‘Aren lezen’ (1)

Naar de Mozaïsche wet (Lev. 19 : 9) mochten de hoeken van het land door den eigenaar niet worden afgemaaid, maar moesten voor de armen blijven. Ook mochten de eigenaars de op het veld overblijvende aren niet verzamelen, want het nalezen bleef voor de armen ; zelfs de schoven, die door onachtzaamheid waren blijven liggen, behoorden hun; de eigenaar had het recht niet ze terug te halen.
fragment Jules A.A. Louis Breton. ‘The Gleaners’
The Old Testament of The Bible mandated Hebrew farmers to leave a portion of their crops unharvested, allowing poor neighbors and strangers to enter their land to pick what remained for themselves and their families.

In England and France, the government safeguarded the rights of the rural poor to glean. This practice permitted gleaners to collect leftover crops and resources from the ground of nearby farmers' fields. Picking leftover crops for the local community was an integral part of farm life and the harvest process for hundreds of years, until new private property laws and farming technology began to restrict gleaners' rights. It was common to see people in fields picking leftover crops until after the end of World War II.

Geschreven werd en wordt er, geschilderd en gedicht, kortom pakhuizen gevuld met creaties. Eens de velden gemaaid zijn door de sikkels van de tijd, blijven er allerlei resten en fragmenten liggen. Anderen werden glanzend tot letteren- of beeldenvoedsel verwerkt maar daarna door de muizen van de vergetelheid weg geknabbeld. Ook in de schuren en de serres van het internet zijn er talrijke overblijfsels van vroegere oogsten weinig of nooit meer bezocht.

Aren lezen zal tussen de duizenden teksten en reproducties dwalen en schoonheid verzamelen die lang in het duister van de tijd is achtergebleven en best weer het licht in de ogen kan verdragen.

There was and is writing, painting and poetry, in short, warehouses filled with creations. Once the fields are mowed by the sickles of time, all sorts of remains and fragments remain. Others were glossily processed into literary or sculpture food but then nibbled away by the mice of oblivion. Even in the sheds and greenhouses of the internet, numerous remnants of past harvests are little or never visited again.

Gleaning will wander among the thousands of texts and reproductions and collect beauty long left behind in the darkness of time and best to bear the light in the eyes again.

Vincent van Gogh. Aren lezende boerin. 1885
Maar als een kip
pik ik mijn eten hier
en daar, mijn wetens-
waardigheden bij elkaar,
en o de spijt voor wie dit mist,
al deze zeer diverse dingen

fragment Judith Herzberg (geniet van de de mooie binnenrijmen)

He was born Lawrence Monsanto Ferling in Yonkers, New York, to a French mother, Albertine Mendes-Monsanto, and an Italian father, Carlo Ferlinghetti, an auctioneer, who had shortened the family name to Ferling. His parents were unable to care for him, however (sometimes Ferlinghetti said his father had died before his birth, sometimes after), and he was rescued by an aunt, Emily Monsanto, who took him to France for his first six years. Returning to the US, Emily was employed as a governess by a family called Lawrence, a branch of the one that founded Sarah Lawrence College. “Then she left me there,” Ferlinghetti told an interviewer in 1978. “She just disappeared one day, and that family brought me up.”

Lawrence Ferlinghetti. before his bookstore in San Francisco

To the Oracle at Delphi

Lawrence Ferlinghetti (1919-2021)

Great Oracle, why are you staring at me,
do I baffle you, do I make you despair?
I, Americus, the American,
wrought from the dark in my mother long ago,
from the dark of ancient Europa—
Why are you staring at me now
in the dusk of our civilization—
Why are you staring at me
as if I were America itself
the new Empire
vaster than any in ancient days
with its electronic highways
carrying its corporate monoculture
around the world
And English the Latin of our days—

Great Oracle, sleeping through the centuries,
Awaken now at last
And tell us how to save us from ourselves
and how to survive our own rulers
who would make a plutocracy of our democracy
in the Great Divide
between the rich and the poor
in whom Walt Whitman heard America singing

O long-silent Sybil,
you of the winged dreams,
Speak out from your temple of light
as the serious constellations
with Greek names
still stare down on us
as a lighthouse moves its megaphone
over the sea
Speak out and shine upon us
the sea-light of Greece
the diamond light of Greece

Far-seeing Sybil, forever hidden,
Come out of your cave at last
And speak to us in the poet's voice
the voice of the fourth person singular
the voice of the inscrutable future
the voice of the people mixed
with a wild soft laughter—
And give us new dreams to dream,
Give us new myths to live by!

Read at Delphi, Greece, on March 21, 2001 at the UNESCO World Poetry Day
-Sybil was hem genadig. Hij overleed in 2021 en werd dus 101 jaar.-
"I really believe that art is capable of the total transformation of the world, and of life itself," Ferlinghetti said. "And nothing less is really acceptable. So if art is going to have any excuse ... beyond being a leisure-class plaything, it has to transform life itself."

“Ik geloof echt dat kunst in staat is om de wereld en het leven zelf totaal te veranderen,” zei Ferlinghetti. “En niets minder is echt acceptabel. Dus als kunst een excuus wil hebben... behalve een speeltje voor de vrijetijdsklasse te zijn, dan moet ze het leven zelf transformeren.”


Zo kwamen ze weer bij elkaar.
 Maar het lekkers,
 dat was raar, dat was weg
 en als ik zeg: ze waren
 net twee helften
 van één zoet broodje
 op elkaar dan is dat niet waar;
 ze leefden kort en breekbaar
 als twee crackers.

Judith Herzberg, Dagrest. Tweede druk, Amsterdam 1984

Foto door Tim Mossholder


ZIEKENBEZOEK

Mijn vader had een lang uur zitten zwijgen bij mijn bed.
Toen hij zijn hoed had opgezet
zei ik, nou, dit gesprek
is makkelijk te resumeren.
Nee, zei hij, nee toch niet,
je moet het maar eens proberen.

-------------------------------
uit: Beemdgras (1968). Judith Herzberg


Muara Enim (1926)
 
Oud jeugdhuis waarvan ik geen inhoud weet
 dan schaduw flakkerend in het olielicht,
 angst door het krijsen van katten in duisternis,
 nog bang zijn voor slangen als het gras beweegt.
 
 Mijn moeder naaide, soms bakte zij brood.
 Maar wat speelden wij kinderen in het lege
 huis, de verwilderde tuin? Ik heb het ook nooit,
 voordat het te laat was, zelfs willen weten.
 
 Losse momenten die evenveel leegte
 lieten, nooit samenvielen met het verslag
 van de foto's, tot aan de dag dat mijn vader zag
 dat hij mij had leren lezen. Toen bleven de vele

 huizen waar wij eens woonden verder bevolkt
 door mensen, meubels en boeken, en toen begon
 mijn geschiedenis. Met wie kan ik die delen?

Tineke Sanders , geliefde van Leo Vroman
Leo Vroman en Tineke Sanders in september 1947 in de Verenigde Staten (Schrijversprentenboek 29, p. 89).

“Hoe is het dus met die ‘Nederlander in het Buitenland, of Nederlanders vanuit het Buitenland gezien’, want daar vroeg Ons Erfdeel naar. Het is vrij goed met hem, hij leeft buiten de oorlogen met een vrouw waar hij eigenlijk belachelijk veel van houdt, zoiets komt gewoon niet voor, en zij vindt hem ook niet zo gek gelooft hij. En hun kinderen: Geri zo bijna zonder lichaamsgewicht en toch zo schrikwekkend gevoelig en redelijk tegelijk, en Peggy zo vreselijk ziek geweest en die alles kan maken wat ze wil en guitaar en allergekst acteren, in haar kamer, met de rat en het konijn in hun kooien elkaar en de dingen lodderig en achterdochtig van onder allerlei rare wimpers bekijkend, lodder, knaagknaagknaag, lodder. Zo wonen wij. Soms komt een buurvrouw iets lenen, vaak komen de vrienden en vriendinnen van ons en van de kinderen binnen, praten, proberen vreemde spelletjes. Is dat Amerikaans? Hollands? Misschien wel Indonesisch.”

(Uit: Waar ben ik? Leo Vroman-New York-USA in ‘Ons Erfdeel Jaargang 12 1968-69)

Behalve dichter was Vroman bioloog, tekenaar, joods, eigenzinnig, nieuwsgierig, geestig. Zijn werk heeft een unieke speelse toon en fantasie, hij schrijft even onbekommerd over de dood als over zijn liefde voor het leven in het algemeen en voor zijn vrouw Tineke in het bijzonder. Zijn poëzie is onverschrokken: hij houdt zich aan geen enkele conventie en schuwt gruwelijkheid noch schoonheid.
In al zijn werk schrijft hij grotendeels direct vanuit en over zichzelf. Over zijn persoonlijke geschiedenis en zijn kijk op het leven. Over het grasveldje van zijn jeugd in Gouda, over de ‘hullende’ adem van zijn Tineke en het diepe gemis van haar tijdens de oorlog. Over de bloedplaatjes die hem fascineren, over wiskundige reeksen en ingewanden, over de kamers van zijn dochters, zijn reacties op wat er in de wereld gebeurt: aardbevingen, verkrachtingen, moord en geweld. Over zijn ouder wordende ledematen, zijn ingewanden, zijn aaiende vingers, zijn nieuwsgierigheid naar de dood. Hij schreef door tot enkele dagen voor zijn dood in februari 2014, het gedicht ‘Einde’:

Hij lijkt vast minder erg –
die lief bijeengebrachte
hoop spaanders van mijn gedachten –
op mij dan op een berg.

Waar zal die laaiende gestalte
van mij dan uit bestaan
en waar kwam die al te late
eerste vonk vandaan?


(Die vleugels II, 2015)

Bezoek zijn mooie bio:

https://literatuurmuseum.nl/nl/ontdek-en-beleef/literatuurlab/online-exposities/leo-vroman

een van zijn vele zelfportretten

Zelfportret, voor den heer en mevr. J. Greshoff. Het genoegen blijft aan mijn kant 1940. 22,2 x 17,5 cm. (Foto’s Letterkundig Museum).


'Kom vanavond met verhalen

hoe de oorlog is verdwenen,

en herhaal ze honderd malen:

alle malen zal ik wenen.'

Leonardo Cremonini (1925-2010) ‘Gelaagdheid en contemplatie’

Zijn naam, Leonardo Cremonini was mij onbekend. Zijn werk intrigeerde mij. Dus ging ik op zoek. Met teksten en illustraties probeerde ik te ontdekken waarom zijn beelden mij aanspraken, emoties losmaakten die ik niet dadelijk kon verklaren. Ziehier dus mijn redactie waarin ik u als bezoek(st)er meeneem naar zijn kijk op de eeuw achter ons die in de 21ste uitliep. Een proeftuin voor nieuwe en gelaagde beelden die ons blijven inspireren, hoop ik, veertien jaar na zijn verdwijnen.

Leonardo Cremonini ‘De indiscrete zon.’

He studied at the Academy of Fine Arts in Bologna and at the end of the war, in 1945, he moved to Milan where he attended Brera Academy and met important figures in the Italian cultural scene. In 1951 he moves to Paris thanks to a bursary, where he installs his main residency. He lived for long periods abroad, in New York, where he exhibited extensively from 1952 to 1960, Florence, Andalusia, Normandy, and the isle of Panarea in Sicily. (Richard Saltoun)

Cremonini kan niet worden gedefinieerd als een impressionist, een surrealist, een metafysicus en andere categorieën van esthetische interpretatie die de late negentiende en het midden van de twintigste eeuw domineerden. Afgezien van de tactiek van de criticus, wiens belangrijkste vaardigheid over het algemeen is dat hij alles en het tegenovergestelde van alles weet te zeggen, was Cremonini juist in de jaren zestig en zeventig, waarin de neo-avant-gardes en hun derivaten woedden, een proeftuin voor interpretatie geworden. Een proeftuin vooral voor schrijvers, academici, filosofen, dichters, die in de picturale “tekst” de mogelijkheid vonden om zijn expressieve technieken opnieuw te evalueren, ver van installaties, deconstructieve experimentalismen, waarvan men in feite alles en het tegenovergestelde van alles kon zeggen. (Zechhi)


'Cremonini cannot be defined as an impressionist, a surrealist, a metaphysician and other categories of aesthetic interpretation that dominated the late nineteenth and mid-twentieth centuries. Beyond critics' tactics, whose main skill is generally knowing how to say everything and the opposite of everything, Cremonini had become a testing ground for interpretation precisely in those sixties and seventies in which the neo-avant-gardes and their derivatives raged. A testing ground especially for writers, academics, philosophers, poets, who in the pictorial "text" found the possibility of re-evaluating his expressive techniques, far from installations, deconstructive experimentalisms, of which, in fact, one could say everything and the opposite of everything.' (Prof. Zecchi)
DONNE ADDORMENTATE ALLA LUNA (Vrouwen ingeslapen bij de maan). 1955-56

Net als die van de Chirico hebben de scènes van Cremonini een zekere surrealistische kwaliteit. Maar waar de Chirico anachronisme en proto-postmodernistische combinaties van kunsthistorische beelden gebruikte om een gevoel van droomachtige plaatsloosheid te creëren, gebruikt Cremonini extreme, bijna perverse banaliteit om te suggereren dat er in zijn taferelen iets meer moet zijn, iets verborgen.

Leonardo Cremonini, I cavalli che urlano (Screaming Horses), 1954-1955, oil on canvas,

Er is een rauwheid, misschien zelfs gewelddadigheid, in de manier waarop voorwerpen worden rondgestrooid in Cremonini’s schilderijen, alsof ze surrogaten zijn die leven in plaats van de mensen die ze bezitten. Soms lijken schaduwen of handen van menselijke figuren die anders niet op de doeken te zien zijn op te doemen rond de objecten. In de heidense en christelijke tradities van Italië, en dus ook in de eeuwenlange kunst, kregen objecten de macht om een religieuze of individualistische betekenis over te brengen; in het werk van Cremonini worden ze gebruikt als een plaatshouder voor de menselijke geest en een dirigent die geladen is met het bizarre mysterie van het bestaan. (Sarah E. Fensom)

Terminus ante quem

Like de Chirico’s, Cremonini’s scenes bear a certain surrealistic quality. But where de Chirico used anachronism and proto-postmodernist combinations of art-historical imagery to create a sense of dreamlike placelessness, Cremonini uses extreme—almost perverse—banality to suggest that there must be something more, something hidden, within his tableaux. His scenes, which picture shirts draped on the backs of chairs, sheets rumpled on beds, pairs of glasses left on tables, showcase the detritus of everyday life. There is a crudeness, perhaps even a violence, to the way objects are strewn about in Cremonini’s paintings, as if they were surrogates living in place of the people who own them. At times shadows or hands of human figures that are otherwise unseen in the canvases seem to loom around the objects. In Italy’s pagan and Christian traditions, and thus in centuries’ worth of its art, objects were given power to communicate religious or individualistic significance; in Cremonini’s work they are used as a placeholder for the human spirit and a conductor charged with the bizarre mystery of existence. (Sarah E. Fensom)

Le Indiscretions d’ une chambre
Untitled

Leonardo Cremonini (1925-2010) was een van de belangrijkste Italiaanse kunstenaars van de late 20e eeuw. De Britse schilder Francis Bacon, een vroege en scherpzinnige bewonderaar, stelde voor de dichter W.H. Auden te vragen om over zijn werk te schrijven. Italiaanse filosoof en cultuurcritici Italo Calvino, Umberto Eco, Alberto Moravia, en Vittorio Sgarbi, en vele anderen, schreven lyrische waarderingen over het werk van de kunstenaar. De laatste waardering kreeg de vorm van een overlijdensbericht gepubliceerd in 2010. Hoewel Cremonini’s bekendheid op dat moment was afgenomen, noemde Sgarbi hem een van de grote figuren in de boog van de Italiaanse schilderkunst en die lofprijzing ging gepaard met een reprimande aan het adres van het establishment in de kunstwereld voor het niet toekennen aan Cremonini van de erkenning die hem toekwam, zowel in zijn latere leven als bij en na zijn dood.

De oervormen, versteende vormen (menselijk en geologisch), donkere, ongetemde beesten, en overdadig gebladerte die kenmerkend zijn voor zijn schilderijen uit de jaren 1950, en de etherische, verstrooide figuren in treinwagons, slaapkamers en terrassen onder een zwoel mediterrane licht die in de jaren 1960 beginnen te verschijnen zijn onmiddellijk herkenbaar. Hoewel zijn stilistische idioom deze diepgaande verschuiving ondergaat, is Cremonini’s meesterlijk en nauwgezet vakmanschap onwrikbaar, net als, vanaf de jaren 1960 de zorgvuldige gelaagdheid en het schrapen van verflagen, en de resulterende gladde, weefselachtige oppervlakken die de bewerkte techniek ontkennen. Contemplatie en overleg, eerder dan snelheid vormen de essentie van Cremonini’s techniek en voorstellingen. (Linda Wolk-Simon)

La Peau et la Pierre, 2005

Volgens Dino Buzzati had zijn schilderkunst het vermogen om die momenten te reconstrueren die in ieders leven, ondanks hun ogenschijnlijke alledaagsheid of banaliteit, de betekenis van een heel bestaan bevatten. Umberto Eco noemde hem “schilder van schrijvers”, waarmee hij het vermogen van de schilder onderstreepte om de werkelijkheid te epifaniseren en tegelijkertijd van de kijker de unieke protagonist van die epifanie te maken, haar als de zijne te maken, haar terug te brengen in de beslotenheid van zijn eigen geheugen, van zijn eigen ervaring.
Dingen, objecten, menselijke figuren die net zijn geschetst, segmenten en geometrische vlakken vormen de visuele tekst waarin Cremonini een ideale wereld uitdrukt waarin de herinnering wordt gevangen door de spiegels, de ruiten en de rechte lijnen van de lege muren.

