
Je kunt iemand in de tijd zetten zoals we dat nu met Roberto Donetta doen, 1865-1932. Plaats: het Bleniodal, Valle di Blenio, ten noorden van Tessin, van de Lukmanierpas (1914) dalwaarts tot bij Biasca, Italiaans Zwitserland. ‘Schraal bergland’, zegt de reisgids.
Roberto verdiende er de kost, beladen met een zware houten kist, als zadenhandelaar. Op een van zijn tochten leerde hij de beeldhouwer Dionigi Sorgesa kennen. Die leende hem voor vijf frank per jaar een foto-apparaat zodat hij nu, na enkele jaren oefening, vanaf 1904, met nog een kist rondtrok waarin hij de omvangrijke camera en zijn decorstukken vervoerde. Zadenhandelaar en fotograaf.

Foto’s werden nu de spil van zijn leven. ‘Kunst als fotograaf’, maar te duur als tijdverdrijf, te weinig lukratief als beroep. Toch belichtte hij de volgende dertig jaar zo’n 5000 glasplaten, een gemiddelde dus van drie per week.
Onderwerpen? Zijn familie, de slager, de pastoor, boeren bij het hooien, bruiloften, begrafenissen, gevolgen van overstromingen, families, het dal, pageborenen en pas-gestorvenen, fabrieksmeisjes en muzikanten, kommuniekanten, openbare werken, klasjes, geestelijken, en zichzelf.

Sommigen schrijven hem een poëtische kijk toe, enkele beelden regisseert hij bewust, maar ik heb de vijfduizend afdrukken bekeken: de overgrote meerderheid zijn alledaagse getuigenissen van een totaal verzonken wereld die hij snel en bijna objectief fotografeerde en die daardoor vooral als documenten en kroniek van het dagelijkse bijzonder waardevol zijn.
Nu en dan echter zie je zijn eigen visie, ensceneert hij, kiest hij als een volleerd fotograaf de plaats en de acteurs. Hij noteert in zijn schriften waar, wie en wanneer en ook wel eens een zelfgemaakt gedicht:
Het leven, een gedicht van Roberto Donetta
Het is een droom, een zeepbel, een glasscherf,
een ijsblok, een bloem, een sprookje;
het is hooi, schaduwen, asse,
het is een punt, een stem, een klank,
een briesje,
een niets.

Veel heeft het hem niet opgebracht. Zijn ‘kunst als fotograaf’. Slechts lang na zijn dood in 1932, kreeg zijn werk erkenning. De vrij goed bewaarde glasplaten doken begin jaren tachtig op in een schuur van de gemeente. In 1987 volgde de eerste tentoonstelling in Tessin, ook gekend als Ticino. In het ronde huis waar hij als eigenzinnige zonderling geleefd had, het Casa Rotondo in Corzoneso, werd het Archivo Donetta uitgebouwd. Nu zijn ze ook, ten noorden van de Gotthards te zien, zelfs een boek met zijn werk verscheen. ( zie onze verwijzingen onderaan.)
Ik zie hem vooral als degene die de kleine wereld van het lang afgesloten dal nu aan de wereld kan tonen zodat onze late verwantschap duidelijk mag worden.

© Fondazione Archivio Fotografico Roberto Donetta, Corzoneso
Waarom hij toch koppig bleef verder werken?
Zijn ouders waren kooplieden uit Biasca, leefden een tijdje in Milaan. Einde van de zeventiger jaren van de negentiende eeuw keerden ze terug naar Ticino, naar Castro in het Bleniodal, waar zijn vader als militair beambte werk vond.
Wie Roberto als kind was weten we niet. We weten wel dat hij school liep, iets wat toen niet zo vanzelfsprekend was. Wel weten we uit brieven en notities dat hij graag met taal speelde en het bijzonder waardevol vond om deftig (algemeen beschaafd) Italiaans te spreken en te schrijven.
In 1886 huwt hij, 21 jaar oud, en schonk hij zijn geliefde vrouw Teodolinda -Linda, afgekort- een feestelijk gedicht met elf strofen waarin hij hen beiden een lang gemeenschappelijk leven toewenste, een wens die helaas onvervuld bleef.

Ze kregen zeven kinderen tussen 1887 en 1900. Marcellina stierf toen ze een jaar oud was. Bij de huwelijksaangifte vulde Roberto ‘boer’ in als beroep ofschoon hij nooit een stuk land heeft gehad dat hij had kunnen bewerken. Zoals velen uit het dal probeerde hij ’s winters als ‘kastanjeverkoper’ in Noord Italië geld te verdienen. Als in 1891 zijn vader stierf, erfde hij zijn post als beambte, maar dat duurde niet lang. Zittende arbeid was niets voor hem.
Hij trok naar Londen waar hij als kellner dienst deed. Verschillende streekgenoten hadden in de Engelse metropool goede zaken gedaan. Carlo Gatti bijvoorbeeld die in Londen een aantal café’s, restaurants uitbouwde en arbeid gaf aan mensen uit zijn streek zoals aan Giuseppi Pagini (1859-1913) die elf jaar kellner was bij Gati, elke verdiende penny omdraaide en vennoot werd van een van de meest gerenommeerde Londense restaurants . De miljoenen die hij verdiende investeeerde hij in het Bleniodal.
Maar Roberto Donetta was geen Pagani. Hij hield het nauwelijks 15 maanden in Londen uit en net zo arm als voordien keerde hij ontmoedigd terug naar huis.


