Geschreven werd en wordt er, geschilderd en gedicht, kortom pakhuizen gevuld met creaties. Eens de velden gemaaid zijn door de sikkels van de tijd, blijven er allerlei resten en fragmenten liggen. Anderen werden glanzend tot letteren- of beeldenvoedsel verwerkt maar daarna door de muizen van de vergetelheid weg geknabbeld. Ook in de schuren en de serres van het internet zijn er talrijke overblijfsels van vroegere oogsten weinig of nooit meer bezocht. En het 'voorbije' is steeds sneller voorbij.
Aren lezen zal tussen de duizenden teksten en reproducties dwalen en schoonheid verzamelen die lang in het duister of de schemer van de tijd is achtergebleven en best weer het licht in de ogen kan verdragen.
‘Si le glanage est d’un autre âge, le geste reste inchangé dans notre société
qui mange à satiété.’ (Agnès Varda, Les glaneurs et la glaneuse, 2000)
‘Het rapen van achtergebleven delen van de oogst mag dan tot het verleden behoren, ook in een samenleving zoals de onze, die zich te pletter (vr)eet, ziet men gelijkaardige praktijken opduiken..’
Judith Herzberg (geb. 1934) is van een generatie die de grote woorden voorlopig voor gezien hield. Al te goed kent zij de holle leuzen, de gebralde begrippen, de machinaties van de taal zoals deze in deze eeuw plaatsvonden. Debuterend na de Tweede Wereldoorlog en na de manifestaties van de Beweging van Vijftig die de chaos en het naoorlogs puin in kaart trachtte te brengen – ‘ik bouw nauwgezet en wanhopig’ dichtte Lucebert – zochten dichters als Judith Herzberg eerder heil en heul in het kleine gebaar, in schakeringen eerder dan in primaire kleuren, in intieme waarnemingen liever dan in globale visies. Daarmee zou zij kunnen worden gezien als iemand die de Criteriumpoëzie, die van ‘het klein geluk’, voortzet. Zeker, ook Judith Herzberg heeft à la Vasalis ‘eerbied voor de gewone dingen’, maar zij heeft toch een geheel andere optiek. Zij is vervuld van wantrouwen jegens het bestaande. Zij accepteert de dingen niet zoals ze zijn en heten. Voor haar moet alles nog een naam krijgen. De taal van voorheen is onaanvaardbaar. Niet de chaos, maar wat daarna overbleef moet in de taal vorm krijgen. Dit doet zij altijd nauwgezet, een enkele keer wanhopig.
(Ons Erfdeel jaargang 36. 1993 ‘Judith Herzberg: ‘Zoals.’ Dirk Kroon)
Zoals
Zoals je soms een kamer ingaat, niet weet waarvoor
en dan terug moet langs het spoor van je bedoeling,
zoals je zonder tasten snel iets uit de kast pakt
en pas als je het hebt, weet wat het was,
zoals je soms een pakje ergens heen brengt
en, bij het weggaan, steeds weer denkt, schrikt,
dat je te licht bent, zoals je je, wachtend,
minutenlang hevig verlieft in elk nieuw mens
maar toch het meeste wachtend bent,
zoals je weet: ik ken het hier, maar niet waar het om ging
en je een geur te binnen schiet bij wijze van
herinnering, zoals je weet bij wie je op alert
en bij wie niet, bij wie je kan gaan liggen,
zo, denk ik, denken dieren, kennen dieren de weg.
Judith Herzberg. in 'Zoals' 1993
Door haar hechtheid van taal - alliteratie, assonantie en zo meer - en de hierboven aangeduide openheid, reageert een lezer op de naam die deze dichteres de dingen geeft. De bescheidenheid waarmee zij de dingen benadert is, behalve sympathiek, vooral een teken van vakmanschap. Wie tegelijkertijd ruimte laat en zeer precies omschrijft, garandeert enerzijds de beweeglijkheid van poëzie en maakt anderzijds een kleine buiging voor elk wonder en toont aldus de volle eerbied voor de ongewone dingen.
(Dirk Kroon)
.. Met onbedroefde
kinderogen vlak voor de voeten
kijken, een van de vroege
genoegens die wij delen.
Judith Herzberg
natuurlijk is er veel meer
dan enkel het lichaam
er is het oog dat alle
lichamen omsingelt en
een overwinnaar is voor de
spelende handen
alles is maar spel tenslotte
waar maak je je druk over
en waarom dans je niet
de lente maakt deuren
de wind is een open hand
wij moeten nog beginnen te leven
als ik in de gele nacht sta
op het blauwe tapijt van mijn hart
Hans Lodeizen (1924-1950)
Natuurlijk heb ik de vraag aan AI gesteld of ‘hij’ poëzie kon genereren. Dat kon. Wij zullen hier vermijden over het wezen van ‘poëzie’ te discussiëren, daar zijn avonden, kroegen, boshutten en wolkenluchten eerder voor geschikt (dacht ik) maar er werd mij dadelijk een ‘sentimentanalyse’ voorgesteld:
Een andere belangrijke techniek is sentimentanalyse, die machines helpt de emotionele inhoud van een tekst te begrijpen. Dit kan nuttig zijn bij het genereren van poëzie die bepaalde emoties of stemmingen bij zijn lezers oproept. Sentimentanalyse kan machines ook helpen om ongepaste of ongevoelige inhoud te vermijden.