OBSTACLES, PARCOURS ET REFLETS
1975 -1976
TEMPERA AND OIL ON CANVAS

Alle spalle del desiderio (Behind the Desire), 1966



His father was a railway employee who had a tenacious penchant for painting. When Leonardo was 10, his father was transferred to Calabria, and the dazzling light of the south made a lasting impression on the boy.

In time he studied at the School of Fine Arts of his native Bologna and, at the age of 26 he obtained a grant that allowed him to go to Paris, where he settled and, much later, taught at the Académie des Beaux-Arts.

The view of the world proposed in Cremonini’s paintings is an oddly distanced one, as though everything were seen through the eyes of an observant but emotionally deprived child. It is this very remoteness that eliminates the familiar and merely picturesque connotations of the subject matter, and tends to turn each painting, no matter how innocuous its apparent theme, into a nagging but oddly seductive existential question.

(Michael Gibson. Internationa Herald Tribune April 1, 1995)

GIOCHI SENZA REGOLE 1964

De kijk op de wereld die Cremonini in zijn schilderijen voorstelt is een vreemde afstandelijkheid, alsof alles wordt gezien door de ogen van een oplettend maar emotioneel achtergesteld kind. Het is juist deze afstand die de vertrouwde en louter pittoreske connotaties van het onderwerp wegneemt en elk schilderij, hoe onschuldig het ogenschijnlijke thema ook is, tot een knagende maar vreemd genoeg verleidelijke existentiële vraag maakt.
Je zou kunnen veronderstellen dat de beslissing om alleen de locaties en bevolking van het vakantieseizoen weer te geven, is ingegeven door de wens om elke vorm van sociale indicator te elimineren en een beeld van ervaring te presenteren dat is gereduceerd – of verheven – tot zijn essentie door het enkele feit dat het wordt gepresenteerd in het aparte en quasi-heilige rijk van vakantie vieren. (ibidem)

Hierin bereikt Cremonini iets wat mindere kunstenaars hebben geprobeerd door een algemene stilering die hedendaagse referenties elimineert. Dit is iets wat hij vermijdt: auto’s, bikini’s en snorkels verschijnen in zijn schilderijen en ze zien er net zo hiëratisch en tijdloos uit als de gebouwen of de figuren.

De aanwezigheid van kinderen in deze setting suggereert dat de kijk van het kind op deze wereld de relevante is – en de vakantiescènes doen sommigen van ons misschien denken aan de eigenaardige, ritueel doelgerichte ordening van activiteiten tijdens de feestdagen, strikt geordend rond de verplichtingen van eten, slapen en baden. (ibidem)

Maar (een kind is altijd geneigd te denken) de echt belangrijke dingen zijn die dingen die op de een of andere manier tevoorschijn komen in de kleine spleten van de tijd tussen deze goed geregelde activiteiten. En het is in deze spleten dat hij voortdurend ontsnapt terwijl hij zich vergaapt aan de raadselachtige realiteit van volwassen lichamen, of de tijd en het licht die over de tijdloze zee gaan, of zelfs de vreemde en plechtige parafernalia die vakantiegangers meenemen naar het strand: duikmaskers, zwempakken, tassen en oliën en parasols. (Michael Gibson, International Herald Tribune)

Les temps libres 198°/82

Een mooie brochure in pdf met extra grote afbeeldingen kun je hier bezoeken:

I knew Cremonini well. He was a proud man, sure of himself and sure of what makes up quality in the art world. He had occasion to submit to the superficial envelopes which the art world espouses every now and again, but nothing which might not reflect his views and imagination was acceptable. Once, early in his career, he was solicited by a famous gallery owner in New York who had noticed his work in Italy and proposed to represent him in New York. Cremonini accepted, and the two were about to sign a contract when the gallery owner asked him how many paintings he could do each year. Cremonini explained that the maximum he could get done was five or six. “That won’t do at all,” said the gallery owner. “I need at least double that amount to make it worthwhile entering the marketplace.” Cremonini told me that story – exclaiming to the man that he should sell varieties of socks rather than art works.

bij de mooie muziek van Shostakovich, prelude en fugue nr 22

Il bagno tra gli scogli 1987

De koele kleuren, zorgvuldig aangebracht in brede, rechte banen, vlekken en druppels, creëren een op zichzelf staande, bijna abstracte ordening op het doek. Maar de hardnekkige continuïteit in de onderwerpen door de jaren heen rechtvaardigt de aangename notie die Régis Debray in de catalogus formuleert: schilderen, verklaart hij, is “un muet qui fait causer” – een stomme die anderen aanzet tot praten.

Famille a Lembarcatio

Rubin, standing at the beginning of the current of art criticism devoted to Cremonini’s work, articulated the fundamental idea that his canvases embody a “spirit of timeless monumentality.” Sgarbi, lamenting what he considered to be the confounding demise of that critical attention, anointed him “the painter of interior light.” Bracketing Cremonini’s career, those acute characterizations capture the ethos of his poetic style and haunting,  nigmatic imagery – his arid, light-filled, silent interiors, rendered according to careful perspectival grids; the anemic, psychologically distant and emotionally isolated, inscrutable figures;

Rubin, die aan het begin stond van de kunstkritiek die aan het werk van Cremonini was gewijd, verwoordde het fundamentele idee dat zijn doeken een “geest van tijdloze monumentaliteit” belichamen. Sgarbi, die betreurde wat hij beschouwde als de verwarrende teloorgang van die kritische aandacht, zalfde hem “de schilder van het binnenlicht”. Deze scherpe karakteriseringen, die Cremonini’s carrière omkaderen, vangen het ethos van zijn poëtische stijl en spookachtige, onduidelijke beeldtaal – zijn dorre, met licht gevulde, stille interieurs, weergegeven volgens zorgvuldige perspectivische rasters; de anemische, psychologisch verre en emotioneel geïsoleerde, ondoorgrondelijke figuren;

Het einde van het spelen bij avond

Leonardo Cremonini:

“De kijker maakt het schilderij, op voorwaarde dat het beeld niet overheerst. Als dat wel zo is, is het schilderij anekdotisch en doet de kijker niets; hij herkent het gewoon. Maar als het beeld geïntegreerd is in een psychische complexiteit, moet de kijker deel uitmaken van het schilderij. Zonder deze complexiteit van het lezen, blijven we in het rijk van de illustratie. Zolang de kijker niets te doen heeft, speelt zijn of haar verlangen geen rol. Het is net als met een tekst. Als je je krant leest, heeft de lezer er niets mee te maken.”

(Uit een interview met Régis Debray)

Bij ‘L’ Atelier du Contemporain verscheen dit jaar een fraai album als een bundel waarin schrijver Marc Le Bot de schilder bevraagt, verlucht met zeer mooie afbeeldingen van zijn werk. (334 pagina’s)

In deze bundel, die hem het eerste en het laatste woord geeft (drie teksten zijn van zijn hand, de andere drie zijn geschreven dialogen), begint de schrijver vanaf het begin aan een pad dat de schilder zelf terug lijkt te leiden naar het hart van zijn eigen schilderij van Cremonini. Hij roept beelden en concepten op die de ander opneemt, bijstelt en uitbreidt om ze vervolgens aan hem terug te geven en weer terug te krijgen, enzovoort, in een fusionele uitwisseling die grenst aan het gloeiende in “Les Parenthèses du regard”, een tekst die in 1979 voor het eerst in boekvorm verscheen.

De regels en het spel, het Apollinische en het Dionysische, strengheid en verlangen, het labyrint en de Minotaurus… zoveel dialectische elementen die uit de dialoog naar voren komen om de lezer niet een leessleutel te bieden, maar een middel om op zijn beurt deze schilderijen te ‘spelen’ die de schilder “een ruimte van tegenstrijdigheid en conflict” wilde laten zijn, “een risico dat genomen moet worden”. Het boek is verrijkt met een overvloed aan illustraties en opent met een voorwoord van Germain Viatte, die de ontwikkeling en de kritische ontvangst van Cremonini’s werk in perspectief plaatst. (35 euro verkrijgbaar bij Amazon Belgie)

Wisteria’s weemoedig blauw in mij en mei verzameld.

Eigen foto Gmt

De spiegeling van de metalen voordeur met zicht op de winterse binnenkant van het huis. Naar buiten. Naar de tuin als bewijs: de maand mei est arrivé! ‘Ce moys de may’. De Blauwe Regen (Wisteria) overvloediger dan alle vorige jaren zal je verwelkomen.

eigen foto Gmt

Ce moys de may,
ma verte cotte je vestiray.
De bon matin me lèveray,
ce joly moys de may.
Un sault, deux saults, trois saults,
en rue je feray,
Pour voir si mon amy verray.
Je luy diray qu'il me descotte;
Me descottant le baiseray.
This month of May
my green skirt I'll wear
early in the morning, I'll rise
in this lovely month of May
one hop, two hops, three hops
into the street I'll make
to see if I'll see my friend
I'll tell him to remove my skirt
while he removes it, I'll kiss him.
Eerste Editie - Clément Janequin: 	1529 in 31 Chansons musicales a quatre parties (No.21) 
Uit de tijd toen wij nog waren opgehokt:

eigen foto Gmt
Eigen foto Gmt

It Is a Small Plant

William Carlos Williams. (USA 1883-1963)

It is a small plant	
delicately branched and
tapering conically
to a point, each branch
and the peak a wire for
green pods, blind lanterns
starting upward from
the stalk each way to
a pair of prickly edged blue
flowerets: it is her regard,
a little plant without leaves,
a finished thing guarding
its secret. Blue eyes—
but there are twenty looks
in one, alike as forty flowers
on twenty stems—Blue eyes
a little closed upon a wish
achieved and half lost again,
stemming back, garlanded
with green sacks of
satisfaction gone to seed,
back to a straight stem—if
one looks into you, trumpets—!
No. It is the pale hollow of
desire itself counting
over and over the moneys of
a stale achievement. Three
small lavender imploring tips
below and above them two
slender colored arrows
of disdain with anthers
between them and
at the edge of the goblet
a white lip, to drink from—!
And summer lifts her look
forty times over, forty times
over—namelessly.
eigen foto Gmt
Het is een kleine plant	
delicaat vertakt en
conisch toelopend
naar een punt, elke tak
en de top een draad voor
groene peulen, blinde lantaarns
die vanaf
de stengel in elke richting naar
een paar blauwe
bloemetjes: het is haar aanzien,
een plantje zonder bladeren,
een afgewerkt ding dat
haar geheim bewaart. Blauwe ogen-
maar er zijn twintig blikken
in één, zoals veertig bloemen
op twintig stelen. -Blauwe ogen
een beetje gesloten bij een wens
bereikt en weer half verloren,
terugkrabbelend, omkranst
met groene zakken van
tot zaad geworden tevredenheid,
terug naar een rechte stengel - alsof
iemand in je kijkt, trompetten!
Neen. Het is de bleke holte van
het verlangen zelf dat telt
steeds maar weer het geld van
een oudbakken prestatie. Drie
kleine lavendel smekende punten
daaronder en daarboven twee
slanke gekleurde pijlen
van minachting met helmknoppen
ertussen en
aan de rand van de bokaal
een witte lip, om van te drinken!
En de zomer verheft haar blik
veertig keer, veertig keer
opnieuw - naamloos.

William Carlos Williams. (USA 1883-1963)


In Eastern cultures, wisteria is a symbol of longevity and immortality. It is often associated with virtues like persistence and endurance. In Chinese folklore, wisteria is linked to the legend of the ‘White Snake,’ which tells the tale of a love that transcends time and earthly boundaries.

In the Western world, wisteria is a symbol of romance, poetry, and the beauty of love. Its delicate, cascading flowers evoke a sense of nostalgia and dreaminess, often found in romantic novels and literature.

Wisteria (right screen) by Maruyama Ōkyo 1733-1795– Ink and color on gold-foiled paper – 18th century, Edo Period, Japan [NEZU Museum, Tokyo]

Ōkyo, geboren in Kyoto, werd sterk beïnvloed door zowel Chinese als Nederlandse artistieke tradities en nam de technieken daarvan over in zijn creaties. Hij ontwikkelde het megane-e perspectief om schilderijen of prenten te maken. Wanneer deze schilderijen bekeken werden door een kijkdoos (nozori karakuri in het Japans) of een Nederlandse bril (Oranda megane in het Japans), een lens en spiegel, creëerden ze een driedimensionaal effect. Misschien raakte Ōkyo wel gecharmeerd van dit ingenieuze Europese apparaat in de tijd dat hij in een speelgoedwinkel in Kyoto werkte. In die tijd, tijdens de sakoku, oftewel het bewuste isolement van Japan ten opzichte van de rest van de wereld, was de enige officiële verbinding die Japan had met de buitenwereld de Nederlandse VOC, oftewel de Verenigde Oost-Indische Compagnie, gevestigd op het eiland Dejima in de baai van Nagasaki. (CCDA)

Utagawa Hiroshige Swallows and Wisteria, from the series Japanese and Chinese Poems for Recitation (Wakan rôeishû) 1842-43

Wisteria by Philip Levine (USA 1928-2015)


The first purple wisteria
I recall from boyhood hung
on a wire outside the windows
of the breakfast room next door
at the home of Steve Pisaris.
I loved his tall, skinny daughter,
or so I thought, and I would wait
beside the back door, prostrate,
begging to be taken in. Perhaps
it was only the flowers of spring
with their sickening perfumes
that had infected me. When Steve
and Sophie and the three children
packed up and made the move west,
I went on spring after spring,
leaden with desire, half-asleep,
praying to die. Now I know
those prayers were answered.
That boy died, the brick houses
deepened and darkened with rain,
age, use, and finally closed
their eyes and dreamed the sleep
of California. I learned this
only today. Wakened early
in an empty house not lately
battered by storms, I looked
for nothing. On the surface
of the rain barrel, the paled,
shredded blossoms floated.
Eigen foto Gmt
Wisteria
door Philip Levine (1928-2015)

De eerste paarse blauwe regen
die ik me herinner uit mijn jeugd hing
aan een draad buiten de ramen
van de ontbijtkamer ernaast
bij Steve Pisaris thuis.
Ik hield van zijn lange, magere dochter,
dat dacht ik tenminste, en ik zou wachten
naast de achterdeur, onderdanig,
smekend om aangenomen te worden. Misschien
waren het alleen de bloemen van de lente
met hun misselijkmakende geuren
die me besmet hadden. Toen Steve
en Sophie en de drie kinderen
inpakten en naar het westen verhuisden,
ging ik lente na lente door,
leeg van verlangen, half slapend,
biddend om te sterven. Nu weet ik
dat die gebeden werden verhoord.
Die jongen stierf, de stenen huizen
werden donkerder en donkerder door de regen,
ouderdom, gebruik, en sloten uiteindelijk
hun ogen en droomden de slaap
van Californië. Ik leerde dit
pas vandaag. Vroeg wakker
in een leeg huis dat de laatste tijd niet
gehavend door stormen, zocht ik
naar niets. Op het oppervlak
van de regenton, verbleekte,
versnipperde bloesems.
Eigen foto Gmt

Het geheimschrift
van dit blauw
verenigt
vergift en vergeven:
tranen en de dauw
met zuiderwind
geschreven.

