Gustave Doré De aankomst van Charon, illustratie bij ‘Divina Commedia Dante Alighieri
Sisyfus:
Bij de Styx-rivier keek Thanatos mij hoofdschuddend aan.
Zoals een hopeloze vader zijn puberzoon bekijkt.
Hij ziet nog een vleugje van het vrolijk kind
dat in het 'te -vlug-uitgegroeide' zichzelf begraven heeft
en door eigen scha en schande moet wijzer worden.
Zegt men.
Bevrijd van mijn boeien wacht ik op Charoon,
de veerman die de schimmen naar de andere oever brengt.
Zijn hand duidelijk uitgestoken om een obool te ontvangen
maak ik het hopeloos gebaar van sukkelaars
die, vergeten door de wereld, niets en niemand betalen kunnen.
Hij duwt mij ruw het water in en verdwijnt, de andere oever tegemoet.
Ik roep, maar smaak het vieze vocht van de Styx,
voel het bijten waar het een zwak plekje vindt,
en als ik, druipend de andere oever opklim,
ben ik een uitgediende verschrikking,
een walm verspreidend onding,
waarvoor medelijden gelukkig nog in enkele grammetjes beschikbaar is.
Helemaal de man die ik nu, volgens mijn plan, wilde worden:
zielig overschot, waarin de woede van een vrouw zonder begrenzing had huisgehouden,
de onderdanen het stoffelijk overschot van hun koning eindelijk
met vuisten vol wraak en jalousie bewerkten en
zelfs kinderen met fikse schopjes hem de tanden uit de mond
en de ogen uit hun kassen trapten en daarmee hem, het monster,
en hun eigen wrede soort hun verwilderde eerbied bewezen.
Persefone
Zo zocht ik Persefone op, godin van het dodenrijk en van de lente,
die in godentijden bij het bloemenplukken van haar eigen moeder Demeter werd weggerukt en daarna zes maanden in de onderwereld bij Hades moest verblijven, tijd waarin de aarde elke jaar verdorde en nauwelijks een sprietje gras de winterkoude overleefde, maar de volgende zes maanden, teruggekeerd op aarde, haar met groeien en bloeien overstelpt, wisseling die in eeuwige herhaling van seizoenen zichtbaar bleef.
In haar ogen zag ik dat mijn vrouw zich duidelijk aan mijn instructies had gehouden. En blijkbaar wisten ook mijn onderdanen van wanten toen ik als naakt dood lijf op straat te vinden was.
'Ik weet, majesteit, mij bekijken is pijnlijk voor uw goddelijke ogen,
wend uw blik af maar open nog even uw oren voor mijn verhaal.'
Ik vertelde haar dat ik door een gierige aardse helleveeg in deze toestand voor haar moest verschijnen omdat na mijn sterven mijn lichaam door dat monster van een echtgenote schaamteloos op straat was gegooid om begrafeniskosten uit te sparen.
Voer voor honden.
Dat waren haar woorden.
Voer voor honden. Kijk toch maar even.
En de offerdieren die ik tot de laatste dag had verzorgd en vetgemest om ze na mijn dood dankbaar aan Hades en Persefone aan te bieden, dienden nu voor een schranspartij waar niet alleen het wild consumeren van liters wijn maar ook pure verwensingen aan het adres van de goden ieder godvrezend schepsel tot tranen zou bewegen, om van diepe schaamte maar te zwijgen.
Persefone wilde onmiddellijk Zeus' schietkraam en zijn dodelijk vuurwerk activeren, een idee dat ik dankbaar begroette maar zachtjes afremde door haar een heel eigen wraakmethode voor te stellen.
'Stel nu, begon ik voorzichtig. Stel nu dat u mij levend en een beetje opgekalefaterd, terug naar de bovenwereld stuurt?
U kunt zich haar gezicht voorstellen als ik daar in levende lijve voor haar sta, ja?
Kijk, vrouw, zal ik zeggen. Dit is hoe een godin antwoordt op jouw walgelijk gedrag.
Ik zal ervoor zorgen dat ze elke dag gebeden lang Uwe hoogheid prijst, uw genade zal afsmeken en daarna de wereld duidelijk maakt dat eerbied voor de scheppende krachten -want wat zouden wij doen zonder Uw bezieling van akkers, wijn- en boomgaarden- dat deze erbied dus een levenstaak is, in lengte van de door u gezegende dagen.
Mijn voorstel werd enthousiast aanvaard.
'Uw wijsheid wordt al bewezen nog voor uw plan is uitgevoerd, majesteit.Stel dat u mij nog een beetje heraanpast aan haar leeftijd -zij is zevenentwintig- dan kan ik haar kordaat tegemoet treden en haar met verve wijzen op haar plichten.'
Mijn nederige restauratie-aanvraag kon op haar onmiddellijke instemming rekenen.
Omgetoverd tot bekoorlijke jongeman bracht zij mij naar de bovenwereld waar ik op een zoele zomeravond onder de geurende liguster de achtergelaten liefste zachtjes wakker kuste.
'Het is geen droom, liefste. Wie liefheeft, tot in het woeste achterland van de dood, kan zelfs de goden bedriegen.'
Eindeloos uitdeinend in nooit vermoede schoonheid lagen de beloofde aardse jaren voor ons. Eens een godin je een tweede leven gaf, mag geen andere godheid haar terugfluiten. Tot ook die jaren vervlogen en de onontkoombare je een derde en laatste keer zal meenemen.
(en dat gebeurt dan in de 5de en laatste aflevering, verwacht het onverwachte!)