57.
Terwijl Emilie vrij vroeg het ontbijt klaarmaakte, zag zij de jongen al met lange planken van de orgelkast voorbijkomen. Voor de kleine kapel had hij de onderdelen gesorteerd.
Of hij al lang aan het werk was?
Hij wees naar het bijna lege afdak waar zij vorige avond de wagen hadden gelost.
‘Nog voor de eerste hanen kraaiden, mevrouw. Hopelijk heb ik u niet wakker gemaakt.’
‘Daar heeft een ander jongetje voor gezorgd. Kijk.’
Het kind kwam de binnenkoer opgerend.
‘Zeàn,’ riep hij. ‘Zeàn!’.
Hij liet zich graag optillen en sloeg zijn armpjes rond Jean-Emile’s nek.
‘Komen de heren ontbijten?’
‘Ik heb straks nog een hulpje nodig voor het raamwerk.’
‘Die hulp staat hier voor jou. Maar eerst een stevige hap voor de arbeiders aller landen.’
‘Wat sta je daar te glimlachen, en haast je een beetje want ik kan die lat niet langer tillen.’
‘Ik dacht eerst dat u ging paardrijden. In het werkhuis van meneer Pierre zou iedereen ook wel een beetje glimlachen als ze een vrouw met een pantalon planken zagen zeulen. Maar u doet het voortreffelijk hoor. Momentje. Zie je wel, net wat ik dacht. Als we het orgel in deze richting verder monteren dan moeten de grote pijpen door het dak! Het zou het eerste huisorgel zijn met de holpijp en de prestant in open lucht. Excuseer, ik neem wel over.’
‘Maar enfin. Ik word hier bespot en becommentarieerd en als toppunt verklaart dat orgelventje dat hij niet eens dit instrument kan plaatsen zonder het dak open te breken.’
‘Ik heb een loodzware plank vast, neen niet doen!’
Ze probeerde hem ondanks zijn afwerende houding tussen zijn ribben te porren en net voor hij de onhandige last niet meer kon houden verlichtte zij het gewicht en legden ze samen de plank op de grond.
‘Pas op je vingers!’
Nog nalachend keek hij haar aan, kleurde rood en probeerde hij zich een houding te geven door met grote stappen de lengte van het instrument op de vloer af te meten.
‘De vorige eigenaar woonde blijkbaar erg ruim.’
‘Ik hoorde meneer Pierre zeggen dat het bij een voorname geestelijke uit Zaandam heeft gestaan. En ofwel heeft meneer Emile de verkeerde maten doorgegeven ofwel een zekere mevrouw hier aanwezig of…’
‘Of was er een orgelbouwer die zijn vervelende leerjongen het huis uitwilde, nieuwsgierig hoe hij dit probleem zou oplossen.’
‘Eén probleem? Minstens vijf problemen. Kijk eens naar de zijmuren. Vochtvlekken. En beste klante, wat denkt u van deze rare akoestiek, als u al van akoestiek kunt spreken want als ik luidop “mevrouw Emilie” zeg dan is de galm verdwenen nog voor ik ben uitgesproken.’
‘En als ik “meneer Jean-Emile” roep dan vallen de spinnen uit hun webben, verdwijnen de muizen naar de diepste kelders en rollen de orgelpijpen zo snel ze kunnen de deur uit.’
‘Neem uw wapen mevrouw. Ik laat me niet beledigen!’
Hij gooide haar een lange pijp toe, nam zelf een gelijkaardige in de hand en zette zich klaar om met zijn tegenstander te duelleren.
‘O kijk daar!’ riep Emilie. Terwijl hij geschrokken omkeek, stak ze hem in de hartstreek.
‘Laf, heel laf!’ riep het slachtoffer voor het met veel drama stervend neerviel.
‘Ik bewijs je alle eer, jongeman. Maar wie het tegen een vrouw opneemt moet van goede huize zijn.’
Ze wilde hem een hand toesteken om hem rechtop te trekken, maar de gevelde gaf geen krimp.
‘Ik zal je in deze kapel begraven. Wil je het huisspook worden, lieve dode man?’
Ze knielde bij hem neer.
‘Er is in verhalen ook nog een andere manier om iemand weer tot leven te wekken.’
Ze boog zich en kuste hem zachtjes op zijn wang.
Hij opende zijn ogen.
‘Uw huisspook is tot uw dienst, mevrouw,’ zei hij, de ogen vol verlangen naar ongekende velden van onnoembare vervulling.
‘Laten we dan nu op zoek gaan naar een betere plaats voor deze tweedehandse speeldoos.’
Ze gaf hem een hand, trok hem rechtop. Hij legde even zijn hoofd tegen haar schouder, zuchtte diep en klopte het stof van zijn werkkleren.
HIER EINDIGT HET EERSTE GEDEELTE
VAN DEZE VOORLOPIGE SCHETSEN ‘SPIRITUS’
Er is nu weer veel studie en stilte nodig om het verhaal te herschrijven, te hermonteren en te vervolgen. Vandaar een lange stilte die mij erg lief is geworden. Bij leven en welzijn misschien tot later.