Glenn Priestley (1955) Vertrouwen op het intuïtief bewustzijn

Glenn Priestley oil on canvas Yonge street 167 x 218cm
“Many people had not thought of using the suburbs as subject for art so it was all very new. When we moved to Fredericton I found the natural landscape ‘pretty’ and ‘picturesque’ and quite conventional for an artist. It was very beautiful… but it was not my subject."
Originally from Toronto, artist Glenn Priestley spent his formative years in Scarborough, Ontario, where he attended the Vocational Arts Program at Cedarbrae Collegiate Institute and graduated from the Ontario College of Fine Arts Programme. He has since taught drawing and painting at numerous institutions, most notably in the drawing and painting department at the Ontario College of Art (now OCAD) from 1989 through 1996, when he left Ontario and moved with his family to Fredericton, New Brunswick.
Glenn Priestley Midway
"I also did not realize how much of an emotional content was tied into what I wanted to paint. I had no experiences here (yet) and did not feel I could be ‘authentic’ in creating work about this region. It was all so new.
Having a young daughter I slowly found my voice. I was now a parent and it was a natural thing to see a child experience new things and brought me into the world of kid’s culture. Fairs, school, sports, family events etc. great gatherings of people and excellent subject matter for an artist interested in figurative composition. Over time I became familiar with the area and I now have emotional associations and experiences here, which allowed me to speak in what I feel is a natural and my “authentic” voice. I now feel part of the place, but this took time.” (Deanne Musgrave in The East 2017)
Georgia Glenn Priestley

Het bekijken van zijn werk kan vooral intrigerend zijn voor de maritieme kijker; bekende gezichten, nostalgische voorwerpen en plaatsen worden gepresenteerd met dezelfde beeldtaal als een vorstelijk portret uit de 17e – 19e eeuw of een goddelijk altaar uit de Middeleeuwen of de Renaissance. Door zijn meesterschap heeft hij het vermogen om de alledaagse aspecten van het leven te verheffen: tweedehands winkelen, een winkelcentrum afstruinen of eten bij Kentucky Fried Chicken worden verheven tot het sublieme niveau van barokke, klassieke of Romaanse schilderkunst. Elke figuur is zorgvuldig geplaatst om de blik rond het doek te leiden naar de betekenislagen die in elke spleet verborgen liggen. (ibidem)

Glenn Priestley Collector 2013
“It is important to trust your intuitive unconscious mind and let the drawing develop on its own. The key when starting a large figurative drawing is to be an explorer, do not go in with a fixed agenda. Interpret what is happening, take chances and make intuitive decisions as to where things are going, because… you really shouldn’t know. You should be ‘beyond thought’ when drawing. You must hand yourself over to the process. This is very, very important.”
‘Stardust’

Wat je ziet is geen kopie van een werkelijk tafereel maar een uitgekiende compositie waarin personages en dingen zoals allerlei speelgoed in elkaar overlopen. Je moet ‘voorbij het denken’ en zoals (kleine) kinderen vertrouwen op het magische. Bezoekers van het atelier kunnen als personage opduiken in latere werken, maar ook de bekende vaak commerciële speelgoed-figuratie krijgt toch een toverachtige glans door compositie en atmosfeer.

Balloon-man
Other than Priestley’s mastery of composition, he has a deep understanding colour. Often making comparisons to music, he understands that colours need to be placed in a sequence similar to pitches in a musical chord to create harmony. There is an inner glow created by this sequence that is undeniably Priestley and it is informed by many 19th landscape paintings, such as Frederic Church or Albert Bierstadt. In reviewing “Batman”, it is clear that the band of turquoise in the little girl’s hat, as well as, her pink jacket is carefully echoed on the opposite side of the painting by the colours of the cotton candy. There are many relationships like this if you look deeply into the painting.  The colours are carefully sequenced to create an inner glow. (Deanne Musgrave in The East 2017)
Batman

Uiteindelijk komt het allemaal neer op Priestley’s obsessie met verf, kleur en de taal van de beeldende kunst. Als een alchemist op zoek naar het recept voor goud, brengt hij uren door met het mengen van kleur. Hij benadrukt uitvoerig hoe belangrijk het is om de perfecte volgorde van kleuren voor een schilderij te vinden en dat een kunstenaar veel tijd moet besteden aan het mengen van kleuren voordat hij zelfs maar aan een werk begint. De kleurvolgordes die hij kiest grijpen ook terug op de 19de-eeuwse Romantische schilderkunst. Onbewust is de toeschouwer vertrouwd met deze kleursequenties omdat hij ze al vele malen eerder in musea heeft gezien, wat een extra gevoel van nostalgie creëert. (ibidem)

