk te plukken is,
in de hoop vlug samen te zijn in mijn droom.
Tang Di Terugkerende vissers langs de ijzige oever

Net zoals in de beeldende werken is de eenvoud van het alledaagse vaak de weg naar de echte ontroering. Afscheid van een vriend. Li Bai, 701-762. Om weer bij de paarden waarmee we begonnen te eindigen.

Afscheid van een vriend (Li Bai, 701-762 AD, China) 

Groene heuvels achter de noordelijke stadsmuren.
Rondom de oostkant  witte watervallen. 
Tussen deze landschappen sta je op het punt te vertrekken, 
Als een tuimelend kruid dat duizenden kilometers ver reist. 
Drijvende wolken,  de geest van de reiziger. 
Maar onze vriendschap is eeuwig, zoals de zonsondergang. 
We zwaaien met onze handen eens je op weg bent. 
Onze paarden roepen elkaar zelfs van heel ver weg.
送友人 (李白) 

青山橫北郭,
白水繞東城。
此地一為別,
孤蓬萬里征。
浮雲遊子意,
落日故人情。
揮手自茲去,
蕭蕭班馬鳴。

Bezoek ‘Poems of Tang Dynasty with English Translations

http://musicated.com/syh/TangPoems.htm#LiQi01

Herinneringen
paars gekleed.
Ik verschuif verdwenen landschappen
naar zomers
waar het nooit regende overdag.
's Avonds telde je tussen bliksemflits en donder
hoe dichtbij het onweer kwam.
Niet bang zijn, mijn grootmoeder zei
dat het een rumoerig balspel
van jonge engelen was.
Elkaar
uit de donderluchten knikkeren.

Bij de eerste sterren
zochten we of we gevallen engelen vonden.
In het tuinhuis
lag grootvader, slapend
bij een fles hertekamp-jenever.

Hij was al vaker uit de lucht gedonderd.
In 1914  als jonge man.
Daarna bij elke herdenking van het krijgsgewoel.
Nu tenslotte een engel op jaren.

Tang Dynasty Scroll, Emperor Xuanzong -712-756- watching his favourite Yang Guifei a horse -right
Memories
purple-clad.
I shift vanished landscapes
to summers
where it never rained during the day.
At night you counted between lightning flash and thunder
how close the thunder came.
Not to be afraid, my grandmother said
that it was a noisy ball game
of young angels.
Each other
nodding off from the thunderous skies.

By the first stars
we looked for fallen angels.
In the garden house
grandfather lay asleep
by a bottle of Hertekamp gin.

He had thundered out of the sky before.
In 1914 as a young man.
Then at every commemoration of the war effort.
Now, finally, an angel at years.
Li Bai Strolling, by Liang Kai (1140–1210)

Het begon op de heide, en waar het zal eindigen weet ik niet…

Midden augustus begon het, een paarse zee.
Een zee van tijd.
Kindertijd.
De dennenbossen met een overvloed avontuur.
Debussy wist het ook toen hij 'Bruyères' schreef.
Luister naar zijn herinnering. 
Drie minuten paars geschilderd met muziek. 
Luisteren terwijl je leest.
Terwijl je meereist.

Bekijk je de partituur dan lees ik boven de noten de aanwijzingen als ‘calme, doucement, expressif, joyeux, en vier keer zelfs ‘doux’. Een kleine afstand naar een volgende ontdekking die zichzelf voorstelde met de sprookjesachtige titel: ‘Feeënvleugels planten’. Een Chinees gedicht van Liu Zongyuan waarschijnlijk geschreven in het jaar 809 of 810. De Engelse vertaling is van Nathaniel Dolton-Thornton en Yu Yuanyuan.

