Schaduw-verlangens, een kortverhaal

Martino Pietropoli. Woman walking with shadow

SCHADUWVERLANGENS, een kortverhaal

‘Weerschijn, dat is het juiste woord. ‘Weerschijn.’ Het weerwerk van het licht. Het teruggekaatste licht. Weerspiegeling. Dat had ik willen zijn.’
‘Schaduw is ook een mooi woord, schaduw.’
‘Kijk, ik zou nu mijn hoofd willen schudden, maar zo lang jij die knikker van jou gelijkhebberig stijf tussen die schoudertjes houdt, blijft er voor een schaduw niets anders over dan je volmaakt te imiteren onder dit schrale lantaarnlicht.’
‘Zoals je wilt.’
Ik schudde mijn hoofd op een bedenkelijke wijze.
‘Flauw.’ probeerde hij mij af te remmen, maar overgeleverd aan mijn bewegingen lukte hem dat niet.
‘Ik sluit eventjes mijn ogen, dan kun jij je stevig uitrekken.’
Even rondkijken of er niemand in de nabijheid was, en dan ogen dicht en luidop tot vijf tellen.
Na vijf wachtte ik nog eventjes. Vijf bonus-seconden.
‘Dankjewel. Die kromme schoudertjes van jou kun je beter laten behandelen. Zou je nog eens even over je eigen schaduw willen springen? Wat denk je?’ Gezond toch?’
‘Ik doe mijn best, maar het is laat en…’
‘…en je bent moe van onze avondwandeling, je wilt nog even in het volle licht de wereld met lettertjes overvallen en…’
‘Wil je dat ik je probeer los te maken?’
‘Een man zonder schaduw? ‘
En verder in het Duits:
‘…die Frau ohne Schatten?’
‘…die is een opera lang op zoek naar een schaduw want zonder is de Keizerin geen mens en kan ze met haar geliefde Keizer geen kinderen hebben.’
Het bleef even stil. Een avondbriesje werd in de kruinen van de parkbomen hoorbaar.
‘Wist ik veel dat je nog eens vader wilde worden, en eerlijk gezegd…’
‘Ik ben omringd door drie prachtige vrouwen, shadow. Een maatje voor het leven, een schat van een dappere dochter en een tedere en inventieve kleindochter.’
‘Er zou dus een kansje bestaan dat jij -hij zweeg deskundig- dat jij … zonder mij kan? Tenslotte ben ik je donkere kant en die is volgens de heer C. Jung geen roze wolk om het vriendelijk uit te drukken.’
‘Niets en niemand is volmaakt maar hetzelfde menselijk gezelschap weet dat wie licht zoekt voortdurend door zijn eigen donkerte moet.’
‘’Angst. Jaja. Een schaduw weet wat angst is. Ik hoef maar even een beetje vreemd te bewegen en overal klinkt gegil. Overigens hoe lang loop je al door die ‘eigen donkerte’?
‘Levenslang. Geboren in de oorlog.’
‘Als geen andere schaduw ken ik je verlangens en angsten. Laat mij gewoon voor een weekje gaan.. Een week zonder je archetype ‘de schaduw’ zoals de heer C. Jung mij beschrijft. Ik ben tenslotte maar een sjabloon waarmee jij je ervaringen leert begrijpen en organiseren, als ik het goed heb. Een boel overgeërfde emoties of gedragspatronen die zich in allerlei kunstgedoe zouden manifesteren. En nog een beetje dichter bij huis: ‘’De schaduw is het archetype dat wij liever verborgen houden voor de buitenwereld en soms ook voor onszelf; alles wat we weigeren te erkennen, maar dat op indirecte of directe manier toch wordt opgedrongen aan onszelf, zoals ‘inferieure karaktertrekken en andere onverenigbare neigingen.‘ om de Heer Jung te citeren. Leuk gezelschap ben ik, niet?’
‘Het is geen recept, maar ik kan mij in zijn wijsheid wel vinden. Weet je wat Jung’s laatste woorden waren?’
‘Ik weet dat jullie de dreiging van de totale vernietiging altijd volledig ontkennen.’
‘Juist, en daarom stimuleerde hij door te gaan met leven alsof de dood niet het einde betekent.’
‘Nog maar eens een fraai stukje schaduw-denken!’
‘Dat betekent niet per se dat er leven na de dood is, alleen dat er iets in ons bestaat dat dat gelooft, om zijn eigen woorden te gebruiken.’
‘Hij was een Zwitser, niet?’
‘En zijn laatste woorden: “Laten we vanavond bij het eten een goede fles wijn opentrekken!”
‘Als schaduw zou ik je aanraden zijn raad ook nog bij het volle leven en welzijn op te volgen. Zonder mij. Wel?’
‘Gedraag je en zondag voor het donker thuis!’

met dank aan Carl-Gustav Jung

Shadow desires, A short story

‘Reflection, that’s the right word. ‘Reflection.’ The resistance of light. The reflected light. Mirroring. That’s what I had wanted to be.’
‘Shadow is also a nice word, shadow.’
‘Look, I’d like to shake my head now, but as long as you keep that marble of yours equivalently stiff between those little shoulders, there’s nothing left for a shadow but to imitate you perfectly under this meagre lantern light.’
‘As you wish.’
I shook my head dubiously.
‘Faint.’ he tried to slow me down, but at the mercy of my movements he did not succeed.
‘I’ll close my eyes for a while, then you can stretch firmly.’
A quick look around to see if no one was nearby, and then eyes closed and counted to five out loud.
After five, I waited a little longer. Five bonus seconds.
‘Thank you. Those crooked shoulders of yours would be better treated. Would you mind jumping over your own shadow again? What do you think?’ Healthy right?’
‘I try my best, but it’s late and…’
‘…and you’re tired from our evening walk, you want to jump over the world with letters in the full light and…’
‘Do you want me to try to untie you?’
‘A man without a shadow? ‘
And further in German:
‘…die Frau ohne Schatten?’
‘…who is an opera long in search of a shadow because without it, the Empress is not a man and cannot have children with her beloved Emperor.’
There was silence for a while. An evening breeze became audible in the crests of the park trees.
‘Did I know you wanted to be a father again, and honestly…’
‘I am surrounded by three beautiful women, shadow. A mate for life, a darling of a brave daughter and a tender and inventive granddaughter.’
‘So there would be a chance that you -he remained expertly silent- that you could …do without me? After all, I am your dark side and that, according to Mr C. Jung, is not a pink cloud to put it kindly.’
‘Nothing and no one is perfect but the same human company knows that those who seek light must constantly pass through their own darkness.’
”Fear. Yep. A shadow knows what fear is. I only have to move a little strangely and screams can be heard everywhere. By the way, how long have you been walking through that ‘own darkness’?
‘Life sentence. Born in the war.’
‘Like no other shadow, I know your desires and fears. Just let me go for a week.’ A week without your archetype ‘the shadow’ as Mr C. Jung describes me. After all, I am just a template by which you learn to understand and organise your experiences, if I am right. A lot of inherited emotions or behavioural patterns that would manifest in all sorts of art stuff. And even a little closer to home: ”The shadow is the archetype that we prefer to keep hidden from the outside world and sometimes from ourselves; anything that we refuse to acknowledge, but which is nevertheless imposed on ourselves in an indirect or direct way, such as ‘inferior character traits and other incompatible tendencies.’’ to quote Mr Jung. Nice company I am, aren’t I?’
‘It’s not a recipe, but I can relate to his wisdom. Do you know what Jung’s last words were?’
‘I know you guys always completely deny the threat of total annihilation.’
‘Right, which is why he encouraged continuing to live as if death is not the end.’
‘Just another fine piece of shadow-thinking!’
‘That doesn’t necessarily mean that there is life after death, just that there is something in us that believes that, to use his own words.’
‘He was a Swiss, wasn’t he?’
‘And his last words: ‘Let’s open a good bottle of wine at dinner tonight!’
‘As a shadow, I would advise you to follow his advice even in the fullness of your life. Without me. Well?
‘Behave yourself and get home before dark on Sunday!’

Courtesy of Carl-Gustav Jung

Martino Pietropoli. Woman walking with shadow


Met dank voor technische inhoud en verwoording aan:

Schaduw, stootkussen van de werkelijkheid

Foto door Stacey Koenitz R op Pexels.com

Twee benaderingen van het begrip ‘schaduw’: Ton Lemaire en Carl Jung.
De schaduw in de kunst als intermezzo.
Aan een kortverhaal daaromtrent wordt nog gewerkt.

“Het is nu precies deze tijdelijk voltooide identiteit van de dingen en van de wereld, die een beproeving is voor het bewustzijn van de mens. Hij die zich ’s middags buitenshuis begeeft, waagt het de dingen in hun volstrektheid te ontmoeten, zonder het stootkussen van hun schaduwen. Alles is zoals het is, want schijn en zijn vallen met elkaar samen. De psychische opluchting die de avond brengt, bestaat er juist in dat de dingen weer anders worden dan ze schijnen en dat hun betekenis, samen met die van andere, zich in het halfdonker van de schaduw verbergt. Schaduw blijkt heilzaam te zijn, niet allen omdat ze verkoeling brengt en het organisme beschermt tegen al te felle zon, maar vooral ook omdat ze het beschermt tegen de absolute identiteit van de wereld.”

Ton Lemaire: De filosofie van het landschap

Eigen Foto Gmt

“De schaduw is eigenlijk de ‘ziel’ van het ding, zoals in veel culturen de ziel van de mens in zijn schaduw wordt geacht te verblijven. Alles wat bestaat werpt schaduw, allen – althans in verschillende sagen en mythen – geesten en tovenaars en dergelijke griezelige wezens hebben geen schaduw. Onze schaduw begeleidt ons overal; zij is de dubbelganger van zowel de mens als van de dingen. Zoals de horizon de structuur van de wereld – namelijk verwijzend naar elders te zijn, niet met zichzelf samenvallend te zijn – voor het oog onmiddellijk zichtbaar maakt, zo betekent de schaduw van iets zijn niet-identiteit met zichzelf, de reserve aan betekenis die het ding zichzelf voorbehoudt.” (ibidem)

The rounded world is fair to see,
 Nine times folded in mystery;
 Though baffled seers cannot impart
 The secret of its labouring heart,
 Throb Thine with Nature's throbtbing breast,
 And all is clear from east to west.

(R.W. Emmerson)

De geronde wereld is eerlijk om te zien,
 Negen keer gevouwen in mysterie;
 Hoewel verbijsterde zieners niet kunnen vertellen
 Het geheim van haar arbeidende hart,
 Droom met de kloppende borst van de natuur,
 En alles is duidelijk van oost naar west.
Foto door Quang Nguyen Vinh

Waarom de schaduw zijn ereplaats weer mag innemen en niet het stralend licht nog maar eens zichzelf in het eigen spreekwoordelijke zonnetje zet? Tom Lemaire neemt hem als de basis van het bestaan, een reserve aan betekenis die het ding zichzelf voorbehoudt. Een niet identiteit met zichzelf terwijl wij blijkbaar in onze paradijselijke verlangens met alles en iedereen willen samenvallen. De eerste was hij die mij leerde vertellen toen ik, als kind, wijs- en middenvinger gestrekt, duimt opgericht, het toehappende monster op de muren liet verschijnen. En daarna met beide handen, een eland. Schaduw, mijn vroegste speelkameraad.

En wil je zijn beeldende mogelijkheden leren kennen dan besef je dat er niet eens enige vorm van dergelijke kunst had bestaan zonder hem, de schaduw. Drie minuten praktijk vertellen meer dan ik in woorden kan neerzetten.



BETWEEN THE SHADOW AND THE SOUL

I do not love you as if you were salt-rose, or topaz,
or the arrow of carnations the fire shoots off.
I love you as certain dark things are to be loved,
in secret, between the shadow and the soul.

I love you as the plant that never blooms
but carries in itself the light of hidden flowers;
thanks to your love a certain solid fragrance,
risen from the earth, lives darkly in my body.

I love you without knowing how, or when, or from where.
I love you straightforwardly, without complexities or pride;
so I love you because I know no other way

than this: where I does not exist, nor you,
so close that your hand on my chest is my hand,
so close that your eyes close as I fall asleep.

Pablo Neruda

Bogdanov-Belsky, Nikolai (1868-1945) – 1910 Symphony (Private Collection)
Tussen de schaduw en de ziel

Ik hou niet van je alsof je zoutroos bent, of topaas,
of de pijl van anjers die het vuur afschiet.
Ik hou van je zoals van bepaalde duistere dingen moet gehouden worden,
in het geheim, tussen de schaduw en de ziel.

Ik hou van je als de plant die nooit bloeit
maar het licht van verborgen bloemen in zich draagt;
dankzij jouw liefde een zekere vaste geur,
opgestaan uit de aarde, duister in mijn lichaam.

Ik hou van je zonder te weten hoe, of wanneer, of van waar.
Ik hou van je zonder omwegen, zonder ingewikkeldheden of trots;
dus ik hou van je omdat ik geen andere manier ken

dan deze: waar ik niet besta, noch jij,
zo dichtbij dat jouw hand op mijn borst mijn hand is,
zo dichtbij dat je ogen dichtvallen als ik in slaap val

Tussen de schaduw en de ziel.

Pablo Neruda

Westrn Gallery Nancy Holt Between Heaven and Earth

De schaduw betekent in de jungiaanse psychologie het deel van het onbewuste, bestaande uit verdrongen zwakheden, tekortkomingen en instincten. Het is een van de drie meest herkenbare archetypen, de andere zijn de anima en animus, en de persona.
De schaduw en creativiteit

"Iedereen draagt een schaduw", zei Jung, "en hoe minder hij is belichaamd in het bewuste leven van het individu, des te zwarter en dichter hij is."Het kan echter ook beschouwd worden als een verbinding met de primitieve dierlijke instincten, die tijdens de vroege kinderjaren door de bewuste geest vervangen zijn. Vandaar dat Jung de schaduw ook met creativiteit in verband brengt. Een beschaafd mens onderdrukt deze dierlijke neigingen, maar dit gaat ten koste van de spontaneïteit, creativiteit, gevoeligheid en inzicht. Dit reservoir van duisternis herbergt dus ook bronnen waaruit de scheppende kunstenaar zijn inspiratie haalt. Inspiraties zijn altijd het werk van de schaduw en een leven zonder schaduw zou saai en oppervlakkig zijn. (Wikipedia)
Foto door drmakete lab

Het ‘onmenselijke’ en ‘deprimerende’ van de wereld op haar climax van zichtbaarheid, waardoor ze zo onherbergzaam als een woestijn schijnt te worden, is hiervan het gevolg, dat ze haar schaduw en daarmee haar ‘ziel’, haar meerwaarde, heeft opgeslokt, waardoor het surplus aan betekenis dat zij aan de mens gewoonlijk te raden en te denken overlaat nu met haar eigen betekenis samenvalt. Het licht van de middag is dodend en verslindend, omdat het de dingen - en daarmee ook de mens, die hun bewustzijn is - absoluut met zichzelf identificeert, hun elke marge van onbepaaldheid ontneemt, hen belet hun betekenis in het ongewisse te houden. Het zonlicht van de zomerse zuidelijke middagen brengt een ‘essentialisatie’ teweeg bij de dingen: het voltooit hun beweging van verschijnen uit het donker van de nacht, maar werkt juist daardoor verstenend, immobiliserend, vereeuwigend.

Ton Lemaire: De filosofie van het landschap

Foto door Frank Cone


“There is no generally effective technique for assimilating the shadow. It is more like diplomacy or statesmanship and it is always an individual matter. First one has to accept and take seriously the existence of the shadow. Second, one has to become aware of its qualities and intentions. This happens through conscientious attention to moods, fantasies and impulses. Third, a long process of negotiation is unavoidable.” (Carl Jung)

“Er is geen algemeen effectieve techniek om de schaduw te assimileren. Het lijkt meer op diplomatie of staatsmanschap en het is altijd een individuele zaak. Eerst moet je het bestaan van de schaduw accepteren en serieus nemen. Ten tweede moet men zich bewust worden van zijn kwaliteiten en bedoelingen. Dit gebeurt door gewetensvolle aandacht voor stemmingen, fantasieën en impulsen. Ten derde is een lang proces van onderhandeling onvermijdelijk.” (Carl Jung)
Foto door Javier Gonzalez

Honderd jaar slapen, bespraakt en besproken

Een vrolijke boodschap deze morgen in de mailbus. Bij de bovenstaande foto: ‘Doornroosje weer te zien na groot onderhoud.’

Voor het eerst sinds de opening in 1952 kun je helemaal rondom het kasteel van de Schone Slaapster wandelen. 

