
Spreek je over ‘stilte’ dan duiken bijna onmiddellijk de ‘vingertjes-voor-de-mond’ op. Alsof stilte nog in het klasje thuishoort waar zwijgen een voorwaarde zou zijn om te luisteren. In mijn verbeelding associeer ik het begrip ‘stilte’ eerder met ‘ruimte’, en dan bedoel ik ruimte in de breedste zin van het woord en waarschijnlijk ook als emotionele – en/of denkruimte. In die betekenis is het schilderij hierboven, de tuin van de inrichting, mij zeer lief. Al was de kunstenaar als patiënt opgenomen en werd hij er verpleegd, toch ken ik geen tuin als deze waarin de ruimte je meer beschut en van dwanggedachten zou kunnen bevrijden. De lucht is er diep blauw, blad en bloem zijn zomerser dan ooit, het kleine weggetje naar de zitbank is een duidelijke uitnodiging. Je zou het de ruimte van een (voorlopige) thuis kunnen noemen. Naar thuis verlang je, zelfs al ben je thuis, zoals in dat wonderlijk mooie Japanse kortgedichtje hieronder:


Vincent verbleef er een jaar en schilderde eerst de tuinen, daarna de omgeving van het klooster Saint-Paul de Provence dat als psychiatrische kliniek dienst deed. Je zou kunnen zeggen dat hij naarmate het jaar verstreek hij zich duidelijk naar buiten schilderde, terug naar de buitenwereld. (en uiteindelijk naar Auvers-sur-Oise)

De muren zijn er nog, maar daarachter gaat de de zon stralend op. In een brief aan Theo schrijft hij over zijn dokter Peyron:
Tegen mij heeft hij (Dr Peyron) alleen gezegd – ‘laten we hopen dat het niet terugkomt’, maar enfin, ik reken erop dat het nog tamelijk lang zal terugkomen, minstens een aantal jaren. Maar ik reken er ook op dat werken allesbehalve onmogelijk voor me zal zijn, dat het ondertussen gewoon door kan gaan en zelfs mijn geneesmiddel is.
In september het jaar daarvoor schrijft Van Gogh vanuit Arles aan zijn zus Wil wat kleuren voor hem betekenen: ‘We hebben behoefte aan vrolijkheid en geluk, aan hoop en liefde. Hoe lelijker, ouder, slechter, zieker, armer ik word, des te meer wil ik mij wreken met krachtige, goed gerangschikte schitterende kleuren.’ (inleiding Kröller-Müller-museum)

静夜思 Quiet Night Thought 床前明月光,疑是地上霜。举头望明月,低头思故乡。 Before my bed the moonlight glitters, Like frost upon the ground. I look up to the mountain moon, Look down and think of home. (Written by Li Bai, translated by Stephen Owen) The five-character verse written by the great Tang dynasty poet Li Bai (701 – 762 C.E.) describes his nostalgia while gazing upon the autumn moon. The language of the poem is plain but expressive and easy to recite by Chinese readers.
Met het kleine gedicht van Li Bai kom ik terug naar de reis die we steeds opnieuw maken: van de grote opkomende maan naar de beslotenheid van thuis. En met thuis is de innigste ruimte aangeduid die wij bezitten en van waaruit wij vertrokken zijn maar er nooit zijn weggegaan. Een innerlijke ruimte is die ‘thuis’ geworden, een plaats die je steeds meeneemt en waar je je in de drukste of moeilijkste momenten kunt terugtrekken. In de stilte.