Liu Zongyuan (773 – 28 November 819) was a Chinese philosopher, poet, and politician who lived during the Tang Dynasty. Liu was born in present-day Yongji, Shanxi. Along with Han Yu, he was a founder of the Classical Prose Movement. 
Planting Fairy Wings


In this poor, shabby place, I barely keep well
as toxic airs trouble me to no end.
Midwinter here lacks hail or frost;
every evening, the south wind’s lukewarm.
Cane in hand, I descend to the courtyard’s edge
but my heels drag and I can hardly reach my gate.
At the gate is the Official of Cleared Lands
who comforts my drifting, withered spirit
when he tells me about a magic herb
nearby, in a field west of the Xiang River:
“Take the herb for no more than ten days
and your limps will become leaps and soars.”
I smile, clap, and hurry toward the official,
begging him to pull the plant at its roots for me.
Dense and lush, it soon fills my courtyard
with clusters of sudden, bright blossoms.
At dawn, I rise to pick and sun-dry them.
My pestle and mortar sound all through the night.
These mild fairy wings balance my insides—
the best place to treat an illness is at its source.
They scatter and oust my feverish mists
then, stretching, they cast off excess warmth.
If only I could prove this magic feat,
I wouldn’t need to keep buying sweet sedge.
I’ve heard of certain odd people’s skills,
how they can hold one breath half the night.
It requires them to breathe very deeply
while feeling the air flow up from their soles.
Self-indulgent, I’d have trouble with that,
so I’ll keep taking medicine instead.
Those who are paralyzed don’t forget to get up
and those who are poor say, “I must rise again,”
so come on, magic herb, help my feet,make me lucky enough to run like a child!
Feeënvleugels planten


In deze arme, armoedige plaats, houd ik me nauwelijks goed...
omdat de giftige lucht me niet kan verdragen.
Midwinter hier mist hagel of vorst;
elke avond is de zuidenwind lauw.
Stok in de hand, ik daal af naar de rand van de binnenplaats
maar mijn hielen slepen en ik kan nauwelijks mijn poort bereiken.
Bij de poort staat de ambtenaar van het ontruimde land...
die mijn drijvende, verdorde geest troost...
als hij me vertelt over een magisch kruid
dichtbij, in een veld ten westen van de Xiang Rivier:
"Neem het kruid niet langer dan tien dagen...
en je hinken zal veranderen in springen en stijgen."
Ik glimlach, klap, en haast me naar de ambtenaar,
hem smekend om de plant bij de wortels voor mij te trekken.
Dicht en weelderig, vullen ze spoedig mijn binnenplaats...
met clusters van plotselinge, heldere bloesems.
Bij zonsopgang sta ik op om ze te plukken en in de zon te drogen.
Mijn stamper en vijzel klinken de hele nacht door.
Deze milde feeënvleugels brengen mijn binnenste in balans.
de beste plaats om een ziekte te behandelen is bij de bron.
Ze verstrooien en verdrijven mijn koortsige nevels...
dan, strekkend, werpen ze overtollige warmte af.
Kon ik deze magische prestatie maar bewijzen,
hoefde ik niet steeds zoete zegge te kopen.
Ik heb gehoord over de vaardigheden van sommige vreemde mensen,
hoe ze de halve nacht hun adem kunnen inhouden.
Het vereist dat ze heel diep ademhalen
terwijl ze de lucht voelen stromen vanaf hun voetzolen.
Zelfingenomen, daar zou ik moeite mee hebben..,
dus blijf ik in plaats daarvan medicijnen nemen.
Zij die verlamd zijn vergeten niet op te staan...
en zij die arm zijn zeggen, "Ik moet weer opstaan,"
dus kom op, magisch kruid, help mijn voeten, 
maak me gelukkig genoeg om te rennen als een kind!
Liu zou dit gedicht in 809 of 810 gecomponeerd kunnen hebben. Fairy wings (Epimedium sp.) (het karakter [仙] in de naam betekent "fee" of "onsterfelijk"), ook bekend als "horny goat weed", verwijst naar een geslacht van rhizomatische vaste planten in de barbiefamilie (Berberidaceae). De meeste soorten komen oorspronkelijk uit China, waar de plant een lange geschiedenis van medicinaal gebruik kent. In de traditionele Chinese geneeskunde schrijven artsen vaak recepten voor die meerdere ingrediënten bevatten. Feevleugels wordt opgenomen in recepten om botten en spieren te versterken, energie te verhogen en erectiestoornissen op te lossen, naast andere voordelen.