En gaat het hier in het bekende sprookjespark ‘De Efteling’ natuurlijk over- wij citeren-

‘Voor de stimulering van de biodiversiteit in het bos zijn een aantal bomen weggehaald. Hiervoor in de plaats zijn verschillende andere bomen geplant. Ook is de vijver een stuk vergroot en zijn er watervallen toegevoegd.’

Toch zagen wij in onze perfide ideeën dat groot onderhoud wel degelijk aan de sprookjesfiguren, incluis de inhoud van het bekende verhaal.

‘Flaming June’. Frederic, Lord Leighton. 1895
Frederic, Lord Leighton schilderde zijn meesterlijke Flaming June rond 1895. Het is een beeld van een onschuldige, slapende vrouw in een oranje, doorschijnende jurk waaronder haar vrouwelijke vormen voorzichtig worden bloot gegeven. De bank waarop ze ligt is bekleed met kussens en rode doeken, op de achtergrond de glinstering van de zon in de zee. Met de weelderige lijnen en warme zonnige kleuren is dit schilderij een voorbeeld van Leightons voorliefde voor klassieke schoonheid en harmonie. 

(Tekst: Kunstmuseum Den Haag, schilderij nu Museo de Artre de Ponce)
Edward Coley Burne Jones. The Sleeping Beauty

Charles Perrault beschreef de schone slaapster als ‘la belle au bois dormant‘, waarbij je je kon afvragen hoe zo’n bois dormant eruit zag terwijl de gebroeders Grimm het over ‘Dornröschen’ hebben, een meisje dat zich in slaap zou prikken.

En…de jaren kwamen, de jaren gingen, de rozen groeiden en groeiden. Honderd jaar slapen.
Marja Pruis schrijft in de Groene Amsterdammer van 18 juli 2012 :

'Een vrouwenlichaam kan een man verleiden om een duivelse wereld binnen te treden. Dat heb ik niet verzonnen, maar dit schreef de Japanse schrijver Yasunari Kawabata in zijn roman Nemureru bijo (1961), in 1968 vertaald door C. Ouwehand als De schone slaapsters, laatstelijk bij Meulenhoff uitgegeven als ‘moderne classic’ (1987). In het nawoord schrijft de vertaler overigens dat de romantitel in een letterlijke vertaling De slapende schonen had moeten luiden. In overleg met de auteur had hij besloten tot De schone slaapsters, immers ‘voor de westerse lezer een bekend motief.’

Op de achterflap van het boek ‘De Schone Slaapsters’ van Yasunari Kawabati

Kawabata is een van de meest geprezen en geliefde Japanse auteurs van de twintigste eeuw en winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur

In een ingetogen, poëtische stijl onderzoekt Yasunari Kawabata in De schone slaapsters de grens tussen fantasie en realiteit in de gedachten van de oude heer Eguchi.

Met een belofte om de regels van het huis te volgen begint Eguchi zijn leven als lid van een geheime club van oudere mannen. In een herberg in de buurt van Tokyo geven ze toe aan een laatste pleziertje: de nacht doorbrengen naast een prachtig, jong, slapend meisje. Eguchi raakt verslaafd aan deze bezoekjes en fantaseert erover de regels te verbreken. Naarmate het verhaal vordert blijkt steeds duidelijker dat de erotische spanning, die zorgvuldig wordt opgebouwd, in het teken staat van de naderende dood. Uitgegeven door Meulenhoff Boekerij B.V.

Slaap en dood, ouderdom en eenzaamheid zijn de belangrijkste thema’s van deze indrukwekkende roman.

De verwantschap van erotiek, slaap en dood wordt door Kawabata met enkele verrassende ontwikkelingen aan het licht gebracht.
Voor oude mannen is die verwantschap niet
 bijzonder, zij beseffen immers dat in alles wat zij zijn de dood nabij is. Kawabata laat dat Eguchi even kort als krachtig verwoorden: ‘Oude mannen zijn buren van de dood.’(Hans van der Heijde)





Doornroosje


Houthakkers, die zich in het bosch verklikken.
Slooten, die op hun bodem staan te roesten.
Je eigen in de hoogte hooren hoesten.
Een edelhert met plotselinge schrikken.

Spechten, als zachte mitrailleuren, tikken
tegen de honderd jaar in eikenknoesten.
Dat wij elkander tegenkomen moesten
was te voorzien met langgeworden blikken.

Hier is het uur. Op deze ronde plek
heeft het tusschen ons plaats, een vuur,
dat niet verglaast. De groene diepte drinkt.

Terwijl de stilte verder openspringt,
met boomen van verbazing opgewekt,
omklemmen wij het eeuwig avontuur.


Gerrit Achterberg
In: Doornroosje (1947).

Foto door Alexandru Cojanu op Pexels.com

Doornroosje,

Je kent me niet.
Ik ben een prins – de prins – die jou wakker zal kussen.
Ik kom naar je toe.
Je slaapt negenennegentig jaar. Je moet, volgens het sprookje waarin je slaapt, nog één jaar slapen. (Maar je sprookje kan het heel goed mis hebben.)
Ik weet niet waar je woont en ik weet helemaal niet waarom ik je wil wakker kussen. Als je wakker bent zal ik, volgens de wetten van sprookjes en legendes, met je moeten trouwen, en wil ik dat wel, wil jij dat wel?
Ik vermoed dat ik je wakker móét kussen. Mijn wil staat daarbuiten. (Ik weet trouwens van niets zo weinig als van mijn wil.)
Je slaapt, dus je kunt deze brief niet lezen.
Ik schrijf alsof je hem wel kunt lezen.

Toon Tellegen uit ‘ Brieven aan Doornroosje’

 In 365 brieven schildert de prins het openhartige zelfportret van een tobber, maar een tobber met een rijke verbeelding en een goed gevoel voor de absurditeiten van het sprookjesleven. Deze eigenschappen voorkomen dat de brieven gaan vervelen, al is het waarschijnlijk geen goed idee om ze allemaal achter elkaar te lezen. De prins schreef zijn Brieven aan Doornroosje beetje bij beetje, en het resultaat laat zich ook het prettigst beetje bij beetje lezen. Wie vanaf vandaag één brief per dag leest, heeft over een jaar de bladzijde bereikt waarop de prins eindelijk zelf eens post krijgt. (Literair Nederland)

Meestal is slapen in je kindertijd een opdracht die volbracht moet worden om mooie dagen en gebeurtenissen te bereiken: nog drieëndertig keer slapen. Slapen als kind is een uitzonderlijke genade. Een slaapje als tijdseenheid (in de auto) tussen het huis van opa en oma en je eigen thuis. Het overbruggen van afstanden.Slapen moet altijd te vroeg, net zoals opstaan als je ouder wordt. Een mooie versie van Doornroosje uit Sesamstraat wil ik je niet onthouden.




Doornroosje is een sprookje van dood, slaap en opwekking uit de slaap. De roos is steeds een geheimzinnig beeld, enerzijds de liefde, anderzijds het dodende van de dorens. Over de betekenis van het sprookje is in de loop der tijd veel geschreven. Het sprookje wordt geduid als het verhaal van de levenscyclus: het jaarritme en de zonnecyclus. Opvallend hierbij is dat vooral wordt uitgegaan van de Grimm versie en deze min of meer als oerversie wordt beschouwd, terwijl zowel Grimm als Perrault in hun tijd een stevige literaire en inhoudelijke redactie aanbrachten. Vooral het seksuele motief uit oudere versies is door beiden geheel weggelaten.

Meer psychologische interpretaties zien in het sprookje het rijpingsproces van een jong meisje uitgebeeld. Tijdens de puberteit (de honderdjarige slaap) schermt ze zich af tegen het mannelijk geslacht (de doornhaag) en ontwikkelt ze zich tot vrouw. Men kan er ook meer in het algemeen het rijpingsproces van de menselijke ziel in zien, waarin tegenslagen zowel kunnen leiden tot desoriëntatie en inactiviteit als tot grotere kracht. In een aantal sprookjes/mythologieën komt het spinnewiel voor als symbool van het rad van Fortuin.
(Volksverhalen Almanak )

Lees meer:

https://www.beleven.org/verhaal/doornroosje

Edward F. Brewtnall (1546-1902) Sleeping Beauty

Dichtbij het grote slapen
ontdekken
dat ontwaken in letters
en het smaken van verten
de ware ogen wekken.
[The Prince arrives at the castle]. Walter Crane, RWS (1845-1915). Engraved and printed in colour by Edmund Evans. The Sleeping Beauty, pp. 4-5. 1898 ed., but the tale with these illustrations was originally published separately by Routledge in 1876.

De reacties hieronder zijn door hun bleekheid moeilijk leesbaar.  Wil zo goed zijn er even met je cursor over te gaan zodat ze leesbaarder worden.  We zoeken een betere oplossing!

Voorlezen en verbeelding (Reading aloud and imagination)

Jales Jebusa Shannon (1862-1923) ‘Jungle Tales’ 1895

Shannon studied in London during the 1880s and remained there, enjoying success as a society portraitist and figure painter. (In 1922 he renounced his United States citizenship in order to accept a knighthood.)
"Jungle Tales" portrays the artist’s wife reading to their daughter, Kitty, shown in profile, and another child. The painting’s title and date and its London origin suggest that the little group is captivated by Rudyard Kipling’s Jungle Book, which had appeared in 1894. The intensely realistic faces contrast with the decorative patterns of the dottedmuslin and lace costumes and the elaborate design on the brilliant blue backdrop.

Mother and Child (Lady Shannon and Kitty)-1929

And Yet the Books

And yet the books will be there on the shelves, separate beings,
That appeared once, still wet
As shining chestnuts under a tree in autumn,
And, touched, coddled, began to live
In spite of fires on the horizon, castles blown up,
Tribes on the march, planets in motion.
“We are,” they said, even as their pages
Were being torn out, or a buzzing flame
Licked away their letters. So much more durable
Than we are, whose frail warmth
Cools down with memory, disperses, perishes.
I imagine the earth when I am no more:
Nothing happens, no loss, it’s still a strange pageant,
Women’s dresses, dewy lilacs, a song in the valley.
Yet the books will be there on the shelves, well born,
Derived from people, but also from radiance, heights.
Berkeley, 1986
Czeslaw Milosz, translated by Czeslaw Milosz and Robert Haas

Reading Aloud by Hanna Hirsch-Pauli, public domain

En toch de boeken


En toch zullen de boeken daar op de planken staan, aparte wezens,
Die ooit verschenen, nog nat
Als glanzende kastanjes onder een boom in de herfst,
En, aangeraakt, vertroeteld, begonnen te leven
Ondanks branden aan de horizon, opgeblazen kastelen,
Stammen in opmars, planeten in beweging.
"Wij zijn," zeiden ze, zelfs als hun pagina's
werden uitgescheurd, of een zoemende vlam
hun letters weglikte, zoveel duurzamer
Dan wij, wiens broze warmte
Afkoelt met de herinnering, zich verspreidt, vergaat.
Ik stel me de aarde voor als ik er niet meer ben:
Er gebeurt niets, geen verlies, het blijft een vreemd schouwspel,
Vrouwenjurken, bedauwde seringen, een lied in de vallei.
Toch zullen de boeken daar op de planken staan, welgeboren,
Van mensen afgeleid, maar ook van uitstraling, hoogten.
William Oliphant Hutchison. (1889-1970). Reading Aloud, Margery and the Boys (The Fleming Collection)

En neen, er moeten niet altijd ‘prentjes’ in, hoe fraai en inspirerend ook. Kijk maar. De begeleidende tovenaar echter..

“Reading aloud recaptures the physicality of words. To read with your lungs and diaphragm, with your tongue and lips, is very different than reading with your eyes alone. The language becomes a part of the body, which is why there is always a curious tenderness, almost an erotic quality, in those 18th- and 19th-century literary scenes where a book is being read aloud in mixed company. The words are not mere words. They are the breath and mind, perhaps even the soul, of the person who is reading.

No one understood this better than Jane Austen. One of the late turning points in “Mansfield Park” comes when Henry Crawford picks up a volume of Shakespeare, “which had the air of being very recently closed,” and begins to read aloud to the young Bertrams and their cousin, Fanny Price. Fanny discovers in Crawford’s reading “a variety of excellence beyond what she had ever met with.” And yet his ability to do every part “with equal beauty” is a clear sign to us, if not entirely to Fanny, of his superficiality.”

Verlyn Klinkenborg. The New York Times. May 16, 2009

Albert Anker Voorlezen voor opa

Hardop lezen brengt de lichamelijkheid van woorden terug. Lezen met je longen en middenrif, met je tong en lippen, is heel anders dan lezen met je ogen alleen. De taal wordt een deel van het lichaam en daarom is er altijd een merkwaardige tederheid, bijna een erotische kwaliteit, in die 18e- en 19e-eeuwse literaire scènes waarin een boek wordt voorgelezen in gemengd gezelschap. De woorden zijn niet louter woorden. Ze zijn de adem en de geest, misschien zelfs de ziel, van de persoon die aan het lezen is.

Niemand begreep dit beter dan Jane Austen. Een van de late keerpunten in Mansfield Park is wanneer Henry Crawford een boek van Shakespeare oppakt, “dat eruit zag alsof het zeer recentelijk was gesloten”, en hardop begint voor te lezen aan de jonge Bertrams en hun nichtje Fanny Price. Fanny ontdekt in Crawfords voordracht “een variëteit van uitmuntendheid die ze nog nooit had gezien”. En toch is zijn vermogen om elk deel “met gelijke schoonheid” te doen voor ons een duidelijk teken, zo niet helemaal voor Fanny, van zijn oppervlakkigheid.

Verlyn Klinkenborg. The New York Times. May 16, 2009

Moritz Unna Denemarken ‘A Schoolmaster Reading Aloud a Letter to an Old Couple from Their Son Abroad

De voortreffelijke voorlezer-verteller is bijna uitgestorven. Lezers nemen gretig bezit van een verhaal, je hoort ze gniffelen of zuchten, ze schudden wel eens het moeë hoofd, maar de zeldzame voorlezer-verteller is als een volleerde schenker bereid tot meedelen. Een goede voorlezer houdt van stilte. Hij of zij begint met een leeg theater waar niet alleen de personages maar ook de luisteraar(s) thuis horen. De voorlezer wacht geduldig, kijkt over het boek naar de luisteraars en geeft dan enkele zinnen prijs en zwijgt nog ietsje langer. Dat is een techniek die ‘in de lucht hangen’ heet. Er hangt bijvoorbeeld spanning in de lucht of een raadsel, ook een niet gehouden belofte of een afgesproken handeling. Hij bundelt die onzekerheid met een slecht karakter, een nog onduidelijk gevaar en zwijgt weer even. Tijd voor de mengeling van ingrediënten. Bekwame voorlezers kiezen dan voor de onverwachte hoek, ongeschoolden doen het door met de deur in huis te vallen of moeten het van bliksemschichten en monstergegrol hebben.

Volleerde voorlezers slagen er zelfs in het middelmatige boek te verlaten en het eerder flauwe verhaal tot een heus raadselachtig sprookje om te bouwen.
Toen ik als kind mijn voorleesboeken terugvond, leken het onbekende slappe aftreksels van wat diep in mijn geheugen door de vertellende opa geborgen was.

De voortreffelijke voorlezer laat zich leiden. Niet dat hij op de verwachtingen en goedkope voorstellen van de luisterenden ingaat. Integendeel. Je laten leiden is net het tegenovergestelde van het verwachte debiteren. Op het juiste moment. Voorlezers die dat doen zijn later in menig politiek halfrond terug te vinden. Diep in elke luisteraar is het gemene knulletje thuis. Het ventje denkt op voorhand de afloop van elk verhaal te kennen, en na driehonderd sessies is dat ook niet verwonderlijk. Maar de goede voorlezer geeft er telkens een ferme draai aan. Niet te bruut, integendeel. Het gemene is meestal erg verzorgd. De voorlezer mag dus best zijn afkeuring laten horen maar een grammetje of tien gegniffel om de held die met de smoel in het vervuilde slotwater valt kan zeker nog door de spreekwoordelijke beugel.

Het zal je dus niet verwonderen dat ik na de dood van de heerlijke vertellende opa jaargangen van de Kempische Kippenkweker heb gevonden waar hij prachtige verhalen van had gemaakt die voortdurend van inhoud waren veranderd. De kennis van de succesvolle rassen, de Leghorn en Blue de Landes, heb ik pas op latere leeftijd ontdekt. Net op tijd om een kippenhokje te bouwen en mij van voedzame eieren en vlees te voorzien. Stel je voor dat het oorlog zou worden.

