IK LEEF MET MEZELF: HARRY GRAF KESSLER (12)

 

759701220Ik heb hem (Pat) pas na meer dan tien jaar teruggezien. Uit zijn woorden kon ik afleiden dat hij korte tijd nadat hij van school was gestuurd thuis was weggetrokken en als scheepsjongen had aangemonsterd. Sindsdien had hij de hele wereld afgereisd.  Maar al de haat die hij in zich had gold nog immer ‘de gentleman’ die hij als de meest leugenachtige, boosaardigste, schijnheiligste, onmenselijkste mensensoort beschouwde. “God damn those bloody impostors!” herhaalde hij en spuwde hij uit.

In Ascot heb ik hevig tegen Pat gestreden. De spot, de schijnheiligheid, het harde, de hebzucht toegegeven maar hem ook namen voorgehouden van indrukwekkende figuren, Essex, Drake, Cromwell, Clive, Warren Hastings, de beide Pitt’s, alle grote gentlemen zowel in goede als in slechte eigenschappen. Pat bleef bij zijn woedekreet: ‘Ze zullen mij de ziel uit mijn lijf slaan!’

916437979

Nu kreeg hij ook nog een zielsgenoot in de figuur van Winston Churchill die met dezelfde eenzijdigheid als waarmee hij in zijn jeugdherinneringen (“My Early Life”) Ascot verketterde ook Mr. Kynnersley’s sadistische driften verdacht maakte onwille van hun overmaat aan bloedige kastijdigingen die hij eigenhandig uitvoerde. Verschrikkelijk waren de zweepslagen voor kleine vaak weke jongens. Maar eigenaardig genoeg hebben de meeste jongens ze niet op die wijze ervaren en Mr. Kynnersley gebruikte alleen het recept dat eeuwenlang half barbaarse Engelsen in gentlemen veranderde.  Het was een achterhaalde manier uit een tijd waarin Engelsen nog volbloed barbaren waren, maar pervers? Wie kon dat zelfs met de meest subtiele methodes doorgronden? Het is het resultaat dat telt: of jongens met ingestampte of met gedwongen gelijkvormigheid op weg naar  hun ontwikkeling in de zin van hun eigen begaafdheid werden geleid? Het antwoord lag in de verschillende soorten mannen die Winston Churchill zelf, Roger Fry, Basil Blackwood, en Claud Schuster waren. Ook bij het beperkte aantal mannen dat nooit de veertig bereikte (hijzelf stierf op zijn achtendertigste) en slechts korte tijd de werkzaamheid van zijn mogelijkheden als opvoeder en inspirator kon ervaren.

Hij greep ons in onze fantasie, waarmee hij als een kunstenaar op zijn klavier, ons bespeelde, vooral de uitgekozenen die hij voortrok, maar ook de oudsten van de groep dertien tot veertienjarigen van de hoogste klas, de “First Form” die hij als een rattenvanger meelokte.
Zijn geheim was dat hij zichzelf niet als een deftig ideale voorbeeld zag, maar zich aan ons als een mens toonde met fouten en voorkeuren.

3773018940
Ik moet bekennen dat voor mezelf Mr. Kynnersley de enige van mijn opvoeders was die mij door zijn persoonlijkheid werkelijk heeft gevormd. 

Pat’ s woorden die ik dacht te kunnen weerleggen lieten weinig sporen achter in mij, maar zijn houding maakte indruk. Ik weet niet meer hoe ik het wantrouwen tegen de toekomst van Engeland dat hij in mij wakker had gemaakt geformuleerd heb.  Waarschijnlijk heb ik  het slechts als een lichte schaduw op het glanzende beeld ervaren. Om duidelijk te zijn moet ik het zo samenvatten zoals het mij nu, terugblikkend, verschijnt.

1688930739

Namelijk het inzicht dat een wereldheerschappij die afhankelijk was van een voortdurende en volkomen opvoeding van een kunstmatig en gecompliceerd mensentype op onzekere fundamenten rust. Andere grote volkeren zoals Spanjaarden en Fransen steunden hun macht op het militaire.  De Engelsen met een niet geringere drang naar macht en rijkdom deden beroep op morele eigenschappen, namelijk het goede en het slechte, het edele en minder edele van de ‘gentleman’. De gentleman was echter geen natuurprodukt, maar het resultaat van een uiterst gecompliceerd en kunstvol fabricatieproces. Terugkerend op het beeld van de “Cortegiano” van de oude Italiaanse Castiglione en de Romeinen van Plutarchus, zeer diep met de klassieke opvoeding vergroeid, aangepast aan het Engelse volkskarakter door de Engelse hervormers en humanisten, later met een puriteins en eigengereid stormvast geweten uitgerust, was het merk erg vormvast geworden maar moest het in elk afzonderlijk exemplaar telkens weer uit de grondstof opgebouwd worden.  Zelf was ik nog als materiaal in de fabriek en maakte ik het fabriceren van gentlemen aan de lopende band mee bij mezelf en anderen.

