Ostermorgen (Paasmorgen) Casper David Friedrich, circa 1828-35

Full many a glorious morning have I seen
Flatter the mountain tops with sovereign eye,
Kissing with golden face the meadows green,
Gilding pale streams with heavenly alchemy …

(William Shakespeare, uit Sonnet 33)

Soluppgång över taken. Motiv från Stockholm (Sunrise over the Rooftops. Motif from Stockholm), by Eugène Jansson, 1903.

Dageraad. Het langzaam verdwijnen van de nacht in het licht van de opkomende zon. Terwijl ‘zonsondergangen’ eerder geliefde beelden met een zekere melancholie zijn, mag het verschijnen van het eerste licht wel eens op minder sympathie rekenen, zelfs bij een tijdgenoot van Shakespeare, John Donne.

The sun rising

Busy old fool, unruly sun,
 Why dost thou thus,
 Through windows, and through curtains call on us?
 Must to thy motions lovers’ seasons run?
 Saucy pedantic wretch, go chide
 Late school boys and sour prentices,
 Go tell court huntsmen that the king will ride,
 Call country ants to harvest offices,
 Love, all alike, no season knows nor clime,
 Nor hours, days, months, which are the rags of time …
Zonsopgang boven de Oka rivier Victor Ivanovich, midden 20ste eeuw/

Ook T.S. Eliot beschrijft met gemengde gevoelens zijn ‘Morning at the Window’

Morning at the Window

They are rattling breakfast plates in basement kitchens,    
 And along the trampled edges of the street    
 I am aware of the damp souls of housemaids    
 Sprouting despondently at area gates.    
 The brown waves of fog toss up to me            
 Twisted faces from the bottom of the street,    
 And tear from a passer-by with muddy skirts    
 An aimless smile that hovers in the air    
 And vanishes along the level of the roofs.

(uit Prufrock and Other Observations, 1920)
Edward Hopper Cape Cod Morning

Nog anders wordt het als het morgenlicht met iemand gedeeld kan, moet worden: een baby’tje in de mooie tekst van Sylvia Plaths ‘Morning Song’. Eerst de tekst en daaronder een ‘visual annotation’ van Sylvia Plath’s ‘Morning Song’:

Morning Song

Love set you going like a fat gold watch.
The midwife slapped your footsoles, and your bald cry   
Took its place among the elements.

Our voices echo, magnifying your arrival. New statue.
In a drafty museum, your nakedness
Shadows our safety. We stand round blankly as walls.

I’m no more your mother
Than the cloud that distills a mirror to reflect its own slow
Effacement at the wind’s hand.

All night your moth-breath
Flickers among the flat pink roses. I wake to listen:
A far sea moves in my ear.

One cry, and I stumble from bed, cow-heavy and floral
In my Victorian nightgown.
Your mouth opens clean as a cat’s. The window square

Whitens and swallows its dull stars. And now you try
Your handful of notes;
The clear vowels rise like balloons.

Plath with her children Frieda and Nicholas, 1963. (Writer Pictures)

Er staat zelden wat er staat, en dat geldt voor beeld en woord. In het teken verschuilt zich een complexe gelaagde werkelijkheid. Dat is het mooie van het kijken en lezen: het eerste licht vergeet de nacht niet. Wel kan het troostend zijn, de boze dromen helpen oplossen, maar tegelijkertijd wordt de dag in zijn totaliteit zichtbaar. Of het de nachtegaal was, vraagt de geliefde, terwijl wij weten dat de zoete nacht voorbij is. Maar kijk je als Turner naar de daken van Venetië dan duurt het dromen nog wel even.

De daken van Venetië met de Campanile van San Marco en San Giorgio gezien vanuit Hotel Europa (Palazzo Giustiniani) Turner 1840

En met de Muze neem ik je mee naar de tekst van Arthur Rimbaud. Er is een mooie Nederlandse vertaling van Paul Claes maar laten we toch maar de originele tekst lezen uit zijn bundel ‘Illuminations’. Er zijn zeker honderd verklaringen voor deze tekst, deze morgendroom van een vrij jonge dichter. In ‘Aube’ is het de laatste zin die wellicht een sleutel kan zijn: ‘Au reveil il était midi.’