Padua-hen (kun je als schrijver niet bedenken!)

The exquisite read-aloud narrator is almost extinct. Readers eagerly take possession of a story, you can hear them chuckle or sigh, they sometimes shake their tired heads, but the rare pre-reader-teller is ready to share like a consummate giver. A good pre-reader loves silence. He or she starts with an empty theatre where not only the characters but also the listener(s) belong. The pre-reader waits patiently, looks across the book at the listeners and then reveals a few sentences and remains silent a little longer. This is a technique called ‘hanging in the air’. There is tension in the air, for example, or a riddle, also an unkept promise or an agreed action. He bundles that uncertainty with a bad character, a still unclear danger and shuts up again for a while. Time for the mixture of ingredients. Skilled readers then opt for the unexpected angle, unskilled ones do it by being straightforward or have to make do with lightning bolts and monster snarls.

Perfect read-alouds even manage to leave the mediocre book and turn the rather bland story into a real enigmatic fairy tale.
When I retrieved my read-aloud books as a child, they seemed to be unfamiliar bland excerpts of what had been salvaged deep in my memory by the narrating grandfather. Therefore, hide the children’s books you read aloud to avoid trauma and today’s abundant backpacks.

The exquisite pre-reader allows himself to be guided. Not that he acts on the expectations and cheap suggestions of the listeners. On the contrary. Being led is just the opposite of expected debating. At the right time. Readers who do that can later be found in many political arenas. Deep inside every listener is the mean little lad at home. The little guy thinks he knows the outcome of every story in advance, and after three hundred sessions, this is not surprising. But the good pre-reader gives it a firm twist every time. Not too brutal, on the contrary. The nastiness is usually very neat. So the reader may well voice his disapproval but an ounce or ten of chuckle at the hero falling with his mug in the polluted final water can certainly still pass the proverbial test.

So it won’t surprise you to learn that after the death of the delightful storytelling grandfather, I found annual issues of the ‘Kempische Kippenkweker'(Kempen chicken grower) from which he had produced wonderful stories that had constantly changed content. I only discovered the knowledge of the successful breeds, the Leghorn and Blue de Landes, later in life. Just in time to build a chicken coop and provide me with nutritious eggs and meat. Imagine if it went to war.

Gmt (Thank you DeepL)

‘Cautiously Optistic’ (or Chicken|Man) Ron Mueck

Een zachter regel

Edvard Munch – Four Women in the Garden, 1926


Spraakzaam in de spreuken


In het dialekt van een mus hoor ik
mijn moeder roepen; verdwaald tussen
de bloemen moet ik haar zoeken. Purper
valt haar mantel op het koningskruid.

Zij is mijn moeder: hoe bedrijvig
waren de mieren in het handwerk
van haar vreugde.

Ik heb mij vaak in haar huis betrapt.

In niets werd zij misleid: aan de wijnkleur
van de daken was de liefde te herkennen.

Nog wiedt zij een hemel van kers
en radijs, op zachte knieën maakt zij
onderscheid tussen waarheid en leugen.
En waar zij van loutere goedheid spreekt,
wordt haar tong met laurier bedekt.

Een zachter regel heeft de liefde niet.

Gwij Mandelinck (1937-2024)
Uit: De wijzers bij elkaar (1974)
Moeder en dochter in de tuin. Edvard Munch 1920

Mandelinck was de vader van de journalist en schrijver Jan Haerynck (1964-2023) en van de kinderimmunoloog Filomeen Haerynck (1972). Zijn pseudoniem komt van de rivier de Mandel die te Wakken in de Leie vloeit. Paul Snoek zou hem hebben opgedragen een pseudoniem te kiezen, omdat die één vissennaam in de Vlaamse literatuur wel genoeg vond.

Hij overleed op 5 april 2024 (Wikipedia)


Schemerzone

Dat er sterren
 
Dat er sterren boven ons gespijkerd staan,
 het gehamer aanhoudt in ons hoofd;
 dat de wereld ons te buiten gaat alsof men
 op het kookpunt van het water naar
 
 ons fluit; dat wij van dorst vergaan,
 er dode vissen op de rugkant drijven;
 dat je een hand verheft die voor een zee van
 tijd het zoute van het zoete water scheidt.

Gwij Mandelinck
Douviehoeve Kunstenfestival Watou foto: Onzekopthee. Leny & Chris

In liefdevolle herinnering?
Zou het kunnen dat het een te verwerven kunst is, liefdevol herinneren?
Wacht.
Je moet een stapje achteruit zetten, weg uit de spiegeling van jezelf.
Weg van wat anderen je hebben gezegd wat liefdevol was en wat niet.
Dat is een grote stap.
Uit de cirkel van het geraas en gemurmel.
Uit de koepel van nu naar de aanwezigheid van toen.
Tussen Proust die het verleden opnieuw wil beleven en Walter Benjamin het verleden als voorteken van wat er nog moet gebeuren ontleedt. Je kunt beiden idealiseren of verdoemen. Het nu als de ellendige plaats van een verloren paradijs of een verdoemd voorteken van rampen allerlei.


Hannah Arendt omschrijft de eindigheid van de mens als iets dat onherroepelijk gegeven is door de korte duur die we doorbrengen binnen de oneindige tijd. Zij strekt zich oneindig ver uit naar het verleden, en in tegenovergestelde richting, oneindig ver naar de toekomst. Zodra we met onze geboorte de ruimte van de wereld binnenkomen, zijn we ook in de tijd. We herinneren, we verzamelen en, zoals Augustinus dat zegt: we halen uit de buik van het geheugen terug wat niet meer tegenwoordig is. We denken echter niet alleen na over het verleden, over wat is geweest, we denken ook vooruit de toekomst in en maken plannen voor wat nog niet is. (De herinnering en de herhaling, (Heidi Dorudi)




We mogen niet vergeten dat een herinnering zich altijd in het heden afspeelt. We mogen niet vergeten dat telkens wanneer we een herinnering oproepen, die aan verandering onderhevig is, maar we mogen ook niet vergeten dat er in het kielzog van die veranderingen waarheden kunnen komen bovendrijven.

En:

Iedereen zeult zijn verleden met zich mee naar een stoel en gaat naast iemand zitten die haar verleden ook bij zich heeft – moeders en vaders en tantes en ooms en vrienden en vijanden en geboorteplaatsen en wegen en brievenbussen en straten en etentjes en wolkenkrabbers en bushaltes zijn allemaal aanwezig in de gebeurtenissen die hem of haar zijn bijgebleven omdat ze pijn of plezier of angst of schaamte veroorzaken.

(Uit: Siri Hustvedt, Herinneringen aan de toekomst.)

Herinneringen aan de tuin van Etten. Vincent van Gogh (Ladies of Arles) 1888

Die ene mooie versregel ‘Een zachter regel heeft de liefde niet’ uit het gedicht ‘Spraakzaam in de spreuken’ van de gisteren overleden dichter Gwij Mandelinck was de aanleiding om het mysterieuze van herinneringen en verwachtingen te belichten, en de betovering ervan te smaken. Elke kunstwerk kan andere woorden en beelden oproepen, biedt plaats aan onze eigen ervaringen, en schenkt het niet altijd troost, het verzekert ons dat we niet alleen zijn met onze herinneringen en verwachtingen maar wij bij elkaar kunnen te rade gaan met de zekerheid dat ons verblijf in de tijd steeds weer door vroeger en later gedragen wordt. Wij zijn niet tijdelijk maar met velen van gisteren en morgen in de tijd. ‘Een zachter regel heeft de liefde niet.’

Laten wij zacht zijn voor elkaar.

Twee jongetjes, kunstwerk van Clemens Bierings.

Het werk ‘Mother and Child gardening’ bij de titel is van de Amerikaanse schilder Frederick Carl Gottwald 1858-1941

Vliegers in de voorjaarslucht

Foto door Quang Nguyen Vinh op Pexels.com


Wat ik zou willen kunnen, zei je mij, en nog niet kan, is dichter bij het licht komen. Kijk, het is de duiven gegeven, de musjes zelfs, en ook de kleinste vliegjes verlaten moeiteloos de aarde. Waarom zijn wij zo zwaar?

In het moderne tijdperk is ‘kunst’ een van de meest actieve metaforen voor het spirituele project. De activiteiten van de schilder, de musicus, de dichter en de danser zijn, toen ze eenmaal samengebracht waren onder die generieke naam (een relatief recente stap), een bijzonder geschikte plek gebleken om de formele drama’s die het bewustzijn teisteren op te voeren, waarbij elk individueel kunstwerk een meer of minder scherpzinnig paradigma is om deze tegenstellingen te reguleren of te verzoenen. Natuurlijk moet de site voortdurend worden opgeknapt. Welk doel er ook voor de kunst wordt gesteld, uiteindelijk blijkt het beperkend te zijn, afgezet tegen de breedste doelen van het bewustzijn. Kunst, zelf een vorm van mystificatie, ondergaat een opeenvolging van demystificatiecrises; oudere artistieke doelen worden aangevallen en ogenschijnlijk vervangen; verouderde kaarten van het bewustzijn worden hertekend. (Susan Sonntag)

In the modern era, one of the most active metaphors for the spiritual project is “art.” The activities of the painter, the musician, the poet, the dancer, once they were grouped together under that generic name (a relatively recent move), have proved a particularly adaptable site on which to stage the formal dramas besetting consciousness, each individual work of art being a more or less astute paradigm for regulating or reconciling these contradictions. Of course, the site needs continual refurbishing. Whatever goal is set for art eventually proves restrictive, matched against the widest goals of consciousness. Art, itself a form of mystification, endures a succession of crises of demystification; older artistic goals are assailed and, ostensibly, replaced; outworn maps of consciousness are redrawn. (Susan Sonntag)
Foto door Quang Nguyen Vinh op Pexels.com
DE VLIEGERS
Het zijn de zielen die je ter aarde bestelt
en de lichamen die ten hemel stijgen
verpakt in hun armzalige houten maatkostuum.
Zo zie je wel eens doodskisten
als grote vliegers door de lucht zweven

(waar ’s nachts verbluft de honden tegen blaffen).

© Vertaling: 2007, John Fenoghen
André Schmitz
Belgie 1929

Foto door Jozef Fehu00e9r op Pexels.com

Draak
 
Ik was de meeuw, ik hing
 aan het touwtje van een jongen,
 die in De Panne van op 't strand,
 mijn vleugeling hield in de hand
 en langs de draad een boodschap zond
 omhoog en 't antwoord niet verstond
 omdat de wind het zelf wou horen.
 
 Gedrieën zijn ze in zee gesprongen,
 Met wind en al, een buiteling,
 De meeuw had beet, een sprieteling,
 de vlieger ging voorgoed verloren.
 
 Ik was de draak, ik was de jongen,
 die heb ik niet teruggevonden,
 het was zijn moeder die hem vond.
 't Touw had zich rond zijn pols gewonden.
 
 Ik ben 't die 't liedje heb gezongen.
 
 uit: Kornoeljebloed. Gedichten (2000)
Hubert van Herreweghen
Foto door Ketan Shekhar op Pexels.com
If I Must Die

If I must die,
you must live
to tell my story
to sell my things
to buy a piece of cloth
and some strings,
(make it white with a long tail)
so that a child, somewhere in Gaza
while looking heaven in the eye
awaiting his dad who left in a blaze —
and bid no one farewell
not even to his flesh
not even to himself —
sees the kite, my kite you made, flying up above,
and thinks for a moment an angel is there
bringing back love.
If I must die
let it bring hope,
let it be a story.
Refaat Alareer (1979–2023) was a professor of world literature and creative writing at the Islamic University of Gaza and the editor of Gaza Writes Back: Short Stories from Young Writers in Gaza, Palestine (2013). He was killed by an IDF airstrike on December 6, 2023, along with his brother, nephew, his sister, and three of her children.

What I would like to be able to do, you told me, and cannot yet do, is get closer to the light. Look, it is given to the pigeons, the sparrows even, and even the smallest flies leave the earth effortlessly. Why are we so heavy?

Saeed Ashraf bought this kite for himself and his younger brother, Murad [Ruwaida Amer/Al Jazeera]

Judas Iskariot, een portret?

Judaskus 14de eeuw Fresco.

Lees ik je verhalen door de eeuwen heen dan heb je bijna elk menselijk lot gedeeld: van de vuigste verrader tot de hemelse uitverkorene. Enkele evangelies zwijgen over je dood. Buiten de vier evangeliën kom jij, Judas nauwelijks ter sprake. De eerste dertig, veertig jaar na dato is het opvallend stil rond zijn persoon, schrijft Arie W. Swiep in zijn ‘Judas Iskariot: de rare sprongen van een kat met (minstens) negen levens’. (Vrije universiteit Amsterdam 2020)

Hans Holbein D.Ä. Christus gevangenname. 1501

Is er sprake van een doofpotaffaire vraagt de onderzoeker zich af.

‘Werd hij misschien doodgezwegen? Daar was in elk geval alle reden toe. De Judas-affaire moet een zwarte bladzijde in het geheugen van de eerste christenen zijn geweest. Het paste niet goed in hun kijk op Jezus. Als Jezus, toen hij Judas als discipel uitkoos, niet wist hoe het met Judas af zou lopen, wat zegt dat dan over hem? Dat hij een fatale inschattingsfout had gemaakt? En als Jezus het wel van tevoren wist, wat zegt dat dan? Heeft hij Judas er dan ingeluisd? Volgens sommige onderzoekers wijst dat erop dat Judas een verzonnen figuur is, resultaat van vroegchristelijke legendevorming, omdat er nu eenmaal een zondebok gevonden moest worden om de pijn wat te verzachten. Maar waarom zou iemand het in zijn hoofd halen om zo’n bizarre figuur te verzinnen? (ibidem)

De hedendaagse bespreker maakt er zich van af dit verzwijgen een typisch voorbeeld van Freudiaanse repressie van het collectieve geheugen te noemen. En dit verzwijgen te verbinden met de Neurenberger processen na de Tweede Wereldoorlog waarin de daders, kampbeulen hun gruwelijkheden verdrongen is een betwistbare stelling.

“Uiteindelijk hebben de pogingen om Judas dood te zwijgen echter niet geholpen: de verhalen over hem konden niet onderdrukt of verzwegen worden en op een gegeven moment barstte de bom …” 

The Kiss of Judas. (fragment) Photograph: HKI Institute/The Fitzwilliam Museum, Image Library

Zet ik dan de versies bij elkaar dan zie je een merkwaardige verzameling van menselijke mogelijkheden:

Judas hangt zichzelf op.
Judas sterft door een dodelijke val.
Pogingen om deze versies te harmoniseren.
Judas bezwijkt aan een dodelijk gezwel
Judas wordt overreden door paard en wagen
Judas werpt zichzelf in zee met een molensteen om zijn hals
Judas sterft aan het kruis in plaats van Jezus
Judas wordt gestenigd (verdwijnt in een wolk?)
Judas sterft aan difterie en een zenuwaandoening
Judas sterft een natuurlijke dood
Judas wordt vermoord door twee medediscipelen
Judas wordt 30 jaar later door de Romeinen gekruisigd (roman Jeffrey Archer)
Judas onderneemt een (mislukte) hemelvaart.

Het document kun je raadplegen:

‘The Disembowelment of Judas’ by Giacom/ Giovanni Canavesio (1491)

Ik wil je het besluit van deze studie niet onthouden:

‘Hoe kan ik voorkomen dat mijn manier van Bijbellezen destructief uitwerkt
en eerder schade aanricht dan dat die heilzaam is. Voor de teksten over Judas geldt: Handle with (extreme!) care. Zo bezien is de kwestie Judas een feilloze graadmeter om erachter te komen waar we staan, wie we zijn als lezers, hoe we de ander respecteren of niet: een testcase die helaas zijn waarde in de geschiedenis maar al te vaak heeft bewezen.’ (Arie W Swiep)

Er is ook het boek van Peter Stanford, Nederlandse versie :

Judas: de verontrustende geschiedenis van de afvallige discipel, Peter Stanford. De Bezige Bij 2016

Judas Iskariot. (1878) Eilif Petersen. (Noorse schilder. 1852-1928)

Peter O’Neill:

I am always reminded of the Rolling Stones song on Exile of Main Street in which Jagger sings ‘don’t talk to me about Jesus, I just want to see his face!’ And of course, Oscar Wilde’s unforgettable lines taken from The Ballad of Reading Goal:

Yet each man kills the thing he loves,
By each let this be heard,
Some do it with a bitter look,
Some with a flattering word,
The coward does it with a kiss,
The brave man with a sword!
Judas. Carravaggio


She goes unmentioned in the Bible, but Mrs Judas Iscariot is finally getting recognition thanks to her first-ever portrait, which is the star attraction at a new exhibition of paintings set to tour cathedrals.