Schaduw-verlangens, een kortverhaal

Martino Pietropoli. Woman walking with shadow

SCHADUWVERLANGENS, een kortverhaal

‘Weerschijn, dat is het juiste woord. ‘Weerschijn.’ Het weerwerk van het licht. Het teruggekaatste licht. Weerspiegeling. Dat had ik willen zijn.’
‘Schaduw is ook een mooi woord, schaduw.’
‘Kijk, ik zou nu mijn hoofd willen schudden, maar zo lang jij die knikker van jou gelijkhebberig stijf tussen die schoudertjes houdt, blijft er voor een schaduw niets anders over dan je volmaakt te imiteren onder dit schrale lantaarnlicht.’
‘Zoals je wilt.’
Ik schudde mijn hoofd op een bedenkelijke wijze.
‘Flauw.’ probeerde hij mij af te remmen, maar overgeleverd aan mijn bewegingen lukte hem dat niet.
‘Ik sluit eventjes mijn ogen, dan kun jij je stevig uitrekken.’
Even rondkijken of er niemand in de nabijheid was, en dan ogen dicht en luidop tot vijf tellen.
Na vijf wachtte ik nog eventjes. Vijf bonus-seconden.
‘Dankjewel. Die kromme schoudertjes van jou kun je beter laten behandelen. Zou je nog eens even over je eigen schaduw willen springen? Wat denk je?’ Gezond toch?’
‘Ik doe mijn best, maar het is laat en…’
‘…en je bent moe van onze avondwandeling, je wilt nog even in het volle licht de wereld met lettertjes overvallen en…’
‘Wil je dat ik je probeer los te maken?’
‘Een man zonder schaduw? ‘
En verder in het Duits:
‘…die Frau ohne Schatten?’
‘…die is een opera lang op zoek naar een schaduw want zonder is de Keizerin geen mens en kan ze met haar geliefde Keizer geen kinderen hebben.’
Het bleef even stil. Een avondbriesje werd in de kruinen van de parkbomen hoorbaar.
‘Wist ik veel dat je nog eens vader wilde worden, en eerlijk gezegd…’
‘Ik ben omringd door drie prachtige vrouwen, shadow. Een maatje voor het leven, een schat van een dappere dochter en een tedere en inventieve kleindochter.’
‘Er zou dus een kansje bestaan dat jij -hij zweeg deskundig- dat jij … zonder mij kan? Tenslotte ben ik je donkere kant en die is volgens de heer C. Jung geen roze wolk om het vriendelijk uit te drukken.’
‘Niets en niemand is volmaakt maar hetzelfde menselijk gezelschap weet dat wie licht zoekt voortdurend door zijn eigen donkerte moet.’
‘’Angst. Jaja. Een schaduw weet wat angst is. Ik hoef maar even een beetje vreemd te bewegen en overal klinkt gegil. Overigens hoe lang loop je al door die ‘eigen donkerte’?
‘Levenslang. Geboren in de oorlog.’
‘Als geen andere schaduw ken ik je verlangens en angsten. Laat mij gewoon voor een weekje gaan.. Een week zonder je archetype ‘de schaduw’ zoals de heer C. Jung mij beschrijft. Ik ben tenslotte maar een sjabloon waarmee jij je ervaringen leert begrijpen en organiseren, als ik het goed heb. Een boel overgeërfde emoties of gedragspatronen die zich in allerlei kunstgedoe zouden manifesteren. En nog een beetje dichter bij huis: ‘’De schaduw is het archetype dat wij liever verborgen houden voor de buitenwereld en soms ook voor onszelf; alles wat we weigeren te erkennen, maar dat op indirecte of directe manier toch wordt opgedrongen aan onszelf, zoals ‘inferieure karaktertrekken en andere onverenigbare neigingen.‘ om de Heer Jung te citeren. Leuk gezelschap ben ik, niet?’
‘Het is geen recept, maar ik kan mij in zijn wijsheid wel vinden. Weet je wat Jung’s laatste woorden waren?’
‘Ik weet dat jullie de dreiging van de totale vernietiging altijd volledig ontkennen.’
‘Juist, en daarom stimuleerde hij door te gaan met leven alsof de dood niet het einde betekent.’
‘Nog maar eens een fraai stukje schaduw-denken!’
‘Dat betekent niet per se dat er leven na de dood is, alleen dat er iets in ons bestaat dat dat gelooft, om zijn eigen woorden te gebruiken.’
‘Hij was een Zwitser, niet?’
‘En zijn laatste woorden: “Laten we vanavond bij het eten een goede fles wijn opentrekken!”
‘Als schaduw zou ik je aanraden zijn raad ook nog bij het volle leven en welzijn op te volgen. Zonder mij. Wel?’
‘Gedraag je en zondag voor het donker thuis!’

met dank aan Carl-Gustav Jung

Shadow desires, A short story

‘Reflection, that’s the right word. ‘Reflection.’ The resistance of light. The reflected light. Mirroring. That’s what I had wanted to be.’
‘Shadow is also a nice word, shadow.’
‘Look, I’d like to shake my head now, but as long as you keep that marble of yours equivalently stiff between those little shoulders, there’s nothing left for a shadow but to imitate you perfectly under this meagre lantern light.’
‘As you wish.’
I shook my head dubiously.
‘Faint.’ he tried to slow me down, but at the mercy of my movements he did not succeed.
‘I’ll close my eyes for a while, then you can stretch firmly.’
A quick look around to see if no one was nearby, and then eyes closed and counted to five out loud.
After five, I waited a little longer. Five bonus seconds.
‘Thank you. Those crooked shoulders of yours would be better treated. Would you mind jumping over your own shadow again? What do you think?’ Healthy right?’
‘I try my best, but it’s late and…’
‘…and you’re tired from our evening walk, you want to jump over the world with letters in the full light and…’
‘Do you want me to try to untie you?’
‘A man without a shadow? ‘
And further in German:
‘…die Frau ohne Schatten?’
‘…who is an opera long in search of a shadow because without it, the Empress is not a man and cannot have children with her beloved Emperor.’
There was silence for a while. An evening breeze became audible in the crests of the park trees.
‘Did I know you wanted to be a father again, and honestly…’
‘I am surrounded by three beautiful women, shadow. A mate for life, a darling of a brave daughter and a tender and inventive granddaughter.’
‘So there would be a chance that you -he remained expertly silent- that you could …do without me? After all, I am your dark side and that, according to Mr C. Jung, is not a pink cloud to put it kindly.’
‘Nothing and no one is perfect but the same human company knows that those who seek light must constantly pass through their own darkness.’
”Fear. Yep. A shadow knows what fear is. I only have to move a little strangely and screams can be heard everywhere. By the way, how long have you been walking through that ‘own darkness’?
‘Life sentence. Born in the war.’
‘Like no other shadow, I know your desires and fears. Just let me go for a week.’ A week without your archetype ‘the shadow’ as Mr C. Jung describes me. After all, I am just a template by which you learn to understand and organise your experiences, if I am right. A lot of inherited emotions or behavioural patterns that would manifest in all sorts of art stuff. And even a little closer to home: ”The shadow is the archetype that we prefer to keep hidden from the outside world and sometimes from ourselves; anything that we refuse to acknowledge, but which is nevertheless imposed on ourselves in an indirect or direct way, such as ‘inferior character traits and other incompatible tendencies.’’ to quote Mr Jung. Nice company I am, aren’t I?’
‘It’s not a recipe, but I can relate to his wisdom. Do you know what Jung’s last words were?’
‘I know you guys always completely deny the threat of total annihilation.’
‘Right, which is why he encouraged continuing to live as if death is not the end.’
‘Just another fine piece of shadow-thinking!’
‘That doesn’t necessarily mean that there is life after death, just that there is something in us that believes that, to use his own words.’
‘He was a Swiss, wasn’t he?’
‘And his last words: ‘Let’s open a good bottle of wine at dinner tonight!’
‘As a shadow, I would advise you to follow his advice even in the fullness of your life. Without me. Well?
‘Behave yourself and get home before dark on Sunday!’

Courtesy of Carl-Gustav Jung

Martino Pietropoli. Woman walking with shadow


Met dank voor technische inhoud en verwoording aan:

Schaduw, stootkussen van de werkelijkheid

Foto door Stacey Koenitz R op Pexels.com

Twee benaderingen van het begrip ‘schaduw’: Ton Lemaire en Carl Jung.
De schaduw in de kunst als intermezzo.
Aan een kortverhaal daaromtrent wordt nog gewerkt.

“Het is nu precies deze tijdelijk voltooide identiteit van de dingen en van de wereld, die een beproeving is voor het bewustzijn van de mens. Hij die zich ’s middags buitenshuis begeeft, waagt het de dingen in hun volstrektheid te ontmoeten, zonder het stootkussen van hun schaduwen. Alles is zoals het is, want schijn en zijn vallen met elkaar samen. De psychische opluchting die de avond brengt, bestaat er juist in dat de dingen weer anders worden dan ze schijnen en dat hun betekenis, samen met die van andere, zich in het halfdonker van de schaduw verbergt. Schaduw blijkt heilzaam te zijn, niet allen omdat ze verkoeling brengt en het organisme beschermt tegen al te felle zon, maar vooral ook omdat ze het beschermt tegen de absolute identiteit van de wereld.”

Ton Lemaire: De filosofie van het landschap

Eigen Foto Gmt

“De schaduw is eigenlijk de ‘ziel’ van het ding, zoals in veel culturen de ziel van de mens in zijn schaduw wordt geacht te verblijven. Alles wat bestaat werpt schaduw, allen – althans in verschillende sagen en mythen – geesten en tovenaars en dergelijke griezelige wezens hebben geen schaduw. Onze schaduw begeleidt ons overal; zij is de dubbelganger van zowel de mens als van de dingen. Zoals de horizon de structuur van de wereld – namelijk verwijzend naar elders te zijn, niet met zichzelf samenvallend te zijn – voor het oog onmiddellijk zichtbaar maakt, zo betekent de schaduw van iets zijn niet-identiteit met zichzelf, de reserve aan betekenis die het ding zichzelf voorbehoudt.” (ibidem)

The rounded world is fair to see,
 Nine times folded in mystery;
 Though baffled seers cannot impart
 The secret of its labouring heart,
 Throb Thine with Nature's throbtbing breast,
 And all is clear from east to west.

(R.W. Emmerson)

De geronde wereld is eerlijk om te zien,
 Negen keer gevouwen in mysterie;
 Hoewel verbijsterde zieners niet kunnen vertellen
 Het geheim van haar arbeidende hart,
 Droom met de kloppende borst van de natuur,
 En alles is duidelijk van oost naar west.
Foto door Quang Nguyen Vinh

Waarom de schaduw zijn ereplaats weer mag innemen en niet het stralend licht nog maar eens zichzelf in het eigen spreekwoordelijke zonnetje zet? Tom Lemaire neemt hem als de basis van het bestaan, een reserve aan betekenis die het ding zichzelf voorbehoudt. Een niet identiteit met zichzelf terwijl wij blijkbaar in onze paradijselijke verlangens met alles en iedereen willen samenvallen. De eerste was hij die mij leerde vertellen toen ik, als kind, wijs- en middenvinger gestrekt, duimt opgericht, het toehappende monster op de muren liet verschijnen. En daarna met beide handen, een eland. Schaduw, mijn vroegste speelkameraad.

En wil je zijn beeldende mogelijkheden leren kennen dan besef je dat er niet eens enige vorm van dergelijke kunst had bestaan zonder hem, de schaduw. Drie minuten praktijk vertellen meer dan ik in woorden kan neerzetten.



BETWEEN THE SHADOW AND THE SOUL

I do not love you as if you were salt-rose, or topaz,
or the arrow of carnations the fire shoots off.
I love you as certain dark things are to be loved,
in secret, between the shadow and the soul.

I love you as the plant that never blooms
but carries in itself the light of hidden flowers;
thanks to your love a certain solid fragrance,
risen from the earth, lives darkly in my body.

I love you without knowing how, or when, or from where.
I love you straightforwardly, without complexities or pride;
so I love you because I know no other way

than this: where I does not exist, nor you,
so close that your hand on my chest is my hand,
so close that your eyes close as I fall asleep.

Pablo Neruda

Bogdanov-Belsky, Nikolai (1868-1945) – 1910 Symphony (Private Collection)
Tussen de schaduw en de ziel

Ik hou niet van je alsof je zoutroos bent, of topaas,
of de pijl van anjers die het vuur afschiet.
Ik hou van je zoals van bepaalde duistere dingen moet gehouden worden,
in het geheim, tussen de schaduw en de ziel.

Ik hou van je als de plant die nooit bloeit
maar het licht van verborgen bloemen in zich draagt;
dankzij jouw liefde een zekere vaste geur,
opgestaan uit de aarde, duister in mijn lichaam.

Ik hou van je zonder te weten hoe, of wanneer, of van waar.
Ik hou van je zonder omwegen, zonder ingewikkeldheden of trots;
dus ik hou van je omdat ik geen andere manier ken

dan deze: waar ik niet besta, noch jij,
zo dichtbij dat jouw hand op mijn borst mijn hand is,
zo dichtbij dat je ogen dichtvallen als ik in slaap val

Tussen de schaduw en de ziel.

Pablo Neruda

Westrn Gallery Nancy Holt Between Heaven and Earth

De schaduw betekent in de jungiaanse psychologie het deel van het onbewuste, bestaande uit verdrongen zwakheden, tekortkomingen en instincten. Het is een van de drie meest herkenbare archetypen, de andere zijn de anima en animus, en de persona.
De schaduw en creativiteit

"Iedereen draagt een schaduw", zei Jung, "en hoe minder hij is belichaamd in het bewuste leven van het individu, des te zwarter en dichter hij is."Het kan echter ook beschouwd worden als een verbinding met de primitieve dierlijke instincten, die tijdens de vroege kinderjaren door de bewuste geest vervangen zijn. Vandaar dat Jung de schaduw ook met creativiteit in verband brengt. Een beschaafd mens onderdrukt deze dierlijke neigingen, maar dit gaat ten koste van de spontaneïteit, creativiteit, gevoeligheid en inzicht. Dit reservoir van duisternis herbergt dus ook bronnen waaruit de scheppende kunstenaar zijn inspiratie haalt. Inspiraties zijn altijd het werk van de schaduw en een leven zonder schaduw zou saai en oppervlakkig zijn. (Wikipedia)
Foto door drmakete lab

Het ‘onmenselijke’ en ‘deprimerende’ van de wereld op haar climax van zichtbaarheid, waardoor ze zo onherbergzaam als een woestijn schijnt te worden, is hiervan het gevolg, dat ze haar schaduw en daarmee haar ‘ziel’, haar meerwaarde, heeft opgeslokt, waardoor het surplus aan betekenis dat zij aan de mens gewoonlijk te raden en te denken overlaat nu met haar eigen betekenis samenvalt. Het licht van de middag is dodend en verslindend, omdat het de dingen - en daarmee ook de mens, die hun bewustzijn is - absoluut met zichzelf identificeert, hun elke marge van onbepaaldheid ontneemt, hen belet hun betekenis in het ongewisse te houden. Het zonlicht van de zomerse zuidelijke middagen brengt een ‘essentialisatie’ teweeg bij de dingen: het voltooit hun beweging van verschijnen uit het donker van de nacht, maar werkt juist daardoor verstenend, immobiliserend, vereeuwigend.

Ton Lemaire: De filosofie van het landschap

Foto door Frank Cone


“There is no generally effective technique for assimilating the shadow. It is more like diplomacy or statesmanship and it is always an individual matter. First one has to accept and take seriously the existence of the shadow. Second, one has to become aware of its qualities and intentions. This happens through conscientious attention to moods, fantasies and impulses. Third, a long process of negotiation is unavoidable.” (Carl Jung)

“Er is geen algemeen effectieve techniek om de schaduw te assimileren. Het lijkt meer op diplomatie of staatsmanschap en het is altijd een individuele zaak. Eerst moet je het bestaan van de schaduw accepteren en serieus nemen. Ten tweede moet men zich bewust worden van zijn kwaliteiten en bedoelingen. Dit gebeurt door gewetensvolle aandacht voor stemmingen, fantasieën en impulsen. Ten derde is een lang proces van onderhandeling onvermijdelijk.” (Carl Jung)
Foto door Javier Gonzalez

Honderd jaar slapen, bespraakt en besproken

Een vrolijke boodschap deze morgen in de mailbus. Bij de bovenstaande foto: ‘Doornroosje weer te zien na groot onderhoud.’

Voor het eerst sinds de opening in 1952 kun je helemaal rondom het kasteel van de Schone Slaapster wandelen. 

En gaat het hier in het bekende sprookjespark ‘De Efteling’ natuurlijk over- wij citeren-

‘Voor de stimulering van de biodiversiteit in het bos zijn een aantal bomen weggehaald. Hiervoor in de plaats zijn verschillende andere bomen geplant. Ook is de vijver een stuk vergroot en zijn er watervallen toegevoegd.’

Toch zagen wij in onze perfide ideeën dat groot onderhoud wel degelijk aan de sprookjesfiguren, incluis de inhoud van het bekende verhaal.

‘Flaming June’. Frederic, Lord Leighton. 1895
Frederic, Lord Leighton schilderde zijn meesterlijke Flaming June rond 1895. Het is een beeld van een onschuldige, slapende vrouw in een oranje, doorschijnende jurk waaronder haar vrouwelijke vormen voorzichtig worden bloot gegeven. De bank waarop ze ligt is bekleed met kussens en rode doeken, op de achtergrond de glinstering van de zon in de zee. Met de weelderige lijnen en warme zonnige kleuren is dit schilderij een voorbeeld van Leightons voorliefde voor klassieke schoonheid en harmonie. 

(Tekst: Kunstmuseum Den Haag, schilderij nu Museo de Artre de Ponce)
Edward Coley Burne Jones. The Sleeping Beauty

Charles Perrault beschreef de schone slaapster als ‘la belle au bois dormant‘, waarbij je je kon afvragen hoe zo’n bois dormant eruit zag terwijl de gebroeders Grimm het over ‘Dornröschen’ hebben, een meisje dat zich in slaap zou prikken.

En…de jaren kwamen, de jaren gingen, de rozen groeiden en groeiden. Honderd jaar slapen.
Marja Pruis schrijft in de Groene Amsterdammer van 18 juli 2012 :

'Een vrouwenlichaam kan een man verleiden om een duivelse wereld binnen te treden. Dat heb ik niet verzonnen, maar dit schreef de Japanse schrijver Yasunari Kawabata in zijn roman Nemureru bijo (1961), in 1968 vertaald door C. Ouwehand als De schone slaapsters, laatstelijk bij Meulenhoff uitgegeven als ‘moderne classic’ (1987). In het nawoord schrijft de vertaler overigens dat de romantitel in een letterlijke vertaling De slapende schonen had moeten luiden. In overleg met de auteur had hij besloten tot De schone slaapsters, immers ‘voor de westerse lezer een bekend motief.’