Aube

J’ai embrassé l’aube d’été.

 Rien ne bougeait encore au front des palais. L’eau était morte. Les camps d’ombres ne quittaient pas la route
 du bois. J’ai marché, réveillant les haleines vives et tièdes, et les pierreries regardèrent, et les ailes
 se levèrent sans bruit.

 La première entreprise fut, dans le sentier déjà empli de frais et blêmes éclats, une fleur qui me dit son nom.

 Je ris au wasserfall blond qui s’échevela à travers les sapins : à la cime argentée je reconnus la déesse.

 Alors je levai un à un les voiles. Dans l’allée, en agitant les bras. Par la plaine, où je l’ai dénoncée au coq.
 A la grand’ville elle fuyait parmi les clochers et les dômes, et courant comme un mendiant sur les quais de marbre,
 je la chassais.

 En haut de la route, près d’un bois de lauriers, je l’ai entourée avec ses voiles amassés, et j’ai senti un peu
 son immense corps. L’aube et l’enfant tombèrent au bas du bois.

 Au réveil il était midi.

 Arthur Rimbaud, Illuminations
La Muse au lever du soleil Alphone Osbert, 1918

Tenslotte een lied, ja zelfs een chanson over de het vroege licht. Een prachtige tekst, een net zo prachtige muziek en interpretatie om de kwaliteit van de productie niet te vergeten. ‘De zotte morgen’ van Jef Vanuytsel muzikaal gearrangeerd door Frans Ieven. Een monument.

De zotte morgen

De nacht sluipt weg de lucht verbleekt
 De schimmen vluchten zwijgend
 En aan de verre horizon
 Begint de zon te stijgen
 En daar trekt uit de nevel op
 De klaarte van de dageraad
 Met in zijn schoot geborgen
 De zotte morgen
 De stad ontwaakt de eerste trein
 Breekt door de stilte en op zijn
 Signaal begint de wildedans der dwazen
 De mens kruipt uit zijn ledikant
 Denkt aan zijn werk en met zijn krant
 IJlt hij nog halfslaperig door de straten
 De wereld herneemt zijn zotte zorgen
 Het ritme van de zotte morgen
 Nu kleurt de einder rood en valt
 De kou zacht door de ramen
 De stilte vlucht voor al't lawaai
 Dat opstijgt uit de straten
 En daar is dan de morgen weer
 Een schaterlach en elke keer
 Verdrijft hij zonder schromen
 De nacht de dromen
 De stad wordt wild en auto's razen
 Door zijn poorten en de laatste
 Rust wordt uit zijn schuilhoek gedreven
 Vogels vluchten vol verdriet
 Uit zijn torens want hun lied
 Wordt nu door niemand meer begrepen
 Mensen lopen naast elkaar
 Een verre groet een stil gebaar
 Want alles wordt nu door de tijd gemeten
 De wereld herneemt zijn zotte morgen
 Het ritme van de zotte morgen
 Maar't land zelf slaapt zijn roes nog uit
 Diep onder't loof verscholen
 Hier komt geen mens of geen geluid
 D? oneindige rust verstoren
 Terwijl de stad nu raast en schreeuwt
 De morgen zijn bevelen geeft
 Wordt hier bij't ochtendgloren
 De dag geboren
 En ook de kinderen en de dwazen
 Blijven tussen de rozen slapen
 Ver en veilig geborgen
 Voor het ritme van de zotte morgen

Solen (de zon) Edvard Munch circa 1910-13

Bij ‘-WEGWIJZER-‘ bovenaan hebben we ook het jaar 2020 bereikbaar gemaakt zodat je elke bijdrage van dat jaar afzonderlijk kunt aanklikken. De jaren 2018-2019-2020 bevinden zich helemaal onderaan. Aan de jaren 2011-2017 wordt verder gewerkt. De jaren 2004-2009 zijn ook per bijdrage bereikbaar.