"Er is iets achter de verwarde ogen van zijn mensen die vastzitten in een bus, in de verveelde menigte op een kermis, in het schreeuwende publiek dat naar dwergworstelaars kijkt, dat bevrijding wil. De uitnodiging om fantasierijk rond te dwalen in een Priestley-film, om betrokken te raken bij het verhaal en het drama van de vertelling van een compositie, om gewoon nog een ziel te zijn in de kolkende stroom die op en neer door de straat beweegt, is gewoon te mooi om te laten schieten." - Tom Smart, schrijver, kunsthistoricus en directeur van de Beaverbrook Art Gallery-
Yardsale
There is something comforting in knowing that Priestley continues to work diligently to elevate New Brunswick culture to sublime and regal heights; that the memories of our childhood toys, Maritime Kitsch objects and other aspects of our visual culture are eternally elevated in his artwork. It gives you the positive sensation of reviewing a family photo album while simultaneously acting as a testament that the everyday suburban culture can be heroic and iconic.  (ibidem)

Maar soms ook de stilte, de uren waarin indrukken naar het moment van uitdrukken groeien. Het bezinken dus.

Website van Glenn Priestley:

https://www.glennpriestley.com

Come on, Glenn wake up!

‘Ut Pictura Poësis’, zowel in schilderkunst als in poëzie

‘Schilderkunst en Poëzie’ Francesco Furini (Florence 1604-1646) 1626 180 x 143cm

Je moet niet aanschuiven om in de Gallerie degli Uffizi, afdeling Pitti Palace, collectie Palatine Gallery binnen te geraken tijdens je verblijf in ‘Florence’. We nemen je graag bij de hand om dit merkwaardig schilderij van de toen tweeëntwintig-jarige Francesco Furini te bekijken waarop zowel de Poëzie als de Schilderkunst, een thema van Horatius in zijn Ars Poetica, in een tedere omhelzing te bewonderen zijn. Anna Bisceglia aldaar aan het woord:

The allegorical figures of Painting and Poetry represent the famous theme explored by Horace in Ars Poetica.  The concept of UT PICTURA POËSIS (“so in painting as in poetry”) is expressed by Furini in the Sapphic kiss and embrace of the two figures, arranged almost symmetrically, and in the interplay of gestures which visually represent the mutual relationship between the two sister arts.

Of je die ‘Sapphic kiss’ kunt verenigen met de ‘two sister arts’ mag een glimlach op de ernstige lippen van de kunstkijker toveren, ook de arm van ‘Pictura’ die haar zuster- kunst vasthoudt en uitloopt op een palet met een verzameling borstels terwijl ‘Poësis’ naar ons kijkt en op Pictura’s naakte schouder een liefelijk woord wil schrijven kan die glimlach verlengen en dat allemaal terwijl ze in een ‘Sapphic kiss’ verenigd zijn. In feite hebben wij ze, als kijker, verrast en kijkt Poësis onze kant uit terwijl ze de kus verbreekt.

Painting, depicted on the left, holds a palette and brushes in one hand, tools for art as the imitator of nature, and a mask in the other, a reference to the imitation of human actions. Poetry, on the right, holds a quill, while the inkwell sits atop the scroll signed with the motto CONCORDI LVMINE MAIOR.(Greater through united light.) This motto was coined by Furini himself and aims to emphasize the Horatian concept of unity between the two arts, serving as a reminder that both painting and poetry are of greater quality when seen in the same light.(Ibidem)

De schilderkunst, links afgebeeld, houdt in de ene hand een palet en penselen vast, werktuigen voor de kunst als imitator van de natuur, en in de andere een masker, een verwijzing naar de imitatie van menselijke handelingen. Rechts houdt de dichter een ganzenveer vast, terwijl de inktpot bovenop de rol staat met de spreuk CONCORDI LUMINE MAIOR. (Groter door het verenigde licht) Dit motto werd door Furini zelf bedacht en is bedoeld om het ‘Horatiaanse’ concept van eenheid tussen de twee kunsten te benadrukken, door eraan te herinneren dat zowel de schilderkunst als de dichtkunst van grotere kwaliteit zijn wanneer ze in hetzelfde licht worden gezien.

Francesco Furini De drie Gratiën
In de Griekse mythologie een drietal godinnen, die de lieflijkheid, de schoonheid en de charme van de natuur uitbeelden. De drie Gratiën. Met de Muzen dienen ze als bronnen van inspiratie voor dichtkunst en beeldende kunst. Hun namen waren Eufrosyne (vreugde), Thalia (overvloed) en Agaia (glans, schoonheid).