Op de achterflap van het boek ‘De Schone Slaapsters’ van Yasunari Kawabati

Kawabata is een van de meest geprezen en geliefde Japanse auteurs van de twintigste eeuw en winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur

In een ingetogen, poëtische stijl onderzoekt Yasunari Kawabata in De schone slaapsters de grens tussen fantasie en realiteit in de gedachten van de oude heer Eguchi.

Met een belofte om de regels van het huis te volgen begint Eguchi zijn leven als lid van een geheime club van oudere mannen. In een herberg in de buurt van Tokyo geven ze toe aan een laatste pleziertje: de nacht doorbrengen naast een prachtig, jong, slapend meisje. Eguchi raakt verslaafd aan deze bezoekjes en fantaseert erover de regels te verbreken. Naarmate het verhaal vordert blijkt steeds duidelijker dat de erotische spanning, die zorgvuldig wordt opgebouwd, in het teken staat van de naderende dood. Uitgegeven door Meulenhoff Boekerij B.V.

Slaap en dood, ouderdom en eenzaamheid zijn de belangrijkste thema’s van deze indrukwekkende roman.

De verwantschap van erotiek, slaap en dood wordt door Kawabata met enkele verrassende ontwikkelingen aan het licht gebracht.
Voor oude mannen is die verwantschap niet
 bijzonder, zij beseffen immers dat in alles wat zij zijn de dood nabij is. Kawabata laat dat Eguchi even kort als krachtig verwoorden: ‘Oude mannen zijn buren van de dood.’(Hans van der Heijde)





Doornroosje


Houthakkers, die zich in het bosch verklikken.
Slooten, die op hun bodem staan te roesten.
Je eigen in de hoogte hooren hoesten.
Een edelhert met plotselinge schrikken.

Spechten, als zachte mitrailleuren, tikken
tegen de honderd jaar in eikenknoesten.
Dat wij elkander tegenkomen moesten
was te voorzien met langgeworden blikken.

Hier is het uur. Op deze ronde plek
heeft het tusschen ons plaats, een vuur,
dat niet verglaast. De groene diepte drinkt.

Terwijl de stilte verder openspringt,
met boomen van verbazing opgewekt,
omklemmen wij het eeuwig avontuur.


Gerrit Achterberg
In: Doornroosje (1947).

Foto door Alexandru Cojanu op Pexels.com

Doornroosje,

Je kent me niet.
Ik ben een prins – de prins – die jou wakker zal kussen.
Ik kom naar je toe.
Je slaapt negenennegentig jaar. Je moet, volgens het sprookje waarin je slaapt, nog één jaar slapen. (Maar je sprookje kan het heel goed mis hebben.)
Ik weet niet waar je woont en ik weet helemaal niet waarom ik je wil wakker kussen. Als je wakker bent zal ik, volgens de wetten van sprookjes en legendes, met je moeten trouwen, en wil ik dat wel, wil jij dat wel?
Ik vermoed dat ik je wakker móét kussen. Mijn wil staat daarbuiten. (Ik weet trouwens van niets zo weinig als van mijn wil.)
Je slaapt, dus je kunt deze brief niet lezen.
Ik schrijf alsof je hem wel kunt lezen.

Toon Tellegen uit ‘ Brieven aan Doornroosje’

 In 365 brieven schildert de prins het openhartige zelfportret van een tobber, maar een tobber met een rijke verbeelding en een goed gevoel voor de absurditeiten van het sprookjesleven. Deze eigenschappen voorkomen dat de brieven gaan vervelen, al is het waarschijnlijk geen goed idee om ze allemaal achter elkaar te lezen. De prins schreef zijn Brieven aan Doornroosje beetje bij beetje, en het resultaat laat zich ook het prettigst beetje bij beetje lezen. Wie vanaf vandaag één brief per dag leest, heeft over een jaar de bladzijde bereikt waarop de prins eindelijk zelf eens post krijgt. (Literair Nederland)

Meestal is slapen in je kindertijd een opdracht die volbracht moet worden om mooie dagen en gebeurtenissen te bereiken: nog drieëndertig keer slapen. Slapen als kind is een uitzonderlijke genade. Een slaapje als tijdseenheid (in de auto) tussen het huis van opa en oma en je eigen thuis. Het overbruggen van afstanden.Slapen moet altijd te vroeg, net zoals opstaan als je ouder wordt. Een mooie versie van Doornroosje uit Sesamstraat wil ik je niet onthouden.




Doornroosje is een sprookje van dood, slaap en opwekking uit de slaap. De roos is steeds een geheimzinnig beeld, enerzijds de liefde, anderzijds het dodende van de dorens. Over de betekenis van het sprookje is in de loop der tijd veel geschreven. Het sprookje wordt geduid als het verhaal van de levenscyclus: het jaarritme en de zonnecyclus. Opvallend hierbij is dat vooral wordt uitgegaan van de Grimm versie en deze min of meer als oerversie wordt beschouwd, terwijl zowel Grimm als Perrault in hun tijd een stevige literaire en inhoudelijke redactie aanbrachten. Vooral het seksuele motief uit oudere versies is door beiden geheel weggelaten.

Meer psychologische interpretaties zien in het sprookje het rijpingsproces van een jong meisje uitgebeeld. Tijdens de puberteit (de honderdjarige slaap) schermt ze zich af tegen het mannelijk geslacht (de doornhaag) en ontwikkelt ze zich tot vrouw. Men kan er ook meer in het algemeen het rijpingsproces van de menselijke ziel in zien, waarin tegenslagen zowel kunnen leiden tot desoriëntatie en inactiviteit als tot grotere kracht. In een aantal sprookjes/mythologieën komt het spinnewiel voor als symbool van het rad van Fortuin.
(Volksverhalen Almanak )

Lees meer:

https://www.beleven.org/verhaal/doornroosje

Edward F. Brewtnall (1546-1902) Sleeping Beauty

Dichtbij het grote slapen
ontdekken
dat ontwaken in letters
en het smaken van verten
de ware ogen wekken.
[The Prince arrives at the castle]. Walter Crane, RWS (1845-1915). Engraved and printed in colour by Edmund Evans. The Sleeping Beauty, pp. 4-5. 1898 ed., but the tale with these illustrations was originally published separately by Routledge in 1876.

De reacties hieronder zijn door hun bleekheid moeilijk leesbaar.  Wil zo goed zijn er even met je cursor over te gaan zodat ze leesbaarder worden.  We zoeken een betere oplossing!

Voorlezen en verbeelding (Reading aloud and imagination)

Jales Jebusa Shannon (1862-1923) ‘Jungle Tales’ 1895

Shannon studied in London during the 1880s and remained there, enjoying success as a society portraitist and figure painter. (In 1922 he renounced his United States citizenship in order to accept a knighthood.)
"Jungle Tales" portrays the artist’s wife reading to their daughter, Kitty, shown in profile, and another child. The painting’s title and date and its London origin suggest that the little group is captivated by Rudyard Kipling’s Jungle Book, which had appeared in 1894. The intensely realistic faces contrast with the decorative patterns of the dottedmuslin and lace costumes and the elaborate design on the brilliant blue backdrop.

Mother and Child (Lady Shannon and Kitty)-1929

And Yet the Books

And yet the books will be there on the shelves, separate beings,
That appeared once, still wet
As shining chestnuts under a tree in autumn,
And, touched, coddled, began to live
In spite of fires on the horizon, castles blown up,
Tribes on the march, planets in motion.
“We are,” they said, even as their pages
Were being torn out, or a buzzing flame
Licked away their letters. So much more durable
Than we are, whose frail warmth
Cools down with memory, disperses, perishes.
I imagine the earth when I am no more:
Nothing happens, no loss, it’s still a strange pageant,
Women’s dresses, dewy lilacs, a song in the valley.
Yet the books will be there on the shelves, well born,
Derived from people, but also from radiance, heights.
Berkeley, 1986
Czeslaw Milosz, translated by Czeslaw Milosz and Robert Haas

Reading Aloud by Hanna Hirsch-Pauli, public domain

En toch de boeken


En toch zullen de boeken daar op de planken staan, aparte wezens,
Die ooit verschenen, nog nat
Als glanzende kastanjes onder een boom in de herfst,
En, aangeraakt, vertroeteld, begonnen te leven
Ondanks branden aan de horizon, opgeblazen kastelen,
Stammen in opmars, planeten in beweging.
"Wij zijn," zeiden ze, zelfs als hun pagina's
werden uitgescheurd, of een zoemende vlam
hun letters weglikte, zoveel duurzamer
Dan wij, wiens broze warmte
Afkoelt met de herinnering, zich verspreidt, vergaat.
Ik stel me de aarde voor als ik er niet meer ben:
Er gebeurt niets, geen verlies, het blijft een vreemd schouwspel,
Vrouwenjurken, bedauwde seringen, een lied in de vallei.
Toch zullen de boeken daar op de planken staan, welgeboren,
Van mensen afgeleid, maar ook van uitstraling, hoogten.
William Oliphant Hutchison. (1889-1970). Reading Aloud, Margery and the Boys (The Fleming Collection)

En neen, er moeten niet altijd ‘prentjes’ in, hoe fraai en inspirerend ook. Kijk maar. De begeleidende tovenaar echter..

“Reading aloud recaptures the physicality of words. To read with your lungs and diaphragm, with your tongue and lips, is very different than reading with your eyes alone. The language becomes a part of the body, which is why there is always a curious tenderness, almost an erotic quality, in those 18th- and 19th-century literary scenes where a book is being read aloud in mixed company. The words are not mere words. They are the breath and mind, perhaps even the soul, of the person who is reading.

No one understood this better than Jane Austen. One of the late turning points in “Mansfield Park” comes when Henry Crawford picks up a volume of Shakespeare, “which had the air of being very recently closed,” and begins to read aloud to the young Bertrams and their cousin, Fanny Price. Fanny discovers in Crawford’s reading “a variety of excellence beyond what she had ever met with.” And yet his ability to do every part “with equal beauty” is a clear sign to us, if not entirely to Fanny, of his superficiality.”

Verlyn Klinkenborg. The New York Times. May 16, 2009

Albert Anker Voorlezen voor opa

Hardop lezen brengt de lichamelijkheid van woorden terug. Lezen met je longen en middenrif, met je tong en lippen, is heel anders dan lezen met je ogen alleen. De taal wordt een deel van het lichaam en daarom is er altijd een merkwaardige tederheid, bijna een erotische kwaliteit, in die 18e- en 19e-eeuwse literaire scènes waarin een boek wordt voorgelezen in gemengd gezelschap. De woorden zijn niet louter woorden. Ze zijn de adem en de geest, misschien zelfs de ziel, van de persoon die aan het lezen is.

Niemand begreep dit beter dan Jane Austen. Een van de late keerpunten in Mansfield Park is wanneer Henry Crawford een boek van Shakespeare oppakt, “dat eruit zag alsof het zeer recentelijk was gesloten”, en hardop begint voor te lezen aan de jonge Bertrams en hun nichtje Fanny Price. Fanny ontdekt in Crawfords voordracht “een variëteit van uitmuntendheid die ze nog nooit had gezien”. En toch is zijn vermogen om elk deel “met gelijke schoonheid” te doen voor ons een duidelijk teken, zo niet helemaal voor Fanny, van zijn oppervlakkigheid.

Verlyn Klinkenborg. The New York Times. May 16, 2009

Moritz Unna Denemarken ‘A Schoolmaster Reading Aloud a Letter to an Old Couple from Their Son Abroad

De voortreffelijke voorlezer-verteller is bijna uitgestorven. Lezers nemen gretig bezit van een verhaal, je hoort ze gniffelen of zuchten, ze schudden wel eens het moeë hoofd, maar de zeldzame voorlezer-verteller is als een volleerde schenker bereid tot meedelen. Een goede voorlezer houdt van stilte. Hij of zij begint met een leeg theater waar niet alleen de personages maar ook de luisteraar(s) thuis horen. De voorlezer wacht geduldig, kijkt over het boek naar de luisteraars en geeft dan enkele zinnen prijs en zwijgt nog ietsje langer. Dat is een techniek die ‘in de lucht hangen’ heet. Er hangt bijvoorbeeld spanning in de lucht of een raadsel, ook een niet gehouden belofte of een afgesproken handeling. Hij bundelt die onzekerheid met een slecht karakter, een nog onduidelijk gevaar en zwijgt weer even. Tijd voor de mengeling van ingrediënten. Bekwame voorlezers kiezen dan voor de onverwachte hoek, ongeschoolden doen het door met de deur in huis te vallen of moeten het van bliksemschichten en monstergegrol hebben.

Volleerde voorlezers slagen er zelfs in het middelmatige boek te verlaten en het eerder flauwe verhaal tot een heus raadselachtig sprookje om te bouwen.
Toen ik als kind mijn voorleesboeken terugvond, leken het onbekende slappe aftreksels van wat diep in mijn geheugen door de vertellende opa geborgen was.

De voortreffelijke voorlezer laat zich leiden. Niet dat hij op de verwachtingen en goedkope voorstellen van de luisterenden ingaat. Integendeel. Je laten leiden is net het tegenovergestelde van het verwachte debiteren. Op het juiste moment. Voorlezers die dat doen zijn later in menig politiek halfrond terug te vinden. Diep in elke luisteraar is het gemene knulletje thuis. Het ventje denkt op voorhand de afloop van elk verhaal te kennen, en na driehonderd sessies is dat ook niet verwonderlijk. Maar de goede voorlezer geeft er telkens een ferme draai aan. Niet te bruut, integendeel. Het gemene is meestal erg verzorgd. De voorlezer mag dus best zijn afkeuring laten horen maar een grammetje of tien gegniffel om de held die met de smoel in het vervuilde slotwater valt kan zeker nog door de spreekwoordelijke beugel.

Het zal je dus niet verwonderen dat ik na de dood van de heerlijke vertellende opa jaargangen van de Kempische Kippenkweker heb gevonden waar hij prachtige verhalen van had gemaakt die voortdurend van inhoud waren veranderd. De kennis van de succesvolle rassen, de Leghorn en Blue de Landes, heb ik pas op latere leeftijd ontdekt. Net op tijd om een kippenhokje te bouwen en mij van voedzame eieren en vlees te voorzien. Stel je voor dat het oorlog zou worden.

Padua-hen (kun je als schrijver niet bedenken!)

The exquisite read-aloud narrator is almost extinct. Readers eagerly take possession of a story, you can hear them chuckle or sigh, they sometimes shake their tired heads, but the rare pre-reader-teller is ready to share like a consummate giver. A good pre-reader loves silence. He or she starts with an empty theatre where not only the characters but also the listener(s) belong. The pre-reader waits patiently, looks across the book at the listeners and then reveals a few sentences and remains silent a little longer. This is a technique called ‘hanging in the air’. There is tension in the air, for example, or a riddle, also an unkept promise or an agreed action. He bundles that uncertainty with a bad character, a still unclear danger and shuts up again for a while. Time for the mixture of ingredients. Skilled readers then opt for the unexpected angle, unskilled ones do it by being straightforward or have to make do with lightning bolts and monster snarls.

Perfect read-alouds even manage to leave the mediocre book and turn the rather bland story into a real enigmatic fairy tale.
When I retrieved my read-aloud books as a child, they seemed to be unfamiliar bland excerpts of what had been salvaged deep in my memory by the narrating grandfather. Therefore, hide the children’s books you read aloud to avoid trauma and today’s abundant backpacks.

The exquisite pre-reader allows himself to be guided. Not that he acts on the expectations and cheap suggestions of the listeners. On the contrary. Being led is just the opposite of expected debating. At the right time. Readers who do that can later be found in many political arenas. Deep inside every listener is the mean little lad at home. The little guy thinks he knows the outcome of every story in advance, and after three hundred sessions, this is not surprising. But the good pre-reader gives it a firm twist every time. Not too brutal, on the contrary. The nastiness is usually very neat. So the reader may well voice his disapproval but an ounce or ten of chuckle at the hero falling with his mug in the polluted final water can certainly still pass the proverbial test.

So it won’t surprise you to learn that after the death of the delightful storytelling grandfather, I found annual issues of the ‘Kempische Kippenkweker'(Kempen chicken grower) from which he had produced wonderful stories that had constantly changed content. I only discovered the knowledge of the successful breeds, the Leghorn and Blue de Landes, later in life. Just in time to build a chicken coop and provide me with nutritious eggs and meat. Imagine if it went to war.

Gmt (Thank you DeepL)

‘Cautiously Optistic’ (or Chicken|Man) Ron Mueck

Een zachter regel

Edvard Munch – Four Women in the Garden, 1926


Spraakzaam in de spreuken


In het dialekt van een mus hoor ik
mijn moeder roepen; verdwaald tussen
de bloemen moet ik haar zoeken. Purper
valt haar mantel op het koningskruid.

Zij is mijn moeder: hoe bedrijvig
waren de mieren in het handwerk
van haar vreugde.

Ik heb mij vaak in haar huis betrapt.

In niets werd zij misleid: aan de wijnkleur
van de daken was de liefde te herkennen.