Epimedium

De oorspronkelijke Chinese tekst vind je in het aan te bevelen LITERARY HUB magazine

En zo rolde ik via dit mooie gedicht de Tang-cultuurtijd binnen, nieuwsgierig naar de verschillende mogelijkheden waarmee de talrijke dichters uit dat tijdperk hun verlangens en ervaringen in verzen vertaalden.

De Tang-dynastie wordt met veel verschillende zaken geassocieerd, waaronder de poëzie.
De grootsheid van de Tang-poëzie is echter niet te danken aan zijn alomtegenwoordigheid, maar aan die kleine groep grote poëten, waartoe ook Li Bai en Du Fu behoorden. Met subtiliteit, ambiguïteit en allusies schreven deze Tang-poëten ondermeer over de pijn van afscheid nemen, maar ook over het plezier van de natuur, wijn of vriendschap.
Een verzameling waarin het merendeel van de Tang-gedichten bewaard is gebleven, is de―Quantangshi 全唐詩
( De volledige Tang-gedichten)
Deze compilatie van 49000 gedichten van 2200 auteurs kwam tot stand in de eerste jaren van de achttiende eeuw. (Jaden Wu Universiteit Gent Master-Verhandeling) Lees hier:  De verschijning van de komeet:
Wij staan gereed om te ontvangen diep in ons
onvoorstelbare wonderen,
in de lange maanden en jaren is daar plotseling
de verschijning van een komeet, een storm steekt op:

Ons leven is op dat ogenblik 
alsof in een eerste omhelzing
oude vreugden en smart plotseling voor ons oog
stollen tot kloeke roerloze vormen.

Wij prijzen die kleine insecten,
na één enkele paring
of eenmaal gevaar te hebben weerstaan,
eindigen zij hun wonderschoon bestaan.

Ons ganse leven ontvangt...
Een storm steekt op, de verschijning van een komeet.

Feng Zhi
“Returning Home in a Driving Rain”, an imitation of Xia Gui’s painting illustrating the “Xia’s One-Side” composition.

Je merkt dat gebeurtenissen beschreven in poëzie ook via schilder- en tekenkunst kunnen uitgevoerd worden. Er is een nauwe band tussen beiden. We zullen de lezer(es) in een volgende aflevering graag verder nieuwsgierig maken.

 Thinking of My Brothers on a Moonlit Night
Du Fu 

The army drums cut off human travel,
A lone goose sounds on the borderland in autumn.
Tonight we start the season of White Dew,
The moon is just as bright as in my homeland.
My brothers are spread all throughout the land,
No home to ask if they are living or dead.
The letters we send always go astray,
And still the fighting does not cease.
De legertrommels snijden menselijk verkeer af,
Een eenzame gans roept op de grens in de herfst.
Vanavond begint het seizoen van Witte Dauw,
De maan is net zo helder als in mijn thuisland.
Mijn broers zijn verspreid over het hele land,
Geen huis om te vragen of ze levend of dood zijn.
De brieven die we sturen gaan altijd verloren,
En nog steeds houden de gevechten niet op.
This poem dates from 759, perhaps written on the day of the Mid-Autumn Festival (Hawkes, p. 74). The goose is a symbol of autumn and letters from afar (Hawkes, p. 75). White Dew is a period in autumn following the Mid-Autumn festival (Hawkes, p. 74). 
月夜忆舍弟

戍鼓断人行
边秋一雁声
露从今夜白
月是故乡明
有弟皆分散
无家问死生
寄书长不达
况乃未休兵 

Het begon op de heide van mijn eigen kinderjaren, geen muur of macht kan je tegenhouden door de tijd te reizen en elkaar te herkennen als dezelfde reizigers die steeds weer hopen ook bij elkaar thuis te komen.