The National Gallery beschrijft dit schilderij als: influenced by Guido Reni, he was known for his rather morbidly sensual depictions of the female nude. Nou moe! Verklaart zo'n reactie het feit dat er nogal wat musea het werk van deze kunstenaar in depot houden? In de kunstrubriek 'Hisour' las ik deze bepaling:
Freedberg describes Furini’s style as filled with “morbid sensuality”. His frequent use of disrobed females is discordant with his excessive religious sentimentality, and his polished stylization and poses are at odds with his aim of expressing highly emotional states. His stylistic choices did not go unnoticed by more puritanical contemporary biographers like Baldinucci. Pignoni also mirrored this style in his works.
Francesco Furini St Agnes

Een degelijke Amerikaanse thesis voor de graad van Master of Arts University of Washington 2016 kun je hier raadplegen. ‘Francesco Furini: ‘Paintings of Exceeding Beauty’ in Seicento Florence door Jena Mayer.

Furini's werk weerspiegelt de spanning waarmee de conservatieve, maniëristische stijl van Florence geconfronteerd werd met de toen nieuwe barokke stijlen. Hij is een schilder van bijbelse en mythologische taferelen met een sterk gebruik van de nevelige sfumato techniek. In de jaren 1630 liep zijn stijl parallel met die van Guido Reni. Een belangrijk vroeg werk, Hylas en de Nimfen (1630-gebruikt als openingsbeeld), bevat zes vrouwelijke naakten die getuigen van het belang dat Furini hechtte aan het tekenen naar het leven.

Furini werd in 1633 priester voor de parochie van Sant'Ansano in Mugello.
Jong meisje toegeschreven aan Francesco Furini Olie op koper

De ‘Pictura’ straalt woordeloos: de schilderkunst tegenover de trage kunst van het woord, de Poësis, dat zich alleen al in zoveel verschillende talen kan verschuilen. Francesco Furini probeerde hen te verenigen naar oud Latijns model. Dat zij in hetzelfde licht kunnen stralen is inderdaad een vrome wens. Dat zij hoe dan ook vrouwelijk worden voorgesteld verwijst naar hun verbinding met de aarde. De emoties die zij opwekken gaan verder dan de onmiddellijke vervulling waarin het mannelijke zich spiegelt in begrippen als verovering tegenover bescherming. Dat dergelijke eigenschappen zich in verloop der tijden onafhankelijker tegenover hun bron hebben geuit -denk aan de tedere man, de sterke vrouw- ontkent hun kern niet. ‘Das ewig-weibliche zieht uns hinan.’ (Goethe, Faust II, slot.)

Een volgende opdracht, mix in deze collectie mannen, jongens met dezelfde uitstraling want das ewig weibliche is niet aan een gender gebonden.
Hoofd van jonge man met gesloten ogen Francesco Furini

Papieren bootjes (5) Het nut van het nutteloze

Eigen foto

Twee jonge vissen zwemmen een eindje. Een oudere vis komt hen tegemoet die hen begroet: ‘Dag jongens. Hoe is het water?’ De twee jonge vissen zwemmen verder, kijken elkaar aan en zeggen: ‘Wat is in godsnaam water?’

(naar David Foster Wallace, geciteerd in: Het nut van het nutteloze, een manifest van Nuccio Ordine. Uitgeverij Erven J. Bijleveld 2016 )

In hetzelfde boek vertelt de auteur een fragment uit de Decamerone van Boccaccio.

In de derde vertelling van de eerste dag waarover de Decamerone verhaalt, roept de beroemde Saladin, sultan van Cairo, de rijke, geleerde jood Melchisedek naar het hof. Hij legt hem de vraag voor welke van de drie grote religies de ware is: de joodse, de christelijke of de islamitische. De jood begrijpt onmiddellijk dat de vraag een hinderlaag is en als wijs man beantwoordt hij het zeer lastige probleem met een verhaal. Melchisedek vertelt de geschiedenis van de vaders die heimelijk een gouden ring nalaten, bestemd voor de meest verdienstelijke erfgenaam. Volgens de traditie kiest elke vader generatie na generatie een zoon die de eer te beurt valt, totdat een vader in de problemen raakt omdat hij drie jonge nakomelingen heeft van wie hij evenveel houdt. Hoe kan hij ze alle drie belonen met één enkele ring?  Hij bestelt in het geheim bij een goudsmid twee volmaakte kopieën van het origineel en wanneer hij zijn dood voelt naderen, schenkt hij iedere zoon een ring:

“En toen de ringen zo volmaakt op elkaar bleken te lijken dat geen mens er nog de oorspronkelijke kon uithalen, bleef de vraag wie de ware erfgenaam van de vader was onopgelost, en dat is ze tot op heden gebleven. En dit geldt ook, heer, voor de drie wetten die God de Vadér aan de drie volkeren gaf en waarover u mijn mening vroeg: elk volk is er heilig van overtuigd dat het Zijn nalatenschap heeft geërfd en dus volgens Zijn wet en Zijn geboden leeft. Maar wie het uiteindelijk bij het rechte eind heeft, blijft, zoals bij de ringen, een open vraag.”

En als het heel concreet over ‘wiskunde’ mag gaan dan graag nog dit citaat uit dat mooie boek, een citaat van de Franse wetenschapper Poincaré naar de verdiensten van dit vak:

"De wiskunde heeft een drievoudig doel.  Ze moet een instrument bieden voor het bestuderen van de natuur.  Maar dat is niet alles:  ze heeft een filosofisch doel en ik waag zelfs te zeggen een esthetisch doel.  Ze dient om de filosoof te helpen de noties van getal, ruimte en tijd te verdiepen.  En boven alles scheppen de liefhebbers van wiskunde een genoegen in haar op een wijze die vergelijkbaar is met het genoegen dat de schilderkunst en de muziek bieden." (p. 123)

Stel je voor dat het onderwijs filosofisch mocht zijn. Wat als…?

«Het nut van het nutteloze» is een even ophefmakende als hartstochtelijke verdediging van de waarde van kennis, kunst en cultuur in een tijd van rendementsdenken, management-ideologie en nuttigheidsmanie. Het gevolg is een zelf toegebrachte culturele en intellectuele kaalslag die de samenleving fundamenteel aantast. 

Nuccio Ordine (1958) is filosoof, literatuurwetenschapper en wereldwijd gelauwerd deskundige op het gebied van de Renaissance in het algemeen en Giordano Bruno in het bijzonder. Hij is hoogleraar Italiaanse Literatuur aan de Universiteit van Calabrië, Fellow van Harvard University, en als gasthoogleraar verbonden aan Yale, de Alexander von Humboldt Stiftung, New York University, de Ecole Normale Supérieure te Parijs, de Sorbonne, het Institut des Études Avancées de Paris, het Max Planck Institut en het Warburg Institute. Zijn boeken zijn over de gehele wereld in vertaling verschenen.

HET IMPRESSIONISTISCH DECOR

Horen schilderijen en diverse hedendaagse kunstwerken thuis in veilige kluizen, dan wilden kunstenaars uit de tijd van het Impressionisme zich niet te beperken tot ‘het werk op een ezel’ maar bleken zij net zo graag en goed het interieur te verluchten en te verlichten met toegepast werk. Wonen, leven te midden van het mooie.

Cet aspect de l’impressionnisme est peu connu aujourd’hui. Pourtant, le cycle des Nymphéas de l’Orangerie, que Monet nommait ses « grandes décorations », vient couronner plus de soixante années d’incursions dans ce domaine. Et si les tableaux exposés par les impressionnistes ont choqué, c’est aussi parce qu’ils étaient vu telles de simples décorations, dénuées de signification et vouées au seul plaisir des sens. Un critique n’a-t-il pas écrit en 1874 que ce que Monet peignait s’apparentait à un « papier peint » ?
Pierre-Auguste Renoir (1841-1919) :
– Le Clown musical, huile sur toile, 1896, probable décoration pour le café du Cirque Napoléon (aujourd’hui Cirque d’Hiver) à Paris

Dit aspect van het Impressionisme was vandaag de dag weinig bekend. Maar de cyclus ‘Waterlelies’ in de Orangerie, die Monet “ses grandes décorations'” noemde, is de kroon op meer dan zestig jaar van uitstapjes op dit gebied. En als de schilderijen van de impressionisten al ‘ont choqué’, dan was dat ook omdat ze werden beschouwd als eenvoudige decoraties, zonder betekenis en uitsluitend gewijd aan het plezier van de zintuigen. Schreef een criticus in 1874 niet dat wat Monet schilderde op “behangpapier” leek?