Nog wiedt zij een hemel van kers
en radijs, op zachte knieën maakt zij
onderscheid tussen waarheid en leugen.
En waar zij van loutere goedheid spreekt,
wordt haar tong met laurier bedekt.

Een zachter regel heeft de liefde niet.

Gwij Mandelinck (1937-2024)
Uit: De wijzers bij elkaar (1974)
Moeder en dochter in de tuin. Edvard Munch 1920

Mandelinck was de vader van de journalist en schrijver Jan Haerynck (1964-2023) en van de kinderimmunoloog Filomeen Haerynck (1972). Zijn pseudoniem komt van de rivier de Mandel die te Wakken in de Leie vloeit. Paul Snoek zou hem hebben opgedragen een pseudoniem te kiezen, omdat die één vissennaam in de Vlaamse literatuur wel genoeg vond.

Hij overleed op 5 april 2024 (Wikipedia)


Schemerzone

Dat er sterren
 
Dat er sterren boven ons gespijkerd staan,
 het gehamer aanhoudt in ons hoofd;
 dat de wereld ons te buiten gaat alsof men
 op het kookpunt van het water naar
 
 ons fluit; dat wij van dorst vergaan,
 er dode vissen op de rugkant drijven;
 dat je een hand verheft die voor een zee van
 tijd het zoute van het zoete water scheidt.

Gwij Mandelinck
Douviehoeve Kunstenfestival Watou foto: Onzekopthee. Leny & Chris

In liefdevolle herinnering?
Zou het kunnen dat het een te verwerven kunst is, liefdevol herinneren?
Wacht.
Je moet een stapje achteruit zetten, weg uit de spiegeling van jezelf.
Weg van wat anderen je hebben gezegd wat liefdevol was en wat niet.
Dat is een grote stap.
Uit de cirkel van het geraas en gemurmel.
Uit de koepel van nu naar de aanwezigheid van toen.
Tussen Proust die het verleden opnieuw wil beleven en Walter Benjamin het verleden als voorteken van wat er nog moet gebeuren ontleedt. Je kunt beiden idealiseren of verdoemen. Het nu als de ellendige plaats van een verloren paradijs of een verdoemd voorteken van rampen allerlei.


Hannah Arendt omschrijft de eindigheid van de mens als iets dat onherroepelijk gegeven is door de korte duur die we doorbrengen binnen de oneindige tijd. Zij strekt zich oneindig ver uit naar het verleden, en in tegenovergestelde richting, oneindig ver naar de toekomst. Zodra we met onze geboorte de ruimte van de wereld binnenkomen, zijn we ook in de tijd. We herinneren, we verzamelen en, zoals Augustinus dat zegt: we halen uit de buik van het geheugen terug wat niet meer tegenwoordig is. We denken echter niet alleen na over het verleden, over wat is geweest, we denken ook vooruit de toekomst in en maken plannen voor wat nog niet is. (De herinnering en de herhaling, (Heidi Dorudi)




We mogen niet vergeten dat een herinnering zich altijd in het heden afspeelt. We mogen niet vergeten dat telkens wanneer we een herinnering oproepen, die aan verandering onderhevig is, maar we mogen ook niet vergeten dat er in het kielzog van die veranderingen waarheden kunnen komen bovendrijven.

En:

Iedereen zeult zijn verleden met zich mee naar een stoel en gaat naast iemand zitten die haar verleden ook bij zich heeft – moeders en vaders en tantes en ooms en vrienden en vijanden en geboorteplaatsen en wegen en brievenbussen en straten en etentjes en wolkenkrabbers en bushaltes zijn allemaal aanwezig in de gebeurtenissen die hem of haar zijn bijgebleven omdat ze pijn of plezier of angst of schaamte veroorzaken.

(Uit: Siri Hustvedt, Herinneringen aan de toekomst.)

Herinneringen aan de tuin van Etten. Vincent van Gogh (Ladies of Arles) 1888

Die ene mooie versregel ‘Een zachter regel heeft de liefde niet’ uit het gedicht ‘Spraakzaam in de spreuken’ van de gisteren overleden dichter Gwij Mandelinck was de aanleiding om het mysterieuze van herinneringen en verwachtingen te belichten, en de betovering ervan te smaken. Elke kunstwerk kan andere woorden en beelden oproepen, biedt plaats aan onze eigen ervaringen, en schenkt het niet altijd troost, het verzekert ons dat we niet alleen zijn met onze herinneringen en verwachtingen maar wij bij elkaar kunnen te rade gaan met de zekerheid dat ons verblijf in de tijd steeds weer door vroeger en later gedragen wordt. Wij zijn niet tijdelijk maar met velen van gisteren en morgen in de tijd. ‘Een zachter regel heeft de liefde niet.’

Laten wij zacht zijn voor elkaar.

Twee jongetjes, kunstwerk van Clemens Bierings.

Het werk ‘Mother and Child gardening’ bij de titel is van de Amerikaanse schilder Frederick Carl Gottwald 1858-1941

Vliegers in de voorjaarslucht

Foto door Quang Nguyen Vinh op Pexels.com


Wat ik zou willen kunnen, zei je mij, en nog niet kan, is dichter bij het licht komen. Kijk, het is de duiven gegeven, de musjes zelfs, en ook de kleinste vliegjes verlaten moeiteloos de aarde. Waarom zijn wij zo zwaar?

In het moderne tijdperk is ‘kunst’ een van de meest actieve metaforen voor het spirituele project. De activiteiten van de schilder, de musicus, de dichter en de danser zijn, toen ze eenmaal samengebracht waren onder die generieke naam (een relatief recente stap), een bijzonder geschikte plek gebleken om de formele drama’s die het bewustzijn teisteren op te voeren, waarbij elk individueel kunstwerk een meer of minder scherpzinnig paradigma is om deze tegenstellingen te reguleren of te verzoenen. Natuurlijk moet de site voortdurend worden opgeknapt. Welk doel er ook voor de kunst wordt gesteld, uiteindelijk blijkt het beperkend te zijn, afgezet tegen de breedste doelen van het bewustzijn. Kunst, zelf een vorm van mystificatie, ondergaat een opeenvolging van demystificatiecrises; oudere artistieke doelen worden aangevallen en ogenschijnlijk vervangen; verouderde kaarten van het bewustzijn worden hertekend. (Susan Sonntag)

In the modern era, one of the most active metaphors for the spiritual project is “art.” The activities of the painter, the musician, the poet, the dancer, once they were grouped together under that generic name (a relatively recent move), have proved a particularly adaptable site on which to stage the formal dramas besetting consciousness, each individual work of art being a more or less astute paradigm for regulating or reconciling these contradictions. Of course, the site needs continual refurbishing. Whatever goal is set for art eventually proves restrictive, matched against the widest goals of consciousness. Art, itself a form of mystification, endures a succession of crises of demystification; older artistic goals are assailed and, ostensibly, replaced; outworn maps of consciousness are redrawn. (Susan Sonntag)
Foto door Quang Nguyen Vinh op Pexels.com
DE VLIEGERS
Het zijn de zielen die je ter aarde bestelt
en de lichamen die ten hemel stijgen
verpakt in hun armzalige houten maatkostuum.
Zo zie je wel eens doodskisten
als grote vliegers door de lucht zweven

(waar ’s nachts verbluft de honden tegen blaffen).

© Vertaling: 2007, John Fenoghen
André Schmitz
Belgie 1929

Foto door Jozef Fehu00e9r op Pexels.com

Draak
 
Ik was de meeuw, ik hing
 aan het touwtje van een jongen,
 die in De Panne van op 't strand,
 mijn vleugeling hield in de hand
 en langs de draad een boodschap zond
 omhoog en 't antwoord niet verstond
 omdat de wind het zelf wou horen.
 
 Gedrieën zijn ze in zee gesprongen,
 Met wind en al, een buiteling,
 De meeuw had beet, een sprieteling,
 de vlieger ging voorgoed verloren.
 
 Ik was de draak, ik was de jongen,
 die heb ik niet teruggevonden,
 het was zijn moeder die hem vond.
 't Touw had zich rond zijn pols gewonden.
 
 Ik ben 't die 't liedje heb gezongen.
 
 uit: Kornoeljebloed. Gedichten (2000)
Hubert van Herreweghen
Foto door Ketan Shekhar op Pexels.com
If I Must Die

If I must die,
you must live
to tell my story
to sell my things
to buy a piece of cloth
and some strings,
(make it white with a long tail)
so that a child, somewhere in Gaza
while looking heaven in the eye
awaiting his dad who left in a blaze —
and bid no one farewell
not even to his flesh
not even to himself —
sees the kite, my kite you made, flying up above,
and thinks for a moment an angel is there
bringing back love.
If I must die
let it bring hope,
let it be a story.
Refaat Alareer (1979–2023) was a professor of world literature and creative writing at the Islamic University of Gaza and the editor of Gaza Writes Back: Short Stories from Young Writers in Gaza, Palestine (2013). He was killed by an IDF airstrike on December 6, 2023, along with his brother, nephew, his sister, and three of her children.

What I would like to be able to do, you told me, and cannot yet do, is get closer to the light. Look, it is given to the pigeons, the sparrows even, and even the smallest flies leave the earth effortlessly. Why are we so heavy?

Saeed Ashraf bought this kite for himself and his younger brother, Murad [Ruwaida Amer/Al Jazeera]

Judas Iskariot, een portret?

Judaskus 14de eeuw Fresco.

Lees ik je verhalen door de eeuwen heen dan heb je bijna elk menselijk lot gedeeld: van de vuigste verrader tot de hemelse uitverkorene. Enkele evangelies zwijgen over je dood. Buiten de vier evangeliën kom jij, Judas nauwelijks ter sprake. De eerste dertig, veertig jaar na dato is het opvallend stil rond zijn persoon, schrijft Arie W. Swiep in zijn ‘Judas Iskariot: de rare sprongen van een kat met (minstens) negen levens’. (Vrije universiteit Amsterdam 2020)

Hans Holbein D.Ä. Christus gevangenname. 1501

Is er sprake van een doofpotaffaire vraagt de onderzoeker zich af.

‘Werd hij misschien doodgezwegen? Daar was in elk geval alle reden toe. De Judas-affaire moet een zwarte bladzijde in het geheugen van de eerste christenen zijn geweest. Het paste niet goed in hun kijk op Jezus. Als Jezus, toen hij Judas als discipel uitkoos, niet wist hoe het met Judas af zou lopen, wat zegt dat dan over hem? Dat hij een fatale inschattingsfout had gemaakt? En als Jezus het wel van tevoren wist, wat zegt dat dan? Heeft hij Judas er dan ingeluisd? Volgens sommige onderzoekers wijst dat erop dat Judas een verzonnen figuur is, resultaat van vroegchristelijke legendevorming, omdat er nu eenmaal een zondebok gevonden moest worden om de pijn wat te verzachten. Maar waarom zou iemand het in zijn hoofd halen om zo’n bizarre figuur te verzinnen? (ibidem)

De hedendaagse bespreker maakt er zich van af dit verzwijgen een typisch voorbeeld van Freudiaanse repressie van het collectieve geheugen te noemen. En dit verzwijgen te verbinden met de Neurenberger processen na de Tweede Wereldoorlog waarin de daders, kampbeulen hun gruwelijkheden verdrongen is een betwistbare stelling.

“Uiteindelijk hebben de pogingen om Judas dood te zwijgen echter niet geholpen: de verhalen over hem konden niet onderdrukt of verzwegen worden en op een gegeven moment barstte de bom …” 

The Kiss of Judas. (fragment) Photograph: HKI Institute/The Fitzwilliam Museum, Image Library

Zet ik dan de versies bij elkaar dan zie je een merkwaardige verzameling van menselijke mogelijkheden:

Judas hangt zichzelf op.
Judas sterft door een dodelijke val.
Pogingen om deze versies te harmoniseren.
Judas bezwijkt aan een dodelijk gezwel
Judas wordt overreden door paard en wagen
Judas werpt zichzelf in zee met een molensteen om zijn hals
Judas sterft aan het kruis in plaats van Jezus
Judas wordt gestenigd (verdwijnt in een wolk?)
Judas sterft aan difterie en een zenuwaandoening
Judas sterft een natuurlijke dood
Judas wordt vermoord door twee medediscipelen
Judas wordt 30 jaar later door de Romeinen gekruisigd (roman Jeffrey Archer)
Judas onderneemt een (mislukte) hemelvaart.

Het document kun je raadplegen:

‘The Disembowelment of Judas’ by Giacom/ Giovanni Canavesio (1491)

Ik wil je het besluit van deze studie niet onthouden:

‘Hoe kan ik voorkomen dat mijn manier van Bijbellezen destructief uitwerkt
en eerder schade aanricht dan dat die heilzaam is. Voor de teksten over Judas geldt: Handle with (extreme!) care. Zo bezien is de kwestie Judas een feilloze graadmeter om erachter te komen waar we staan, wie we zijn als lezers, hoe we de ander respecteren of niet: een testcase die helaas zijn waarde in de geschiedenis maar al te vaak heeft bewezen.’ (Arie W Swiep)

Er is ook het boek van Peter Stanford, Nederlandse versie :

Judas: de verontrustende geschiedenis van de afvallige discipel, Peter Stanford. De Bezige Bij 2016

Judas Iskariot. (1878) Eilif Petersen. (Noorse schilder. 1852-1928)

Peter O’Neill:

I am always reminded of the Rolling Stones song on Exile of Main Street in which Jagger sings ‘don’t talk to me about Jesus, I just want to see his face!’ And of course, Oscar Wilde’s unforgettable lines taken from The Ballad of Reading Goal:

Yet each man kills the thing he loves,
By each let this be heard,
Some do it with a bitter look,
Some with a flattering word,
The coward does it with a kiss,
The brave man with a sword!
Judas. Carravaggio


She goes unmentioned in the Bible, but Mrs Judas Iscariot is finally getting recognition thanks to her first-ever portrait, which is the star attraction at a new exhibition of paintings set to tour cathedrals.

The show, inspired by ancient stories that fleshed out Biblical characters centuries afterwards and even added new ones, seeks to give a voice to unnamed and forgotten women in the scriptures.

Artist Chris Gollon has painted 17 new works for Incarnation, Mary & Women from the Bible, which opens at Chichester Cathedral next week and will subsequently travel to the cathedrals of Durham and Hereford.

One of the most striking new works is the portrait of Judas’s wife, a figure who does not feature in the Bible but begins to be referenced in story fragments from as early as the fifth century. (Independent. 2015. Nick Clark)

Gollon’s ‘Judas’s Wife’
(Chris Gollon)

“In de Bijbel is Judas een van de figuren die de meeste vragen oproept – het is dan ook niet verwonderlijk dat mensen hem een achtergrondverhaal begonnen te geven.”

“Een papyrusfragment met Koptische tekst dateert uit de vijfde eeuw en vertelt het verhaal van Judas’ vrouw die hem overtuigt om Jezus te verraden en vervolgens weigert wroeging te voelen nadat hij dat heeft gedaan.


In dit detail uit het "Laatste Avondmaal" van Andrea del Castagno (ca. 1423-1457) zien we Judas (zittend tegenover Jezus). De andere twee discipelen zijn Petrus (links) en Johannes (rechts).
“Verraad is de enige waarheid die blijft hangen." - Arthur Miller
Judas brengt de zilverstukken terug en gooit ze voor de voeten van het Sanhedrin op de grond.(klik op onderschrift om te vergroten en 2x om terug te keren)

Rembrandt’s Judas geeft de dertig zilverlingen terug, voltooid in 1629, toen hij net drieëntwintig jaar oud was, wordt al lange tijd gezien als het eerste volwassen werk van de kunstenaar, zijn eerste meesterwerk. Het schilderij toont veel van de kenmerken die Rembrandts stijl zouden gaan bepalen: dramatische belichting, een ritmische harmonie van compositie en zijn uitzonderlijke vermogen om de emotionele dramatiek van een scène over te brengen.(Morgan Library)


Completed when he was just twenty-three years old, Rembrandt’s Judas Returning the Thirty Pieces of Silver has long been recognized as the artist’s first mature work, his first masterpiece. The painting demonstrates many of the characteristics that would come to define Rembrandt’s style: dramatic lighting, a rhythmic harmony of composition, and his exceptional ability to convey the emotional drama of a scene. (Tekst Morgan Library NY)

Judas' plan


Hij, die jongeman
die geneest
en goede woorden
brood en vissen voor de hongerigen
deelt incluis de raad
met anderen te doen
wat je wenst dat aan jezelf wordt gedaan;
boze geesten verjaagt
en lammen lopen laat;
hij die jongeman
van nauwelijks dertig
die zich de zoon des mensen noemt.

Stel dat ik hem overlever.
Voor een beetje geld, de schone schijn nietwaar.
Zal hij dan eindelijk in volle glorie verschijnen
en de machtigen het zwijgen opleggen?

Dat heb je goed gedaan, zal hij daarna zeggen.
Kom ga naast Johannes zitten.
En wees met hem de leerlingen
die ik het meest heb lief gehad.

