Als je de proloog hebt gelezen, voel je je opgenomen in de kring rond het haardvuur.
In die sfeer opent Douglas het oude rode album, goud op snee.
We horen de gouvernante uitroepen:
‘But as my little conductress, with her hair of gold and her frock of blue, danced before me round corners and patterned down passages, I had a view of a castle of romance inhabited by a rosy sprite, such a place as would somehow for diversion of the young idea, take all colour out of story-books and fairy-tales.
Was n’t it just a story-book over which I had fallen adoze and a-dream?’
En vanuit die sfeer leidt Ernst Braches in ‘Engel en Afgrond’ naar het Victoriaanse kerstfeest, ook weer zo’n fraai prentenboek waarin de twee engelachtige hoofdpersonen van de ‘Turn of the Screw’ thuis blijken te zijn.
Als je die prentjes nu bekijkt, verbaas je je erover dat generaties deze afbeeldingen aan het hart hebben gedrukt, hoe onecht ze ook leken.
Kleine Flora is ‘the most beautiful child I had ever seen”.
Ze heeft een “angelic beauty”, “heavenly eyes”, en zij en de kleine Miles hebben “the great glow of freshness, the same positive fragrance of purity”.
Een kleine prins en prinses, ze hebben een “rose-flush of innocence”.
Flora is een kind “with the deep sweet serenity indeed of one of Raphael’s holy infants”.
Als je dit suikerzoete portretje leest moet je onwillekeurig denken aan sucessen op de toenmalige Parijse salon en op de Royal Academy, en namen als die van L. Perrault en W.A. Bouguereau doemen op.
En die Raphael kan net zo goed Raphael Tuck zijn door Braches beschreven als:
“Het gaat om de Londense kerstkaartenuitgever Raphael Tuck, en in tegenstelling tot zijn naamgenoot (die nooit kleine meisjes portreteerde overigens) is Raphael Tuck maar al te zeer thuis in de verontrustende vertederende wereld van goudgelokte kleine meisjes die rozig uit onschuldige hemelsblauwe ogen stralen, en die gehuld gaan in blauwe jurkjes of waar nodig, op blote voetjes in een vleugje nachtpon staan opgesteld in of bij witte ledikantjes.”
Dat uitgeven en ontvangen van kerstwensen was op het einde van de 19de eeuw een zeer belangrijke gebeurtenis, en de kaarten werden zorgvuldig bijgehouden in albums en steeds weer opnieuw bekeken.
Tuck riep zelfs de hulp in van de Royal Academie om de Kunst in zijn kaarten te doen schitteren, zegt Braches.
Zo noemen we Rebecca Coleman en zelfs James Sant (Royal Academy) wiens meesterwerk “The soul’s awakening” heet.
Dat Henry James aan deze wezentjes dacht toen hij de kinderen vorm gaf, lijkt vanzelfsprekend.
Maar zegt Braches, het brengt ook een zekere onrust over de lezer.
Want was het niet William Stephen Coleman, broer van Rebecca, die kaarten tekende in vertederende pastelkleuren met meisjes in de aanvang van vrouwelijke rijping en nauwelijks verhuld in hun luchtige bekleding, en die in onze ogen een opmerkelijke boodschap lieten overbrengen aan de ontvanger “May thy Christmas be happy”.
De uitgever De la Rue, staakte de publicatie in 1885, maar ze waren in 1897 zeker niet vergeten.
Maar wie eenmaal in de juiste sprookjessfeer is gebracht kan het verhaal van de gouvernante inderdaad als een kleurig prentenboek zien opengaan.
We treden binnen met een lichte huivering voor de komende verschrikkingen.