Paul Cézanne Dahlias dans une grand vase de Delft circa 1873
« Ç’a été le rêve de toute ma vie de peindre des murs », confiait Degas. L’artiste n’était pas le seul à vouloir participer aux nombreux chantiers décoratifs de la fin du XIXe siècle. Si Manet et les impressionnistes n’ont pas reçu de commandes officielles, ils ont réalisé, tout au long de leurs carrières, des peintures et des objets décoratifs. Ils ont expérimenté de nombreuses techniques tout en redéfinissant à leur manière l’idée même de « décoratif », notion paradoxale, à la fois positive et dépréciative, au cœur de la pratique artistique, de la réflexion esthétique et sociale à la fin du XIXe siècle.
Edgar Degas en Camille Pissarro Eventails 1878-1890 (voor meer details klik op onderschrift)

Vanaf het einde van de jaren 1850 voerden Pierre Auguste Renoir, Claude Monet en Camille Pissarro hun eerste decoratieve projecten uit. Vaak ging het om vriendschappelijke of familieopdrachten, om karakteristieke bestaansmiddelen die kenmerkend waren voor de vormingsjaren van kunstenaars in die tijd. Deze “idiote schilderkunst”, het bovenste van deuren, doeken van acrobaten, uithangborden, volksverluchtingen”, bezongen door Arthur Rimbaud, incorporeerde een nieuwe beeldtaal, realistischer en met openhartige kleuren. De toekomstige impressionisten verkenden het bloementhema, traditioneel in de decoraties van particuliere woningen. Met het landschap introduceerden Pissarro en Monet de open lucht en lichte kleuren in de decoratieve schilderkunst. Deze panelen onderscheiden zich van de rest van hun productie door hun langwerpige of vierkante formaten. De jonge Paul Cézanne van zijn kant bekleedde de muren van de woonkamer van het familiehuis in de buurt van Aix-en-Provence: het krachtige en expressieve geheel blijft een unieke ervaring.

Camille Pissarro, Travailleurs dans les champs, dit aussi Travailleurs
dans les champs (Soleil couchant), éventail, vers 1883.
Gouache sur soie, 14,5 x 53,5 cm. Collection particulière. Photo service de presse © Musée d’Orsay – P. Schmid
Panneaux décoratifs “Les Quatre Saisons” ongeveer 1860 Paul Cezanne (Petit Palais-Paris)
De stedelijke ontwikkeling en de ontwikkeling van openbare voorzieningen, of het nu gaat om plaatsen van macht, dienst, eredienst, onderwijs of ontspanning, leidden tot een ongekende vraag naar geschilderde of gebeeldhouwde decoratie. Sommige impressionisten, zoals Renoir en Monet, en ook Édouard Manet, probeerden dergelijke opdrachten binnen te rijven die prestige, zichtbaarheid en erkenning boden. Ondanks hun banden met enkele invloedrijke figuren van de Derde Republiek vanaf de jaren 1870, werd er geen beroep op hen gedaan om haar monumenten te versieren. Critici als Félix Fénéon betreurden het dat hun muren werden toevertrouwd aan "gekwalificeerde fabrikanten van decoratieve verf": "Welke schilders, op enkele impressionisten na, zijn in staat om de sensatie van het stadsleven in de open lucht vast te leggen? Alleen Mary Cassatt kreeg een monumentale opdracht, buiten Frankrijk voor de Chicago World's Fair in 1893. De afwezigheid van de impressionisten op de muren van/in openbare gebouwen heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat hun belangstelling voor decoratie werd vergeten en verwaarloosd.
 » Les Quatre Saisons  » de Camille PISSARRO ( Un ensemble qui fut commandé au peintre par Achille Arosa, un banquier et collectionneur, ami de la famille en 1872) (Collection particulière)

Voor Caillebotte en Monet maakten de schilders die zich met tuinbouw, tuinieren en decoratie bezighielden deel uit van dezelfde creatieve impuls. In hun huizen drongen bloemen en planten het decor binnen, zoals in het huis van Caillebotte in Petit-Gennevilliers, waarvoor hij twee dubbele eetkamerdeuren met bloemen versierde en een groot wandpaneel ontwierp – verticaal gazon geëmailleerd met madeliefjes. Met een frisse blik hebben deze schilders de decoratieve schilderkunst nieuw leven ingeblazen, gewekt door de stimulerende invloed van de Japanse kunst. Deze invloed is te zien in de bloemmotieven van een tafelservies, maar ook op het oppervlak van hun doeken: van dichtbij bekeken of als een tapijt. Door deze gedurfde omlijstingen worden de bloemen pure ornamenten en evolueren ze tot een impressionistisch, omhullend en meeslepend decor.