Het afgewerkte produkt was, indien gelukt, kwaliteitswaar, het beste van het beste zoals de in de Engelse stoeterijen gefokte en getrainde volbloeden of zoals de wol- en katoenstoffen van Lancashire.  Maar Pat’ s revolte toonde aan dat de fabrikatie ook kon mislukken. Hij was een uitzondering maar geen alleenstaand geval.  Het materiaal bood weerstand aan de verschillende krachten van de bewerking. De grondstoffen waren ofwel te hard of te week, te intellectueel of te stupiede en daardoor kon de produktie voor de dringende nood van het wereldrijk niet doorgaan. Wat daarna? Het opklimmen van de onderste middenstand -niet de arbeiders, die politiek nog niets betekenden in Engeland- maar het doordringen van winkeliers en boetiekhouders, van enge horziontloze burgermannetjes die ons onbruikbaar materiaal voor gentlemen schenen, ervaarde ik als bedreiging van Engelands wereldplaats.

2657909883.2

Pat was, al kwam hij niet uit deze milieu’s, een voorbeeld van wat er met niet geschikt materiaal kon gebeuren. Zijn bestaan tornde korte tijd aan mijn geloof in de onafzienbare Engelse macht.

Maar weldra erkende ik dat ondanks het gevaar dat het materiaal niet voldeed of de opvoeders hun vaardigheden konden verliezen, dat het vaste fundament voor een land, ja het enige dat blijft duren, niet de materiële macht is, maar de mens, de mens die voor zijn doel gevormd en gehard is en die op zijn beurt zichzelf vormt en door zijn karakter zichzelf hardt. Ook elementen zoals Pat die zich niet buigen of laten aanpassen zijn nodig ter vernieuwing en gezondheid van de gemeenschap. Want zonder beide soorten, zonder gentlemen EN rebellen was Engeland nooit een wereldrijk geworden.

031268024-lehrjahre

Verder te lezen in Harry Graf Kessler Lehrjahre, Erinnerung an Schulzeit und Studium, Elsinor Verlag, 2011

We zullen de graaf later terugvinden met uitreksels uit zijn dagboeken die hij begon bij te houden in Ascot 1880 tot aan zijn dood in 1937.

638521297

IK LEEF MET MEZELF: HARRY GRAF KESSLER (11)

boy in gestreepte bl.jpg

Ik kan tamelijk nauwkeurig aanduiden waneer en hoe dit geloof in de eeuwigheid van het Britse wereldrijk zijn eerste knauw kreeg.  De voorwaarden die het voortbestaan ervan verzekerden bleven voor ons niet verborgen. Integendeel. Er was een jaarlijkse prijs voor het beste opstel  die ons uitnodigde deze veronderstellingen te onderzoeken en achter de parlementaire facade de geheimen van de binnenlandse struktuur van Engeland na te gaan.
Zo verschenen voor ons min of meer duidelijk  achter het parlement geleidelijk   de drie reeds genoemde factoren die voor het Britse rijk belangrijk waren: zijn handel en zijn handelsmetropool Londen, zijn overtuiging  omtrent ‘de gentleman,’, en tenslotte de kroon die het geheel als een hoeksteen samenhield. Werd één van de drie factoren door elkaar geschud of vernietigd en niet dadelijk door een gelijkwaardige materie vervangen dan zou het ganse gebouw instorten.

Het is twijfelachtig of velen van ons als jongen tot die conclusie doordrongen.  Ook ik was nauwelijks van die mogelijkheid bewust geworden dat de een of andere positie ernstig bedreigd kon worden, ware het niet dat de verhouding tot en het lot van een kleine medescholier met wie ik toen bevriend was mij het precaire van de gentlemanshouding duidelijk maakte.etons3.jpg