Taferelen uit het lijden van Christus. Nederrijn ca. 1480. Museum Catharijne Convent

Te bezoeken:

https://adlib.catharijneconvent.nl/Details/collect/466200

Vriend en vijand, een kortverhaal

Aarde als vriend en vijand en seizoen Herfst Antoon Derkinderen

Vriend en vijand, een kortverhaal

(English translation below)

Dat hij de vijand in zichzelf niet in een vriend kon veranderen, nochtans een nobele doelstelling, verwarde hem sinds zijn jonge jaren.
Zijn vader, muziekleraar en een druk bezette verzekeringsmakelaar, maakte hem de balans duidelijk: het is geven en nemen en dat in een voortdurend dezelfde beweging, Allegro ma non troppo. Levendig maar niet te snel.
Ook, als oefening, Una corda, alleen met linkerpedaal, zou mogelijk zijn, maar dan wordt het geluid zachter en doffer en verandert dus de klankkleur.
Zijn waarschuwing Affanoso (angstig) niet eens te overwegen en de term ‘Furioso’(woedend) over te laten aan de overweldigers, eindigde met de vrome wens met ‘Zeloso’ (ijverig) de wereld in te gaan.
Zo had vaders liefde voor muziek zijn intense aandacht getraind bij de waardebepaling van een te verzekeren goed. Modesto. Tempo ordinario.

Hij begreep het geschetste evenwicht tussen de ongrijpbaarheid van de muziek en de pogingen het materiële voor verlies te waarborgen, maar zijn innerlijke vijand kelderde elke poging om zijn aardse aanwezigheid los te maken van de nietigheid waarin zijn zelf huisde en waarmee dat innerlijke de wereld tegemoet moest treden. Hij ontkende de mogelijkheden niet om met zijn redelijke begaafdheden een beperkte bijdrage te leveren tot het verbeteren van het mensenlot, maar één blik in de onmetelijke sterrenhemel, één pagina lectuur in de morgenkrant, één onmogelijk verlangen van zijn beperkte mensengeest voedde die inwonende vijand met de bijna onweerstaanbare drang zichzelf te verslinden en in het spreekwoordelijke ‘niets’ te verdwijnen..

Eduardo Reciff Misprinted Type

In verhalen ontmoeten dergelijke mensen een wijze man of vrouw die hen een helder inzicht verschaft of vinden ze de liefde van hun leven maar in dit verhaal wekte deze geestelijke zwaarte de eetlust van de getroffene.
De lezer(es) dacht waarschijnlijk dat zijn geestestoestand, met inbegrip van een aanwezige innerlijke vijand, donkere plannen in zijn hoofd zou laten ontwaken, maar eens hij zijn verwarring had leren intomen en de nodige jaren van verstand bereikte, veranderde zijn drang tot zichzelf verslinden in het rijkelijk tot zich nemen van het dagelijks gebeuren alsof het telkenmale een ander, nieuw gerecht was. Hij smaakte eindelijk het leven. Niet altijd feestelijk gesausd, maar ook wel eens bitter of armoedig, aangebrand of lichtjes gesuikerd. Gustoso, zou zijn vader zeggen. Met smaak.

Stilleven met kaas van Floris Claesz. van Dijck

De Russische Solanka-soep is van drie vleessoorten voorzien: rundsvlees. met been, gekookte en gerookte ham, kalfsgebraad en een in wijn gestoofd kalfsniertje. Het is maar één voorbeeld van waar ‘smaak’ je kan brengen en dan heb ik het nog niet over cupcakes en muffins met pure chocolade, boter, suiker en dubbele roomkaas. Het zal dus niemand verwonderen dat levensdrift ook voor ongemakkelijke nevenverschijnselen kan zorgen waarvan het toenemend gewicht intussen een groter gevaar vormt dan de dreigingen van een dictator, ook al is de eerste lettergreep van zo’n functie toevallig het juiste bijvoeglijk naamwoord.

Mannelijke exemplaren beginnen dan met overdadige bokstrainingen zoals de Franse president nog maar net heeft bewezen; andere belangrijken hullen zich in sportkledij om het voorbijtrekkend legermateriaal te bekijken of rijden zonder shirt paard in Siberië. Venterigheid à la carte heden ten dage in alle journaals aanwezig. De zoon van de verzekeringsmakelaar echter besloot zich terug te trekken uit de wereld en als lekenbroeder het vee van een kartuizerklooster te verzorgen.

Friedrich Walther Heilige Wendelinus (pelgrim veehoeder)

Niet alleen voor zijn gewicht, maar ook voor zijn zoekende ziel was dit een heilzame stap. Hij trok met een kudde schapen door een golvend landschap, leerde de plaatselijke bewoners kennen en vertelde hen wonderlijke verhalen bij het vuur. Hier kon je nog de sterrenhemel zien, genieten van de bewegingen der seizoenen en de weldaden van de stilte ondergaan. Mensen die de vijand in hun ziel wilden bevechten leerde hij de weg naar verzoening met zichzelf. Op stap met de schapen. Zonder te veel woorden.

Foto door Quang Nguyen Vinh op Pexels.com

Friend and foe, a short story

That he could not turn the enemy in himself into a friend, nevertheless a noble goal, confused him since his early years.
His father, a music teacher and a busy insurance broker, made the balance clear to him: it is give and take and that in a constantly the same movement, Allegro ma non troppo. Lively but not too fast.
Also, as an exercise, Una corda, with left pedal only, would be possible, but then the sound becomes softer and duller and so the timbre changes. His warning not to even consider Affanoso (anxious) and leave the term ‘Furioso‘(furious) to the overpowers, ended with the pious wish to go out into the world with ‘Zeloso‘ (zealous).
Thus, father’s love of music had trained his intense attention when valuing a commodity to be insured. Modesto. Tempo ordinario.

He understood the outlined balance between the intangibility of music and attempts to safeguard the material for loss, but his inner enemy plummeted any attempt to detach his earthly presence from the nullity in which his self resided and with which that inner had to face the world. He did not deny the possibilities of using his reasonable endowments to make a limited contribution to the betterment of man’s lot, but one glance into the immeasurable starry sky, one page reading in the morning paper, one impossible desire of his limited human spirit fed that indwelling enemy with the almost irresistible urge to devour himself and disappear into the proverbial ‘nothingness’….

In stories, such people meet a wise man or woman who gives them a clear insight or they find the love of their life but in this story, this spiritual heaviness whetted the appetite of the afflicted person.
The reader(s) probably thought that his state of mind, including a present inner enemy, would awaken dark plans in his mind, but once he learnt to contain his confusion and reached the necessary years of sanity, his urge to devour himself turned into richly consuming the everyday as if it was a different, new dish every time. He finally tasted life. Not always festively sauced, but sometimes bitter or shabby, burnt or lightly sugared. Gustoso, his father would say. With flavour.

Still life with cheese by Floris Claesz. van Dijck

The Russian Solanka soup features three meats: bone-in beef, boiled and smoked ham, veal roast and a veal kidney simmered in wine. It is just one example of where ‘flavour’ can take you, not to mention cupcakes and muffins with dark chocolate, butter, sugar and double cream cheese. So it should come as no surprise to anyone that lust for life can also create uncomfortable side effects whose increasing weight, meanwhile, is a greater danger than the threats of a dictator, even if the first syllable of such a function happens to be the correct noun.
Male specimens then start lavish boxing training as the French president has only just proved; other important ones dress in sportswear to watch the passing army equipment or ride shirtless horses in Siberia. Exaggerated masculinity à la carte present in all newsreels these days. The son of the insurance broker, however, decided to retire from the world and look after the livestock of a Carthusian monastery as a lay brother.

Friedrich Walther Heilige Wendelinus (pelgrim veehoeder)

Not only for his weight, but also for his searching soul, this was a beneficial step. He trekked with a flock of sheep through an undulating landscape, got to know the locals and told them wonderful stories by the fire. Here you could still see the stars, enjoy the movements of the seasons and undergo the benefits of silence. People who wanted to fight the enemy in their souls he taught the way to reconciliation with themselves. Out with the sheep. Without too many words

Foto door Quang Nguyen Vinh op Pexels.com

Massamensen en mensen in de massa: een lijdensverhaal (3)

Doodstrijd in de tuin van Olijven. Francisco Goya 1819

De schilder maakte dit paneel voor 'de vrome scholen' in Madrid, een instelling van de Orde der Piaristen, een orde die als doel had onderwijs en opvoeding te bieden aan de zgn. 'onderkant' van de samenleving.

De omgeving is zwart. Duisternis in alle betekenissen van het woord. Na hun laatste avondmaal waren ze met zijn allen naar de tuin bij de Olijfberg gegaan. (hof van Gethsemane) De leerlingen legden zich neer en vielen in slaap. Hij kende het vervolg van de nacht en de volgende dag. Door diepe angsten aangegrepen vraagt hij : Wilt ge deze drinkbeker van mij wegnemen, maar niet mijn maar uw wil geschiede.

Andrea Mantegna. Gebed op de Olijfberg circa 1455
In veel van Mantegna's werk komen harde, kale rotspartijen voor. Hier lijkt hij het 'godverlaten' en woeste karakter van het stenige landschap te gebruiken om de eenzaamheid en angst van Jezus te benadrukken.

Drie volgelingen liggen te slapen terwijl Jezus in doodsangst tot zijn vader bidt. Hij voelt zijn einde naderen. Dat naderen wordt ook letterlijk getoond door het groepje mannen rechts: Judas en de soldaten die Jezus zullen arresteren. Rechts is de lucht al lichter aan het worden; de nieuwe dag is aanstaande. (Bijbelse Kunst)

Giovanni Bellini. Gebed in de hof van Gethsemane 1465

Uit het lijdensverhaal volgens Marcus:

‘Zij kwamen nu aan een landgoed dat Getsemane heette. Daar zei Hij tot zijn leerlingen: ‘Blijft hier zitten terwijl Ik bid.’ Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en begon zich ontsteld en beangst te gevoelen. Hij sprak tot hen: ‘Ik ben bedroefd. tot stervens toe. Blijft hier en waakt.’ Nadat Hij een weinig verder was gegaan wierp Hij zich ter aarde en bad dat dit uur, als het mogelijk was,aan hem mocht voorbijgaan. ´Abba,Vader,’-zo bad Hij- ‘voor U is alles mogelijk; laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet wat Ik, maar wat Gij wilt.’ Toen ging Hij terug en vond hen in slaap; en Hij sprak tot Petrus: ‘Simon, slaapt ge? Ging het dan uw krachten te boven één uur te waken? Waakt en bidt dat gij niet op de bekoring ingaat. De geest is wel gewillig maar het vlees is zwak.’ Opnieuw verwijderde Hij zich en bad met dezelfde woorden. En teruggekomen vond Hij hen weer in slaap want hun oogleden waren zwaar; ze wisten niet wat ze Hem moesten antwoorden. Toen Hij voor de derde maal terugkwam sprak Hij tot hen: ‘Slaapt dan maar door en rust uit. Het is zover, het uur is gekomen; zie, de Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van de zondaars. Staat op, laten we gaan: mijn verrader is nabij.’

Paul Gaugain Christus in de Olijventuin. 1889
 Gij badt op eenen berg alleen,
en... Jesu, ik en vind er geen
waar 'k hoog genoeg kan klimmen
om U alleen te vinden
de wereld wilt mij achterna,
alwaar ik ga
of sta
of ooit mijn oogen sla;
en arm als ik en is er geen
geen een,
die nood hebbe en niet klagen kan;
die honger, en niet vragen kan;
die pijne, en niet gewagen kan
hoe zeer het doet!
o Leert mij, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet!

Guido Gezelle
Christus op de Olijfberg. Sandro Botticelli. 1499

In het evangelie van Marcus dat, als dc oudste bron, gewoonlijk als het betrouwbaarst wordt beschouwd, wordt Jezus als een volstrekt normaal mens voorgesteld, met ouders en broers en zusters. Er waren geen engelen die zijn geboorte aankondigden of boven zijn kribbe zongen. In zijn jeugd of jongelingsjaren onderscheidde Hij zich in geen enkel opzicht van anderen.
Toen Hij zijn leer begon te verkondigen waren zijn Nazareense stadsgenoten stomverbaasd dat de zoon van de plaatselijke timmerman opeens zo’n wonderkind bleek te zijn. Marcus laat zijn verhaal direct bij Jezus’ loopbaan
beginnen. (Karen Armstrong 'Een geschiedenis van God, vierduizend jaar jodendom, christendom en islam)
De tuin van Getsemane (CC BY-SA 4.0 – Tango7174 – wiki)

“Net als de rabbijnen geloofde Jezus dat de Heilige Geest niet slechts voor een geprivilegieerde elite was weggelegd, maar voor alle mensen van goede wil; sommige bijbelpassages suggereren zelfs dat Jezus geloofde, opnieuw zoals enkele rabbijnen, dat zelfs de gojiem de Heilige Geest konden ontvangen. Als zijn discipelen ‘geloof” hadden, zouden ze zelfs opzienbarender dingen kunnen doen. Niet alleen zouden ze zonden kunnen vergeven en boze geesten kunnen uitdrijven, maar ze zouden zelfs een berg de zee in kunnen slingeren. Ze zouden merken dat hun broze, sterfelijke leven was getransfigureerd door de ‘krachten’ van God die in de wereld van het messiaanse koninkrijk aanwezig en werkzaam waren.
”

(Karen Armstrong ‘Een geschiedenis van God, vierduizend jaar jodendom, christendom en islam)

Antonie Wierix II Christus in de hof van Getsemane (Rijksmuseum)
Gethsemane
 
Zij gingen zóó zich in hun leed verdiepen,
Dat zij, schoon op hun elleboog geleund
Om Hem te zien, wel zeiden: hoe Hij kreunt,
Maar dan stil schreiden, snikten en weer sliepen.
 
Hij bad tot God, Wiens grimmigheid Hem trof.
Die zag in Hem den vuigen mensch der zonde.
En toen Hij nergens troost erlangen konde,
Kroop Hij, een worm, wanhopig in het stof.
 
Toen sterkte God Hem, dat Hij op kon staan.
Hij riep de jongren: Laat ons henengaan!
Reeds rinkelde het harnas der soldaten.
 
De fakkels vlamden over schild en kling.
Toen Hij zich overgaf en medeging,
Had zelfs Johannes Hem verschrikt verlaten.


Willem de Merode

Gethsemane, 1944 by Mark Rothko



The Old and New Testaments also became a rich source of inspiration, as seen in Gethsemane. The title refers to the garden near Jerusalem that was the scene of the agony and betrayal of Christ.

In a radio broadcast Rothko responded thoughtfully to the question:

Are not these pictures really abstract paintings with literary titles? If our titles recall the known myths of antiquity, we have used them again because they are the eternal symbols upon which we must fall back to express basic psychological ideas. They are the symbols of man’s primitive fears and motivations, no matter in which land or what time, changing only in detail but never in substance….Our presentation of these myths, however, must be in our own terms which are at once more primitive and more modern than the myths themselves–more primitive because we seek the primeval and atavistic roots of the ideas rather than their graceful classical version; more modern than the myths themselves because we must redescribe their implications through our own experience….The myth holds us, therefore, not through its romantic flavor, not the remembrance of beauty of some bygone age, not through the possibilities of fantasy, but because it expresses to us something real and existing in ourselves, as it was to those who first stumbled upon the symbols to give them life.

(Masterpieces by Mark Rothko)

Number 14, by Mark Rothko

Zijn deze schilderijen niet eigenlijk abstracte schilderijen met literaire titels? Als onze titels herinneren aan de bekende mythen uit de oudheid, dan hebben we die opnieuw gebruikt omdat het de eeuwige symbolen zijn waarop we moeten terugvallen om fundamentele psychologische ideeën uit te drukken. Het zijn de symbolen van de primitieve angsten en drijfveren van de mens, ongeacht in welk land of welke tijd, alleen in detail veranderend maar nooit in substantie….Onze presentatie van deze mythen moet echter in onze eigen termen zijn, die tegelijkertijd primitiever en moderner zijn dan de mythen zelf – primitiever omdat we op zoek zijn naar de oeroude en atavistische wortels van de ideeën in plaats van naar hun sierlijke klassieke versie; moderner dan de mythen zelf omdat we hun implicaties opnieuw moeten beschrijven aan de hand van onze eigen ervaring…. De mythe houdt ons daarom vast, niet door haar romantische smaak, niet door de herinnering aan schoonheid van een vervlogen tijdperk, niet door de mogelijkheden van fantasie, maar omdat ze voor ons iets wezenlijks en bestaands in onszelf uitdrukt, zoals het was voor degenen die voor het eerst op de symbolen stuitten om ze leven te geven.

Blue, Green, and Brown (1952) by Mark Rothko

In Blue, Green, and Brown (1952), color and structure are inseparable: the forms themselves consist of color alone, and their translucency establishes a layered depth that complements and vastly enriches the vertical architecture of the composition. Variations in saturation and tone as well as hue evoke an elusive yet almost palpable realm of shallow space. Color, structure, and space combine to create a unique presence. In this respect, Rothko stated that the large scale of these canvases was intended to contain or envelop the viewer--not to be "grandiose," but "intimate and human."



