
Net voor het onweer
is het angstwekkend
stil.
Natuurlijk is de vrome stilte in de tuin mij lief, Jozef. De stilte waarin het bier wordt gebrouwen in Westmalle, met de geduldige ziel naar het licht dat via de scheuren in ons wezen zijn weg vindt. (met dank aan Rumi en Cohen)
Ook de woestijn of de straten ’s nachts in deze provinciestad terwijl ik dit schrijf stralen harde of zachte stilte uit. Het huis waarin het kind eindelijk de slaap vindt of de vrede van de bijna honderdjarige vader, beiden in het soelaas van het bewusteloze. Als jongen wandelde ik graag ’s nachts. Luisteren naar de bewustelozen. Of je hun dromen kon horen?
Het bewusteloze waarin onze dappere hersenen de plooien niet meer moeten gladstrijken (of juist wel?) maar toch verder werken en ons met droomgestalten bedenken. Stel je voor dat ze ons al eeuwen voorhouden: dit dromen, mens, is de werkelijke werkelijkheid.
Ik weet dat jouw wereld-verbonden ziel het geraas van beelden en woorden kan missen. Maar mijn liefde voor het woord, de onuitgesproken woorden waarmee we onze angsten voor diezelfde wereld en ook de hoop kunnen vormgeven vanuit onze schamele eigenheid, ligt in dezelfde betrokken lijn. Onze woorden mogen niet verstillen.
Ik heb het idee dat het gekwetter aan de buitenkant en de pogingen tot ‘forse’ woorden aan de politieke binnenkant ons verlammen. Je uit-spreken is in deze tijden niet meer vanzelf-sprekend.
Natuurlijk bedoel ik hiermee het bekend maken van je opgedane bevindingen en niet het gekwaak in de weinig sociale media-vijvers. Tijd voor een canon:
‘Neem mij in de hand,
‘k zal in ’t kort verklaren
wat mij hier in ’t land
al is wedervaren.’

De welige wildgroei uit de zestiger-zeventiger jaren biedt te weinig humus waarin op een vanzelfsprekende manier het gedurfde kan bezinken. Beweert men.
Het neo-liberalisme in samenklank met de opeeenvolgende monetaire crisissen zag in deze wildere tijden de oorzaak voor alle kwaad, de wortel van al wat mis ging, misgaat en zal mislukken.
Met dezelfde ijver waarin tijdens de dertiger jaren van de vorige eeuw de decadente twintiger-jaren aan de schandpaal moesten, met 1929 als triestig hoogtepunt, hoor je nu dezelfde roep naar zekerheid waarin vals heimwee en opgeklopt straatlawaai niet dadelijk een klimaat vormen om hart en ziel te openen.
Een Dutroux-affaire en de recente vluchtelingen-crisis hebben nog een extra verlammende uitwerking die de menselijke zoektocht naar persoonlijk evenwicht -lees ‘geluk’- ten zeerste bemoeilijken.
We praten in deze tijden graag in slogans. Een beetje zin voor geschiedenis zou ons moeten behoeden voor onomkeerbare processen waarin de dictatuur (iemand moet het doen!) het persoonlijk woord de nek omwringt en een suizende stilte op het terrein achterblijft, angst het proces voltrekt: stilte in ons aller-zielen. De stilte voor het onweer.

Lezend over de nieuwe bevindingen in het hersenonderzoek leerde ik dat de munt-eenheid van onze geest het creëren van ‘voorstellingen’ is. We zijn in staat onszelf en onze omgeving voor te stellen, deze voorstellingen te manipuleren en erover na te denken. (Antonio Damasio: ‘Het zelf wordt zich bewust’.)
We kunnen objecten oproepen uit de grote voorraadschuren van ons geheugen en daarmee het onbekende van de toekomst vorm geven, stabiliteit verschaffen.
Over de ‘gevoelens van emotie’ (de term is ook van Damasio) moet ik zeker een aparte brief schrijven want daarin ligt een nog grotere mogelijkheid die naar mijn aanvoelen niet of helemaal verkeerd gebruikt wordt.
Ons denken, hoe vreemd ook, speelt zich af met ‘woorden’. Ga maar eens na wat je nu aan’t denken bent. Als je dat zelfs voor je zelf wilt uitdrukken dan moet je dat doen in woorden, eigen aan je taal, opvoeding, opleiding enz.
Het is ook niet voor niets dat in grote religieuze en sacrale gebeurtenissen het woord zo belangrijk is. Het bezweert, is zelfs bij God, of is zelfs helemaal mens geworden.
Het hanteren van woorden zal in belangrijke mate je zelfbeeld bepalen. Ook van onuitgesproken woorden of woorden die je in het dialogeren met jezelf gebruikt.
In een school-opleding die het vooral voor ‘wetenschap’ heeft zou men moeten beseffen dat het hanteren bijvoorbeeld van analogieën in het talige denken een noodzaak voor concepten over onzelf en de wereld is.
(Douglas R. Hofstadter en Emmanuel Sander, Analogie, De kern van ons denken, Atlas Contact, 55 euro (!))
Jouw woord is de enige weg naar de ware demos-kratos. Een volk ‘zonder eigen woorden’ is klaar voor de dictatuur.
Het talige vergroten bij kinderen en dit op allerlei manieren, liefst zo dicht mogelijk bij zijn/haar wereld is basis voor wetenschap, kunst en een goed, dus gelukkig leven.
Het ‘gehoord’ worden is dan de volgende stap. Daar is dan ook veiligheid en dus moed voor nodig. Spreek (schrijf, teken, roep, zing) je uit. Ik weet het. ‘Ze weten je vlug wonen,’ zei iemand uit een nabij land me. Laten we dan met twee, drie, tien, honderd,één miljoen zijn om ons te blijven uit-spreken. Boven het gerommel van het onweer.
