
Terwijl jij in Spanje overwintert, woedde hier een storm-met-naam. Stormen-met-naam zijn meer te vrezen dan anonieme stevige windstoten. Bij een storm-met-naam schieten allerlei diensten in werking: parken, bossen, landelijke wegen, scholen onder bomen (kinderen jullie weten welke school te kiezen volgend schooljaar!) gaan dicht. Er komt een nationale oproep die samen te vatten is met ‘binnen blijven!’
Je zou dan denken dat je, bij dit verplichte ophokken eindelijk de tijd hebt om een rustig stuk te schrijven omtrent de innerlijke stilte of het dapper tegemoet zien van mogelijk onheil -sinds kamp Waes ten zeerste in de mode- dus klap je een oude map van ‘openbaar kunstbezit 1976 open en kom je in gezelschap van schilder Dan Van Severen bij ‘stillevens’ terecht: Flessen en appels van Paul Cezanne, en Stilleven van Giorgio Morandi, beiden van uitleg en mooie full page plaat voorzien zoals dat toen ging in 1976.
Het kunsttijdschrift vroeg telkens aan een kunstenaar, hier Dan Van Severen, een keuze te maken vanuit zijn (zeldzaam haar) specialiteit, in dit geval: de schilderkunst.

Het openingszinnetje bij ‘Flessen en appels’ zet de toon: (de juiste titel zou ‘Perziken en flessen’ zijn, volgens het Stedelijk Museum in Amsterdam waar je ‘het originele doek’ kunt gaan bewonderen, maar daar gaan we geen herrie over maken in deze bange stormtijden.)
‘Bij het werk van Cezanne krijg je altijd het gevoel alsof hij er nog aan bezig is, of het nooit ten einde is en altijd doorgaat.’ Dan volgt voldoende wit en corrigeert de auteur zichzelf:
‘En toch gaat er een volmaaktheid vanuit, je verlangt ook niet dat er nog iets aan gedaan wordt.’
Dat is mooi. En van het mooie word je rustig. Zeker ook van het mooie vervolg:
‘Het bijna herontdekken. Het altijd van een nulpunt beginnen: je krijgt de indruk alsof hij, wanneer hij voor zijn doek gaat zitten, niets meer weet. Of hij alles wat hij kent en weet en wil, opnieuw moet gaan ontdekken. Typisch voor zijn latere werken is dat hij hier de olieverf bijna als aquarel gebruikt: alles wordt daardoor immaterieler.
Het is een man die mij met Van Eyck en Mondriaan altijd erg bezig heeft gehouden, omdat ik bij hen heb kunnen doordringen tot het wezen van de schilderkunst.
Eigenlijk vind ik het zonde om er iets over te zeggen. Je kunt spreken over de eenvoud, over dat van-nul-beginnen, over dat opbouwen. Maar het schilderij verbrokkelt dan, en je moet het zoveel mogelijk heel laten. Het heeft een helderheid, een zuiverheid die door iedere ontleding kapot zou worden gemaakt. Cezanne heeft iets heel moois gezegd in een brief: ‘Je veux peindre la virginite du monde’ (ik wil de maagdelijkheid van de wereld schilderen). Je kunt hem de vader van de moderne schilderkunst noemen: het zijn Picasso en Braque en Matisse die hem ‘ontdekt’ hebben. Zij hebben de aanknopingspunten gevonden en als je goed kijkt weet je waarom.’

Is het nu omdat 1976 lang geleden is of zijn wij deze ‘helderheid’ onderweg naar 2020 verloren geraakt? Het eigen werk van Dan Van Severen (1929), overleden in 2009, is niet zo eenvoudig, bij S.M.A.K. beschreven als:
‘Dan Van Severen neemt een sterk individuele plaats in binnen het verschijnsel van de na-oorlogse niet-figuratieve schilderkunst. Obsessioneel wendt hij in zijn werk bijna steeds dezelfde strenge motieven aan van vierkant, rechthoek, ruit, cirkel, ovaal. Uit de combinatie van vierkant en rechthoek distilleert hij de kruis-vorm. Het zijn tekens en symbolen van alle tijden. Het gebruik van een beperkte reeks van kleurtonen versterkt de symbolische sfeer en ondersteunen het meditatief karakter. Om zijn vormen gevoeliger te maken, streeft hij naar een onduidelijke begrenzing van de vlakken. Daardoor wordt de geometrie aangetast en doet hij afstand van het strenge en het koude van de liniaal. ‘