Misschien kon ik geen betere week uitkiezen dan deze die nu net voorbij is. Gebeurtenissen in een gevangenis en legereenheid sluiten zonder veel omwegen bij mijn onderwerp aan.
Vernederingen, lijfelijk leed, aanslagen op je geestelijk welzijn.
De stilte van de mensentuin wordt door het lawaai van het naderend geweld teniet gedaan.
Een van de twaalf zal hem verraden met een kus.
Een andere van de twaalf zal weldra verklaren dat hij niets met deze man heeft uit te staan.
De andere tien slaan op de vlucht en alleen Johannes keert terug tot onder het kruis.
Als een misdadiger zal hij voor de geestelijken van het Sanhedrin verschijnen, voor de plaatselijke autoriteit Herodes en voor de vertegenwoordiger van het Romeinse gezag, Pilatus.
Hij is dan tussen dertig en drieëndertig. Het volk dat hem enkele dagen geleden toejuichte, schreeuwt dat hij gekruisigd moet worden.
Met het gevoel van de totale verlatenheid tot diep in zijn ziel.

Mark Rothko, Reds no. 5, 1961, Staatliche Museen zu Berlin, Neue Nationalgalerie / Giotto di Bondone, Kreuzigung Christi, ca. 1315, Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie © VG Bildkunst Bonn, 2008, Foto: Volker-H. Schneider / © Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie Foto: Jörg P. Anders

Massamensen en mensen in de massa: een lijdensverhaal (2)

Pieter Pourbus 1548. Het Laatste Avondmaal Groeningemuseum Brugge
(klikken op onderschrift en dan op kleine afbeelding voor vergroting– op close om terug te keren)

Je hebt wel even tijd nodig om de verschillende handelingen van de personages te bekijken. Het is een vrij rumoerig ‘Laatste Avondmaal’. Vooral de gestalte rechts die slechts gedeeltelijk zichtbaar is. De dood. Hij, de duivel-dood, komt binnen als de centrale rechtstaande figuur buiten gaat. Dat is duidelijk, beurs in de linkerhand, Judas. Wij weten waarom hij het pand verlaat.
De apostel op de rug probeert hem, door zijn mantel te grijpen, tegen te houden terwijl het jongetje de gevallen stoel opraapt. Jezus zelf zegt iets tegen Petrus terwijl de geliefde Johannes dicht tegen de meester zich van de wereld heeft afgezondertd.



De vraag blijft waarom Pourbus hier koos voor een minder bekende iconografie. De aanwezigheid van de Duivel, de heftige beweging van Judas en de reacties van de andere aanwezigen geeft het geheel een theatraal karakter. Het is geweten dat Pieter Pourbus contacten had met de Brugse rederijkerskamer ‘De Heilige Geest’. Dit was een zeer actief gezelschap van (amateur)dichters, die ook vaak toneelstukken schreven. Deze rederijkers kwamen jaarlijks op Witte Donderdag bijeen om het Laatste Avondmaal te herdenken aan de hand van voorgelezen teksten. Daarin werd beschreven hoe de Duivel binnenwandelde op het ogenblik dat Judas het gezelschap ontvluchtte. Liet Pourbus zich voor dit schilderij inspireren door een dergelijke Witte Donderdag opvoering? Misschien is de figuur links in contemporaine kleding met de roze frygische muts, wel het bijhorende gedicht aan het voorlezen vanaf zijn blad!  (Musea Brugge)

Gustave Van de Woestyne. Laatste Avondmaal 1927 Musea Brugge


Terug uit Groot-Brittannië na de Eerste Wereldoorlog is Van De Woestyne een veelgevraagd portrettist. Hij wordt directeur van de Academie van Mechelen en geeft in Antwerpen en Ter Kameren les over monumentale kunst. In de bijzonder vruchtbare jaren 1920 zet hij ook monumentale nieuwtestamentische taferelen op doek. De gelovige kunstenaar streeft ernaar de christelijke boodschap te verzoenen met een moderne vormentaal. In het Laatste Avondmaal geeft hij Christus en zijn apostelen weer in verwrongen houdingen en met expressieve koppen en karikaturaal grote handen. Ze zitten dicht bijeen rond een tafel in een beklemmend kleine ruimte. Merkwaardig detail: Van de Woestyne beeldt zichzelf af als de derde apostel links.

Van de Woestyne kan beschouwd worden als een van de vernieuwers van de Belgische religieuze kunst. Maar bij zijn katholieke tijdgenoten lokt zijn religieuze werk vooral afkeuring uit. Zij noemen het ‘vulgair’, ‘macaber’ en zelfs ‘een gruwel’.

Recent werd het monumentale Laatste Avondmaal van Gustave Van de Woestyne bij Musea Brugge verplaatst. Een huzarenklus die door het technisch atelier en de afdeling collectie van Musea Brugge met expertise succesvol werd uitgevoerd. Bekijk hieronder de indrukwekkende beelden. (Vlaamse Kunstcollectie )

Veel vreugde mocht je niet dadelijk wensen als je naar de hoofden van de apostelen kijkt en hun ongemakkelijke houding in de lege kamer bestudeert. Het was nu eenmaal de tijd van de Nieuwe Zakelijkheid en dan, zoals dat wel eens meer gebeurde, haalde de vormgeving het op de essentie van de inhoud. De wet van de essentie: brood en wijn en de geknielde houding voor het heilig moment. Laten we maar enkele dagen terugkeren naar de intocht van Jezus in Jeruzalem, wat wij nu ‘palmen-zondag’ noemen.
Het geheiligde even terzijde. Een jonge dertiger dus. Op een ezelin gezeten en zijn volgelingen daar achteraan. Het volk troept samen, zwaaiend met lange palmbladeren; sommigen leggen hun mantels op de grond als teken van eerbied, anderen roepen luid. Een intro van een ware volksheld. Dat ‘roepend volk’ zullen we enkele dagen later nog eens horen, maar wel in een andere toonaard. Prachtig geschilderd als fresco in Assisi door Pietro Lorenzetti (1320). Een echt kijkplaatje waarop verleden en heden samen gebeuren.

Pietro Lorenzetti. 1320. De intocht van Jezus en gezelschap in Jeruzalem

Best mogelijk dat je in de volgende weken of maanden ‘Jesus Christ Superstar ziet langskomen, de musical van Tim Rice en componist Andrew Lloyd Webber in een nieuwe regie van Ivo van Hove. De ontwerpers gaven Judas de vertellersrol. En het is Judas die Jezus waarschuwt voor zijn volgelingen in zijn beginlied: ‘‘I am frightened by the crowd/ For we are getting much to loud’. Uitgerekend hij voorziet het fanatisme van zijn aanhangers: ‘All your followers are blind/ Too much heaven on their minds.’ In zijn bespreking legt Marijn van der Jagt (De Groene Amsterdammer 31 januari 2024) het accent op de gevolgen van dit fanatisme:

'Judas neemt afstand van het groepsgebeuren: pas maar op met die lui. Wat hij Jezus voorhoudt, geldt voor iedere leidersfiguur die wordt gezien als de ultieme redder van een volk, een natie of de mensheid. Jouw aanhang zal zich tegen je keren als jij hun verwachtingen niet waarmaakt. En Judas krijgt gelijk: het toegestroomde volk dat Jezus aanvankelijk juichend de stad binnenhaalt, eist later even fanatiek zijn dood. Op dit spanningsveld tussen de adoratie en de haat van de massa legt Ivo van Hove de focus.'

‘Judas’ is ook een boek van Amos Oz (2015, De Bezige Bij)

In Judas keert Amos Oz terug naar de omgeving van zijn meest succesvolle en geliefde boeken: het Jeruzalem van halverwege de twintigste eeuw. Judas is een liefdesverhaal en een coming of age-roman, waarin Oz op openhartige en moedige wijze het thema verraad verweeft.
Net als in Een verhaal van liefde en duisternis combineert Oz zijn persoonlijke visie op historie en heden van Israël met een meeslepende plot en een schitterende schrijfstijl. (De Bezige Bij)

Over de figuur van Judas zegt de auteur bij een bezoek aan Europa:

‘In het denken van miljoenen is Judas de personificatie van het lelijkste verraad denkbaar. Voor miljoenen is hij ook de ultieme Jood. De figuur van Judas is al duizenden jaren het Tsjernobyl van antisemitisme. Mijn protagonist in dit verhaal, Sjmoeël Asj, probeert dat personage te herlezen. Hij begint met een paar eenvoudige vragen over de beroemdste dertig zilverstukken uit de geschiedenis, over de bekendste kus, befaamder dan die van Romeo en Julia. Waarom zou deze welgestelde man zijn ­meester verkopen voor dertig zilverstukken? Omgerekend naar hedendaagse valuta zijn die zilverstukken samen ongeveer zeshonderd euro waard. Als hij zijn meester al verraadde, deze landeigenaar met bezittingen en slaven, waarom hing hij zich dan naderhand op? Nog zo’n vraag: wie had er dertig zilverstukken voor over, of zelfs maar vijftig cent, voor een kus die Jezus zou verraden zodat Hij opgepakt zou kunnen worden? Heel Jeruzalem kende Hem. (Nederlands Dagblad)

https://www.nd.nl/cultuur/boeken/602112/amos-oz-judas-maakte-jezus-juist-succesvol

De Judaskus Jakob Smits (1856-1928)

Massamensen en mensen in de massa: een lijdensverhaal (1)?

Foto door Masi op Pexels.com
intermezzo

(laatste liefdesbrief)

  gisteren nog waren wij geliefden
  p.s.
  waar ben je?


Glenn Sluisdom
Foto door Anya Juu00e1rez Tenorio op Pexels.com

Hij dacht, het is tijd om naar de hoofdstad te gaan.

De intocht van Christus in Brussel. James Ensor. 1888 Klik op ondertitel om te vergroten

De kijker ziet een carnavaleske stoet vol maskers, tronies, clowns en karikaturen op zich afkomen, die hem dreigt te verpletteren. De Christus in het midden van het gewoel, enigszins verdoken tussen de menigte op een ezel, heeft gelaatstrekken die wel sterk op Ensor lijken: de kunstenaar als visionair ingehaald door de massa. Ondanks de fanfare en het gejuich, drukt het volgens Ensors biograaf Eric Min vooral zijn eenzaamheid en miskenning uit. Vooraan staan verwaande rechters, zelfvoldane burgers, vissersvrouwen, een dokter met tovenaarshoed, een stel muzikanten, een bespottelijk verliefd koppeltje en een pompeuze bisschop die tamboer-majoor speelt (met de trekken van Émile Littré). Rechts op het verhoog dragen de burgemeester en zijn schepenen een clownkostuum. De optocht marcheert onder een groot banier met de tekst “Vive la Sociale”. Het is duidelijk dat Kerk noch socialisme worden gespaard. Ensor klaagt de maatschappij aan en zet de bevolking voor gek. (wikipedia)

'Het probleem bij complotdenken is dat je elke norm voor waarheid en waarachtigheid verlaat, terwijl elke speculatie of associatie die je maakt even geldig of nog meer geldig lijkt dan de versie die officieel wordt verteld. Dat is een groot probleem. Zoals ik schets vanuit Machiavelli, maakt argwaan tegenover de overheid deel uit van wat een kritische burger is. Een democratie heeft kritische burgers nodig. Maar als die kritische houding leidt tot een projectie van je eigen fantasie, heb je een immens probleem. En dat is exact onze situatie.’ (Tinneke Beeckman over boek 'Macht en Onmacht in Veto)
Jos De Mey ‘Ingekeepte massa, nr 10/11. 1972 olieverf op doek

Elias Canetti, die beroemd werd met Het Martyrium, schreef in een weergaloze stijl een wetenschappelijk hoofdwerk, Massa en Macht, dat ook buiten de wetenschap iconisch werd. Het geeft in bijzonder beeldende taal en met vele voorbeelden een diepte- en massapsychologische analyse van groepsvorming. Canetti toont hoe uit een schijnbaar heterogene groep mensen één nieuw en onheilspellend brullend wezen kan ontstaan.

Casper Thomas beschreef in nummer 47 (23 november 2022 ) van De Groene Amsterdammer een rake en gecondenseerde samenvatting van het hoofdthema van het boek. (Ik citeer hem graag maar raad de lezer aan zelf met dit maandblad kennis te maken. Het kost je nauwelijks tien euro per maand.)

“De Kaap, Zuid-Afrika, 1857. In de vroege ochtend gaat een jong meisje van het inheemse Xhosa-volk water halen bij de rivier. Daar ziet ze vreemde gedaanten. Geschrokken rent ze door de velden naar huis. Haar oom Umhlakaza maakt de tocht naar de rivier en ziet de gedaanten zelf ook. Ze geven hem een opdracht. Keer terug naar huis, voer rituelen uit en slacht een os ter ere van de doden. Op de vierde dag moet de oom opnieuw naar de rivier komen. Umhlakaza gehoorzaamt. Aan de oever ziet hij nog meer gedaanten. Tot zijn verbazing herkent hij zijn broer, die allang overleden is. Umhlakaza krijgt nadere uitleg en instructies. Hij moet zijn volk uitleggen dat de doden zijn teruggekeerd van overzeese slagvelden om de Xhosa te helpen de gehate Engelse kolonisten te verdrijven. De belangrijkste opdracht die Umhlakaza meekrijgt is de leiders van zijn volk te vertellen dat ze zo veel mogelijk dieren moeten slachten en opeten.

Al snel gaat het verhaal rond binnen de Xhosa. Leider na leider omarmt de opdracht van de gedaanten, de vetste ossen gaan op de slachtbank en het volk viert dagenlang feest. Umhlakaza verkrijgt al gauw de status van profeet. Hij staat met zijn nichtje in de rivier en vertelt de Xhosa die zich langs de oevers verzamelen dat de geesten van de overledenen zich aan het beraadslagen zijn over de toekomst van de mens. Hun honger is onstilbaar. Na het vee moeten ook de graanvoorraden worden aangesproken. Pas als het laatste dier is geslacht en de laatste graankorrel verorberd, zal de dag van verlossing aanbreken. De Britten zullen worden vernietigd door een hemel die op ze neer zal vallen. Nog vetter en melkrijker vee zal de aarde bewandelen en oneindige graanvelden zullen uit de grond omhoogschieten met aren zo groot als geen Xhosa ooit heeft gezien.

“Het eten is snel op. Er breekt hongersnood uit. Met hun laatste krachten leggen de Xhosa graanschuren aan en worden er hekken om veeweiden geplaatst om de toekomstige overvloed te kunnen ontvangen. Soldaten bewapenen zich voor de eindstrijd tegen de Britten. Als de langverwachte dag aanbreekt gebeurt er niets. Het bezeten enthousiasme van de Xhosa slaat om in wanhoop, gevoeld in duizenden lege magen. Hele gezinnen sterven vanwege voedselgebrek. Een exodus van uitgemergelde mannen, vrouwen en kinderen begeeft zich richting de grenzen van de Britste kolonie, bedelend om eten. In minder dan een jaar tijd wordt de Xhosa-bevolking van meer dan honderdduizend zielen gedecimeerd tot minder dan veertigduizend overlevenden van de collectieve zelfbegoocheling.”

(Casper Thomas 23 november 2022. verschenen in nr 47. De Groene Amsterdammer)

Elias Canetti 1973. © Brigitte Friedrich / Sueddeutsche Zeitung / ANP

Maak kennis met De Groene Amsterdammer: https://www.groene.nl/

"Midden in de compacte massa kan men niet omvallen. Het is daarom de ideale plaats voor mensen die niet op eigen benen kunnen staan."
― Antoon Vloemans
Vlaams schrijver en filosoof 1898–1982
Xi’ an Terracotta krijgers

Maar...Vandaag 1 maart 2024. Moskou: De begrafenis van Navalny.  "Mensen blijven toestromen-Politie arresteert prominente aanwezigen" (De Standaard)


Uit ‘Geen gedicht in veertig dagen’ van Borys Hoemenjoek (Oekraïne)

Poëzie zag mensen sterven
Poëzie stopte gebruikte kogelhulzen in haar oren
Poëzie wordt liever blind
Dan dat ze elke dag lijken ziet

Poëzie is de kortste weg naar de hemel
Poëzie tuurt in de leegte
Als je valt
Herinnert ze je aan de weg terug
Poëzie trok naar plaatsen
Waar geen plaats is voor poëzie

Poëzie was getuige van alles
Poëzie was getuige van alles

(De Standaard
Een jaar geleden stuurde de dichter Borys Hoemenjoek een laatste bericht. 24 uur lang hadden hij en twee andere Oekraïense soldaten onder meedogenloos Russisch vuur gelegen. Het regende granaten op hun loopgraaf net buiten de oostelijke stad Bachmoet. “Onze munitie raakt op. Tot de laatste kogel”, sprak Hoemenjoek via een krakende radio. Het waren zijn laatste woorden. (De Standaard 30 december 2023)
Aanhouding bij herdenkingsbijeenkomst Moskou. 18 februari 2024 ANP

Het is de kracht van elke demonstratie, met of zonder rellen of standbeelden die worden omgetrokken, het zit in de optelsom van al die afzonderlijke lichamen. Ze gaan als het ware op in een soort superlichaam dat machtiger is dan een individu ooit kan zijn. De overredingskracht schuilt in de massa, niet alleen voor de toeschouwers of onwillige luisteraars ervan, maar zeker ook voor de deelnemers zelf.