twee van de vier decoratieve panelen voor een deur 1893 Gustave Caillebotte (collection particulière)

‘La nature est notre seul espoir pour arriver à un art réel et decoratif.’ dixit Camille Pissarro. Zij condenseert het licht, de bewegingen van de seizoenen, de diversiteit van kleuren en vormen waarin de eenvoud de stilistiek van de komende Art Nouveau al voorbereidt. Er is ook het begrip ‘jardin’, de tuin. Symbool van het buitenleven, de kringloop van het jaar, de schakeringen van het seizoen, het decor van het ‘moderne’ leven. Je vindt de afbeeldingen van dit veranderen in heel het huis, tot op het mooie porselein van Marie en Felix Bracquemond.

Felix Bracquemond manifacture Haviland Assiette de service parisien: Soleil couchant 1876
Félix Bracquemond 1879 Haviland.
Impressionism is rarely associated with the term decoration, nor is it associated with walls, objects, fans, ceramics or other bas-reliefs. However, Impressionist works that are now seen as easel paintings - landscapes, flowers or scenes of modern life - were originally conceived as decorations. Concerned about the place of beauty in everyday life, the impressionist artists made it a field of experimentation, venturing out into different media, and fully exploring their possibilities.

En dat was dan ook het thema van een expo ‘Le décor impressioniste. Aux sources des Nymphéas tot gisteren 11 juli, Paris Musée de l’ Orangerie, maar hier steeds aanwezig en ook terug te vinden in de mooie catalogus met die naam. (45 euro) Code ISBN : 978-2-7541-1215-4

Dès la fin des années 1860, les liens entre les peintres impressionnistes et la décoration sont féconds et centraux. Monet, mais aussi Caillebotte, Cassatt, Cézanne, Degas, Manet, Morisot, Pissarro, Renoir ou encore Félix et Marie Bracquemond créent des décors muraux, éventails, céramiques et assiettes.

Soucieux de la place du beau dans la vie quotidienne, Les artistes impressionnistes ont fait du décor un terrain d’expérimentation, s’aventurant sur des supports variés dont ils ont exploré toutes les possibilités.

Installé à l’Orangerie, le cycle des Nymphéas que Monet nommait ses « Grandes Décorations » vient couronner plus de soixante années d’incursions dans ce domaine. Remontant aux sources de ce chef-d’œuvre, cet ouvrage invite à découvrir ce pan inédit de l’impressionnisme, riche et fascinant.

En nu naar buiten! (met een boek?)
Caillebotte Les Orangers

Het ongrijpbare van het voorbijgaan, niet het motief

Ludvik Kuba (1863-1956) ‘Onder de rozen’ 1905

Met opzet koos ik bij het begin van deze tweede bijdrage met ‘het Impressionisme’ als onderwerp, enkele werken die niet dadelijk overbekend zijn of veelvuldig gebruikt zoals dit wondermooie schilderij van de Tsjechische schilder Ludvik Kuba. (1863-1956) Een beeld dat in deze zomerse dagen thuishoort. Horst Keller in zijn standaardwerk ‘De Impressionisten’ neemt ons bij de hand:

Deze door de impressionisten begonnen revolutie is inderdaad volkomen ongekend. Hun houding tegenover de uiterlijke wereld en hun visie daarop zijn helemaal nieuw. De impressionistische schilder werkt niet meer in zijn atelier, maar gaat zelf naar de plek die hij wil ‘beschrijven’, met als enige bedoeling daar de steeds in beweging zijnde en voortvluchtige poëzie van weer te geven. Hij heeft alle bestaande regels overboord gegooid en beperkt zich ertoe zo getrouw mogelijk het schouwspel voor zijn ogen in het speelse, steeds veranderende licht van de atmosfeer vast te leggen. 
Miloš Jiránek Het Balkon 1908
Met snelle, dicht op elkaar aangebrachte penseelstreken zet hij zuivere, contrasterende kleuren op het witte doek en bereikt met deze kleur-oppositie dezelfde lichtsterkte als in de natuur. Elke kleur wordt onvermengd gebruikt en komt zo, volgens een bekende regel, beter tot zijn recht in contact met de kleur ernaast. Zo lijken rood en blauw vlak naast elkaar vanuit de verte veel paarser dan wanneer men beide kleuren meteen had gemengd. 