The show, inspired by ancient stories that fleshed out Biblical characters centuries afterwards and even added new ones, seeks to give a voice to unnamed and forgotten women in the scriptures.

Artist Chris Gollon has painted 17 new works for Incarnation, Mary & Women from the Bible, which opens at Chichester Cathedral next week and will subsequently travel to the cathedrals of Durham and Hereford.

One of the most striking new works is the portrait of Judas’s wife, a figure who does not feature in the Bible but begins to be referenced in story fragments from as early as the fifth century. (Independent. 2015. Nick Clark)

Gollon’s ‘Judas’s Wife’
(Chris Gollon)

“In de Bijbel is Judas een van de figuren die de meeste vragen oproept – het is dan ook niet verwonderlijk dat mensen hem een achtergrondverhaal begonnen te geven.”

“Een papyrusfragment met Koptische tekst dateert uit de vijfde eeuw en vertelt het verhaal van Judas’ vrouw die hem overtuigt om Jezus te verraden en vervolgens weigert wroeging te voelen nadat hij dat heeft gedaan.


In dit detail uit het "Laatste Avondmaal" van Andrea del Castagno (ca. 1423-1457) zien we Judas (zittend tegenover Jezus). De andere twee discipelen zijn Petrus (links) en Johannes (rechts).
“Verraad is de enige waarheid die blijft hangen." - Arthur Miller
Judas brengt de zilverstukken terug en gooit ze voor de voeten van het Sanhedrin op de grond.(klik op onderschrift om te vergroten en 2x om terug te keren)

Rembrandt’s Judas geeft de dertig zilverlingen terug, voltooid in 1629, toen hij net drieëntwintig jaar oud was, wordt al lange tijd gezien als het eerste volwassen werk van de kunstenaar, zijn eerste meesterwerk. Het schilderij toont veel van de kenmerken die Rembrandts stijl zouden gaan bepalen: dramatische belichting, een ritmische harmonie van compositie en zijn uitzonderlijke vermogen om de emotionele dramatiek van een scène over te brengen.(Morgan Library)


Completed when he was just twenty-three years old, Rembrandt’s Judas Returning the Thirty Pieces of Silver has long been recognized as the artist’s first mature work, his first masterpiece. The painting demonstrates many of the characteristics that would come to define Rembrandt’s style: dramatic lighting, a rhythmic harmony of composition, and his exceptional ability to convey the emotional drama of a scene. (Tekst Morgan Library NY)

Judas' plan


Hij, die jongeman
die geneest
en goede woorden
brood en vissen voor de hongerigen
deelt incluis de raad
met anderen te doen
wat je wenst dat aan jezelf wordt gedaan;
boze geesten verjaagt
en lammen lopen laat;
hij die jongeman
van nauwelijks dertig
die zich de zoon des mensen noemt.

Stel dat ik hem overlever.
Voor een beetje geld, de schone schijn nietwaar.
Zal hij dan eindelijk in volle glorie verschijnen
en de machtigen het zwijgen opleggen?

Dat heb je goed gedaan, zal hij daarna zeggen.
Kom ga naast Johannes zitten.
En wees met hem de leerlingen
die ik het meest heb lief gehad.

Taferelen uit het lijden van Christus. Nederrijn ca. 1480. Museum Catharijne Convent

Te bezoeken:

https://adlib.catharijneconvent.nl/Details/collect/466200

Vriend en vijand, een kortverhaal

Aarde als vriend en vijand en seizoen Herfst Antoon Derkinderen

Vriend en vijand, een kortverhaal

(English translation below)

Dat hij de vijand in zichzelf niet in een vriend kon veranderen, nochtans een nobele doelstelling, verwarde hem sinds zijn jonge jaren.
Zijn vader, muziekleraar en een druk bezette verzekeringsmakelaar, maakte hem de balans duidelijk: het is geven en nemen en dat in een voortdurend dezelfde beweging, Allegro ma non troppo. Levendig maar niet te snel.
Ook, als oefening, Una corda, alleen met linkerpedaal, zou mogelijk zijn, maar dan wordt het geluid zachter en doffer en verandert dus de klankkleur.
Zijn waarschuwing Affanoso (angstig) niet eens te overwegen en de term ‘Furioso’(woedend) over te laten aan de overweldigers, eindigde met de vrome wens met ‘Zeloso’ (ijverig) de wereld in te gaan.
Zo had vaders liefde voor muziek zijn intense aandacht getraind bij de waardebepaling van een te verzekeren goed. Modesto. Tempo ordinario.

Hij begreep het geschetste evenwicht tussen de ongrijpbaarheid van de muziek en de pogingen het materiële voor verlies te waarborgen, maar zijn innerlijke vijand kelderde elke poging om zijn aardse aanwezigheid los te maken van de nietigheid waarin zijn zelf huisde en waarmee dat innerlijke de wereld tegemoet moest treden. Hij ontkende de mogelijkheden niet om met zijn redelijke begaafdheden een beperkte bijdrage te leveren tot het verbeteren van het mensenlot, maar één blik in de onmetelijke sterrenhemel, één pagina lectuur in de morgenkrant, één onmogelijk verlangen van zijn beperkte mensengeest voedde die inwonende vijand met de bijna onweerstaanbare drang zichzelf te verslinden en in het spreekwoordelijke ‘niets’ te verdwijnen..

Eduardo Reciff Misprinted Type

In verhalen ontmoeten dergelijke mensen een wijze man of vrouw die hen een helder inzicht verschaft of vinden ze de liefde van hun leven maar in dit verhaal wekte deze geestelijke zwaarte de eetlust van de getroffene.
De lezer(es) dacht waarschijnlijk dat zijn geestestoestand, met inbegrip van een aanwezige innerlijke vijand, donkere plannen in zijn hoofd zou laten ontwaken, maar eens hij zijn verwarring had leren intomen en de nodige jaren van verstand bereikte, veranderde zijn drang tot zichzelf verslinden in het rijkelijk tot zich nemen van het dagelijks gebeuren alsof het telkenmale een ander, nieuw gerecht was. Hij smaakte eindelijk het leven. Niet altijd feestelijk gesausd, maar ook wel eens bitter of armoedig, aangebrand of lichtjes gesuikerd. Gustoso, zou zijn vader zeggen. Met smaak.

Stilleven met kaas van Floris Claesz. van Dijck

De Russische Solanka-soep is van drie vleessoorten voorzien: rundsvlees. met been, gekookte en gerookte ham, kalfsgebraad en een in wijn gestoofd kalfsniertje. Het is maar één voorbeeld van waar ‘smaak’ je kan brengen en dan heb ik het nog niet over cupcakes en muffins met pure chocolade, boter, suiker en dubbele roomkaas. Het zal dus niemand verwonderen dat levensdrift ook voor ongemakkelijke nevenverschijnselen kan zorgen waarvan het toenemend gewicht intussen een groter gevaar vormt dan de dreigingen van een dictator, ook al is de eerste lettergreep van zo’n functie toevallig het juiste bijvoeglijk naamwoord.

Mannelijke exemplaren beginnen dan met overdadige bokstrainingen zoals de Franse president nog maar net heeft bewezen; andere belangrijken hullen zich in sportkledij om het voorbijtrekkend legermateriaal te bekijken of rijden zonder shirt paard in Siberië. Venterigheid à la carte heden ten dage in alle journaals aanwezig. De zoon van de verzekeringsmakelaar echter besloot zich terug te trekken uit de wereld en als lekenbroeder het vee van een kartuizerklooster te verzorgen.

Friedrich Walther Heilige Wendelinus (pelgrim veehoeder)

Niet alleen voor zijn gewicht, maar ook voor zijn zoekende ziel was dit een heilzame stap. Hij trok met een kudde schapen door een golvend landschap, leerde de plaatselijke bewoners kennen en vertelde hen wonderlijke verhalen bij het vuur. Hier kon je nog de sterrenhemel zien, genieten van de bewegingen der seizoenen en de weldaden van de stilte ondergaan. Mensen die de vijand in hun ziel wilden bevechten leerde hij de weg naar verzoening met zichzelf. Op stap met de schapen. Zonder te veel woorden.

Foto door Quang Nguyen Vinh op Pexels.com

Friend and foe, a short story

That he could not turn the enemy in himself into a friend, nevertheless a noble goal, confused him since his early years.
His father, a music teacher and a busy insurance broker, made the balance clear to him: it is give and take and that in a constantly the same movement, Allegro ma non troppo. Lively but not too fast.
Also, as an exercise, Una corda, with left pedal only, would be possible, but then the sound becomes softer and duller and so the timbre changes. His warning not to even consider Affanoso (anxious) and leave the term ‘Furioso‘(furious) to the overpowers, ended with the pious wish to go out into the world with ‘Zeloso‘ (zealous).
Thus, father’s love of music had trained his intense attention when valuing a commodity to be insured. Modesto. Tempo ordinario.

He understood the outlined balance between the intangibility of music and attempts to safeguard the material for loss, but his inner enemy plummeted any attempt to detach his earthly presence from the nullity in which his self resided and with which that inner had to face the world. He did not deny the possibilities of using his reasonable endowments to make a limited contribution to the betterment of man’s lot, but one glance into the immeasurable starry sky, one page reading in the morning paper, one impossible desire of his limited human spirit fed that indwelling enemy with the almost irresistible urge to devour himself and disappear into the proverbial ‘nothingness’….

In stories, such people meet a wise man or woman who gives them a clear insight or they find the love of their life but in this story, this spiritual heaviness whetted the appetite of the afflicted person.
The reader(s) probably thought that his state of mind, including a present inner enemy, would awaken dark plans in his mind, but once he learnt to contain his confusion and reached the necessary years of sanity, his urge to devour himself turned into richly consuming the everyday as if it was a different, new dish every time. He finally tasted life. Not always festively sauced, but sometimes bitter or shabby, burnt or lightly sugared. Gustoso, his father would say. With flavour.

Still life with cheese by Floris Claesz. van Dijck

The Russian Solanka soup features three meats: bone-in beef, boiled and smoked ham, veal roast and a veal kidney simmered in wine. It is just one example of where ‘flavour’ can take you, not to mention cupcakes and muffins with dark chocolate, butter, sugar and double cream cheese. So it should come as no surprise to anyone that lust for life can also create uncomfortable side effects whose increasing weight, meanwhile, is a greater danger than the threats of a dictator, even if the first syllable of such a function happens to be the correct noun.
Male specimens then start lavish boxing training as the French president has only just proved; other important ones dress in sportswear to watch the passing army equipment or ride shirtless horses in Siberia. Exaggerated masculinity à la carte present in all newsreels these days. The son of the insurance broker, however, decided to retire from the world and look after the livestock of a Carthusian monastery as a lay brother.

Friedrich Walther Heilige Wendelinus (pelgrim veehoeder)

Not only for his weight, but also for his searching soul, this was a beneficial step. He trekked with a flock of sheep through an undulating landscape, got to know the locals and told them wonderful stories by the fire. Here you could still see the stars, enjoy the movements of the seasons and undergo the benefits of silence. People who wanted to fight the enemy in their souls he taught the way to reconciliation with themselves. Out with the sheep. Without too many words

Foto door Quang Nguyen Vinh op Pexels.com

Massamensen en mensen in de massa: een lijdensverhaal (3)

Doodstrijd in de tuin van Olijven. Francisco Goya 1819

De schilder maakte dit paneel voor 'de vrome scholen' in Madrid, een instelling van de Orde der Piaristen, een orde die als doel had onderwijs en opvoeding te bieden aan de zgn. 'onderkant' van de samenleving.

De omgeving is zwart. Duisternis in alle betekenissen van het woord. Na hun laatste avondmaal waren ze met zijn allen naar de tuin bij de Olijfberg gegaan. (hof van Gethsemane) De leerlingen legden zich neer en vielen in slaap. Hij kende het vervolg van de nacht en de volgende dag. Door diepe angsten aangegrepen vraagt hij : Wilt ge deze drinkbeker van mij wegnemen, maar niet mijn maar uw wil geschiede.

Andrea Mantegna. Gebed op de Olijfberg circa 1455
In veel van Mantegna's werk komen harde, kale rotspartijen voor. Hier lijkt hij het 'godverlaten' en woeste karakter van het stenige landschap te gebruiken om de eenzaamheid en angst van Jezus te benadrukken.

Drie volgelingen liggen te slapen terwijl Jezus in doodsangst tot zijn vader bidt. Hij voelt zijn einde naderen. Dat naderen wordt ook letterlijk getoond door het groepje mannen rechts: Judas en de soldaten die Jezus zullen arresteren. Rechts is de lucht al lichter aan het worden; de nieuwe dag is aanstaande. (Bijbelse Kunst)

Giovanni Bellini. Gebed in de hof van Gethsemane 1465

Uit het lijdensverhaal volgens Marcus:

‘Zij kwamen nu aan een landgoed dat Getsemane heette. Daar zei Hij tot zijn leerlingen: ‘Blijft hier zitten terwijl Ik bid.’ Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en begon zich ontsteld en beangst te gevoelen. Hij sprak tot hen: ‘Ik ben bedroefd. tot stervens toe. Blijft hier en waakt.’ Nadat Hij een weinig verder was gegaan wierp Hij zich ter aarde en bad dat dit uur, als het mogelijk was,aan hem mocht voorbijgaan. ´Abba,Vader,’-zo bad Hij- ‘voor U is alles mogelijk; laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet wat Ik, maar wat Gij wilt.’ Toen ging Hij terug en vond hen in slaap; en Hij sprak tot Petrus: ‘Simon, slaapt ge? Ging het dan uw krachten te boven één uur te waken? Waakt en bidt dat gij niet op de bekoring ingaat. De geest is wel gewillig maar het vlees is zwak.’ Opnieuw verwijderde Hij zich en bad met dezelfde woorden. En teruggekomen vond Hij hen weer in slaap want hun oogleden waren zwaar; ze wisten niet wat ze Hem moesten antwoorden. Toen Hij voor de derde maal terugkwam sprak Hij tot hen: ‘Slaapt dan maar door en rust uit. Het is zover, het uur is gekomen; zie, de Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van de zondaars. Staat op, laten we gaan: mijn verrader is nabij.’

Paul Gaugain Christus in de Olijventuin. 1889
 Gij badt op eenen berg alleen,
en... Jesu, ik en vind er geen
waar 'k hoog genoeg kan klimmen
om U alleen te vinden
de wereld wilt mij achterna,
alwaar ik ga
of sta
of ooit mijn oogen sla;
en arm als ik en is er geen
geen een,
die nood hebbe en niet klagen kan;
die honger, en niet vragen kan;
die pijne, en niet gewagen kan
hoe zeer het doet!
o Leert mij, armen dwaas, hoe dat ik bidden moet!

Guido Gezelle
Christus op de Olijfberg. Sandro Botticelli. 1499

In het evangelie van Marcus dat, als dc oudste bron, gewoonlijk als het betrouwbaarst wordt beschouwd, wordt Jezus als een volstrekt normaal mens voorgesteld, met ouders en broers en zusters. Er waren geen engelen die zijn geboorte aankondigden of boven zijn kribbe zongen. In zijn jeugd of jongelingsjaren onderscheidde Hij zich in geen enkel opzicht van anderen.
Toen Hij zijn leer begon te verkondigen waren zijn Nazareense stadsgenoten stomverbaasd dat de zoon van de plaatselijke timmerman opeens zo’n wonderkind bleek te zijn. Marcus laat zijn verhaal direct bij Jezus’ loopbaan
beginnen. (Karen Armstrong 'Een geschiedenis van God, vierduizend jaar jodendom, christendom en islam)
De tuin van Getsemane (CC BY-SA 4.0 – Tango7174 – wiki)

“Net als de rabbijnen geloofde Jezus dat de Heilige Geest niet slechts voor een geprivilegieerde elite was weggelegd, maar voor alle mensen van goede wil; sommige bijbelpassages suggereren zelfs dat Jezus geloofde, opnieuw zoals enkele rabbijnen, dat zelfs de gojiem de Heilige Geest konden ontvangen. Als zijn discipelen ‘geloof” hadden, zouden ze zelfs opzienbarender dingen kunnen doen. Niet alleen zouden ze zonden kunnen vergeven en boze geesten kunnen uitdrijven, maar ze zouden zelfs een berg de zee in kunnen slingeren. Ze zouden merken dat hun broze, sterfelijke leven was getransfigureerd door de ‘krachten’ van God die in de wereld van het messiaanse koninkrijk aanwezig en werkzaam waren.
”

(Karen Armstrong ‘Een geschiedenis van God, vierduizend jaar jodendom, christendom en islam)

Antonie Wierix II Christus in de hof van Getsemane (Rijksmuseum)
Gethsemane
 
Zij gingen zóó zich in hun leed verdiepen,
Dat zij, schoon op hun elleboog geleund
Om Hem te zien, wel zeiden: hoe Hij kreunt,
Maar dan stil schreiden, snikten en weer sliepen.
 