De jongen wilde helemaal geen gentleman zijn zoals het vlug duidelijk zal worden. Hij liet zich door geen enkel middel in deze vorm persen.  Noch goede dingen, noch lijfstraffen hadden enig effect .Omdat ik niet weet of hij nog leeft zal ik hem “Pat” noemen.  Hij had groene kattenogen, rood haar, een onaangename schrille jongensstem, was dertien, veertien jaar en door en door een rebel. Ook al hield hij zijn gezicht en de mooie, bijna meisjesachtige handen, immer zuiver, voor het overige was hij agressief, vuil en ordeloos. Met genoegen loog hij om te provoceren.  Werd hij geslagen met de zweep, loog hij nog schaamtelozer. Alhoewel hij sterk en bij ondernemingen die hem bevielen dapper was, een lange slanke flinke jongen, haatte hij sport of deed hij toch alsof om die leraars te ergeren.  Tegen de beginselen en conventies die bij een gentleman hoorden, spuwde hij gif en gal.  Meestal maakte je woede-aanvallen mee als je hem zag, met tussendoor dolkstoken als …’dat hij maar bij gelegenheden loog, de leraars echter logen altijd’, of: ‘dat ze erger dan moordenaars waren omdat ze de ziel doodzweepten’, of: ‘dat het enige echte aan een opgeleide gentleman zijn bankrekening was.’
vader slaat.jpg
Tegenover kameraden die vriendelijk voor hem waren, was hij meevoelend, ja zelfs teder, zijn enige haat gold de ‘gentleman’, waarin hij tegen geen prijs wilde veranderd worden.  Enkele malen verdween hij, werd dan weer teruggebracht, geslagen en opgesloten.  Zijn lijf -hij had een erg bleke huid- was altijd met striemen bedekt.  Wij noemden hem ‘Stars and Stripes’ naar de Amerikaanse sterrenvlag, omdat bij het baden op zijn rug en ‘mittelpositur’ (sic) strepen en vlekken zichtbaar waren. Na een tijdje ontstond er rond hem een leegte, zoals bij een melaatse, die zelfs niet door plagerijen of vuistslagen overbrugd kon worden.  Hij was zoals Shelley als leerling met eenzelfde houding zichzelf in Eton schildert:

‘I feared not those who railed, nor did I hate
Mine equals, butwas lone, untameable;
Like some wild beast that cannot find its mate:
A solitary gazelle
Which in the desert wilderness doth dwell
Secure in its own swiftness.’

(Die mij beschimpten vreesde ik niet, noch haatte ik
Mijn vrienden, toch was ik eenzaam, niet te temmen
Zoals wild dat zijn gezel niet vinden kan,
Een gazelle,
die ver van huis in het woeste woont,
Beschermd door haar eigen dapperheid.’)
wenendejongen.jpg
Tenslotte had hij, waarschijnlijk alleen maar om iets te doen dat niet met een gentleman te rijmen was, een affaire met een dienstmeisje dat hem chanteerde. Lange tijd werd onder ergens een gelogen voorwendsel twee shilling en zes pence van zijn zakgeld aan haar overgemaakt. Toen echter ontplofte de bom, en gebruikte hij deze gebeurtenis om een nieuwe toren van leugens op te bouwen. Ik zie hem op die kritieke dag met zijn wit gezicht vol zomersproeten naast mij bij het middagmaal.  Na het tafelgebed, toen we zaten, riep Mr. Kynnersley: ‘Ophouden! Luisteren! Tot mijn spijt heb ik vernomen dat niet alle jongens hier de waarheid vertellen.  Pat… sta op.  Ik heb vastgesteld dat ge een carrière van leugens en schande hebt doorlopen.  Ik heb uw vader geschreven en hem gevraagd naar hier te komen. Jongens van uw soort kunnen wij hier niet dulden. Natuurlijk zult ge van de zweep krijgen, maar dat zal niet uw ergste straf zijn.  Thomson en Olliver (de schoolprimus en de tweede) breng Pat naar mijn kamer.’
Nadat hij daar voor de laatste maal geslagen werd, werd hij opgesloten, en de volgende dag, zonder dat hij afscheid nemen kon, weggebracht.

IK LEEF MET MEZELF: HARRY GRAF KESSLER (10)

2755094445.2

Het gevleugelde woord van Wellington dat ons werd ingeprent: ‘De slag bij Waterloo is op de speelweides van Eton gewonnen’ drukte tenslotte alleen uit dat het de gentleman was die Napoleon had overwonnen en hij de steile klim van Engeland in de negentiende eeuw had mogelijk gemaakt.

Van de genteleman werd daarbij een houding vereist die principieel antirevolutionair was: hij moest een niet te weerleggen respect  voor de koningin opbrengen. Hierover waren boven en onderaan het ook met elkaar eens.
Was Londen het hart en de door de bovenlaag opgelegde gezindheid dat zij de levensadem van het Britse wereldrijk zouden zijn, zo gold de kroon, belichaamd in de koningin, als het zichtbare symbool dat nooit aangetast mocht worden. Voor beide klassen was de koningin daarenboven de hoogste representatie van de bovenlaag, de prins van Wales, als erfgenaam van de kroon, “de eerste gentleman van het land”.
Zo werd de verhouding tot haar en haar familie ook door de kleine man bepaald door een mengeling van bijgeloof, schijnbare intelligentie en snobisme.