Nog beter werd het indien ik ‘modellen voor natuurlijke taalverwerking (NLP) zou gebruiken:
Een belangrijke techniek voor het opstellen van AI-poëzie is het gebruik van modellen voor natuurlijke taalverwerking (NLP). NLP stelt computers in staat om menselijke taal te begrijpen en te interpreteren, wat essentieel is voor het maken van goede poëzie. Deze modellen kunnen worden getraind in grote datasets van bestaande gedichten en kunnen worden gebruikt om nieuwe te genereren. Deze techniek omvat ook het gebruik van algoritmen die op zoek zijn naar patronen in de gegevens om woorden en structuren te identificeren die vaak samen in poëzie worden gebruikt.
Er is zelfs een ‘poetry camera’. Je richt de lens op een onderwerp en bijna onmiddellijk volgt ‘een gedicht’.
Te bekijken:
https://interestingengineering.com/culture/poetry-camera-ai
En wil je haiku’s schrijven dan is daar een kant en klaar programma voor:
https://www.poem-generator.org.uk/haiku/ (helaas ‘FORBIDDEN’) Je kunt het adres kopiëren en dan werkt het wel. Of naar een heuse haiku-werkplaats:
En verder shoppen kan in de gpt-store onder de afdeling poetry:
https://gptstore.ai/gpts/categories/poetry
“The poems that ChatGPT writes are riddled with cliché and wince-worthy rhymes, but it isn’t just issues of quality that separate AI- and human-generated compositions. Poetry, whether in the style of Heaney or Dickinson or your journal from fourth grade, comes from the felt necessity to speak a truth, whatever kind of truth that might be, in a tongue that you’ve inherited or learned—or that has been imposed upon you by force or violence. That’s obvious to anyone who, for reasons they can’t fully explain, sits down and organizes their words into a pattern that’s slightly different from the language they use at the dinner table.” (
Walt Hunter is an associate professor and the chair of English at Case Western Reserve University. He is a contributing editor at The Atlantic, focusing on poetry.
De gedichten die ChatGPT schrijft zitten vol clichés en huiverwekkende rijmpjes, maar het zijn niet alleen kwaliteitskwesties die het verschil maken tussen AI- en door mensen gegenereerde composities. Poëzie, of het nu in de stijl van Heaney of Dickinson is of je dagboek uit de vierde klas, komt voort uit de gevoelde noodzaak om een waarheid te spreken, wat voor waarheid dat ook mag zijn, in een taal die je hebt geërfd of geleerd – of die je is opgedrongen met geweld of dwang. Dat is duidelijk voor iedereen die, om redenen die hij niet helemaal kan verklaren, gaat zitten en zijn woorden ordent in een patroon dat net iets anders is dan de taal die hij aan tafel gebruikt.
En dat dachten we althans in 2017. Een eeuwigheid geleden dus. Dichter bij huis, 2024 althans:
“Wat ik meenam uit het avondje robotliteratuur: AI-poezie is een vorm van conceptuele kunst. Het procedé is minstens even belangrijk als het uiteindelijke resultaat. Wanneer ik op een AI-poëzie site de regel lees, The sun is a beautiful thing/in silence is drawn/between the trees/only the beginning of light, is dat een esthetische ervaring. Dat ik niet precies weet naar welke stem ik luister – artificieel, posthumaan – maakt de dichtregel des te intrigerender.
De vraag is, denk ik: waarom zou de mens het alleenrecht hebben op het maken van kunst, op het produceren van schoonheid? Waarom kan de waarde en betekenis van kunst en schoonheid niet liggen in een netwerk van vroegere, hedendaagse en toekomstige expressievormen geproduceerd door mens, natuur en machine, zonder hiërarchie of monopolie?”
Julien Ignacio (1969)
Hij is schrijver en blogger. Redacteur van Tirade en publiceerde theaterstukken en korte verhalen.
Introduction to Poetry
-Billy Collins
I ask them to take a poem
and hold it up to the light
like a color slide
or press an ear against its hive.
I say drop a mouse into a poem
and watch him probe his way out,
or walk inside the poem’s room
and feel the walls for a light switch.
I want them to water-ski
across the surface of a poem
waving at the author’s name on the shore.
But all they want to do
is tie the poem to a chair with rope
and torture a confession out of it.
They begin beating it with a hose
to find out what it really means
Inleiding tot de poëzie
-Billy Collins
Ik vraag ze een gedicht te nemen
en het tegen het licht te houden
als een kleurplaat
of druk een oor tegen zijn nestkast.
Ik zeg laat een muis in een gedicht vallen
en kijk hoe zij haar weg naar buiten zoekt,
of loop de kamer van het gedicht binnen
en aan de muren voelen voor een lichtknopje.
Ik wil dat ze waterskiën
over het oppervlak van een gedicht
zwaaiend naar de naam van de auteur op de oever.
Maar het enige wat ze willen doen
is het gedicht met touw aan een stoel vastbinden
en er een bekentenis uit martelen.
Ze beginnen erop te slaan met een tuinslang
om erachter te komen wat het echt betekent.