Deze manier van zien had tot gevolg — en hierbij raakt men aan een van de meest elementaire begrippen van het impressionisme — dat een juist aangeven van de omtrek der voorwerpen minder belangrijk is dan het weergeven van de variaties die deze door het licht ondergaan. Vandaar een bepaalde vaagheid van vorm, een als het ware opgaan van de uiterlijke wereld in een soort kleurenpoeder, iets dat het publiek diep choqueerde en door bijna geen enkele kunstcriticus kon worden aanvaard. Onder het voorwendsel van een objectieve analyse van het gevoel in zijn meest vluchtige aspect, leidde het impressionisme tot een uit elkaar vallen van de concrete wereld en dus tot een absoluut afwijzen van het ‘motief’, waardoor de bestaande schilderkunst op zijn grondvesten ging wankelen.(Horst Keller)
Alfred Sisley (1839-1899) Un verger au printemps à By 1881 Klik op onderschrift om te vergroten
Edouard Manet Argenteuil 1874
Edouard Manet Portrait de Stéphane Mallarmé
Soupir

Mon âme vers ton front où rêve, ô calme sœur,
Un automne jonché de taches de rousseur
Et vers le ciel errant de ton œil angélique
Monte, comme dans un jardin mélancolique,
Fidèle, un blanc jet d’eau soupire vers l’Azur !
— Vers l’Azur attendri d’Octobre pâle et pur
Qui mire aux grands bassins sa langueur infinie
Et laisse, sur l’eau morte où la fauve agonie
Des feuilles erre au vent et creuse un froid sillon,
Se traîner le soleil jaune d’un long rayon.

Stéphane Mallarmé (La Parnasse contemporain, 1866)
Mary Cassat Temps d’ été 1894

Of hoe de dichter Stephane Mallarmé, geportretteerd door Edouard Manet, in zijn gedicht ‘Soupir’, een zucht vol melancholie, in een herfst met roodbruine sproeten bezaaid, die voorbijgaande kleuren in woorden probeerde te beschrijven, later door Claude Debussy getoondicht en hier gezongen door Anna Marie Rodde zodat het duidelijk wordt dat het impressionisme in de diverse kunsttakken met woord, klank en kleur een nieuwe wereld verkende waarin niet het omlijnde motief maar het ongrijpbare vluchtige van de essentie centraal kwam te staan.

'Tot 1886 organiseerden de schilders van deze groep acht tentoonstellingen van hun werk. Pissarro was overal vertegenwoordigd, terwijl Monet, de leider van het impressionisme, maar aan vijf ervan heeft deelgenomen. Langzaam maar zeker gaat elke impressionist zijn eigen weg. Daarom kan men dan ook niet van een impressionistische school spreken, maar eerder van schilders die dezelfde ideeën over kunst hadden, hetzelfde soort leven leidden en eensgezind probeerden de moeilijkheden van het dagelijkse bestaan en een algemeen vijandige houding het hoofd te bieden, waarbij ze allemaal zeer uitgesproken tegen de ‘officiële’ kunst waren. 

Wie het Musee de l’Impressionnisme in Parijs bezoekt zal onmiddellijk merken hoe elk lid van deze groep zijn zelfstandigheid wist te bewaren en deze in de loop der jaren accentueerde. In zijn latere jaren schildert Pissarro de straten van Parijs vanuit zijn raam, terwijl Renoir in dezelfde periode het stralende licht van de Provence ontdekt en Monet steeds meer opgaat in een droomwereld die hem gesuggereerd wordt door de waterlelies in zijn tuin in Giverny.' (De Impressionisten Horst Keller)

Het steeds veranderend licht

Max Švabinský (1873-1962) Studie voor een portet in grijs

Vreemd genoeg vond ik deze schets in een Italiaanse studie over het Impressionisme, met als vertaalde titel: Studie voor een portret in grijs. Max Švabinský was een Tjechisch schilder geboren en getogen op een moment dat het impressionisme al flink was uitgewaaierd, maar blijkbaar was de beweging van het steeds veranderende licht ook tot in Moravië doorgedrongen.

"He was born in the south Moravian town of Kromeriz to a very modest family. From a very young age, he showed an exceptional talent for creative art, and at the age of 11 he started earning money for the whole family by selling his pictures. He was raised by three women - his mother, grandmother and aunt, and that fact proved very significant for Svabinsky's work throughout his life. His work was in fact one big tribute to the women he encountered during his life.” 

Deze fraaie tuinscène maakt duidelijk dat Švabinský wel degelijk oog had voor het kortstondige van het ogenblik, de poging om niet het bevroren moment maar de atmosfeer van licht- en schaduwspel te vatten. Het impressionisme was intussen uit zijn marginale status gegroeid en danig over Europa verspreid.