Hij bad tot God, Wiens grimmigheid Hem trof.
Die zag in Hem den vuigen mensch der zonde.
En toen Hij nergens troost erlangen konde,
Kroop Hij, een worm, wanhopig in het stof.
 
Toen sterkte God Hem, dat Hij op kon staan.
Hij riep de jongren: Laat ons henengaan!
Reeds rinkelde het harnas der soldaten.
 
De fakkels vlamden over schild en kling.
Toen Hij zich overgaf en medeging,
Had zelfs Johannes Hem verschrikt verlaten.


Willem de Merode

Gethsemane, 1944 by Mark Rothko



The Old and New Testaments also became a rich source of inspiration, as seen in Gethsemane. The title refers to the garden near Jerusalem that was the scene of the agony and betrayal of Christ.

In a radio broadcast Rothko responded thoughtfully to the question:

Are not these pictures really abstract paintings with literary titles? If our titles recall the known myths of antiquity, we have used them again because they are the eternal symbols upon which we must fall back to express basic psychological ideas. They are the symbols of man’s primitive fears and motivations, no matter in which land or what time, changing only in detail but never in substance….Our presentation of these myths, however, must be in our own terms which are at once more primitive and more modern than the myths themselves–more primitive because we seek the primeval and atavistic roots of the ideas rather than their graceful classical version; more modern than the myths themselves because we must redescribe their implications through our own experience….The myth holds us, therefore, not through its romantic flavor, not the remembrance of beauty of some bygone age, not through the possibilities of fantasy, but because it expresses to us something real and existing in ourselves, as it was to those who first stumbled upon the symbols to give them life.

(Masterpieces by Mark Rothko)

Number 14, by Mark Rothko

Zijn deze schilderijen niet eigenlijk abstracte schilderijen met literaire titels? Als onze titels herinneren aan de bekende mythen uit de oudheid, dan hebben we die opnieuw gebruikt omdat het de eeuwige symbolen zijn waarop we moeten terugvallen om fundamentele psychologische ideeën uit te drukken. Het zijn de symbolen van de primitieve angsten en drijfveren van de mens, ongeacht in welk land of welke tijd, alleen in detail veranderend maar nooit in substantie….Onze presentatie van deze mythen moet echter in onze eigen termen zijn, die tegelijkertijd primitiever en moderner zijn dan de mythen zelf – primitiever omdat we op zoek zijn naar de oeroude en atavistische wortels van de ideeën in plaats van naar hun sierlijke klassieke versie; moderner dan de mythen zelf omdat we hun implicaties opnieuw moeten beschrijven aan de hand van onze eigen ervaring…. De mythe houdt ons daarom vast, niet door haar romantische smaak, niet door de herinnering aan schoonheid van een vervlogen tijdperk, niet door de mogelijkheden van fantasie, maar omdat ze voor ons iets wezenlijks en bestaands in onszelf uitdrukt, zoals het was voor degenen die voor het eerst op de symbolen stuitten om ze leven te geven.

Blue, Green, and Brown (1952) by Mark Rothko

In Blue, Green, and Brown (1952), color and structure are inseparable: the forms themselves consist of color alone, and their translucency establishes a layered depth that complements and vastly enriches the vertical architecture of the composition. Variations in saturation and tone as well as hue evoke an elusive yet almost palpable realm of shallow space. Color, structure, and space combine to create a unique presence. In this respect, Rothko stated that the large scale of these canvases was intended to contain or envelop the viewer--not to be "grandiose," but "intimate and human."



Misschien kon ik geen betere week uitkiezen dan deze die nu net voorbij is. Gebeurtenissen in een gevangenis en legereenheid sluiten zonder veel omwegen bij mijn onderwerp aan.
Vernederingen, lijfelijk leed, aanslagen op je geestelijk welzijn.
De stilte van de mensentuin wordt door het lawaai van het naderend geweld teniet gedaan.
Een van de twaalf zal hem verraden met een kus.
Een andere van de twaalf zal weldra verklaren dat hij niets met deze man heeft uit te staan.
De andere tien slaan op de vlucht en alleen Johannes keert terug tot onder het kruis.
Als een misdadiger zal hij voor de geestelijken van het Sanhedrin verschijnen, voor de plaatselijke autoriteit Herodes en voor de vertegenwoordiger van het Romeinse gezag, Pilatus.
Hij is dan tussen dertig en drieëndertig. Het volk dat hem enkele dagen geleden toejuichte, schreeuwt dat hij gekruisigd moet worden.
Met het gevoel van de totale verlatenheid tot diep in zijn ziel.

Mark Rothko, Reds no. 5, 1961, Staatliche Museen zu Berlin, Neue Nationalgalerie / Giotto di Bondone, Kreuzigung Christi, ca. 1315, Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie © VG Bildkunst Bonn, 2008, Foto: Volker-H. Schneider / © Staatliche Museen zu Berlin, Gemäldegalerie Foto: Jörg P. Anders

Massamensen en mensen in de massa: een lijdensverhaal (2)

Pieter Pourbus 1548. Het Laatste Avondmaal Groeningemuseum Brugge
(klikken op onderschrift en dan op kleine afbeelding voor vergroting– op close om terug te keren)

Je hebt wel even tijd nodig om de verschillende handelingen van de personages te bekijken. Het is een vrij rumoerig ‘Laatste Avondmaal’. Vooral de gestalte rechts die slechts gedeeltelijk zichtbaar is. De dood. Hij, de duivel-dood, komt binnen als de centrale rechtstaande figuur buiten gaat. Dat is duidelijk, beurs in de linkerhand, Judas. Wij weten waarom hij het pand verlaat.
De apostel op de rug probeert hem, door zijn mantel te grijpen, tegen te houden terwijl het jongetje de gevallen stoel opraapt. Jezus zelf zegt iets tegen Petrus terwijl de geliefde Johannes dicht tegen de meester zich van de wereld heeft afgezondertd.



De vraag blijft waarom Pourbus hier koos voor een minder bekende iconografie. De aanwezigheid van de Duivel, de heftige beweging van Judas en de reacties van de andere aanwezigen geeft het geheel een theatraal karakter. Het is geweten dat Pieter Pourbus contacten had met de Brugse rederijkerskamer ‘De Heilige Geest’. Dit was een zeer actief gezelschap van (amateur)dichters, die ook vaak toneelstukken schreven. Deze rederijkers kwamen jaarlijks op Witte Donderdag bijeen om het Laatste Avondmaal te herdenken aan de hand van voorgelezen teksten. Daarin werd beschreven hoe de Duivel binnenwandelde op het ogenblik dat Judas het gezelschap ontvluchtte. Liet Pourbus zich voor dit schilderij inspireren door een dergelijke Witte Donderdag opvoering? Misschien is de figuur links in contemporaine kleding met de roze frygische muts, wel het bijhorende gedicht aan het voorlezen vanaf zijn blad!  (Musea Brugge)

Gustave Van de Woestyne. Laatste Avondmaal 1927 Musea Brugge


Terug uit Groot-Brittannië na de Eerste Wereldoorlog is Van De Woestyne een veelgevraagd portrettist. Hij wordt directeur van de Academie van Mechelen en geeft in Antwerpen en Ter Kameren les over monumentale kunst. In de bijzonder vruchtbare jaren 1920 zet hij ook monumentale nieuwtestamentische taferelen op doek. De gelovige kunstenaar streeft ernaar de christelijke boodschap te verzoenen met een moderne vormentaal. In het Laatste Avondmaal geeft hij Christus en zijn apostelen weer in verwrongen houdingen en met expressieve koppen en karikaturaal grote handen. Ze zitten dicht bijeen rond een tafel in een beklemmend kleine ruimte. Merkwaardig detail: Van de Woestyne beeldt zichzelf af als de derde apostel links.

Van de Woestyne kan beschouwd worden als een van de vernieuwers van de Belgische religieuze kunst. Maar bij zijn katholieke tijdgenoten lokt zijn religieuze werk vooral afkeuring uit. Zij noemen het ‘vulgair’, ‘macaber’ en zelfs ‘een gruwel’.

Recent werd het monumentale Laatste Avondmaal van Gustave Van de Woestyne bij Musea Brugge verplaatst. Een huzarenklus die door het technisch atelier en de afdeling collectie van Musea Brugge met expertise succesvol werd uitgevoerd. Bekijk hieronder de indrukwekkende beelden. (Vlaamse Kunstcollectie )

Veel vreugde mocht je niet dadelijk wensen als je naar de hoofden van de apostelen kijkt en hun ongemakkelijke houding in de lege kamer bestudeert. Het was nu eenmaal de tijd van de Nieuwe Zakelijkheid en dan, zoals dat wel eens meer gebeurde, haalde de vormgeving het op de essentie van de inhoud. De wet van de essentie: brood en wijn en de geknielde houding voor het heilig moment. Laten we maar enkele dagen terugkeren naar de intocht van Jezus in Jeruzalem, wat wij nu ‘palmen-zondag’ noemen.
Het geheiligde even terzijde. Een jonge dertiger dus. Op een ezelin gezeten en zijn volgelingen daar achteraan. Het volk troept samen, zwaaiend met lange palmbladeren; sommigen leggen hun mantels op de grond als teken van eerbied, anderen roepen luid. Een intro van een ware volksheld. Dat ‘roepend volk’ zullen we enkele dagen later nog eens horen, maar wel in een andere toonaard. Prachtig geschilderd als fresco in Assisi door Pietro Lorenzetti (1320). Een echt kijkplaatje waarop verleden en heden samen gebeuren.

Pietro Lorenzetti. 1320. De intocht van Jezus en gezelschap in Jeruzalem

Best mogelijk dat je in de volgende weken of maanden ‘Jesus Christ Superstar ziet langskomen, de musical van Tim Rice en componist Andrew Lloyd Webber in een nieuwe regie van Ivo van Hove. De ontwerpers gaven Judas de vertellersrol. En het is Judas die Jezus waarschuwt voor zijn volgelingen in zijn beginlied: ‘‘I am frightened by the crowd/ For we are getting much to loud’. Uitgerekend hij voorziet het fanatisme van zijn aanhangers: ‘All your followers are blind/ Too much heaven on their minds.’ In zijn bespreking legt Marijn van der Jagt (De Groene Amsterdammer 31 januari 2024) het accent op de gevolgen van dit fanatisme:

'Judas neemt afstand van het groepsgebeuren: pas maar op met die lui. Wat hij Jezus voorhoudt, geldt voor iedere leidersfiguur die wordt gezien als de ultieme redder van een volk, een natie of de mensheid. Jouw aanhang zal zich tegen je keren als jij hun verwachtingen niet waarmaakt. En Judas krijgt gelijk: het toegestroomde volk dat Jezus aanvankelijk juichend de stad binnenhaalt, eist later even fanatiek zijn dood. Op dit spanningsveld tussen de adoratie en de haat van de massa legt Ivo van Hove de focus.'

‘Judas’ is ook een boek van Amos Oz (2015, De Bezige Bij)

In Judas keert Amos Oz terug naar de omgeving van zijn meest succesvolle en geliefde boeken: het Jeruzalem van halverwege de twintigste eeuw. Judas is een liefdesverhaal en een coming of age-roman, waarin Oz op openhartige en moedige wijze het thema verraad verweeft.
Net als in Een verhaal van liefde en duisternis combineert Oz zijn persoonlijke visie op historie en heden van Israël met een meeslepende plot en een schitterende schrijfstijl. (De Bezige Bij)

Over de figuur van Judas zegt de auteur bij een bezoek aan Europa:

‘In het denken van miljoenen is Judas de personificatie van het lelijkste verraad denkbaar. Voor miljoenen is hij ook de ultieme Jood. De figuur van Judas is al duizenden jaren het Tsjernobyl van antisemitisme. Mijn protagonist in dit verhaal, Sjmoeël Asj, probeert dat personage te herlezen. Hij begint met een paar eenvoudige vragen over de beroemdste dertig zilverstukken uit de geschiedenis, over de bekendste kus, befaamder dan die van Romeo en Julia. Waarom zou deze welgestelde man zijn ­meester verkopen voor dertig zilverstukken? Omgerekend naar hedendaagse valuta zijn die zilverstukken samen ongeveer zeshonderd euro waard. Als hij zijn meester al verraadde, deze landeigenaar met bezittingen en slaven, waarom hing hij zich dan naderhand op? Nog zo’n vraag: wie had er dertig zilverstukken voor over, of zelfs maar vijftig cent, voor een kus die Jezus zou verraden zodat Hij opgepakt zou kunnen worden? Heel Jeruzalem kende Hem. (Nederlands Dagblad)

https://www.nd.nl/cultuur/boeken/602112/amos-oz-judas-maakte-jezus-juist-succesvol

De Judaskus Jakob Smits (1856-1928)

Massamensen en mensen in de massa: een lijdensverhaal (1)?

Foto door Masi op Pexels.com
intermezzo

(laatste liefdesbrief)

  gisteren nog waren wij geliefden
  p.s.
  waar ben je?


Glenn Sluisdom
Foto door Anya Juu00e1rez Tenorio op Pexels.com

Hij dacht, het is tijd om naar de hoofdstad te gaan.

De intocht van Christus in Brussel. James Ensor. 1888 Klik op ondertitel om te vergroten

De kijker ziet een carnavaleske stoet vol maskers, tronies, clowns en karikaturen op zich afkomen, die hem dreigt te verpletteren. De Christus in het midden van het gewoel, enigszins verdoken tussen de menigte op een ezel, heeft gelaatstrekken die wel sterk op Ensor lijken: de kunstenaar als visionair ingehaald door de massa. Ondanks de fanfare en het gejuich, drukt het volgens Ensors biograaf Eric Min vooral zijn eenzaamheid en miskenning uit. Vooraan staan verwaande rechters, zelfvoldane burgers, vissersvrouwen, een dokter met tovenaarshoed, een stel muzikanten, een bespottelijk verliefd koppeltje en een pompeuze bisschop die tamboer-majoor speelt (met de trekken van Émile Littré). Rechts op het verhoog dragen de burgemeester en zijn schepenen een clownkostuum. De optocht marcheert onder een groot banier met de tekst “Vive la Sociale”. Het is duidelijk dat Kerk noch socialisme worden gespaard. Ensor klaagt de maatschappij aan en zet de bevolking voor gek. (wikipedia)

'Het probleem bij complotdenken is dat je elke norm voor waarheid en waarachtigheid verlaat, terwijl elke speculatie of associatie die je maakt even geldig of nog meer geldig lijkt dan de versie die officieel wordt verteld. Dat is een groot probleem. Zoals ik schets vanuit Machiavelli, maakt argwaan tegenover de overheid deel uit van wat een kritische burger is. Een democratie heeft kritische burgers nodig. Maar als die kritische houding leidt tot een projectie van je eigen fantasie, heb je een immens probleem. En dat is exact onze situatie.’ (Tinneke Beeckman over boek 'Macht en Onmacht in Veto)
Jos De Mey ‘Ingekeepte massa, nr 10/11. 1972 olieverf op doek

Elias Canetti, die beroemd werd met Het Martyrium, schreef in een weergaloze stijl een wetenschappelijk hoofdwerk, Massa en Macht, dat ook buiten de wetenschap iconisch werd. Het geeft in bijzonder beeldende taal en met vele voorbeelden een diepte- en massapsychologische analyse van groepsvorming. Canetti toont hoe uit een schijnbaar heterogene groep mensen één nieuw en onheilspellend brullend wezen kan ontstaan.

Casper Thomas beschreef in nummer 47 (23 november 2022 ) van De Groene Amsterdammer een rake en gecondenseerde samenvatting van het hoofdthema van het boek. (Ik citeer hem graag maar raad de lezer aan zelf met dit maandblad kennis te maken. Het kost je nauwelijks tien euro per maand.)

