‚De veranderingen die zich in de hedendaagse wereld hebben voorgedaan, hebben onze perceptie van de gebeurtenissen in 1914 beïnvloed.’
Was in de jaren zestig, zeventig, tachtig van de vorige eeuw deze oorlog nog nauw verbonden met een soort nostalgie die het gemakkelijk maakte de gebeurtenissen in 1914 als een soort Edwardiaans kostuumdrama te ervaren, nu valt ‚de rauwe moderniteit’ ervan op.
Ik heb dat gevoel ook als ik de boeken van Tuchman lees bijvoorbeeld. (Proud Tower, a portrait of the world before the War 1914-1918) waarin zij het voorbije in een ‚grijs verleden’ plaatst.(ornamentalisme in de geschiedenis)
‚Aan het begin staat een ploeg zelfmoord-aanslagplegers en een stoet auto’ s. Het bloedvergieten in Sarajevo werd voorbereid door een organisatie van verklaarde terroristen met een cultus van zelfopoffering, dood en wraak, maar het was geen territoriaal gebonden organisatie. Ze had geen duidelijk geografisch of politiek centrum maar was over politieke grenzen heen versnipperd in cellen, de verantwoordelijkheden waren on bestemd en voor zover ze banden had met soevereine regeringen bleven die ondoorzichtig, verborgen en in ieder geval zeer moeilijk uit te pluizen van buiten de organisatie.
Je zou dus zelfs kunnen zeggen dat juli 1914 minder ver van ons af staat en in onze tijd minder onbegrijpelijk is dan in de jaren tachtig. Met het eind van de Koude Oorlog heeft een systeem van bipolair machtsevenwicht in de wereld plaats gemaakt voor een complexer en minder voorspelbaar krachtenveld dat zowel wereldrijken in verval als opkomende machten omvat- een situatie die vanzelf associaties opwekt met het Europa van 1914. Het perspectief is verschoven en dat maakt het interessant om vanuit ons nieuw perspectief nog eens te kijken naar de vraag hoe in Europa in 1914 de vlam in de pan sloeg. Als we die uitdaging aangaan, kan dat niet betekenen dat we het heden eenvoudigweg centraal stellen en het verleden toesnijden op de huidige problemen, maar alleen dat we die kenmerken van het verleden aan het licht brengen die vanuit ons huidig perspectief beter herkenbaar worden.’ (p18-19)
In veel studies wordt de aanslag in Sarajevo behandeld als niet meer dan een voorwendsel, een gebeurtenis die niet veel te maken had met de werkelijke krachten wier interactie tot de oorlog heeft geleid.
In een recente analyse (2004) verklaren de auteurs dat de moorden op zich niets hebben veroorzaakt, maar wat de naties met elkaar in oorlog bracht was het gebruik dat van die gebeurtenis werd gemaakt.
En wie de naam Sarajevo hoort weet dat ook onze ethische interpretatie is verschoven. Het door Servië gedomineerde Joegoslavië kwam als overwinnaar uit de oorlog en zo bleek de aanslag achteraf gerechtvaardigd, althans dat dachten de Joegoslavische autoriteiten die wat graag de voetstappen van de moordenaar in brons hebben gegoten vergezeld van een plaquette ‚ter ere van de eerst stappen naar de vrijheid van Joegoslavië’.
‚In een tijdperk waarin het nationale ideaal nog ver was en veelbelovend, bestond er een intuïtieve sympathie voor het Zuid-Slavische nationalisme en kon het zwaarlijvige multinationale gemenebest van de Habsburgers niet veel goed doen. De Joegoslavische oorlogen van de jaren negentig hebben ons weer met onze neus gedrukt op de moorddadige kant van het Balkan-nationalisme. Sinds Sebrenica en het beleg van Sarajevo stellen we ons Servië niet meer zo licht voor als een loutere speelbal of slachtoffer van de politiek van de grote machten e zijn we sterker geneigd het Servisch nationalisme te zien als een historische kracht op zichzelf. Vanuit het perspectief van de hedendaagse Europese unie neigen we tot een vriendelijker- of althans minder minachtende- kijk op de verdwenen keizerlijke lappendeken van het Habsburgse Ooostenrijk-Hongarije.’ (19-20)
Het is daarbij voor ons minder makkelijk de twee moorden in Sarajevo af te doen als een louter incident met weinig causaal gewicht. De auteur verwijst naar de aanval op de Twin Towers, september 2001. Hoe een eenmalig symbolisch incident -hoe diep ook geworteld in grotere historische processen- het politieke landschap onomkeerbaar kan veranderen, oude ideeën achterhaald kan maken, en nieuwe een onvoorziene urgentie kan geven. Dus is het geen demonisering van de Servïers als we Sarajevo en de Balkan weer midden in het verhaal plaatsen en het zal ons dwingen inzicht te krijgen in de krachten die inwerkten op en via de Servische politici, officieren en activisten wier gedrag en beslissingen mede hebben bepaald welke gevolgen de aanslag in Sarajevo zou hebben.
