KLEIN REQUIEM VOOR KINDERSTEMMEN EN OUDERPAREN

1.jpg
KLEIN REQUIEM VOOR
KINDERSTEMMEN EN OUDERPAREN
KYRIE
Geen roem of rijkdom wensten wij voor jou,
maar éénmaal nog ‘mama, papa, ik ben thuis!’ horen,
met die zachte buiging op het laatste woord
in de levenslange stilte
waarin je nu verborgen bent.
Lief kind,
ontferm je over ons.
Geen prijs of prestatie wensten wij van jou,
maar dat je éénmaal nog tussen ons mocht liggen
omdat je bang voor het donker was
in de levenslange stilte
waarin je nu verborgen bent.
Zacht kind,
ontferm je over ons.
Geen spreuk of sprookje wilden wij voor jou,
maar dat je éénmaal nog naar een verhaaltje zou luisteren
waarin het goede altijd overwint, ook
in de levenslange stilte
waarin je nu verborgen bent.
Eeuwig kind,
ontferm je over ons.

 

4.jpg
REQUIEM

Ben je moe rond te hollen in ons onrustig hoofd,
rust dan zacht,
zoals wij je slapend toedekten op de rand van de nacht.

Ben je moe van ons roepen in de donkerte,
rust dan zacht,
zoals wij je slapend naar boven droegen na een lange reis.

Ben je moe van onze waarom’s en woedes,
rust dan zacht,
zoals je dromend over zee keek of in de diepte van de sterrennacht.

Geef ons, de dolenden, de stuk gescheurde zielen
rust om jou terug te vinden
en levenslang in ons hart te koesteren.

1.jpg
GLORIA

Kom maar uit je hoge hemel, God,
want onze vrede op aarde is met de beste wil
niet meer te lijmen.
Vraag je engelen stil te zijn,
plak het paradijs dicht met pijnlijk krantenpapier.
Voor geen miljoen sterren is dit kind in te ruilen,
hoe zacht ook de lente binnenkomt,
hoe helder de merels de dag open zingen,
de bloesems de winter wegduwen.

Onze lente is ons ontnomen,
ons merel- en bloesemkind uit de tijd geschrapt.

Maar laat het geen twee keer sterven
omdat wij geen raad meer weten, en
onze wanhoop ons verpletteren zal.

Met de brokstukken van ons hart
bouwt het beetje bij beetje zijn nieuw verblijf.
Geef me plaats, vraag het.
Ween me niet weg.
Omarm mij.
Koester mij in alle kinderen.

Ik blijf bij jullie.
Voor altijd.

 

1.jpg
DIES IRAE, DIES ILLA
De kwaadste dagen duren weken, 
wijken nooit meer uit de jaren zonder jou.
In deze hel hoor ik je spreken,
zo dun en dansend als een vliegertouw.
Ik hou je vast, bang dat het zal breken
en ik alleen de harde stilte overhou.
De langste nachten waarin dromen
drinken uit je kleine kindertijden.
In deze wanen ben je thuisgekomen,
zo waar en werkelijk te misleiden
ben ik bij ‘t ontwaken  beetgenomen
en meer dan ooit van je gescheiden.
Maar in de luwte van de schaduwkant
leer ik de landkaart lezen van je aanwezigheid.
Soms voel ik de warmte van je kleine hand
en kruip ik traagjes uit mijn wintertijd.
1.jpg




CREDO

 Druppels die tussen wilde bloemen achterblijven

terwijl de rivier zich verder haast naar zee,

zullen het land bevruchten, tarwe laten ontkiemen,

de dieren drenken, de mensen laven.

Dat geloven wij.

 

Dat je zult wachten tot we uit de tunnel zijn gekropen

en je in elke lente voelbaar wordt,

dat je de volheid van de zomer vult,

met ons door de inslapende herfst trekt

en de innigheid van de winter viert.

Dat proberen wij te geloven.

 

Dat wij anders zullen leven,

jij ons op het wezenlijke zult wijzen.

Dat we verandering van je aanwezigheid

als bron van energie mogen gebruiken.

Dat hopen wij.

 

Maar wat is de wereld leeg

zonder jou.

Alles moeten we opnieuw leren.

Niets staat nog op zijn plaats.

Waar ben je gebleven?

 

1.jpg

 

SANCTUS

 Schamper heilig licht van herinnering,

foto’s waarop je nooit ouder wordt.

Weinig heilig licht op een wit scheepje

waarmee je van ons bent weg gevaren.

Donker heilig licht van de eerste lente zonder jou.

Maar sluit ik mijn ogen

dan kom je uit het helderste licht in mijn armen gelopen.

Het tedere licht waarin je beetje bij beetje komt wonen.

Heilig Licht.

 

1.jpg

 

BENEDICTUS

Kom dan, gezegende,

van wie hemel en aarde vervuld zijn

eens de donkerste nacht

door een streepje schemering gebroken is.

Kom.

 

1.jpg

 

AGNUS DEI

Op hun scheve pootjes

veranderen zij de winterweide

tot een tedere landingsbaan

voor heel jonge tijden.

 

Op je fiets met vlaggetjes versierd,

reed je langs de volkstuintjes.

Klokken geselden

de laatste morgenkou.

 

Lammetjestijd.

Je speelmakkertjes

lopen achter de meisjes aan.