In zijn notitieboek schreef hij naast eigen bevindingen ook allerlei dingen op die hem waren opgevallen: gedichten, anakdotes, tips voor het huishouden uit kranten en tijdschriften overgenomen, hoe je het beste muizen vangt, en wat best helpt tegen tandpijn. Hij schreef de namen op van alle pausen of goede raad zoals: ‘Geef het geld niet meer of minder waarde dan wat het waard is.’

Maar dat geld bleef het probleem, vooral als je het niet hebt. Was het zijn idee om voortaan door het dal te trekken met een zware koffer vol zaden? En wat dacht Linda van het plan ook met foto’s in hun levensonderhoud te voorzien? Want foto’s maken kost geld: foto-papier, glasplaten, chemicaliën. Het leven in het Blenio-dal was hard, want er dreigden vaak natuurrampen als lawines en overstromingen. Er woonden toen zo’n 6000 mensen in het dal, duizend meer dan nu.
Om te eten was er een eenheidsschotel van aardappelen, kastanjes, mais en een beetje roggebrood. De kindersterfte was hoog, en griep, cholera en difterie maakten vele slachtoffers. ’s Winters moesten de mannen ver van huis werk zoeken en bleef de vrouw alleen achter met de zorg voor het vaak grote kinder-aantal..

Wel kwam er in 1903 een electriciteitscentrale in het dal, en in het dorp Torre werd een chocoladefabriek geopend. Donetta heeft ze gefotografeerd. Maar vijf jaar later verwoestte een uit de oevers gebroken beek Soia beiden, en ook dat heeft hij gefotografeerd. De stichters van de fabriek, de gebroeders Cima, zorgden met geld van de rijke restaurantbezitter Pagani voor de wederopbouw. Ook voor een aansluiting met de Gotthardspoorweg die Biasca met Acquarossa zou verbinden. In 1911 waren de werken klaar. De postkoets had er twee uur voor nodig, de Trenino deed het in een half uurtje.

Van Corzoneso waar Roberto Donetta met zijn familie sinds 1900 in het Casa Rotonda woonde was het niet ver van het eindstation van dit spoor. En was het daarom dat Linda haar man verliet of eerder de constante geldnood terwijl hij per se een kunstenaar wilde blijven, een heuse fotograaf?
In 1912 trok Linda naar Bellinzona om er in de melkerij te werken. Zij en vijf van haar kinderen verhuisden, alleen de jongste, Saul, bleef bij zijn vader.

Hij bleef door het dal trekken met zaden en zijn fototoestel ook al moest in 1913 zijn uitrusting even in het pandjeshuis. Hij zorgde voor een camera uit Geneve. Op de pof.
De luxe van een studio kende hij niet dus sleepte hij zijn decors mee: doeken en tapijten waarvoor hij zijn onderwerpen kon fotograferen. Wat dus nu fris geënsceneerd lijkt was gewoon noodzaak: hoe meer mensen op een foto, hoe goedkoper. Foto’s werden in een ovaal gekaderd en verkocht.
Hoe hij de eerste wereldoorlog doorkwam, weten we niet. Hij werd steeds meer een zonderling, een “Vagabondo” werd hij in het dal genoemd. Zijn familie was intussen naar Frankrijk uitgeweken.


In de late zomer van 1932 als nicht Amelia hem in zijn Casa Rotonda wilde bezoeken, vond ze hem niet. Een gebuur haalde een ladder, drukte het karton in dat in plaats van glas de vensteropening bedekte, en met kreupelhout in zijn handen lag Roberto daar dood op de grond.
(naar gegevens va Susanne Rothenbacher in Tagesanzeiger 21 juli 2016)



The history of the Canton of Ticino, the Italian-speaking Swiss territory to the south of the Alps, was until recently profoundly marked by emigration. In fact, only after the Second World War did the Canton experience the economic development which has detennined its present-day identity. The period in which Roberto Donetta was active as a photographer in the Valle di Blenio was one characterized by extremely hard living conditions, due to a difficult terrain where arable land was limited. The contribution of emigrants to the economy of the valley consequently proved to be of vital importance (especially those who worked in France and Great Britain).

The Roberto Donetta Archives contain more than five thousand plates and about five hundred prints. The Commune of Corzoneso became the owner of the material on the death of the photographer, thus preventing its dispersal. For more than thirty years the plates had been forgotten in a bam, which contributed, possibly, towards their ultimate preservation. The Archives are housed in the Casa Comunale of Corzoneso, which is responsible for the supervision and conservation of a considerable quantity of archive material of major interest for research in both the photographic and historical fields. Donetta’s life was marked by severe economic problems which lead him to depend on public (communal) assistance. On his death the Commune of Corzoneso auctioned off the few belongings previously owned by the photographer in order, in part, to retrieve the money spent for his maintenance. Whereas his household goods did find buyers his photographic plates, on the other hand, were of interest to no one and, in consequence, remained the property of the Commune. (Marco Franciolli 2016)


1900–1932/1993
Analog print on baryta paper, sepia toning with sodium sulfide, 30 × 40 cm
Museo d’arte della Svizzera italiana, Lugano, Collection of the Canton of Ticino

Archief te raadplegen: http://www.archiviodonetta.ch

Analog print on baryta paper, sepia toning with sodium sulfide, 40 × 30 cm
Museo d’arte della Svizzera italiana, Lugano, Collection of the Canton of Ticino
