‘Wat je ook doet, doe het ten volle…’

In 1915, twee dagen na de voltooiing van zijn algemene relativiteitstheorie terwijl hij in Berlijn woonde, vertelde Albert Einstein (14 maart 1879 - 18 april 1955) zijn zoon dat de weg naar geluk lag in jezelf verliezen in creativiteit en leren door te doen.
Einsteins advies, geschreven in een brief aan zijn 11-jarige zoon Hans Albert in Zürich, waar hij woonde met zijn moeder Mileva en broer Eduard 'Tete' Einstein, was duidelijk. Wat je ook doet, doe het ten volle en er zullen gevoelens van vreugde en voldoening door je heen stromen.
Hans Albert and Eduard (Tete) Einstein in Arosa, Switzerland Juli 1917

Mijn lieve Albert,

Gisteren ontving ik je lieve brief en was er erg blij mee. Ik was al bang dat je me helemaal niet meer zou schrijven. Je vertelde me toen ik in Zürich was, dat het lastig voor je is als ik naar Zürich kom. Daarom denk ik dat het beter is als we samenkomen op een andere plaats, waar niemand ons comfort zal verstoren. Ik zal er in ieder geval op aandringen dat we elk jaar een hele maand samen doorbrengen, zodat je ziet dat je een vader hebt die dol op je is en die van je houdt. Je kunt ook veel goede en mooie dingen van mij leren, iets wat een ander je niet zo gemakkelijk kan bieden. Wat ik met zoveel inspanning heb bereikt, is er niet alleen voor vreemden, maar vooral voor mijn eigen jongens. Deze dagen heb ik een van de mooiste werken van mijn leven voltooid, als je groter bent, zal ik je erover vertellen.

Ik ben erg blij dat je vreugde vindt in de piano. Dit en timmeren zijn naar mijn mening voor jouw leeftijd de beste bezigheden, beter zelfs dan school. Want dat zijn dingen die heel goed passen bij een jong iemand als jij. Speel vooral de dingen op de piano die je leuk vindt, ook al wijst de leraar die niet aan. Dat is de manier om het meest te leren, dat als je iets met zoveel plezier doet dat je niet merkt dat de tijd verstrijkt. Ik ga soms zo op in mijn werk dat ik de middagmaaltijd vergeet. Speel ook ringtoss met Tete. Dat leert je behendigheid. Ga ook wel eens naar mijn vriend Zangger. Hij is een lieve man.
Wees met Tete gekust door je
Papa.
Groeten aan Mama.

Einstein woonde in Berlijn met zijn nieuwe vlam Elsa. Mileva woonde met hun kroost in Zwitserland. Voor de relatie met zijn zoons was dat allerminst bevorderlijk. Einstein werkte daarnaast als een bezetene en had weinig tijd voor ze. “Warum hast du uns nichts weiter geschrieben?” schreef Hans Albert. Einstein vermoedde dat Mileva zijn kinderen tegen hem opzette. “Die Seele des Jungen wird systematisch vergiftet”, schreef hij verbeten in 1915 over zijn elfjarige zoon aan boezemvriend Heinrich Zangger.

Wie deze familiebrieven achter elkaar leest, krijgt een aangrijpend en spannend verhaal voorgeschoteld. Einstein wilde zo graag dat de relatie met Hans Albert verbeterde, maar dat lukte maar niet. Gelukkig volgde eind 1916 een voorlopig happy end. De echte ommekeer kwam na een vertederende brief van Einstein. Hans Albert had geschreven dat hij Latijn maar moeilijk onder de knie kreeg. Einstein schreef dat hij daar vroeger ook moeite mee had en noemde zichzelf trots een ‘Sauerkrautlateiner‘. Die geestige opmerking sloeg aan, want Hans Albert sloot een volgende brief af met ‘Deinem Sauerkrautlateiner’. Door de humor van Einstein zaten beiden dan eindelijk, na twee jaar, weer op één lijn.

Einstein ondertreepte dat door samenzweerderig te schrijven: “Solche Dick-Köpfe wie wir lernen lieber allein.” Hans Albert is een ‘Prachtskerl’, schreef Einstein aan Zangger. Zijn zoon, die later hoogleraar werktuigbouwkunde zou worden aan de universiteit van Californië, toonde daarna ook grote belangstelling voor de relativiteitstheorie.De familiebrieven zijn voor een deel verstuurd vanuit Nederland. Einstein was in Leiden benoemd tot bijzonder hoogleraar. Hij schreef aan Elsa over zijn discussies met Hendrik Lorentz en Paul Ehrenfest. Nederland sprak hem aan, schreef hij vanuit Leiden op 28 september 1916. “Die hiesigen Menschen gefallen mir durch ihr einfaches, anspruchloses Wesen und durch die hohe geistige Kultur ausnehmend.” En ook zijn ideeën kwamen in Nederland goed tot hun recht: “Meine Theorie hat hier so recht ihre Heimat gefunden.” (Robert Visscher Delta Journalistic Platform TU Delft 2006)

(‘The collected papers of Albert Einstein. Volume 10. The Berlin years, may-december 1920 and supplementary correspondence 1909-1920’, Princeton university press, 685 p., 116 euro.)

Albert Einstein

by Matthew Zapruder

only a few people 
really try to understand 
relativity like my father 
who for decades kept 
the same gray book 
next to his bed 
with diagrams 
of arrows connecting 
clocks and towers 
in the morning 
he’d cook eggs 
and holding 
a small red saucepan 
tell us his tired children 
a radio on a train 
passing at light speed 
could theoretically 
play tomorrow’s songs 
now he is gone 
yes it’s confusing 
I have placed 
my plastic plant 
in front of the window 
its eternal leaves 
sip false peace 
my worldly nature 
comforts me 
I wish we had 
a radio sunlight 
powers so without 
wasting precious 
electrons we could listen 
to news concerning 
Africa’s southern coast 
where people with giant 
colored sails 
are trying to harness 
the cool summer wind 
with its special name 
I always forget 
last night I read a book 
which said he was born 
an old determinist 
and clearly it was all 
beautiful guesses 
and I watched you knowing 
where you travel 
when you sleep 
I will never know 
Matthew Zapruder (1967) is an American poet, editor, translator, and professor.

His second poetry collection, The Pajamaist, won the 2007 William Carlos Williams Award from the Poetry Society of America, and was chosen by Library Journal as one of the top ten poetry volumes of 2006. His first book, American Linden, won the Tupelo Press Editors' Prize.[1] His most recent book of poetry, Sun Bear, brings the strangeness of poetry closer to everyday life.