Naar de Mozaïsche wet (Lev. 19 : 9) mochten de hoeken van het land door den eigenaar niet worden afgemaaid, maar moesten voor de armen blijven. Ook mochten de eigenaars de op het veld overblijvende aren niet verzamelen, want het nalezen bleef voor de armen ; zelfs de schoven, die door onachtzaamheid waren blijven liggen, behoorden hun; de eigenaar had het recht niet ze terug te halen.
The Old Testament of The Bible mandated Hebrew farmers to leave a portion of their crops unharvested, allowing poor neighbors and strangers to enter their land to pick what remained for themselves and their families.
In England and France, the government safeguarded the rights of the rural poor to glean. This practice permitted gleaners to collect leftover crops and resources from the ground of nearby farmers' fields. Picking leftover crops for the local community was an integral part of farm life and the harvest process for hundreds of years, until new private property laws and farming technology began to restrict gleaners' rights. It was common to see people in fields picking leftover crops until after the end of World War II.
Geschreven werd en wordt er, geschilderd en gedicht, kortom pakhuizen gevuld met creaties. Eens de velden gemaaid zijn door de sikkels van de tijd, blijven er allerlei resten en fragmenten liggen. Anderen werden glanzend tot letteren- of beeldenvoedsel verwerkt maar daarna door de muizen van de vergetelheid weg geknabbeld. Ook in de schuren en de serres van het internet zijn er talrijke overblijfsels van vroegere oogsten weinig of nooit meer bezocht.
Aren lezen zal tussen de duizenden teksten en reproducties dwalen en schoonheid verzamelen die lang in het duister van de tijd is achtergebleven en best weer het licht in de ogen kan verdragen.
There was and is writing, painting and poetry, in short, warehouses filled with creations. Once the fields are mowed by the sickles of time, all sorts of remains and fragments remain. Others were glossily processed into literary or sculpture food but then nibbled away by the mice of oblivion. Even in the sheds and greenhouses of the internet, numerous remnants of past harvests are little or never visited again.
Gleaning will wander among the thousands of texts and reproductions and collect beauty long left behind in the darkness of time and best to bear the light in the eyes again.
Maar als een kip
pik ik mijn eten hier
en daar, mijn wetens-
waardigheden bij elkaar,
en o de spijt voor wie dit mist,
al deze zeer diverse dingen
fragment Judith Herzberg (geniet van de de mooie binnenrijmen)
He was born Lawrence Monsanto Ferling in Yonkers, New York, to a French mother, Albertine Mendes-Monsanto, and an Italian father, Carlo Ferlinghetti, an auctioneer, who had shortened the family name to Ferling. His parents were unable to care for him, however (sometimes Ferlinghetti said his father had died before his birth, sometimes after), and he was rescued by an aunt, Emily Monsanto, who took him to France for his first six years. Returning to the US, Emily was employed as a governess by a family called Lawrence, a branch of the one that founded Sarah Lawrence College. “Then she left me there,” Ferlinghetti told an interviewer in 1978. “She just disappeared one day, and that family brought me up.”
To the Oracle at Delphi
Lawrence Ferlinghetti (1919-2021)
Great Oracle, why are you staring at me,
do I baffle you, do I make you despair?
I, Americus, the American,
wrought from the dark in my mother long ago,
from the dark of ancient Europa—
Why are you staring at me now
in the dusk of our civilization—
Why are you staring at me
as if I were America itself
the new Empire
vaster than any in ancient days
with its electronic highways
carrying its corporate monoculture
around the world
And English the Latin of our days—
Great Oracle, sleeping through the centuries,
Awaken now at last
And tell us how to save us from ourselves
and how to survive our own rulers
who would make a plutocracy of our democracy
in the Great Divide
between the rich and the poor
in whom Walt Whitman heard America singing
O long-silent Sybil,
you of the winged dreams,
Speak out from your temple of light
as the serious constellations
with Greek names
still stare down on us
as a lighthouse moves its megaphone
over the sea
Speak out and shine upon us
the sea-light of Greece
the diamond light of Greece
Far-seeing Sybil, forever hidden,
Come out of your cave at last
And speak to us in the poet's voice
the voice of the fourth person singular
the voice of the inscrutable future
the voice of the people mixed
with a wild soft laughter—
And give us new dreams to dream,
Give us new myths to live by!
Read at Delphi, Greece, on March 21, 2001 at the UNESCO World Poetry Day
-Sybil was hem genadig. Hij overleed in 2021 en werd dus 101 jaar.-
"I really believe that art is capable of the total transformation of the world, and of life itself," Ferlinghetti said. "And nothing less is really acceptable. So if art is going to have any excuse ... beyond being a leisure-class plaything, it has to transform life itself."
“Ik geloof echt dat kunst in staat is om de wereld en het leven zelf totaal te veranderen,” zei Ferlinghetti. “En niets minder is echt acceptabel. Dus als kunst een excuus wil hebben... behalve een speeltje voor de vrijetijdsklasse te zijn, dan moet ze het leven zelf transformeren.”