De auteur probeert met ‚Slaapwandelaars’ de crisis van juli 1914 als een ‚modern verschijnsel’ te begrijpen.
De vraag is zozeer waarom de oorlog er kwam als wel hoe dit kon gebeuren. En natuurlijk zijn en hoe en waarom onlosmakelijk met elkaar verbonden, maar ze voeren ons naar verschillende richtingen.
‚De vraag naar het hoe, dwingt ons nauwgezet te kijken naar de opeenvolgingen van interacties die bepaalde uitkomsten hebben gehad. de vraag naar het waarom daarentegen leidt tot een zoektocht naar dieper liggende en categorische oorzaken: imperialisme, nationalisme, bewapening, bondgenootschappen, de financiële wereld, ideeën van nationale eer, de mechanismen van de mobilisatie. De vraag naar het waarom bevordert een zekere analytische helderheid, maar kan het beeld ook scheeftrekken doordat hij het gezichtsbedrog oproept van een gestaag oplopende causale druk: de factoren stapelen zich op en drukken neer op de gebeurtenissen, en politieke actoren vervallen tot loutere instrumenten van lang gevestigde krachten die buiten hun macht liggen.
Het verhaal dat dit boek vertelt is daarentegen verzadigd van menselijk initiatief. De centrale besluitvormers, koningen, keizers, ministers van buitenlandse zaken, ambassadeurs, legerleiders en legioenen lage ambtenaren, zijn met gerichte, afgemeten stappen het gevaar tegemoet gelopen. Het uitbreken van de oorlog was de culminatie van ketens van besluitvorming door politieke actoren met bewuste doelen die in staat waren tot een zekere mate van zelfreflectie, die een reeks opties konden onderscheiden en zich de best mogelijke oordelen vormden op basis van de beste informatie waarover ze konden beschikken. Nationalisme, bewapening, bondgenootschappen en financiële belangen hebben allemaal deel uitgemaakt van het verhaal, maar het gewicht dat ze in de verklaring van de gebeurtenissen dragen, wordt pas zichtbaar in de beslissingen die in combinatie met elkaar tot het uitbreken van de oorlog hebben geleid.’ (20-21)
Vragen naar het waarom zet dadelijk de vraag naar schuld vooraan, een vraag die al gesteld werd nog voor de oorlog uitbrak overigens. het bronnenmateriaal is vergeven van de beschuldigingen want we kijken naar een wereld waarin de agressieve intenties altijd werden toegeschreven aan de tegenstander en de defensieve blijkbaar alleen in het eigen kamp thuishoren.
‚In sommige van de interessantste recente teksten over deze oorlog wordt gesteld dat de oorlog verre van onvermijdelijk was, maar wel ‚onwaarschijnlijk’ – althans tot hij uitbrak. De gevolgtrekking hieruit zou zijn dat het conflict niet uitbrak als gevolg van een langdurige aftakeling, maar van incidentele schokken voor het internationale systeem. Of men deze visie nu deelt of niet, ze laat ruimte voor een element van toeval. En hoewel sommige ontwikkelingen die ik in dit boek bespreek ondubbelzinnig lijken te wijzen in de richting van wat in 1914 werkelijk uitkwam, lijdt het geen twijfel dat er voorafgaand aan de oorlog ook veranderingsfactoren aan het werk waren in de richting van andere, niet verwerkelijkte uitkomsten. Met dat gegeven in het achterhoofd laat ik in dit boek zien hoe de fragmenten van de causaliteit samenkwamen die, eenmaal op hun plek, de oorlog mogelijk hebben gemaakt, maar ik probeer dat te doen zonder de uitkomst als onafwendbaar voor te stellen. Ik heb een open oog willen houden voor het feit dat de in dit boek beschreven mensen, gebeurtenissen en krachten de kiemen in zich droegen van een andere, mogelijk minder verschrikkelijke toekomst.’ (22-23)
We willen hem de volgende weken volgen in die zoektocht.