In de massa wordt de mens bevrijd van zijn eigen onbeduidendheid, schreef Gustave Le Bon eind negentiende eeuw. In haar boek Blood Rites omschrijft Barbara Ehrenreich het gevoel als een ‘natural high’. Het opgaan in een massa veroorzaakt een roes, een soort dronkenschap, en geeft een gevoel van euforie dat nog het best te vergelijken is met seks. Omdat we onszelf erin kunnen verliezen.
Dit is waar ieder mens naar verlangt, zegt Ehrenreich, een overgave aan iets wat groter is dan onszelf. Of je dat grotere nu liefde, kunst, god, volk, vaderland of een strijd voor rechtvaardigheid noemt, volgens haar komt het uiteindelijk allemaal op hetzelfde neer: niet meer onbeduidend willen zijn. (…)
Soms moet je gewoon kiezen aan welke kant je staat.
Marian Donner DGA 17 juni 2020.

Beeld: Herman van Borstelen (De Groene A’dammer)

Moet je, zoals Milo Rau zou willen, in Wenen ‘een vrije republiek’ voor kunst en politiek protest oprichten? Ik voel meer voor haar plaats overal waar mensen telkens weer een nieuwe dag (moeten) beginnen. Hoe allerlei kunstvormen jezelf kunnen veranderen, de werkelijkheid op jouw (onze) manier vorm geven, de afstand tussen museum en huiskamer in het dagelijkse verkleinen. Zij zal je niet altijd troosten, maar een beetje meer moed schenken, je blik verdiepen, je zin voor humor aanscherpen. Mensen in de massa onderscheiden als aparte mensen met een verhaal, met een kijk op het alledaagse, met verbindingsmogelijkheden.

Intussen (2024, tien jaar later) aan te vullen met bezette Palestijnse gebieden, Zuid-Soedan, Oekraïne, Sahel, Myanmar, Burkino Faso, Soedan. Je moet niet bijzonder gevoelig zijn om het lijdensverhaal van een mens als Jezus in deze dagen op weg naar Pasen een menselijke vorm te geven. Elkaars nabijheid ten zeerste aanbevolen.

Zoeken en/of vervloeken?

Mochten we vervloekingen, uitgesproken of in stilte bedacht, in energie kunnen omzetten, dan zouden we waarschijnlijk lange tijd in licht en warmte kunnen baden, tenzij de inhoud ervan ook werkelijk werd toegepast zodat eerder een helse leegte, een uitgestorven maar goed gevuld en danig verlicht slagveld het resultaat zou zijn. Die morbide rol heeft de beeldende kunst vaak overgenomen.

Fragment met burijngravure uit de reeks ‘de tastzin’ ‘de vijf zintuigen’ Frederick Bloemaert A’dam naar Nicolaas I Visscher 1614-1617 MSK Gent
De profeet Elisa, links op de achtergrond, vervloekt de kinderen die hem bespotten. Als straf worden deze jochies door beren verslonden.

Een vloek in de betekenis van "onheilsbezwering" is een meestal geritualiseerd gebaar of gezegde met de bedoeling een persoon of een plaats kwaad te berokkenen. Motieven daarbij zijn woede of een verlangen om te straffen of om zich te wreken. (Wikipedia)

Het tegenovergestelde van de vloek is de zegen. De studie van de verschillende vormen van vervloekingen behoort zowel tot het domein van het volksgeloof als van de folklore. Vaak maakt het met opzet uitspreken van vervloekingen deel uit van de praktijk van de magie. (idem)
Samuel verwenst Saul. Hans Holbein de Jongere. Klik op onderschrift om te vergroten.

Met de vervloeking van de eerste mensen Adam en Eva, terwijl zij uit het paradijs werden gejaagd, begint een bijna ononderbroken rij soortgelijke onvriendelijkheden die voortdurend in literatuur en beeldende kunsten zullen meespelen. De Zwitser Henry Fuseli schildert in 1768 de blinde Oedipus die hier zijn zoon Polyneikes vervloekt. Een scene uit ‘Oedipus te Kolonos’, het laatste toneelstuk van de al oude Sophocles.

Henry Fuseli (1741-1825) 1786. Oedipus cursing his son Polynices National Gallery of Art.



Fuseli’s own pessimism and fascination with the extremes of human passion are evident. He heightened the intensity of this scene from Sophocles’ Oedipus at Colonus by placing Oedipus and his children in a dark, shallow space. The tragedy of the father’s curse is played out through the gestures of the four figures. Polynices, who had expelled his blind father from Thebes and left him to live as a beggar, has come to ask his father’s support in overthrowing his brother. Oedipus, enraged at his son’s request, stretches out his accusing arms and levies his dreadful curse, by which each son would die at the hands of the other. Ismene, weak and despairing, kneels with her head on her father’s knee. Antigone, whose strength and determination have kept her father alive, is highlighted above the terrible drama as she reaches out to protect her brother with one hand and restrain Oedipus with the other. Her gesture, however heroic, is futile. (National Gallery of Art)

Kostuumontwerp voor Theseus

Fuseli’s eigen pessimisme en fascinatie voor de uitersten van menselijke passie zijn duidelijk. Hij verhoogde de intensiteit van deze scène uit Sophocles’ Oedipus te Colonus door Oedipus en zijn kinderen in een donkere, ondiepe ruimte te plaatsen. De tragedie van de vloek van de vader wordt uitgespeeld door de gebaren van de vier figuren. Polyneikes, die zijn blinde vader uit Thebe had verdreven en hem als bedelaar achterliet, komt zijn vader om steun vragen om zijn broer Eteocles ten val te brengen. Oedipus, woedend over het verzoek van zijn zoon, strekt zijn beschuldigende armen uit en spreekt zijn vreselijke vloek uit, waardoor elke zoon zou sterven door toedoen van de ander. Ismene, zwak en wanhopig, knielt met haar hoofd op de knie van haar vader. Antigone, wier kracht en vastberadenheid haar vader in leven hebben gehouden, wordt boven het vreselijke drama uitgelicht als ze haar hand uitsteekt om haar broer met de ene hand te beschermen en Oedipus met de andere hand in bedwang te houden. Haar gebaar, hoe heroïsch ook, is vergeefs.

Oedipus at Colonus. Jean-Baptiste Hugues

De filosoof Baruch (Benedictus de) Spinoza 1632-1677) politiek denker en exegeet uit de Gouden Eeuw wordt beschouwd als een van de grondleggers van het rationalisme en een van de inspiratoren van de Verlichting.

Op 27 juli 1656 werd in de synagoge van de Portugees-Israëlietische Gemeente aan de Houtgracht in Amsterdam de cherem (meestal vertaald als banvloek; zie ook anathema) tegen “Baruch Espinoza” uitgesproken waarmee hij uit de Sefardische gemeenschap werd verstoten. De Portugese tekst, die bewaard is gebleven in het Escamoth, het register van besluiten en reglementen van de joodse gemeente, bestond uit drie delen: na de aanklacht waarin Spinoza werd beschuldigd van más opinioins e obras (verderfelijke ideeën en handelingen), volgde zijn verstoting en vervloeking met teksten uit de Thora. Tot slot kregen de leden van de gemeenschap de waarschuwing dat ze bij Spinoza uit de buurt moesten blijven en geen zaken met hem mochten doen. Ook zijn familieleden mochten geen contact meer met hem hebben of hem op wat voor manier dan ook ondersteunen. De verstoting werd uitgesproken door de parnassim van de joodse gemeente, zoals in de Amsterdamse gemeenschap gebruikelijk was. Spinoza is waarschijnlijk niet zelf bij de uitspraak aanwezig geweest. (Wikipedia).

De tekst van de ‘verstoting’ is onder het beeld van deze unieke denker te raadplegen.

Beeld van Spinoza in Den Haag


"Volgens het besluit der Engelen en het oordeel der Heiligen bannen, verstoten, verwensen en vervloeken wij Baruch de Espinoza, met toestemming van den Heiligen God en met toestemming dezer ganse heilige gemeente, voor de heilige Boeken der Wet met de 613 voorschriften, die daarin opgetekend zijn, met de ban, waarmee Jozua Jericho bande, met de vloek waarmee Eliza de knapen vervloekte, en met al de verwensingen, die in de Wet geschreven staan. Vervloekt zij hij bij dag en vervloekt zij hij bij nacht; vervloekt zij hij wanneer hij zich neerlegt, en vervloekt zij hij, wanneer hij opstaat; vervloekt zij hij, als hij uitgaat, en vervloekt zij hij, als hij binnenkomt. Moge God hem geen vergiffenis willen schenken. De toorn en gramschap des Heren zal tegen dezen mens ontbranden en op hem werpen alle vloeken, die in het Boek der Wet geschreven staan. En de Heer zal zijn naam onder de Hemel uitwissen en de Heer zal hem tot zijn verderf uitscheiden uit alle stammen Israëls met alle vloeken des Hemels, die in het Boek der Wet geschreven staan. Gij evenwel, die Gij den Heer uwen God aanhangt, Gij leeft heden altemaal."

Benedictus de Spinoza. Franz Wulfhagen 1664

Zelfs de kind-verslindende beren werden nog geciteerd. Jan & Annie Romein beschreven dit in hun serie ‘Erflaters van onze beschaving’ (1977) waarin zij over de toenmalige Joodse gemeente schreven:

"Van nog groter belang echter zal geweest zijn, dat juist deze joodse gemeente minder dan welke andere ook zich onverschillig tegenover afwijkingen kon betonen, omdat zij, traditieloos als zij in wezen was, meer dan andere aan de traditie moest hechten. Een en twee generaties terug immers waren al deze joden in Spanje en Portugal nog katholiek geweest, zij het dan gedwongen, en eenmaal in het vrije Nederland konden deze maranen, zoals zij heetten, de verachting van de echte katholieken en de zelfverachting die daarvan het gevolg was geweest, slechts afschudden door zich tastend en zoekend opnieuw zo diep mogelijk in het traditionalisme van het echte jodendom te verbergen. Tastend en zoekend, want er laten zich duidelijk twee richtingen onderscheiden, de Portugese van de humanistisch gezinde Menasse ben Israël - de zogenaamde Sephardim - en de oostjoodse van Saul Levi Morteira - de zogenaamde Asjkenasim, een tegenstelling die, wat haar sociaal aspect betreft, zich zelfs tot op deze dag onder de Amsterdamse joden heeft gehandhaafd."

Lees ‘Erflaters van onze beschaving (1977). Jan Romein, Annie Romein-Verschoor “Nederlandse gestalten uit zes eeuwen – Benedictus Spinoza”

https://www.dbnl.org/tekst/rome002erfl01_01/rome002erfl01_01_0019.php

De cherem uit 1656, waarmee het synagogebestuur Spinoza verbande uit de Joodse gemeenschap. Foto: Stadsarchief Amsterdam

Blijkbaar is zo’n ‘banvloek’ in alle religies thuis zoals de nare ervaringen van auteur Salman Rushdie bewijzen. Maar ook de Roemeens-Franse filosoof Emil Cioran wist zijn diepe ontgoocheling over de wereld om te zetten in een oeuvre waarvan, volgens Jan Postma in de Morgen, ieder boek als ‘een uitgestelde zelfmoord’ geldt.

Voor (auteur) Cioran (boek: Bekentenissen & Banvloeken) was het duidelijk: wij mensen zijn vóór alles belachelijke wezens, en alles wat we doen is ten diepste lachwekkend. Onze aardse ambities en verheven verlangens, al ons wereldse streven en al onze geloofsijver, onze lage gevoelens en hoogmoedige rationaliseringen, de potsierlijke toneelstukjes die we opvoeren voor anderen en de niet minder bespottelijke leugens die we onszelf vertellen om ons staande te kunnen houden te midden van alles wat we maar half of eigenlijk helemaal niet begrijpen.
Mooi is de reactie van Peter Sloterdijk, die in Cioran ‘een dubbelganger van Heidegger’ ziet (iemand die niet tot de conclusie kwam dat ‘denken danken wil zeggen’, maar in plaats daarvan ‘de zwartgnostische antithese’ uitwerkte dat ‘denken zich-wreken betekent’) schrijft over de therapeutische werking van Ciorans geschriften: ‘Hun helderheid in de verlatenheid immuniseert tegen de verleiding zich vormeloos gewonnen te geven.’
Cioran vond dat we alleen boeken zouden moeten schrijven om de dingen te zeggen die we niemand durven toe te vertrouwen. Wat durfde hij niemand toe te vertrouwen? Hoe diep hij geloofde dat alles ijdel en vergeefs is, denk ik, en hoe vrij ons dat maakt. Zijn oeuvre is het enige in de geschiedenis van de literatuur dat geen bouwwerk is maar een schroothoop. En zo het enige geloofwaardige monument voor een betekenisloze wereld.

(De Groene Amsterdammer 16 november 2022)

Paul Fuhrmann, ‘De geest van de tijd’ (1927). bpk/Staatliche Schlösser, Gärten und Kunstsammlungen Mecklenburg-Vorpommern/Hugo Maertens

Gentse verwensingen (een oud document dat wel) zijn in ruime mate aanwezig in “Krijgt de jukte woar dadde nie kunt scharte!”

Lees:

https://openjournals.ugent.be/gt/article/68932/galley/193176/view

Steeds als Heraclitus de deur uitging en al die mensen zag die een ellendig leven hadden – of beter gezegd ellendig ten onder gingen – weende hij, en had hij medelijden met iedereen die hij tegenkwam, zelfs als die blij en gelukkig waren. […] Van Democritus daarentegen wordt gezegd dat hij zich alleen maar lachend in het openbaar vertoonde; ja, zelfs handelingen die in
alle ernst werden verricht nam hij volstrekt niet serieus. Waar is hier ergens plaats voor woede? Alles is om te lachen of om te wenen.
(Seneca. Verder: De tranquillitate animi 15.2, 3)
Georg Scholz, ‘Nachtelijk lawaai’ (1919).

“Ik acht het niet nodig hier alle eigenschappen van de geestkracht afzonderlijk te bewijzen, en al helemaal niet dat een mens met geestkracht niemand haat, op niemand kwaad wordt, jaloers of verontwaardigd is, niemand veracht en volstrekt niet hovaardig is. […] Haat moet integendeel door liefde worden overwonnen, en ieder die door de rede wordt geleid wenst dat het goed dat hij voor zichzelf nastreeft ook de anderen te beurt valt. Daar komt nog bij […] dat iemand met geestkracht allereerst het volgende overweegt, dat alles volgt uit de noodzakelijkheid van de goddelijke aard, en dat derhalve dat waarvan hij denkt dat het onaangenaam en slecht is, alsmede wat goddeloos, afschuwelijk, onrechtvaardig en schandelijk schijnt, hiervandaan komt, dat hij de dingen verward, verminkt en ongeordend begrijpt. En om die reden zal hij vooral proberen de dingen te begrijpen zoals ze in zichzelf zijn en zich te ontdoen van wat de ware kennis belemmert, zoals daar zijn haat, woede, nijd, hoon, hovaardij en dergelijke meer, waarop ik het in het voorgaande heb gewezen. En zo streeft hij ernaar zoveel als in zijn vermogen ligt wel te doen, zoals men zegt, en zich te verheugen.” (Spinoza)

Spinoza’s advies ‘het menselijk handelen niet te bespotten, niet te betreuren, noch te verwensen, maar te begrijpen’ is geen pleidooi voor het ontkennen of onderdrukken van de affecten, maar een wijsgerig programma dat tot doel heeft de passies te transformeren tot gevoelens waar we sterker en gelukkiger van worden.

(Uit: ‘Niet bespotten, niet betreuren, noch verwensen, maar begrijpen…’ Lezing op Spinozadag van de Amerdamse Spinozakring ‘Spinoza en het verschil’. 14 november 2010. Piet Steenbakkers)



“I always preserve the natural right in its entirety and I hold that the sovereign power in a State has right over a subject only in proportion to the excess of its power over that of a subject.”

"Ik behoud altijd het natuurlijk recht in zijn geheel en ik houd vol dat de soevereine macht in een staat alleen recht heeft over een onderdaan in verhouding tot de overmaat van zijn macht over die van een onderdaan."

Spinoza, Epistle-Brief 50


Verzoeken of vervloeken? Vragen stellen of elke twijfel monddood maken? Of met een oude spreuk: Het is beter een kaars aan te steken dan de duisternis te vervloeken.

Jo van Cauter: Spinoza: Geluksleer, verhandeling ingediend tot het behalen van de graad van Master in de Wijsbegeerte (Prof. dr. Johan Braeckman)

Spinoza begreep echter dat een totale en volmaakte kennis van de natuur – van de oneindige oorzaak en gevolg ketens – buiten het menselijk vermogen ligt. Ons begrijpen is in de woorden van Herman De Dijn niet echt ons begrijpen: “we bezitten niet want we zijn onderdeel, we zijn niets anders dan
een onophoudelijke poging om te begrijpen”. Het menselijk vermogen is beperkt, we zijn niet in staat in alle gevallen de uitwendige dingen voor ons bruikbaar te maken.
Toch kunnen we proberen die gebeurtenissen voor de geest te halen waarvan we menen dat ze hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van Spinoza en diens gedachtegoed. Een moeilijke taak, maar één die ons wel eens met blijdschap zou kunnen vervullen. (Citaat uit deze verhandeling)

Ill. The Critic

Ook een vroegere bijdrage is een mooie aanvulling