“De Kaap, Zuid-Afrika, 1857. In de vroege ochtend gaat een jong meisje van het inheemse Xhosa-volk water halen bij de rivier. Daar ziet ze vreemde gedaanten. Geschrokken rent ze door de velden naar huis. Haar oom Umhlakaza maakt de tocht naar de rivier en ziet de gedaanten zelf ook. Ze geven hem een opdracht. Keer terug naar huis, voer rituelen uit en slacht een os ter ere van de doden. Op de vierde dag moet de oom opnieuw naar de rivier komen. Umhlakaza gehoorzaamt. Aan de oever ziet hij nog meer gedaanten. Tot zijn verbazing herkent hij zijn broer, die allang overleden is. Umhlakaza krijgt nadere uitleg en instructies. Hij moet zijn volk uitleggen dat de doden zijn teruggekeerd van overzeese slagvelden om de Xhosa te helpen de gehate Engelse kolonisten te verdrijven. De belangrijkste opdracht die Umhlakaza meekrijgt is de leiders van zijn volk te vertellen dat ze zo veel mogelijk dieren moeten slachten en opeten.

Al snel gaat het verhaal rond binnen de Xhosa. Leider na leider omarmt de opdracht van de gedaanten, de vetste ossen gaan op de slachtbank en het volk viert dagenlang feest. Umhlakaza verkrijgt al gauw de status van profeet. Hij staat met zijn nichtje in de rivier en vertelt de Xhosa die zich langs de oevers verzamelen dat de geesten van de overledenen zich aan het beraadslagen zijn over de toekomst van de mens. Hun honger is onstilbaar. Na het vee moeten ook de graanvoorraden worden aangesproken. Pas als het laatste dier is geslacht en de laatste graankorrel verorberd, zal de dag van verlossing aanbreken. De Britten zullen worden vernietigd door een hemel die op ze neer zal vallen. Nog vetter en melkrijker vee zal de aarde bewandelen en oneindige graanvelden zullen uit de grond omhoogschieten met aren zo groot als geen Xhosa ooit heeft gezien.

“Het eten is snel op. Er breekt hongersnood uit. Met hun laatste krachten leggen de Xhosa graanschuren aan en worden er hekken om veeweiden geplaatst om de toekomstige overvloed te kunnen ontvangen. Soldaten bewapenen zich voor de eindstrijd tegen de Britten. Als de langverwachte dag aanbreekt gebeurt er niets. Het bezeten enthousiasme van de Xhosa slaat om in wanhoop, gevoeld in duizenden lege magen. Hele gezinnen sterven vanwege voedselgebrek. Een exodus van uitgemergelde mannen, vrouwen en kinderen begeeft zich richting de grenzen van de Britste kolonie, bedelend om eten. In minder dan een jaar tijd wordt de Xhosa-bevolking van meer dan honderdduizend zielen gedecimeerd tot minder dan veertigduizend overlevenden van de collectieve zelfbegoocheling.”

(Casper Thomas 23 november 2022. verschenen in nr 47. De Groene Amsterdammer)

Elias Canetti 1973. © Brigitte Friedrich / Sueddeutsche Zeitung / ANP

Maak kennis met De Groene Amsterdammer: https://www.groene.nl/

"Midden in de compacte massa kan men niet omvallen. Het is daarom de ideale plaats voor mensen die niet op eigen benen kunnen staan."
― Antoon Vloemans
Vlaams schrijver en filosoof 1898–1982
Xi’ an Terracotta krijgers

Maar...Vandaag 1 maart 2024. Moskou: De begrafenis van Navalny.  "Mensen blijven toestromen-Politie arresteert prominente aanwezigen" (De Standaard)


Uit ‘Geen gedicht in veertig dagen’ van Borys Hoemenjoek (Oekraïne)

Poëzie zag mensen sterven
Poëzie stopte gebruikte kogelhulzen in haar oren
Poëzie wordt liever blind
Dan dat ze elke dag lijken ziet

Poëzie is de kortste weg naar de hemel
Poëzie tuurt in de leegte
Als je valt
Herinnert ze je aan de weg terug
Poëzie trok naar plaatsen
Waar geen plaats is voor poëzie

Poëzie was getuige van alles
Poëzie was getuige van alles

(De Standaard
Een jaar geleden stuurde de dichter Borys Hoemenjoek een laatste bericht. 24 uur lang hadden hij en twee andere Oekraïense soldaten onder meedogenloos Russisch vuur gelegen. Het regende granaten op hun loopgraaf net buiten de oostelijke stad Bachmoet. “Onze munitie raakt op. Tot de laatste kogel”, sprak Hoemenjoek via een krakende radio. Het waren zijn laatste woorden. (De Standaard 30 december 2023)
Aanhouding bij herdenkingsbijeenkomst Moskou. 18 februari 2024 ANP

Het is de kracht van elke demonstratie, met of zonder rellen of standbeelden die worden omgetrokken, het zit in de optelsom van al die afzonderlijke lichamen. Ze gaan als het ware op in een soort superlichaam dat machtiger is dan een individu ooit kan zijn. De overredingskracht schuilt in de massa, niet alleen voor de toeschouwers of onwillige luisteraars ervan, maar zeker ook voor de deelnemers zelf.

In de massa wordt de mens bevrijd van zijn eigen onbeduidendheid, schreef Gustave Le Bon eind negentiende eeuw. In haar boek Blood Rites omschrijft Barbara Ehrenreich het gevoel als een ‘natural high’. Het opgaan in een massa veroorzaakt een roes, een soort dronkenschap, en geeft een gevoel van euforie dat nog het best te vergelijken is met seks. Omdat we onszelf erin kunnen verliezen.
Dit is waar ieder mens naar verlangt, zegt Ehrenreich, een overgave aan iets wat groter is dan onszelf. Of je dat grotere nu liefde, kunst, god, volk, vaderland of een strijd voor rechtvaardigheid noemt, volgens haar komt het uiteindelijk allemaal op hetzelfde neer: niet meer onbeduidend willen zijn. (…)
Soms moet je gewoon kiezen aan welke kant je staat.
Marian Donner DGA 17 juni 2020.

Beeld: Herman van Borstelen (De Groene A’dammer)

Moet je, zoals Milo Rau zou willen, in Wenen ‘een vrije republiek’ voor kunst en politiek protest oprichten? Ik voel meer voor haar plaats overal waar mensen telkens weer een nieuwe dag (moeten) beginnen. Hoe allerlei kunstvormen jezelf kunnen veranderen, de werkelijkheid op jouw (onze) manier vorm geven, de afstand tussen museum en huiskamer in het dagelijkse verkleinen. Zij zal je niet altijd troosten, maar een beetje meer moed schenken, je blik verdiepen, je zin voor humor aanscherpen. Mensen in de massa onderscheiden als aparte mensen met een verhaal, met een kijk op het alledaagse, met verbindingsmogelijkheden.

Intussen (2024, tien jaar later) aan te vullen met bezette Palestijnse gebieden, Zuid-Soedan, Oekraïne, Sahel, Myanmar, Burkino Faso, Soedan. Je moet niet bijzonder gevoelig zijn om het lijdensverhaal van een mens als Jezus in deze dagen op weg naar Pasen een menselijke vorm te geven. Elkaars nabijheid ten zeerste aanbevolen.

Zoeken en/of vervloeken?

Mochten we vervloekingen, uitgesproken of in stilte bedacht, in energie kunnen omzetten, dan zouden we waarschijnlijk lange tijd in licht en warmte kunnen baden, tenzij de inhoud ervan ook werkelijk werd toegepast zodat eerder een helse leegte, een uitgestorven maar goed gevuld en danig verlicht slagveld het resultaat zou zijn. Die morbide rol heeft de beeldende kunst vaak overgenomen.

Fragment met burijngravure uit de reeks ‘de tastzin’ ‘de vijf zintuigen’ Frederick Bloemaert A’dam naar Nicolaas I Visscher 1614-1617 MSK Gent
De profeet Elisa, links op de achtergrond, vervloekt de kinderen die hem bespotten. Als straf worden deze jochies door beren verslonden.

Een vloek in de betekenis van "onheilsbezwering" is een meestal geritualiseerd gebaar of gezegde met de bedoeling een persoon of een plaats kwaad te berokkenen. Motieven daarbij zijn woede of een verlangen om te straffen of om zich te wreken. (Wikipedia)

Het tegenovergestelde van de vloek is de zegen. De studie van de verschillende vormen van vervloekingen behoort zowel tot het domein van het volksgeloof als van de folklore. Vaak maakt het met opzet uitspreken van vervloekingen deel uit van de praktijk van de magie. (idem)
Samuel verwenst Saul. Hans Holbein de Jongere. Klik op onderschrift om te vergroten.

Met de vervloeking van de eerste mensen Adam en Eva, terwijl zij uit het paradijs werden gejaagd, begint een bijna ononderbroken rij soortgelijke onvriendelijkheden die voortdurend in literatuur en beeldende kunsten zullen meespelen. De Zwitser Henry Fuseli schildert in 1768 de blinde Oedipus die hier zijn zoon Polyneikes vervloekt. Een scene uit ‘Oedipus te Kolonos’, het laatste toneelstuk van de al oude Sophocles.

Henry Fuseli (1741-1825) 1786. Oedipus cursing his son Polynices National Gallery of Art.



Fuseli’s own pessimism and fascination with the extremes of human passion are evident. He heightened the intensity of this scene from Sophocles’ Oedipus at Colonus by placing Oedipus and his children in a dark, shallow space. The tragedy of the father’s curse is played out through the gestures of the four figures. Polynices, who had expelled his blind father from Thebes and left him to live as a beggar, has come to ask his father’s support in overthrowing his brother. Oedipus, enraged at his son’s request, stretches out his accusing arms and levies his dreadful curse, by which each son would die at the hands of the other. Ismene, weak and despairing, kneels with her head on her father’s knee. Antigone, whose strength and determination have kept her father alive, is highlighted above the terrible drama as she reaches out to protect her brother with one hand and restrain Oedipus with the other. Her gesture, however heroic, is futile. (National Gallery of Art)

Kostuumontwerp voor Theseus

Fuseli’s eigen pessimisme en fascinatie voor de uitersten van menselijke passie zijn duidelijk. Hij verhoogde de intensiteit van deze scène uit Sophocles’ Oedipus te Colonus door Oedipus en zijn kinderen in een donkere, ondiepe ruimte te plaatsen. De tragedie van de vloek van de vader wordt uitgespeeld door de gebaren van de vier figuren. Polyneikes, die zijn blinde vader uit Thebe had verdreven en hem als bedelaar achterliet, komt zijn vader om steun vragen om zijn broer Eteocles ten val te brengen. Oedipus, woedend over het verzoek van zijn zoon, strekt zijn beschuldigende armen uit en spreekt zijn vreselijke vloek uit, waardoor elke zoon zou sterven door toedoen van de ander. Ismene, zwak en wanhopig, knielt met haar hoofd op de knie van haar vader. Antigone, wier kracht en vastberadenheid haar vader in leven hebben gehouden, wordt boven het vreselijke drama uitgelicht als ze haar hand uitsteekt om haar broer met de ene hand te beschermen en Oedipus met de andere hand in bedwang te houden. Haar gebaar, hoe heroïsch ook, is vergeefs.

Oedipus at Colonus. Jean-Baptiste Hugues

De filosoof Baruch (Benedictus de) Spinoza 1632-1677) politiek denker en exegeet uit de Gouden Eeuw wordt beschouwd als een van de grondleggers van het rationalisme en een van de inspiratoren van de Verlichting.

Op 27 juli 1656 werd in de synagoge van de Portugees-Israëlietische Gemeente aan de Houtgracht in Amsterdam de cherem (meestal vertaald als banvloek; zie ook anathema) tegen “Baruch Espinoza” uitgesproken waarmee hij uit de Sefardische gemeenschap werd verstoten. De Portugese tekst, die bewaard is gebleven in het Escamoth, het register van besluiten en reglementen van de joodse gemeente, bestond uit drie delen: na de aanklacht waarin Spinoza werd beschuldigd van más opinioins e obras (verderfelijke ideeën en handelingen), volgde zijn verstoting en vervloeking met teksten uit de Thora. Tot slot kregen de leden van de gemeenschap de waarschuwing dat ze bij Spinoza uit de buurt moesten blijven en geen zaken met hem mochten doen. Ook zijn familieleden mochten geen contact meer met hem hebben of hem op wat voor manier dan ook ondersteunen. De verstoting werd uitgesproken door de parnassim van de joodse gemeente, zoals in de Amsterdamse gemeenschap gebruikelijk was. Spinoza is waarschijnlijk niet zelf bij de uitspraak aanwezig geweest. (Wikipedia).

De tekst van de ‘verstoting’ is onder het beeld van deze unieke denker te raadplegen.

Beeld van Spinoza in Den Haag


"Volgens het besluit der Engelen en het oordeel der Heiligen bannen, verstoten, verwensen en vervloeken wij Baruch de Espinoza, met toestemming van den Heiligen God en met toestemming dezer ganse heilige gemeente, voor de heilige Boeken der Wet met de 613 voorschriften, die daarin opgetekend zijn, met de ban, waarmee Jozua Jericho bande, met de vloek waarmee Eliza de knapen vervloekte, en met al de verwensingen, die in de Wet geschreven staan. Vervloekt zij hij bij dag en vervloekt zij hij bij nacht; vervloekt zij hij wanneer hij zich neerlegt, en vervloekt zij hij, wanneer hij opstaat; vervloekt zij hij, als hij uitgaat, en vervloekt zij hij, als hij binnenkomt. Moge God hem geen vergiffenis willen schenken. De toorn en gramschap des Heren zal tegen dezen mens ontbranden en op hem werpen alle vloeken, die in het Boek der Wet geschreven staan. En de Heer zal zijn naam onder de Hemel uitwissen en de Heer zal hem tot zijn verderf uitscheiden uit alle stammen Israëls met alle vloeken des Hemels, die in het Boek der Wet geschreven staan. Gij evenwel, die Gij den Heer uwen God aanhangt, Gij leeft heden altemaal."

Benedictus de Spinoza. Franz Wulfhagen 1664

Zelfs de kind-verslindende beren werden nog geciteerd. Jan & Annie Romein beschreven dit in hun serie ‘Erflaters van onze beschaving’ (1977) waarin zij over de toenmalige Joodse gemeente schreven:

"Van nog groter belang echter zal geweest zijn, dat juist deze joodse gemeente minder dan welke andere ook zich onverschillig tegenover afwijkingen kon betonen, omdat zij, traditieloos als zij in wezen was, meer dan andere aan de traditie moest hechten. Een en twee generaties terug immers waren al deze joden in Spanje en Portugal nog katholiek geweest, zij het dan gedwongen, en eenmaal in het vrije Nederland konden deze maranen, zoals zij heetten, de verachting van de echte katholieken en de zelfverachting die daarvan het gevolg was geweest, slechts afschudden door zich tastend en zoekend opnieuw zo diep mogelijk in het traditionalisme van het echte jodendom te verbergen. Tastend en zoekend, want er laten zich duidelijk twee richtingen onderscheiden, de Portugese van de humanistisch gezinde Menasse ben Israël - de zogenaamde Sephardim - en de oostjoodse van Saul Levi Morteira - de zogenaamde Asjkenasim, een tegenstelling die, wat haar sociaal aspect betreft, zich zelfs tot op deze dag onder de Amsterdamse joden heeft gehandhaafd."

Lees ‘Erflaters van onze beschaving (1977). Jan Romein, Annie Romein-Verschoor “Nederlandse gestalten uit zes eeuwen – Benedictus Spinoza”

https://www.dbnl.org/tekst/rome002erfl01_01/rome002erfl01_01_0019.php

De cherem uit 1656, waarmee het synagogebestuur Spinoza verbande uit de Joodse gemeenschap. Foto: Stadsarchief Amsterdam

Blijkbaar is zo’n ‘banvloek’ in alle religies thuis zoals de nare ervaringen van auteur Salman Rushdie bewijzen. Maar ook de Roemeens-Franse filosoof Emil Cioran wist zijn diepe ontgoocheling over de wereld om te zetten in een oeuvre waarvan, volgens Jan Postma in de Morgen, ieder boek als ‘een uitgestelde zelfmoord’ geldt.