Vanuit een zuiver artistiek standpunt gezien is het impressionisme een van de rijkste periodes en men moet tot de Italiaanse renaissance teruggaan, wil men een dergelijke overvloed van talent tegenkomen. Cezanne en Sisly, beiden in 1839 geboren, waren slechts negen jaar jonger dan Pissarro,met Manet en Degas daar tussenin. Monet, algemeen beschouwd als aanvoerder van het impressionisme, is pas in 1840 geboren, in 1841 door Renoir en in 1848 door Gaugin gevolgd. Maar uiteindelijk overleefde Monet alle anderen, want hij stierf pas in 1926. Men spreekt wel eens van het ‘symbolische strijdgewoel’, maar hetzelfde geldt voor het impressionisme, waarin kunstwerken die speciale etappes kenmerken, elkaar net zo snel opvolgen en daarbij een kettingreactie veroorzaken waarvan de ontwikkelingen nauwelijks uit elkaar te houden zijn. Zoveel schilderijen ontstaan praktisch tegelijkertijd dat een chronologische volgorde nauwelijks mogelijk is. (Horst Keller, De geschiedenis van het Impressionisme)
Camille Pissarro Sneeuw in Louveciennes 1872
Camille Pissarro De rode daken

De kritiek op de eerste tentoonstelling van deze kunstenaars was niet mals. In de Figaro van 1876 kon je dit verslag lezen:

Durand-Ruel in 1876: ‘De rue Le Peletier is een ongeluksstraat. Eerst een brand in de Opera en nu weer die vreselijke tentoonstelling bij Durand-Ruel . . . Vijf of zes van hoogmoedswaanzin bezeten iclioten, waaronder een vrouw, laten daar hun werk zien. Sommige toeschouwers kunnen hun lachen nauwelijks bedwingen, maar persoonlijk vind ik het een trieste zaak. Deze zogenaamde kunstenaars noemen zichzelf impressionist en staan vast op hun stuk. Met hun penseel gooien ze zomaar wat kleuren op een doek en vooruit dan maar . . .Een droevig spektakel van menselijke ijdelheid, die aan waanzin grenst. Probeer maar eens aan Monsieur Pissarro uit te leggen dat bomen niet paars zijn en de hemel niet de kleur van verse boter heeft. Dat men nergens ter wereld vindt wat hij schildert en geen verstandig mens dit soort waanzin accepteert. Dat is net zo vruchteloos als een leerling van Dr. Blanche, die denkt dat hij de paus is, te willen uitleggen dat hij in Parijs en niet in het Vaticaan woont . . . Wel eens geprobeerd om Monsieur Degas ervan te overtuigen dat er op kunstgebied bepaalde maatstaven zijn, zoals: tekening, kleur, uitvoering, doorzetting . . . dan lacht hij u uit en noemt u achterlijk. Net zo min als u er Monsieur Renoir van kunt overtuigen dat het vrouwelijke lichaam niet een lompe vleesmassa is met groene en paarse vlakken, die op een verregaand verrottingsproces wijzen! . . . 
Alfred Sisley De overstromingen bij Port Marly

Een deurtje dat zich opent? Je vindt een heldere goed gedocumenteerd overzicht in ”De kunst van de Impressionisten’ door Horst Keller. Atrium (1985). Zeker nog als tweedehandsboek te verkrijgen. Oorspronkelijk een Duitse uitgave is de Nederlandse Atrium uitgave een heldere vertaling. Een boekbespreking van toen van J.F. Du Bois:

Hij schrijft geen historische mammoet-studie (wij hebben voorlopig genoeg aan de haast exhaustieve chronologische documentaire van H. Read), ook geen Frans-chauvinistisch pleidooi. Zijn degelijke, wetenschappelijke kennis weet K. om te werken tot een keuvelend, weloverwogen commentaar tijdens een geleide wandeling doorheen de zalen van een imaginair museum. Iets nieuws wil K. niet brengen; wel persoonlijke bedenkingen en impressies, vaak zeer indringend. Ook legt hij de accenten anders. Voor hem is Manet ‘het genie’, wellicht wegens zijn klassieke zin voor maat en afgelijnde vorm. Verheugend is dat Sisley en vooral C. Pissarro beter aan hun trekken komen. Een algemene inleiding voor een breed publiek, dat ook van de talloze kleurplaten zal genieten: degelijk, historisch betrouwbaar. Een jubileumuitgave.
Berthe Morisot ‘Jour d’ été 1879
Gustave Caillebotte Vue de toits 1878-1879 Musée d’ Orsay