Excerpted from The Poetic Garden of Liu Zongyuan by Liu Zongyuan, translated by Nathaniel Dolton-Thornton and Yu Yuanyuan. Copyright © 2022. Available from Deep Vellum.

Diefje-met-verlos in de Scheldestad? Een brief aan Cecilia.

De zevende engel van de Apocalyps

Lieve Cecilia,

In de nagalm van het laatste voetbalgedruis vroeg ik me af of er wonderen nodig zouden zijn om jouw stad aan de Schelde nog te kunnen redden van de digitale piraten? Kun je iemands bezit eigen maken, erger nog de geslaagde poging om een stad te verlammen door haar digitale keuken af te sluiten. Kon de heerser in vroeger tijden genoegen nemen met een symbolische sleutel, nu volstaat een zwakke plaats in haar digitale werking te vinden en vandaar het doen en laten te verlammen zonder een greintje lijfelijke aanwezigheid.

Het dreigement persoonlijke gegevens van haar burgers op het net rond te strooien bij niet-betaling gijzelt elke bewoner. Inbreken in wat zo mooi ‘de persoonlijke leefsfeer’ wordt genoemd. De beeldende voorstelling van dergelijke grootscheepse diefstal waarbij elke burger op een of andere manier gehinderd kan worden een vrij mens te zijn, beperkt zich tot een duistere figuur achter een berg computerschermen, vaak gehuld in een soort monnikspij. Dat een ordinaire nerd in hemdsmouwen computer op de niet geruimde keukentafel een meer realistisch beeld is, dringt pas langzaam tot ons door. Stel, je nieuwe auto is gestolen. Je kunt hem terugkrijgen door hem nog eens te betalen.

By inserting subliminal images in the videogame, hackers were able to probe the player’s unconscious mental reaction to specific stimuli, such as postal addresses, bank details or human faces. This way, they were able to glean information including a credit card’s PIN number and a place of residence.

Ballarín, who is a telecommunications engineer and a cybersecurity expert, has tested a few devices himself. He hacked a brand-name EEG headset and managed to intercept the neural data sent by the device to a paired cell phone. “If you can process these signals, you can get information regarding disease, cognitive capabilities or even a user’s tastes and preferences, which may be something quite personal, like sexual preferences that you wouldn’t even discuss with a partner,” he warns.(Bruno Martin BBVA Open Mind)
'Eventjes een foto maken', zei de dokter.
Koptelefoon op je hoofd, want zo'n ding maakt hels lawaai.
Commerciële radio als troost?
'Je kunt je goed ontspannen.  Doe de groeten aan je vriend.'
Brain implants known as implantable pulse generators (IPGs) are already used to treat brain disorders such as Parkinson’s disease and depression. They use electrical signals to stimulate or block nerve impulses in the body.

The latest versions of these devices come with management software for both patients and clinicians to access on a smartphone or tablet via Bluetooth.

Research by cybersecurity company Kaspersky Lab and the University of Oxford Functional Neurosurgery Group explored vulnerabilities in these implanted devices and found a number of potential risks, such as an unencrypted data transfer between the implant, software and network.

The Russian company warns that in serious cases this type of brain hacking could be used to inflict pain or paralysis, as well as the theft of personal data.
Kaspersky researchers also note that these devices have weak password security, with physicians needing access to the password in case of an emergency. (Robert Scammel Verdict)

https://www.verdict.co.uk/brain-hacking-memories-safe/

‘De dief’ als dramatis persona kon meestal op bijval rekenen. Dat begint met ‘het stelen van de rijken’, gaat over naar het stelen als personaliteit(en) met het hart al dan niet op de rechte plaats en wordt pas gemeen als het personage kan dienen als aantasting van de volkse levensstandaard.( Robin Hood, Bonny and Clide, en tenslotte een anonieme ‘gemene’ paardendief.)