Voor (auteur) Cioran (boek: Bekentenissen & Banvloeken) was het duidelijk: wij mensen zijn vóór alles belachelijke wezens, en alles wat we doen is ten diepste lachwekkend. Onze aardse ambities en verheven verlangens, al ons wereldse streven en al onze geloofsijver, onze lage gevoelens en hoogmoedige rationaliseringen, de potsierlijke toneelstukjes die we opvoeren voor anderen en de niet minder bespottelijke leugens die we onszelf vertellen om ons staande te kunnen houden te midden van alles wat we maar half of eigenlijk helemaal niet begrijpen.
Mooi is de reactie van Peter Sloterdijk, die in Cioran ‘een dubbelganger van Heidegger’ ziet (iemand die niet tot de conclusie kwam dat ‘denken danken wil zeggen’, maar in plaats daarvan ‘de zwartgnostische antithese’ uitwerkte dat ‘denken zich-wreken betekent’) schrijft over de therapeutische werking van Ciorans geschriften: ‘Hun helderheid in de verlatenheid immuniseert tegen de verleiding zich vormeloos gewonnen te geven.’
Cioran vond dat we alleen boeken zouden moeten schrijven om de dingen te zeggen die we niemand durven toe te vertrouwen. Wat durfde hij niemand toe te vertrouwen? Hoe diep hij geloofde dat alles ijdel en vergeefs is, denk ik, en hoe vrij ons dat maakt. Zijn oeuvre is het enige in de geschiedenis van de literatuur dat geen bouwwerk is maar een schroothoop. En zo het enige geloofwaardige monument voor een betekenisloze wereld.

(De Groene Amsterdammer 16 november 2022)

Paul Fuhrmann, ‘De geest van de tijd’ (1927). bpk/Staatliche Schlösser, Gärten und Kunstsammlungen Mecklenburg-Vorpommern/Hugo Maertens

Gentse verwensingen (een oud document dat wel) zijn in ruime mate aanwezig in “Krijgt de jukte woar dadde nie kunt scharte!”

Lees:

https://openjournals.ugent.be/gt/article/68932/galley/193176/view

Steeds als Heraclitus de deur uitging en al die mensen zag die een ellendig leven hadden – of beter gezegd ellendig ten onder gingen – weende hij, en had hij medelijden met iedereen die hij tegenkwam, zelfs als die blij en gelukkig waren. […] Van Democritus daarentegen wordt gezegd dat hij zich alleen maar lachend in het openbaar vertoonde; ja, zelfs handelingen die in
alle ernst werden verricht nam hij volstrekt niet serieus. Waar is hier ergens plaats voor woede? Alles is om te lachen of om te wenen.
(Seneca. Verder: De tranquillitate animi 15.2, 3)
Georg Scholz, ‘Nachtelijk lawaai’ (1919).

“Ik acht het niet nodig hier alle eigenschappen van de geestkracht afzonderlijk te bewijzen, en al helemaal niet dat een mens met geestkracht niemand haat, op niemand kwaad wordt, jaloers of verontwaardigd is, niemand veracht en volstrekt niet hovaardig is. […] Haat moet integendeel door liefde worden overwonnen, en ieder die door de rede wordt geleid wenst dat het goed dat hij voor zichzelf nastreeft ook de anderen te beurt valt. Daar komt nog bij […] dat iemand met geestkracht allereerst het volgende overweegt, dat alles volgt uit de noodzakelijkheid van de goddelijke aard, en dat derhalve dat waarvan hij denkt dat het onaangenaam en slecht is, alsmede wat goddeloos, afschuwelijk, onrechtvaardig en schandelijk schijnt, hiervandaan komt, dat hij de dingen verward, verminkt en ongeordend begrijpt. En om die reden zal hij vooral proberen de dingen te begrijpen zoals ze in zichzelf zijn en zich te ontdoen van wat de ware kennis belemmert, zoals daar zijn haat, woede, nijd, hoon, hovaardij en dergelijke meer, waarop ik het in het voorgaande heb gewezen. En zo streeft hij ernaar zoveel als in zijn vermogen ligt wel te doen, zoals men zegt, en zich te verheugen.” (Spinoza)

Spinoza’s advies ‘het menselijk handelen niet te bespotten, niet te betreuren, noch te verwensen, maar te begrijpen’ is geen pleidooi voor het ontkennen of onderdrukken van de affecten, maar een wijsgerig programma dat tot doel heeft de passies te transformeren tot gevoelens waar we sterker en gelukkiger van worden.

(Uit: ‘Niet bespotten, niet betreuren, noch verwensen, maar begrijpen…’ Lezing op Spinozadag van de Amerdamse Spinozakring ‘Spinoza en het verschil’. 14 november 2010. Piet Steenbakkers)



“I always preserve the natural right in its entirety and I hold that the sovereign power in a State has right over a subject only in proportion to the excess of its power over that of a subject.”

"Ik behoud altijd het natuurlijk recht in zijn geheel en ik houd vol dat de soevereine macht in een staat alleen recht heeft over een onderdaan in verhouding tot de overmaat van zijn macht over die van een onderdaan."

Spinoza, Epistle-Brief 50


Verzoeken of vervloeken? Vragen stellen of elke twijfel monddood maken? Of met een oude spreuk: Het is beter een kaars aan te steken dan de duisternis te vervloeken.

Jo van Cauter: Spinoza: Geluksleer, verhandeling ingediend tot het behalen van de graad van Master in de Wijsbegeerte (Prof. dr. Johan Braeckman)

Spinoza begreep echter dat een totale en volmaakte kennis van de natuur – van de oneindige oorzaak en gevolg ketens – buiten het menselijk vermogen ligt. Ons begrijpen is in de woorden van Herman De Dijn niet echt ons begrijpen: “we bezitten niet want we zijn onderdeel, we zijn niets anders dan
een onophoudelijke poging om te begrijpen”. Het menselijk vermogen is beperkt, we zijn niet in staat in alle gevallen de uitwendige dingen voor ons bruikbaar te maken.
Toch kunnen we proberen die gebeurtenissen voor de geest te halen waarvan we menen dat ze hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van Spinoza en diens gedachtegoed. Een moeilijke taak, maar één die ons wel eens met blijdschap zou kunnen vervullen. (Citaat uit deze verhandeling)

Ill. The Critic

Ook een vroegere bijdrage is een mooie aanvulling

Robert Desnos: J’ ai tant rêvé de toi

Met de nasmaak van Valentijn? Of toch, eerlijk, geënt op hetzelfde verlangen -maar in de diepte of de hoogte, deze klassieker, dit surrealistisch doorvoelen van wat vrijwel niet in taal of beeld is uit te drukken, geschreven door een man die in 1945 in het concentratiekamp van Terezin, Theresienstadt aan tyfus sterft: dichter, schrijver Robert Desnos. (1900-1945)

'Ainsi Robert Desnos sortait-il de l'anonymat d'un simple numéro de matricule tatoué sur son bras. À peine la nouvelle de sa mort était-elle connue qu'une légende prit naissance. D'un poème qu'il avait écrit en 1926 J'ai tant rêvé de toi, la dernière strophe, à travers des traductions en tchèque et en français, devint pour la conscience collective l'ultime message du poète à la femme aimée sous le titre Le Dernier Poème. La voix de Robert Desnos résonne désormais dans un poème qui a cessé de lui appartenir pour devenir la voix de tous.' (Robert Desnos Association)

'J' ai tant rêvé de toi.'



J’ai tant rêvé de toi que tu perds ta réalité.
Est-il encore temps d’atteindre ce corps vivant
et de baiser sur cette bouche la naissance
de la voix qui m’est chère ?
J’ai tant rêvé de toi que mes bras habitués en étreignant ton ombre
à se croiser sur ma poitrine ne se plieraient pas
au contour de ton corps, peut-être.
Et que, devant l’apparence réelle de ce qui me hante
et me gouverne depuis des jours et des années
je deviendrais une ombre sans doute,
Ô balances sentimentales.

J’ai tant rêvé de toi qu’il n’est plus temps sans doute que je m’éveille.
Je dors debout, le corps exposé à toutes les apparences de la vie
et de l’amour et toi, la seule qui compte aujourd’hui pour moi,
je pourrais moins toucher ton front et tes lèvres que les premières lèvres
et le premier front venu.

J’ai tant rêvé de toi, tant marché, parlé, couché avec ton fantôme
qu’il ne me reste plus peut-être, et pourtant,
qu’à être fantôme parmi les fantômes et plus ombre cent fois
que l’ombre qui se promène et se promènera allègrement
sur le cadran solaire de ta vie.

Robert Desnos “A la mystérieuse”, in Corps et Biens, 1930

Kijk naar de geanimeerde kortfilm, groot scherm aangeraden:


Ik heb zoveel van je gedroomd dat je je realiteit aan het verliezen bent.
Is er nog tijd om dit levende lichaam te bereiken
en op deze mond de geboorte te kussen
van de stem die mij dierbaar is?
Ik heb zoveel van je gedroomd dat mijn armen, gewend om je schaduw te omarmen
te kruisen over mijn borst, niet wilden buigen
naar de contouren van je lichaam, misschien.
En dat, geconfronteerd met de echte verschijning van wat me heeft achtervolgd
en me al dagen en jaren beheerst
Ik ongetwijfeld een schaduw zou worden,
Oh sentimentele weegschaal.

Ik heb zoveel van je gedroomd dat er waarschijnlijk geen tijd meer voor me is om wakker te worden.
Ik slaap rechtop, mijn lichaam blootgesteld aan alle verschijningen van het leven
en van de liefde en jij, de enige die er vandaag voor mij toe doet,
Ik zal je voorhoofd en lippen minder snel aanraken dan de eerste lippen
en het eerste voorhoofd dat voorbij komt.

Ik heb zoveel van je gedroomd, zoveel met je geest gelopen, gepraat en geslapen
dat er voor mij misschien niets anders overblijft, en toch
maar om een geest onder de geesten te zijn en honderd keer meer een schaduw
dan de schaduw die dwaalt en gelukkig zal dwalen
op de zonnewijzer van je leven.

Robert Desnos (1900-1945)
Marc Chagall, Around Her, 1945. Oil on canvas, 131 × 109.5 cm. Centre Pompidou, Paris, Musée national d’art moderne
I’ve dreamed of you so much

I’ve dreamed of you so much that you are losing your reality.
Is there still time to touch this living body
And to plant on this mouth the birth
Of the voice that I hold dear?

I’ve dreamed of you so much that my arms accustomed
In embracing your shadow to crossing over my chest would not reach
Around your body, perhaps.
And that, before the real semblance of what has haunted
And governed me for days and years,
I would become a shadow, doubtless.
Oh sentimental hesitations.

I’ve dreamed of you so much that there is
Doubtless not time for me to wake up now.
I sleep standing up, my body exposed
To all semblance of life
And love and you, the only one
Who matters to me now,
I would be less able to touch your forehead
And your lips than the first lips
And first forehead to come my way.

I’ve dreamed of you so much, walked, spoken,
Slept with your ghost so much
That all that remains for me to do perhaps,
And yet, is to be a ghost
Among the ghosts and a hundred times
More shadow than the shadow which strolls
And will stroll blithely
On the sundial of your life.
Les comptes du poète (crayon sur papier). Robert Desnos



De eerste gedichten van Desnos (onder invloed van Rimbaud) verschenen al in 1917 in La Tribune des Jeunes. Door Benjamin Péret werd hij vervolgens geïntroduceerd in het dadaïstische en surrealistische milieu van Parijs (André Breton, Louis Aragon, Paul Eluard). Het resulteert in de poëziebundel Rose Sélavy (1922-1923), waarin hij een lans breekt voor de ‘écriture automatique’ en de droomwereld gebruikt als sleutel naar het onderbewuste. Ook Corps et Biens (1930) bevat veel van dergelijke experimenten en kan gelden als typisch voor wat de surrealisten in de jaren 1920-1930 zochten en beproefden. In 1930 brak Desnos echter met Breton en zijn medestanders, stellende dat hij zich niet meer kon vinden in het tot systeem gevonden surrealisme. (Wikipedia)


De dichter Robert Desnos schreef op 8 februari 1944 in zijn dagboek: ‘Wat ik hier of elders schrijf zal in de toekomst zonder enige twijfel maar een paar nieuwsgierigen, verspreid over de jaren, interesseren.

Om de vijfentwintig of dertig jaar zal men in vertrouwelijke publicaties mijn naam en een paar fragmenten uit mijn werk, steeds dezelfde, naar voren brengen. De gedichten voor kinderen zullen iets langer overleven dan de rest. Ik behoor toe aan het hoofdstuk van de beperkte belangstelling. Maar dat zal langer duren dan veel van huidige schrijfsels’.

(Dick Broer, Robert Desnos, de onbekende)


 Zeg voor mij gedag aan het meisje van de brug
aan het kleine meisje dat van die mooie liedjes zingt
aan mijn boezemvriend die ik verwaarloosd heb
aan mijn eerste minnares
aan hen die haar je weet wel hebben gekend
aan mijn echte vrienden hen zal je gemakkelijk herkennen
aan mijn zwaard van glas
aan mijn sirene van was
aan de monsters aan mijn bed
Wat jou betreft waar ik meer dan wat ook ter wereld van hou
Ik zeg je nog geen gedag
Ik zal je weer zien
Maar ik ben bang dat ik je nog maar even kan zien

(fragment uit het lange gedicht Siramour uit 1942)


Twee kleine bijlagen (3:19″): ‘The description of a dream: ook in de radiostudio was hij thuis. In 1938 maakt hij er onder de algemene noemer ‘Fantomas’ ‘The house of hidden knowledge, of de geschiedenis van een droom, een verhaal met geluiden en muziekfragmenten. In een blog waar het ‘hoorspel’ in al zijn gedaanten thuis is mag dit niet ontbreken.


Desnos was een flamboyante verschijning in het Parijs van het interbellum. Niet alleen bewoog hij zich te midden van avant-gardistische schrijvers, maar ook schreef hij scenario’s voor experimentele films, zoals Emak Bakia (1927) en L’étoile de mer (1928) van Man Ray. Hij was veelvuldig te zien in het uitgaansleven, werd zwaar verliefd op chanteuse Yvonne George en trouwde met de extravagante Youki Foujita. In de jaren dertig had Desnos ook een spraakmakend radioprogramma op de nationale, genaamd ‘Fantomas’. Hij was bevriend met artistieke grootheden als Pablo Picasso, Ernest Hemingway en John Dos Passos. (wikipedia)

Bezoek de (tanende) website:

https://web.archive.org/web/20100702080246/http://www.robertdesnos.asso.fr

Een beetje frisser, hedendaagser:

https://www.robertdesnos.com/biographie

Achter de titel van deze bijdrage, foto van Youki en Robert Desnos



“Que ferai-je à l’avenir? Si tous les projets ne se mesuraient à la longueur de la vie, je voudrais reprendre des études mathématiques et physiques délaissées depuis un quart de siècle, rapprendre cette belle langue. J’aurais alors l’ambition de faire de la “Poétique” un chapitre des mathématiques. Projet démesuré certes, mais dont la réussite ne porterait préjudice ni à l’inspiration, ni à l’intuition, ni à la sensualité. La Poésie n’est-elle pas aussi science des nombres?»

Robert Desnos. (Fortunes, 1942, nu Collection Poésie/Gallimard (nr 42) 1969)

Het zelfportret geportretteerd (2):


God hath given you one face and you make yourselves another.’

William Shakespeare, Hamlet.

De beschrijving van ‘het Zelf’ zou je langs kronkelige (pseudo) filosofische paden kunnen leiden, een euvel dat beeldende kunstenaars aardig wisten te vermijden door zichzelf woordeloos te verbeelden zodat toeschouwers alle mogelijke wegen ter interpretatie kunnen debiteren. 
Richten we ons met deze bijdrage tot de letteren als materiaal voor het zelfbeeld, dan versmallen de wegen tot paadjes naar wat als ‘innerlijk’ kan doorgaan. Het wezen van ‘het Zelf’ beletteren vraagt alleszins meer wikken en wegen al blijft de schone schijn en het paadje van zelfbeklag ook letterkundig te bewandelen. 

Wil je als intro een combinatie, dan vond ik een fraai gedicht van Ann Van Dessel die met fotograaf Joost Bataille op stap ging. Haar gedicht: ‘fotograaf zoekt sanseveria’ mag van beide betrokkenen een zelfbeeld geven. Elk portret is een zelfportret, althans volgens ‘Meander’ waar de tekst gepubliceerd werd in 2014 zonder echter de naam van de dichteres te vermelden.


fotograaf zoekt sanseveria

of hij mij op een ijskoude zondag in maart
honderd keer mag nemen want ik rijm zo mooi
met de troosteloze straat waarin ik woon

en inderdaad; de huizen staren uit hun ramen
gordijnen vriezen in hun vouwen vast
een bloempot beeldt een orchidee uit

ik mag niet lachen. hij wel. zijn ogen spreken
de straat aan en af. hij lacht naar de lantaarnpaal
en onder zijn blik staan de beukenhagen te blozen

hij kleeft mij midden op het kruispunt. ik versteen,
verkleed als een koud meisje met te veel armen
om ergens te laten en een gezicht dat pret verbijt

we ontdooien in een warm huis, snijden rug aan rug
groenten en trekken een fles wijn later
een ijzige lentenacht over ons heen

Ann Van Dessel. (Uit de bundel: Ik voel me verf samengesteld door fotograaf Joost Bataille) (2014)

Vijftig portretfoto’s van Nederlandse en Vlaamse stadsdichters. En hun gedichten over het maken ervan.

