
In vroeg septemberlicht, maar in de late namiddag:
op de rand van zondagavond
waarop engelen van deze soort zich graag bewegen.
(In feite wil hij een selfie nemen, kijk
hoe hij de juiste stand al in zijn vingers heeft.)

Gezien zijn jaren neemt hij ons de maat.
Zijn lichte glimlach zegt genoeg:
vliegen zal nog voor de duiven zijn,
maar vleugels zijn al jaren in de maak.
Hij vreest de winter niet, vroeg donker
geeft dromen tijd voor een traag verhaal.
Houten wieken geen bezwaar.
Ogen weten zwaarte te bezweren.

In de diepte van de nacht hoor ik hem soms zingen.
‘Nos esprits libres et contents
Vivent en ce doux passe-temps.’
Mijn oude ziel zingt zachtjes mee.
Ironie is hem niet vreemd.