Hierboven een werk van onze ‘bespreker’ uit 1969, nu in het SMAK te bekijken: ‘Blauwe compositie’, olieverf op doek. De combinatie van zijn appreciatie voor het abstracte en zijn liefde voor de stillevens van Cezanne en Morandi vormen een mooie brug tussen verschillende ‘talen’ die kunstenaars kunnen gebruiken bij hun zoektochten naar essenties.
Je vindt een uitgebreide collectie van zijn werk op:
https://nl.pinterest.com/ronny2383/dan-van-severen/
Een interview uit 2006 in ‘De Witte Raaf’ over ‘Alfabet’ en ‘Kruisweg’:
https://www.dewitteraaf.be/artikel/detail/nl/3131

En zo zijn we via dat stilleven van Cezanne bij het werk van de bespreker uitgekomen.
De storm woedt intussen in alle hevigheid.
In de tuin de grote atlasceder met ‘breekgrage’ takken; aan de voorkant van het huis een metalen stelling voor gevelwerken. Daartussen wij. Luisterend of er niet elk ogenblik een stevige tak de veranda doorboort of een stuk uit de stelling mijn werkkamer binnenbreekt.
Ik laat dus vlug Dan aan het woord over Morandi’s stilleven:
Begrippen als eenvoud, stilte, die ik bij Cezanne gebruikt heb, komen ook hier ter sprake. Toch is het helemaal iets anders. Er is een totaal andere geest in een stilleven van Morandi. Ik zie dat daar iemand achter zit, een wezen, een mens. Veel meer dan bij Cezanne.
In zekere zin heeft dat wel te maken met de penseeistreek, met die schriftuur. De schriftuur van Cezanne is abstracter. Deze is menselijker: je voelt een uiterste concentratie in dat schijnbaar achteloos, bijna kinderlijk neerschrijven van de dingen. Het is van een grote eenvoud en weemoed zelfs, ook door die ‘verkleurde’ kleuren.
Morandi heeft zich teruggetrokken en is gaan leven met zijn potjes en pannetjes. Dat zijn ook de enige dingen die hij geschilderd heeft (en soms eens een bloem of een landschap; ik herinner mij geen menselijke figuur, buiten een zelfportret op dertigjarige leeftijd).
De compositie is uiterst eenvoudig, maar vreemd: zoals hij die twee potjes vlak achter elkaar zet, waardoor je die scherpe lijn in het midden krijgt. En dan dat witte vlak en daarnaast dat grijze vlak, je denkt niet aan schaduw. Het is stil geworden. Als de schilderkunst de stem van de stilte is, dan is Morandi wel een goed voorbeeld.

Nu begint het moeilijke werk om bij de reproducties van deze werken de meest dichtbije tonaliteit te bereiken, eigen aan het werk in het museum.
Dat is een werk van enkele uren en natuurlijk heb je een ander idee via een computerscherm dat een soort heldere dia-achtergrond schept, anders, meer weerkaatsend dan het werk zoals het op doek is aangebracht.
Maar de stemmen van de stilte hebben gewerkt. Innerlijk dan wel want buiten belooft het een woelige nacht te worden.
Ik bekijk de composities, de stillevens en het werk van de bespreker. Ze brengen me naar mijn eigen stilte waarin levens hun beddingen hebben geslepen.
Niet te veel woorden meer, zeg ik. Kijken. Naar de stillevens en het magische werk van Dan Van Severen. Zijn benaderingen hebben die helderheid waarmee straks hoe dan ook een nieuwe dag begint. Twee ‘stillevens’ en een man die de schriftuur van vlakken en lijnen als taal en teken onderzoekt, tegenover het geweld van de storm: de chaos, het beschadigen en vernietigen.
Ik zie jou wandelen langs de branding, lieve Cecilia.
Elke aangespoelde golf laat een stilleven achter op het strand.
Soms ook afdrukken van mensenvoeten.
Tekens van Dan, fruit en flessen van Paul, aardewerk van Giorgio: stille tekens van leven. Merktekens. Hieronder de oorspronkelijke besprekingen van Dan in Openbaar kunstbezit 1976, nog steeds geldig.
Klik om toegang te krijgen tot Dan%20Van%20Severen%20kiest%20schilderkunst.pdf

Ook muziek kan schilderen. Luister naar Beethoven’s ‘Adagio Cantabile’ uit het strijkkwartet in G groot op 18 nr 2.
