Frank Ankersmit heeft het wel duidelijk over een nieuwe instelling ten opzichte van de wereld.
‘…een traumatische gebeurtenis (in het verleden) is gedissocieerd van onze ervaring van de wereld, en vervolgens tot een kwellend object van historisch verstaan geworden -kwellend omdat we nooit in staat zullen zijn het contact met het verleden te herstellen. Het verlangen om te weten zal het verlangen om te zijn nooit kunnen vervullen. Aldus is het verleden een product van de geest dat uiteindelijk niet op een ‘objectieve’ werkelijkheid is gebaseerd. ‘(395)
Het komt uiteraard bevreemdend over dat een verlies te groot om verwerkt te worden een dissociatie van het verleden bewerkstelligt waarna het pas voorwerp van onderzoek kan zijn. ‘Tegelijkertijd begon men de aard van het verleden te definiëren in termen van discrepantie tussen intenties en gevolgen.’
Vanaf dan is het collectieve lijden als een permanente pijn in de westerse beschaving aanwezig, een pijn die zich niet laat verwerken waardoor het lijden eigenaardig en abstract wordt.
De historische reflectie heeft zich vervolgens tussen het lijden en de ervaring van het lijden geplaatst – in de trant van wat Hegel en Freud hebben betoogd over het onderscheid tussen mens en dier, namelijk dat bij de mens het denken zich tussen verlangen en bevrediging van het verlangen plaatst, terwijl het dier enkel oog heeft voor zijn onmiddellijke behoeftebevrediging.
Collectief leed is sedertdien onderdeel van de cultuur geworden, iets dat uitgedrukt kan worden in het idioom van de cultuur.
Tussen het lijden en de taal die gebruikt wordt om erover te spreken is een lege ruimte ontstaan, de geschiedschrijving, met als doel het spreken en schrijven over het lijden zo goed en zo kwaad mogelijk weer met het lijden te verbinden.
‘De taal van de historicus ontstaat in deze “logische ruimte” tussen de traumatische ervaring en een taal die het “scherm van de representatie” nog niet heeft ontplooid – maar zichzelf vervolgens met een gebaar van zelfinzicht, als niet opgewassen tegen haar taak, weer terzijde schuift. De historische taal is het altijd tekortschietend profylacticum tegen de sublieme discrepantie tussen het verlangen om te zijn en het verlangen om te weten. (een breuk met alle werelden die we hebben verloren)
Vervolgens komt de vraag aan bod waarom Guiciardini wel een traumatische pijn ervaarde als gevolg van zijn daden terwijl een figuur als Filips de Goede van Bourgondië de verwoesting van Frankrijk als gevolg van zijn egoïstische alliantie met Engeland onverschillig had gelaten?
Hier komt de wel wat gewaagde redenering dat voor Filips de door God bestemde en gewilde orde bleef die ze altijd was, ongeacht de aard van zijn daden en bij een ‘modern’ iemand als Guicciardini dit precies net omgekeerd was: hij voelde zijn verantwoordelijkheid aan en liet daarmee de middeleeuwse conceptie van de relatie tussen mens en wereld achter zich en betrad de sociale wereld waarin wij nog altijd leven.
‘Want terwijl Filips de Goede nog in osmose met de hem omringende wereld leefde, waaruit hij zichzelf nooit kon losmaken, kon het individu dat zich (met Guicciardini) tegenover de wereld had opgesteld in de ban raken van de gedachte dat het vanuit deze abstracte positie in de realiteit kon ingrijpen, zoals voordien enkel aan God was voorbehouden.
De paradox is dat het een terugtrekking uit en niet een onderdompeling in de realiteit was waardoor de moderne mens van na de Renaissance schaamte en bescheidenheid inruilde voor schuld en arrogantie, en diens oude fixatie op de zorg voor het eigen zielenheil transformeerde in een verantwoordelijkheidsbesef voor de (historische) wereld.’ (398)
In een slotopmerking bij deze ontdekking van het moderne westerse historische begrip benadrukt Ankersmit het feit dat deze ontdekking geen epochale gebeurtenis was, zoals een oorlog, een revolutie, het ontstaan van een nieuwe religie. De historische realiteit zelf is er in het geheel niet door beroerd.
‘Het betrof enkel een verandering in de wijze waarop de westerse mens naar de historische realiteit kijkt, het was een perspectief verandering waarbij alles waar het perspectief op gericht was kon blijven.’ (400)
Die kleine veranderingen echter vergelijkt hij met een gen-mutatie waardoor geheel nieuwe fases ontstaan in de evolutiegeschiedenis. Maar ze heeft het aanzien van de westerse samenleving ingrijpend veranderd en overeenkomstig de logica van alle mutaties enige eeuwen later ook dat van de niet westerse wereld.
(de mooie beelden zijn van de Amerikaanse kunstenares Joy Brown die 12 jaar in Japan verbleef als kind van medische missionarissen en daarna ook naar Japan terugkeerde als leerling in een pottenbakkerij, en nu in Kent, Connecticut werkt.)