Hun criminele 'zegetocht' duurde niet lang: op 23 mei 1934 vonden ze de dood, nadat ze door de politie in een hinderlaag waren gelokt. Hoewel ze tot de tanden toe bewapend waren, werden Bonnie en Clyde zodanig overrompeld dat ze niet de kans kregen naar de wapens te grijpen en werden ze volgens de geschiedschrijvers "door een regen van duizend geweerschoten" geveld. Op dat moment werden ze verdacht van 13 moorden en diverse overvallen en inbraken. (Wikipedia)
Boys put on a production of ‘Hanging a Horse Thief’ in Falls Mill.

Kunstdieven zijn een geval apart. We citeren graag het begin van een justitiële publicatie van Boom over dit onderwerp.

Het specifieke karakter van kunstdiefstal, hoe het in elkaar zit, de betrokkenheid van de georganiseerde misdaad, de motieven van de dieven, hun zeer beperkte of zelfs volledig ontbrekende kennis van kunst – het zijn allemaal onderwerpen waarover weinig diepgaande kennis beschikbaar is, zelfs bij de politie. Spannende films over spectaculaire kunstroven spreken enorm tot de publieke verbeelding, maar echte kennis over dit type criminaliteit ontbreekt vaak. Fantasie wordt zelfs vaker voor waar aangenomen dan de echte feiten. Zoals ook in The museum of lost art te lezen valt, is kunstcriminaliteit een van de weinige misdaadtakken waarbij criminelen hun vak ‘leren’ uit boeken en films (Charney 2018)

Het toe-eigenen is een ander verhaal. Jij als maker van fraaie televisiedocumentaires eigende jou de levensverhalen van een aantal mensen en/of plaatsen toe met de bedoeling ze op zo’n intense manier vorm te geven dat er een betrokkenheid ontstond tussen het onderwerp en de kijkers. Je gaf ze dus terug in een vorm eigen aan het medium. Het is een niet makkelijk ingrijpen want jij als eindregisseur bepaalt de teneur van je onderwerp. Diefje-met-verlos?

Ofschoon het onduidelijk is waar het vandaan komt, is ‘Diefje met verlos’ een spel dat al eeuwenlang voor de nodige opwinding gezorgd heeft. Tijdens zijn regering (1327-1377) zag Edward 3e zich genoodzaakt het spel te verbannen uit de tuinen van het Westminster Palace, aangezien de dames en heren met hun gejoel de parlementaire besprekingen verstoorden. Dit decreet deed echter niets af aan de populariteit van het spel en het wordt sindsdien nog steeds met veel plezier door jong en oud gespeeld, zowel in zijn originele vorm als in zijn veel mildere vormen zoals ‘quatre coins’(Kinderwereld NL museum)

De eenvoudigste vorm zoals ik hem mij herinner uit mijn internaatswereld waar je ’s avonds eindelijk niet meer moest voetballen op de speelplaats maar ‘ketting’ mocht spelen, een variatie van diefje-met-verlos. Jagers tikken je, je moet naar de plaats waar alle ‘getikten’ een ketting vormen. Kun je nog als vrije jongen door die ketting lopen dan verlos je meteen alle gevangenen. Heerlijk! Je kunt het dus met dat ‘boeien’ door een ‘kunstproduct’ vergelijken en doordat jij de creatie en dus presentatie ‘boeiend’ hebt gemaakt, ontstaat er een verlossend moment van herkenning! Je bent dus diefje en verlosser samen als kunstenaar(es).

Couple aux têtes pleines de nuages Savador Dali

En er is het personage dat komt ‘als een dief in de nacht’. Dichter Luuk Gruwez schrijft in ‘Advies aan een dief’ dat hij welkom is.