Te doorbladeren: (de eerste foto is Ann Van Dessel, ikzelf vond nergens een betere afdruk, excuses daarvoor.)


Ann Van Dessel (1961) is dichter en schrijfdocent aan de SchrijversAcademie in Antwerpen. In 2012 verscheen haar poëziedebuut ‘Een kei in duren’ (2012), daarna de bundels ‘Toverstroming’ (2017) en ‘Als de lucht valt’ (2021). Samen met enkele bevriende dichters schreef ze ook ‘Een kier in het rumoer: gedichten over stilte' (2015) en ‘Lopen op los zand: gedichten om kanker neer te schrijven’ (2017). Samen met Hans Claus en Nicole Van Overstraeten is zij samensteller van 'Het was de achtste dag: gedichten bij de Verklaring van 30 november' (2022). Alle uitgaven werden verzorgd door Uitgeverij P in Leuven.

https://annvandessel.com

http://www.joostbataille.nl

Self Portrait, Cat Graffam, Oil on Panel, 2016.

Self-Portrait in the Bathroom Mirror

Some days, everything is a machine, by which I mean remove any outer covering, and you will most likely find component parts: cogs and wheels that whirr just like an artificial heart, a girl in a red cap redacting the sky, fish that look like blimps and fish-like blimps, an indifferent lighthouse that sweeps the horizon. I wasn’t a child for long and after I wasn’t, I was something else. I was this. And that. A blast furnace, a steel maze inside, the low-level engine room of an ocean liner. My eye repeats horizontally what I by this time already know: there is no turning back to be someone I might have been. Now there will only ever be multiples of me.

Mary Jo Bang (1946-)

From A Doll for Throwing by Mary Jo Bang. Copyright © 2017 by Mary Jo Bang. Used by permission of The Permissions Company, Inc., on behalf of Graywolf Press, www.graywolfpress.org.

Zelfportret in de Badkamer-Spiegel

Op sommige dagen is alles een machine, en dan bedoel ik dat je alle buitenste bedekkingen moet verwijderen en dan zul je waarschijnlijk onderdelen vinden: radertjes en wieltjes die zoemen als een kunsthart, een meisje met een rode pet die de lucht bewerkt, vissen die eruitzien als blimps en visachtige blimps, een onverschillige vuurtoren die de horizon schoonveegt. Ik was niet lang een kind en toen ik dat niet meer was, was ik iets anders. Ik was dit. En dat. Een hoogoven, een stalen doolhof binnenin, de lage machinekamer van een oceaanstomer. Mijn oog herhaalt horizontaal wat ik nu al weet: er is geen weg terug om iemand te zijn die ik had kunnen zijn. Nu zullen er alleen maar veelvouden van mij zijn.

Mary Jo Bang (1946-)

Mary Jo Bang was born on October 22, 1946, in Waynesville, Missouri, and grew up in Ferguson, which is now a suburb of St. Louis. She received a BA and an MA in sociology from Northwestern University, a BA in photography from the Polytechnic of Central London, and an MFA in creative writing from Columbia University.
David Hockney

En graag wil ik nog een voorbeeld van de Poolse dichter Adam Zagajewski meegeven, dichter die in ons blog meermaals aan het fraai en dichterlijke woord kwam, zie verwijzingen onderaan.

Self-Portrait

Adam Zagajewski
1945 –
2021

Between the computer, a pencil, and a typewriter
half my day passes. One day it will be half a century.
I live in strange cities and sometimes talk
with strangers about matters strange to me.
I listen to music a lot: Bach, Mahler, Chopin, Shostakovich.
I see three elements in music: weakness, power, and pain.
The fourth has no name.
I read poets, living and dead, who teach me
tenacity, faith, and pride. I try to understand
the great philosophers—but usually catch just
scraps of their precious thoughts.
I like to take long walks on Paris streets
and watch my fellow creatures, quickened by envy,
anger, desire; to trace a silver coin
passing from hand to hand as it slowly
loses its round shape (the emperor’s profile is erased).
Beside me trees expressing nothing
but a green, indifferent perfection.
Black birds pace the fields,
waiting patiently like Spanish widows.
I’m no longer young, but someone else is always older.
I like deep sleep, when I cease to exist,
and fast bike rides on country roads when poplars and houses
dissolve like cumuli on sunny days.
Sometimes in museums the paintings speak to me
and irony suddenly vanishes.
I love gazing at my wife’s face.
Every Sunday I call my father.
Every other week I meet with friends,
thus proving my fidelity.
My country freed itself from one evil. I wish
another liberation would follow.
Could I help in this? I don’t know.
I’m truly not a child of the ocean,
as Antonio Machado wrote about himself,
but a child of air, mint and cello
and not all the ways of the high world
cross paths with the life that—so far—
belongs to me.

From Mysticism for Beginners by Adam Zagajewski, translated by Claire Cavanaugh. Translation copyright © 1997 by Farrar, Straus & Giroux, LLC. Reprinted by permission. All rights reserved.

Zelfportret


Tussen de computer, een potlood en een typemachine
gaat de helft van mijn dag voorbij. Op een dag zal het een halve eeuw zijn.
Ik woon in vreemde steden en praat soms
met vreemden over zaken die mij vreemd zijn.
Ik luister veel naar muziek: Bach, Mahler, Chopin, Sjostakovitsj.
Ik zie drie elementen in muziek: zwakte, kracht en pijn.
Het vierde heeft geen naam.
Ik lees dichters, levende en dode, die me leren
vasthoudendheid, geloof en trots. Ik probeer
de grote filosofen te begrijpen -maar vang meestal slechts
flarden van hun kostbare gedachten op.
Ik maak graag lange wandelingen door de straten van Parijs
en kijk naar mijn medemensen, opgewonden door afgunst,
woede, verlangen; om een zilveren munt te volgen
dat van hand tot hand gaat terwijl het langzaam
zijn ronde vorm verliest (het profiel van de keizer wordt uitgewist).
Naast me bomen die niets anders uitdrukken
dan een groene, onverschillige perfectie.
Zwarte vogels lopen over de velden,
geduldig wachtend als Spaanse weduwen.
Ik ben niet meer jong, maar iemand anders is altijd ouder.
Ik hou van diepe slaap, wanneer ik ophoud te bestaan,
en snelle fietstochten over landwegen wanneer populieren en huizen
oplossen als cumuli op zonnige dagen.
Soms spreken de schilderijen in musea tot me
en is ironie plotseling verdwenen.
Ik kijk graag naar het gezicht van mijn vrouw.
Elke zondag bel ik mijn vader.
Om de week spreek ik af met vrienden,
en bewijs zo mijn trouw.
Mijn land heeft zich van een kwaad bevrijd. Ik wens
dat er nog een bevrijding zou volgen.
Zou ik daarbij kunnen helpen? Ik weet het niet.
Ik ben echt geen kind van de oceaan,
zoals Antonio Machado over zichzelf schreef,
maar een kind van lucht, munt en cello
en niet alle wegen van de hoge wereld
kruisen paden met het leven dat – tot nu toe –
mij toebehoort.

eigen foto

Lees ook:


Zelfportret



Je ziet een man in de tuin

hij lijkt verzonken in zichzelf

die man ben ik, ik weet het

maar als je lang kijkt naar een foto

van jezelf verval je in gepeins -

wie je bent en wie je bedoelt

als je ik zegt, enzovoort

ik kijk en kijk in dat gezicht

en inderdaad – ben ik dat?

over het ik is veel nagedacht

ook door mij, maar de meningen

lopen nog steeds ver uiteen

ook die van mij – zoals dat gaat

met woorden die niet kunnen

worden begrepen

niemand heeft ooit zichzelf gezien

maar het verlangen blijft

naar het onzichtbare ik

je zoekt in wat er van je

overbleef een man in de tuin

Rutger Kopland

Het zelfportret geportretteerd (1):

Zelfportret in een valiesje. Pawel Althamer

Het is draagbaar. De Poolse kunstenaar Pawel Althamer gebruikt meermaals het zelfportret als methode om verschillende vormen van het ego te verbeelden. Een zelfportret als ‘The Billy Goat’,’ als ‘People of the Earth’, als reusachtige ballon (“Balloon”) van een naakte man die sterk op de kunstenaar gelijkt, en boven de stad hangt, een project dat in 2010 in Zacheta Gallery in Brugge werd voorgesteld in een tentoonstelling van Luc Tuymans.

Für Paweł Althamer steht der künstlerische Prozess im engen Zusammenhang mit Selbstanalyse und Selbsterkenntnis. Rund die Hälfte der 40 Werke, die in der Ausstellung „Paweł Althamer. Lovis-Corinth-Preis 2022“ im Kunstforum Ostdeutsche Galerie gezeigt werden, sind Selbstporträts.

I believe this was one of the first times the aerostat had been displayed in the confines of an indoor environment, where it feels very claustrophobic to say the least. The image is done in the likeness of the artist himself, but blown up to such a scale, it portrays him in a less than flattering light. In fact, I felt a bit like Jonathan Swift confronting the Brobdingnagians for the first time, especially standing next to his…well genitals, and Swift’s disgust at seeing the human body magnified to such a scale. I wonder who looks more confined: the viewers or the giant figure hovering above them?
De kunstenaar zal weldra boven Milaan hangen.

Hoor ik de lezer uitroepen dat een dergelijke ‘zelfverheerlijking’ ongepast, ziekelijk of (u vult naar eigen keuze in)……………….!! zou zijn, dan is het feit dat wij per dag zo’n miljoen selfies maken daar een ruim voldoende antwoord op. (Verwacht wordt dat je er tijdens je leven zo’n 25.700 zou nemen)

Een fragment uit een roman van Virginia Woolf:

“Er verdwijnt nu iets uit mij: er verlaat mij iets om de naderende gestalte tegemoet te treden en het verzekert mij dat ik hem ken, voor ik zie wie het is. Hoe vreemd is de verandering die je ondergaat als een vriend zich, zelfs op een afstand, bij je voegt. Hoe nuttig is het dat het tot de taak van je vrienden behoort je tot de werkelijkheid terug te roepen. Maar hoe pijnlijk om teruggeroepen, om vermurwd te worden, om toe te laten dat je ik vervalst, vermengd, tot een deel van een ander gemaakt wordt. Terwijl hij nadert word ik niet mezelf, maar Neville vermengd met iemand anders- met wie? – met Bernard? Ja, het is Bernard en Bernard zal ik de vraag stellen. Wie ben ik?”

(Virginia Woolf. ‘De golven’, roman vert. Geraldine Franken A’dam 1985. De Bezige Bij)

Self-Portrait 1914 Sir Stanley Spencer 1891-1959 Bequeathed by Sir Edward Marsh through the Contemporary Art Society 1953 http://www.tate.org.uk/art/work/N06188
This is Spencer’s first self-portrait in oil paint, made when he was around 23 years old. He painted it over the course of nearly a year in the front bedroom of his family home in Cookham. Its dark, rich colours and strong sense of three dimensionality reflect his interest in 16th-century European painting. Spencer recalled that he was inspired to paint it in this way after seeing a reproduction of a head of Christ by Italian Renaissance artist Bernardino Luini (c.1480/82–1532). (Tate Collection)

En daarmee is de vraag gesteld waarmee het fragment uit ‘De Golven’ besloot: ’Wie ben ik?’ Niet alleen de vraag naar het wezen, de kunstenaar (es) als zichzelf, maar vooral in verbinding met de wereld waarin hij leeft of leefde. In welke mate hij/zij zich vermengde of met de tijd vermengd werd of zich daartegen verzette.

Sir Joshua Reynolds
by Sir Joshua Reynolds
oil on canvas, circa 1747-1749
25 in. x 29 1/4 in. (635 mm x 743 mm)
Purchased, 1858 National Portrait Gallery London

“De populariteit van kunstenaars die zich vermommen in zelfportretten kan worden toegeschreven aan ons onvermogen om tevreden te zijn met het spelen van slechts één rol in de kunst en in het leven. Als complexe wezens met een rijk innerlijk leven is één rol nauwelijks bevredigend. We zijn niet gemakkelijk te definiëren door één enkele identiteit. Het zelfportret stelt ons in staat om een wereld te creëren waarin we uitdrukking kunnen geven aan ons verleden, onderdrukte zelf, verlangens, kwalen van de geest, intellectuele interesses of om te fantaseren dat we iemand zijn die totaal anders is dan onszelf. Het gemaskerde zelfportret kan een ontsnapping zijn naar een wereld waarin we volledige creatieve controle hebben – niet verwonderlijk in een realiteit waarin we vaak het gevoel hebben dat we weinig controle hebben. We verlangen naar een wereld waarin we vrij zijn om te zijn wie we maar willen zijn.”

Holly Marie Armishaw-Contemporary Artist.
The Philosophy of Self-Portraiture in Contemporary Art

http://www.hollyarmishaw.com/the-philosophy-of-self-portraiture-in-contemporary-art—essay.html

Zelfportret tegen palet Charley Toorop (1891-1955)

Het zelfportret is het bepalende visuele genre geworden van ons bekentenistijdperk: de hoeveelheid contemporaine zelfportretten is domweg ontelbaar. Meer mensen, uit meer landen zijn meer dan ooit tevoren geïnteresseerd in zelfportretkunst. Het zelfportret heeft kerk, paleis, atelier, academie, museum, galerie, sokkel en lijst ver achter zich gelaten. Het internet wordt tegenwoordig overspoeld door fotografische en gefilmde zelfportretten, en scholieren moeten een zelfportret maken. Zelfportretten, zo wordt vaak gedacht — en gehoopt — bieden een 
geprivilegieerde toegang tot de ziel van het model en ondervangen zo de vervreemding en anonimiteit die veel mensen in de moderne geürbaniseerde samenleving ervaren. Echte zelfportretten (en portretten die daar ten onrechte voor zijn aangezien én namaak-zelfportretten) worden in Europa sinds de l6e eeuw verzameld en bewonderd. Maar de belangstelling van vroeger valt in het niet bij de obsessie met
 het zelfportret van de afgelopen veertig jaar. Tegenwoordig vind je overal ter wereld levende kunstenaars wier hele loopbaan is bepaald door de zelfportretkunst.

“Het Zelfportret, een culturele geschiedenis, James Hall, Librero NL. 2015”

Self-Portrait, 1933. Milena Pavlovic-Barili

Kijk verder bij deze mooie collectie:

https://www.arthistoryproject.com/subjects/self-portrait

Double Isometric Self-Poretrait. Jim Dine, 1964

‘Bij het maken van een zelfportret kijkt de kunstenaar indirect. Hij heeft iets buiten zichzelf nodig om zichzelf te kunnen zien. In de spiegel kijkend geeft hij zijn eigen beeltenis weer, en de spanning die daarbij ontstaat is fascinerend. Wie of wat wordt er nu afgebeeld? Tegelijk is er de verwachting bij de aanschouwer. Wij willen de kunstenaar zien, de persoon achter het werk enigszins leren kennen. Maar kan dat wel? Is de kunstenaar wel op zijn penseel of beitel te vertrouwen? Creëert hij niet – bewust of onbewust – een beeld van zichzelf?

Het zelfportret heeft verschillende hoogtepunten gekend en je zou drie bloeiperiodes kunnen aanwijzen. De eerste begint in de late Middeleeuwen, vroege Renaissance, en loopt door tot in de Barok. De status van het vak leeft op, kunstenaars ontwikkelen een duidelijke signatuur en er verschijnen biografieën van kunstenaars. Het beroep krijgt gestalte, en de kunstenaar zelf mag onderwerp van het werk worden. Een ander hoogtepunt is de negentiende eeuw. De ideeënvorming van de Romantiek biedt veel plaats voor de kunstenaar als eenling, buitenstaander. Zo’n kunstenaar schildert ook zichzelf. Vervolgens was er een bloeiperiode tijdens het interbellum. Vanuit het expressionisme kwamen veel markante zelfportretten. Maar deze keer wilden kunstenaars zich niet presenteren als romantische eenlingen die buiten de samenleving stonden maar portretteerden ze zichzelf juist als betrokken beschouwer van de samenleving. Vaak legden ze zichzelf vast met objecten die ergens naar verwezen, om zo commentaar te geven op wat er om hen heen gebeurde.’

(Joe van der Meulen. 7 juli 2014. De Groene Amsterdammer)

Self-Portrait of the Artist with a Lamp. Henri Rousseau, 1903