Zo kwamen ze weer bij elkaar.
Maar het lekkers,
dat was raar, dat was weg
en als ik zeg: ze waren
net twee helften
van één zoet broodje
op elkaar dan is dat niet waar;
ze leefden kort en breekbaar
als twee crackers.
Judith Herzberg, Dagrest. Tweede druk, Amsterdam 1984
ZIEKENBEZOEK
Mijn vader had een lang uur zitten zwijgen bij mijn bed.
Toen hij zijn hoed had opgezet
zei ik, nou, dit gesprek
is makkelijk te resumeren.
Nee, zei hij, nee toch niet,
je moet het maar eens proberen.
-------------------------------
uit: Beemdgras (1968). Judith Herzberg
Muara Enim (1926)
Oud jeugdhuis waarvan ik geen inhoud weet
dan schaduw flakkerend in het olielicht,
angst door het krijsen van katten in duisternis,
nog bang zijn voor slangen als het gras beweegt.
Mijn moeder naaide, soms bakte zij brood.
Maar wat speelden wij kinderen in het lege
huis, de verwilderde tuin? Ik heb het ook nooit,
voordat het te laat was, zelfs willen weten.
Losse momenten die evenveel leegte
lieten, nooit samenvielen met het verslag
van de foto's, tot aan de dag dat mijn vader zag
dat hij mij had leren lezen. Toen bleven de vele
huizen waar wij eens woonden verder bevolkt
door mensen, meubels en boeken, en toen begon
mijn geschiedenis. Met wie kan ik die delen?
Tineke Sanders , geliefde van Leo Vroman
“Hoe is het dus met die ‘Nederlander in het Buitenland, of Nederlanders vanuit het Buitenland gezien’, want daar vroeg Ons Erfdeel naar. Het is vrij goed met hem, hij leeft buiten de oorlogen met een vrouw waar hij eigenlijk belachelijk veel van houdt, zoiets komt gewoon niet voor, en zij vindt hem ook niet zo gek gelooft hij. En hun kinderen: Geri zo bijna zonder lichaamsgewicht en toch zo schrikwekkend gevoelig en redelijk tegelijk, en Peggy zo vreselijk ziek geweest en die alles kan maken wat ze wil en guitaar en allergekst acteren, in haar kamer, met de rat en het konijn in hun kooien elkaar en de dingen lodderig en achterdochtig van onder allerlei rare wimpers bekijkend, lodder, knaagknaagknaag, lodder. Zo wonen wij. Soms komt een buurvrouw iets lenen, vaak komen de vrienden en vriendinnen van ons en van de kinderen binnen, praten, proberen vreemde spelletjes. Is dat Amerikaans? Hollands? Misschien wel Indonesisch.”
(Uit: Waar ben ik? Leo Vroman-New York-USA in ‘Ons Erfdeel Jaargang 12 1968-69)
Behalve dichter was Vroman bioloog, tekenaar, joods, eigenzinnig, nieuwsgierig, geestig. Zijn werk heeft een unieke speelse toon en fantasie, hij schrijft even onbekommerd over de dood als over zijn liefde voor het leven in het algemeen en voor zijn vrouw Tineke in het bijzonder. Zijn poëzie is onverschrokken: hij houdt zich aan geen enkele conventie en schuwt gruwelijkheid noch schoonheid.
In al zijn werk schrijft hij grotendeels direct vanuit en over zichzelf. Over zijn persoonlijke geschiedenis en zijn kijk op het leven. Over het grasveldje van zijn jeugd in Gouda, over de ‘hullende’ adem van zijn Tineke en het diepe gemis van haar tijdens de oorlog. Over de bloedplaatjes die hem fascineren, over wiskundige reeksen en ingewanden, over de kamers van zijn dochters, zijn reacties op wat er in de wereld gebeurt: aardbevingen, verkrachtingen, moord en geweld. Over zijn ouder wordende ledematen, zijn ingewanden, zijn aaiende vingers, zijn nieuwsgierigheid naar de dood. Hij schreef door tot enkele dagen voor zijn dood in februari 2014, het gedicht ‘Einde’:
Hij lijkt vast minder erg –
die lief bijeengebrachte
hoop spaanders van mijn gedachten –
op mij dan op een berg.
Waar zal die laaiende gestalte
van mij dan uit bestaan
en waar kwam die al te late
eerste vonk vandaan?
(Die vleugels II, 2015)
Bezoek zijn mooie bio:
https://literatuurmuseum.nl/nl/ontdek-en-beleef/literatuurlab/online-exposities/leo-vroman
Zelfportret, voor den heer en mevr. J. Greshoff. Het genoegen blijft aan mijn kant 1940. 22,2 x 17,5 cm. (Foto’s Letterkundig Museum).
'Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.'