Bij zoveel pracht en praal moeder en kind
in de mooist geschilderde ruïnes van Europa.
Het blijft een vaderloos gebeuren,
dit oude zeer, het samensmelten der lijven
te ontkennen om Gods zoon een toegangspoort
tot het blauwe planeetje te verschaffen,
al zou het kind zelfs op het kruis het over liefde hebben.
Vermommen we ons in wijzen, in rijkaards
die hun kroost met niet vervulde dromen blijven besprenkelen.
Men ziet mij eerder op de achtergrond
naast broeder os, de ezel
waarop lasten worden afgewenteld.
Een beetje woordenadem als het donker wordt
en dissonant gebalk,
een povere bijdrage, ik geef het toe,
maar het kind lacht zonder ophouden
als ik mijn hijgend lied herhaal.