DIALOGEN MET JEZELF (2)

P5140002.jpg

Beetje oneerbiedige kijk was dit, plotseling opgemerkt bij een wc-sessie: zonlicht dat de badkamer inviel en het mooie Italiaanse beeldje op de tegelvloer projecteerde. Niet alleen de mooie licht-inval, of de toevallige verschijning maar vooral het idee van Plato’s grot waarin wij allen zitten opgesloten en tenslotte slechts schaduwen van de buitenwereld voor waar aannemen.

P5140004.jpg

Natuurlijk kan ik het uit zijn schaduwbeeld verlossen door het je hier te tonen zoals ik het ooit op een antiekmarkt in het Italiaanse Lucca kocht na de nodige theatrale ‘no-no-no’ als antwoord op mijn volgens de verkoper veel te lage prijs en ik slechts bij schouderophalen en ciao het toch nog bijna nageworpen kreeg, in een krant gedraaid, dit alles als antwoord op mijn cultuurbarbarisme: een vreemdeling die voor een prikje de kunstschatten van deze prachtige streek verwierf.

P5150001.jpg

Het is uit zacht lindehout gemaakt, waarschijnlijk laat achttiende eeuw en het joch heeft ooit duidelijk iets ondersteund of gedragen dat tot meerdere eer van God en Omgeving heeft bijgedragen. Zijn rechterknie gebogen staat hij bevallig mooi te wezen en aan de lachende gezichtsuitdrukking te zien was hij het helemaal eens met het voorwerp en/of de tekst die hij hoog boven zichzelf in de lucht stak.

In feite is zijn achterkant nog mooier als je een beetje meer heidens, zoals ik,  de schoonheid aanvoelt. Pas daar valt de lijn van zijn hemels lijfje op en zie ik nu voor het eerst dat hij zijn rechter duimpje mist waardoor zijn dienstbaarheid om het hogere te tillen verkleinde tot aards mooi-wezen.

Op zichzelf is dat al een volgende projectie: verjaagd worden uit het paradijs met de troost een bevallig lichaam over te houden dat althans tijdens de engelen-jaren enigszins het heimwee naar de tuin van Eden tegemoet komt. Je zou kunnen beweren dat -mocht hij toch nog zijn stralenkrans of ander heilig symbool kunnen optillen- hij nog mooier was geweest, vervuld van het goddelijke enz. Maar daar haak ik af.  Ik ben zelf niet alleen mijn denkbeeldige duim maar ook nog een onbestemd aantal andere hemelse attributen kwijtgespeeld, de jaren van het joch lang voorbij en met de verwantschap van het beschadigde vertrouwd. P5150002.jpg

Ons wantrouwen tegen de ‘achterkant-van-het-bestaan’ spruit waarschijnlijk uit de dubbelzinnigheid voort dat niet alleen de afscheidingsfuncties maar ook een vorm van vleselijk beminnen niet tot de zuivere artis amoris behoren terwijl de aantrekkingskrachten die ons naar elkander drijven zich daar niets van aantrekken en zelfs in de allerheiligste afbeeldingen zijn binnengeslopen ter troost en lering, of beter nog zoals mijn grootvader zei: wat een voorkant heeft, kan niet zonder achterkant bestaan.

Ik bedoel maar: of het nu de schaduw was, of het beeldje uit lindehout, het blijft een projectie zoals het woord een poging is om een idee te ontbolsteren, om een werkelijkheid zichtbaar te maken zonder afbeelding maar met ver-beelding.

En net zoals de houtsnijder, de beeldhouwer de kunst van het weglaten in zijn vingers heeft, zo probeert de schrijvende mens weg te laten wat er niet of weinig toe doet om -indien mogelijk- essenties over te houden al doet dit woord aan ‘vluchtigheid’ denken, aan ‘vervliegen’, ‘verdampen’.

Het is dus een vermoeiend bedrijf. Het uiterste streven lees je bij Johannes: het woord is vlees geworden. Het barok-engeltje kan een opstapje zijn, de geliefde een duidelijk bewijs maar probeer bij ontstentenis maar eens om zijn/haar schoonheid in woorden te vertalen.

Muziek is een noodoplossing. De gelukzakken die met notenschrift kunnen werken beseffen niet wat een woordenslaaf moet lijden.