Komt u maar binnen door mijn achterdeur, 
die doe ik bijna nooit op slot. 
Gaat u toch zitten, doe mijn sloffen aan; 
er staat een borrel in de kast. 
Mijn allerliefste dief bent u. 
U zult waarschijnlijk zenuwachtig zijn.
Dit huis is mijn museum. Kijk. De gekste dingen heb ik hier bijeen, 

En na een opsomming van zijn bezit, komt de bezoeker bij een kamer.

Ten slotte komt u bij een kamer. 
Die is potdicht, waarvoor excuus. 
Hier houd ik mijn vriendin gevangen 
in touwen, ketting om de voet. 
Geen mens kent de bezitter van haar lijf.
Of toch: wilt u het waarlijk weten? 
Ik lig al naast haar, twintig jaar. 
Wij zijn er trots op dat wij ouder worden, 
de laatsten die geloven in elkaar. 
En als zij slaapt hou ik haar dromen vast, 
en als zij zucht of kucht haar keel, 
en telkens als zij lacht haar lach 
en telkens als zij weent haar tranen. 
Er is maar één dief die ik vrees: 
de dief die harten steelt.

U moet geweldig van mij houden
dat u mij zozeer wilt beroven. 
Maar ook al neemt u alles mee, 
laat haar bij mij, en mij bij haar.

Uit Dieven en geliefden, De Arbeiderspers 2000

Misschien zie je vanuit je raam boven de Schelde de zevende engel voorbijkomen. Johannes, de leerling die Jezus liefhad beschrijft hem als:

"En de zevende engel blies op de bazuin, en er klonken luide stemmen in de hemel, die zeiden: De koninkrijken van deze wereld zijn van onze Heere en van Zijn Jezus Christus geworden, en Hij zal Koning zijn in alle eeuwigheid." (Openbaring 11:15)

Het afsluiten van de tijd. Al die ‘rijken’ (in meervoudige betekenis) zijn overbodig geworden. Als ‘dieven van de tijd’ is onze buit overbodig. Schud leeg die herinneringen en verwachtingen. Gooi ze niet weg, maar laat ze als sterren in de eeuwige hemel schitteren. We zullen er niet alleen naar kunnen kijken, maar, de mooiste vorm van waarnemen, er als kinderen mee spelen. Zoals de foto’s van die ons voorgingen uit hun kader stappen en ons tijdloos omarmen. De diefjes zijn verlost van gisteren en morgen. Mijn innige kerstwens voor jou en degenen die dit blog hebben mee gelezen. Het mooie nu van elk ogenblik.

Eigen foto
Theft
(Esther Popel)

The moon
Was an old, old woman, tonight,
Hurrying home;
Calling pitifully to her children,
The stars,
Begging them to go home with her
For she was afraid,
But they would not.
They only laughed
While she crept along
Huddling against the dark blue wall of the Night
Stooping low,
Her old black hood wrapped close about her ears,
And only the pale curve of her yellow cheek
With a tear in the hollow of it
Showing through.
And the wind laughed too,
For he was teasing the old woman,
Pelting her with snowballs,
Filling her old eyes with the flakes of them,
Making her cold.
She stumbled along, shivering,
And once she fell,
And the snow buried her;
And all her jewels
Slid from the old bag
Under her arm
And fell to earth,
And the tall trees seized them,
And hung them about their necks,
And filled their bony arms with them.
All their nakedness was covered by her jewels,
And they would not give them back to her.
The old moon-woman moaned piteously, 
Hurrying home;
And the wild wind laughed at her
And her children laughed too,
And the tall trees taunted her
With their glittering plunder.
Esther Popel Shaw, born on July 16, 1896, in Harrisburg, Pennsylvania, was a poet and critic from the Harlem Renaissance. She is the author of Thoughtless Thinks by a Thinkless Thaughter, a volume of poetry that she self-published in 1915 while she was still in high school, as well as A Forest Pool, a collection privately printed in 1934. Her writing also appeared frequently in periodicals such as Opportunity, The Crisis, and The Journal of Negro Education. She died on January 28, 1958.