26.
De uitvergroting van haar Sainte Cathérine in Lille waarin ze was opgegroeid bevreemdde haar. Het heimwee naar de gothiek zonder dat je zou rekening houden met de schemermomenten, met de zachte overgangen tussen licht en donker, vertelde meer over de aardse macht dan dat ze zou borg staan voor hemelse verrukking. In de Saint Clotilde overgoot het licht het hoge interieur. Ook buiten hadden de bouwmeesters dat opstuwende vertaald in de bijna doorzichtige dubbele torens die gaten in de wolken konden prikken, terwijl de platte versie in haar geboortestad haar vertrouwd had gemaakt met de onmacht, het bekennen dat hemel en aarde wel duidelijk zeldzaam verbonden territoria bleken. De Parijse miste het contact met haar omgeving. Er was nadrukkelijk een grote ruimte vrijgemaakt waarin er na twaalf jaar een reus verrees die elk ogenblik kon opstijgen zonder zich te bekommeren om het lot van het menselijk gewriemel onder haar. Ook haar lengte beklemtoonde die overmacht. Je moest bijna honderd meter lopen om ingang en altaar met elkaar te verbinden.
‘Cavaillé-Col werkte bijna zes jaar om er dit orgel te installeren. Van het allermooiste wat hij gemaakt heeft, geloof me.’
Hij wees haar op de geraffineerde harmonisatie, op de unieke details zoals de clarinet van het positief en de trompet van het récit. Hij toonde haar aan hoe de orgelbouwers door een bijzondere opstelling de monumentale druk van het gebouw hadden overstegen die de sonoriteit van het positief bijna zo intens liet klinken als die van het grote orgel. Hij vertelde haar over de inauguratie in december 1857 waar hij en collega Lefébure-Wely geconcerteerd hadden. De Final en si bémol majeur van zijn Six Pièces d’ orgue had hij gekozen en twee Préludes et fugues en mi mineur van Bach. Lefébure-Wely improviseerde op een Adeste Fidelis gezien de tijd van het jaar en daarbij aansluitend een grand choeur op het lied ‘Il est né le divin enfant’.
Hier speelde hij dus elke zondag de hoogmis om negen uur, na de preek, en de vespers om drie uur. Hier kon hij werkelijk zijn improvisaties verfijnen, hoorde hij niet eens het belletje waarmee de pastoor het einde van zijn spel vroeg, tot een elektrisch exemplaar luid genoeg klonk om de wil van de geestelijke duidelijk te maken, maar hij op zoek naar de juiste modulatie voor een geschikt slotakkoord toch nog de nodige tijd nam tot beide misdienaars naar boven werden gestuurd om de herderlijke wil kracht bij te zetten.
Of hem de overvloed aan ruimte niet stoorde? ‘De muziek maakt haar eigen ruimte. Vaak vraag ik aan mijn leerlingen: heb je ze gehoord voor je ze opschreef? Heb je goed geluisterd? Als je ze daarna speelt, of bij een improvisatie, moet je doen wat de muziek vraagt. Als je deze nieuwe kerk groot vindt dan is dat nog niets bij de innerlijke ruimte waaruit de muziek ontstaat. Luister.’
Hij zette zachtjes een zin aan, maakte het thema duidelijk door een herhaling en bouwde op die ontwikkeling een tweede motief.
‘Het eerste thema komt uit mijn klein schriftje waarin ik ze verzamel als uitgangspunt voor mijn leerlingen en mijn eigen composities. Maar elk thema is een twijgje waaraan diverse andere takjes en bloemen ontspringen. Luister, Clarinette van II, of de harmonische trompet van III, daaruit kun je contrapuntisch werken op het andere klavier. Niet te vlug naar de Voix humaine, maar luister naar de Voix Célestes en Gamba op III, op II, de Bourdon van 16 op II en III. Het zijn geen effecten meer, maar ze scheppen een diepte die je kunt opvullen. Dat is de ruimte. Nu moet je zelf dit wonderlijke instrument aandurven. Ik weet dat je een voorkeur voor Merklin hebt, maar zijn concurrent en collega moet je uitproberen. Er is meer gemeenschappelijks aan hun wonderlijk bouwersbrein dan je zou vermoeden. Zoek je een thema? Over enkele weken is het Pasen. Isti sunt agni novelli, een prachtige zang voor de nieuwe lammetjes.’