In mijn Ascot-tijd heb ik de koningin (Victoria) eenmaal van dichtbij gezien. Dat was in juli 1881 bij een troepenparade in het park van Windsor. Daar ik vaak in de omgeving van de oude (Duitse)keizer was geweest, een man die zowel in zijn verschijning als in zijn handelen een grandseigneur en een koning was, kon de Queen me niet bijzonder imponeren. In haar eenvoudig zwarte kleed, met haar rood gezicht, haar gerond lichaam en een wat sjofele parasol in haar vette handjes, zag ze er eerder als een van mijn ‘verweduwde’ (verwitweten) tantes uit.  Toch straalde ze een soort van majesteit uit.  Dat lag aan haar blik die iets boosaardigs had waarvoor je bang kon zijn. Door die blik scheen ze haar kleine gestalte te compenseren.  Ik moest daarbij aan een ongelukkig voorval van een jonge vriendin van mijn nichtjes denken die bij haar eerste voorstelling aan het hof voor de troon over haar lange sleep struikelde en gevallen was, waarop de koningin, zonder enige notitie van haar te nemen zich als volgt uitdrukte: ‘Take away that ass.”

2162865549.2
Bij de troepenparade verscheen ze, begeleid door de hele familie als grootmoeder van Europa. Tegenover haar, in de open oudmodische Landauer zat haar schoondochter, de mooie prinses van Wales, een Deense en haar dochter, de Duitse kroonprinses, en achter haar, een beetje zoals Malvolio achter zijn verouderde Olivia had kunnen zitten, haar vertrouwde dienaar John Brown, in een zwarte livrei met zilver gestreept.  Naast de koets reden haar schoonzonen, de Duitse kroonprins, de later keizer Friedrich, in het witte Garde-du-Corps-uniform, een Siegfried die alle aandacht naar zich toetrok.  Haar andere zoon, de prins van Wales, in een donker uniform met de blauwe band van de Kousenband-orde, al een beetje dik en geen al te beste figuur te paard. In een tweede koets, achteraan twee jonge prinsessen, bijna nog kinderen, met lange tresjes, helblauw gekleed,

2344780659

Fraai om te zien, twee nichtjes van de koningin, dochter van de groothertog van Hessen, de latere Russische grootvorstin Sergius en haar jongste zus die de laatste tsarin zou worden, beiden voor een gruwelijke dood voorbestemd.  Dit tragische groepje dat met de koets en te paard urenlang langzaam voorbij een eindeloos troepenfront reed was het supra-nationale  heersershuis van Europa, schijnbaar voorbestemd om eeuwig het middelpunt van de Europese geschiedenis te blijven. (de verteller doet zijn verhaal in 1919!) Want het gevoel dat de wereld zoals ze was tot in een verre onbestemde toekomst onveranderd zou  verder bestaan,  was algemeen, zeker in Engeland. En voor onze leraars, voor mij, mijn familie was het idee dat koningin Victoria kon sterven zondig geweest.

IK LEEF MET MEZELF: HARRY GRAF KESSLER (9)

London_Strand_19th_century.jpg

Op een keer kwam ik in Strand (straat in London, zie afbeelding) met twee vrienden en een leraar in een samenloop van volk terecht rond een jonge vrouw die in de goot lag. De mensen dachten dat ze dronken was maar in feite had ze volop weeën. Haar verenhoed lag naast haar in de goot.  Haar bleke zachte gezicht was verkrampt in een schreeuw.  Van onze dieren wisten we wat weeën waren, maar nog nooit hadden we een mens in barensnood gezien. Zeer aangedaan bekommerden we ons om haar en hielpen haar wegbrengen.

In deze winternachten, met de schaarse belichting heerste er een soort Rembrand-stemming. Ik denk dat het Roger Fry was die me voor het eerst de ogen opende voor deze     werkelijkheid. Het dichtste nabije tussen ellende en overvloed, die zogezegde familiaire buurtschap van rijk en arm, dat hoorde bij Londen. Meer dan elders was die tegenstelling hier zichtbaar omdat de rijken hun luxe en de armen hun lompen zonder enige schaamte toonden.
Tijdens de verlofdagen ging ik vaak met mijn kameraadjes naar Hydepark, meestal te voet, maar soms ook met een geleende pony van een van mijn neefjes.  Van rijden hadden we- zoals ik later in Potsdam bemerkte- naar Duitse maatstaven geen vermoeden. Pony’s en paardjes liepen zoals de natuur het hen had geleerd.

1998132655

Maar er waren geen hindernissen die we niet konden nemen en wat meer was, we vielen er nooit af. Het was een wilde rijkunst! De zusjes van mijn kameraden reden mee, meisjes met vliegende blonde haren. Oudere heren met cilinder(hoed) en bakkebaarden, mode 1880, begroetten ons vriendelijk als we hen als een kudde jeugd in carriere (snelst mogelijke loopwijze) voorbijjoegen. Gezelschapskoninginnen die nonchalant met mooie volbloeden in handgalop aan lange teugels reden en daarbij met elegante heren naast hen babbelden lieten wij in gulzige overmoed ver achter ons.
Het rijke deel van de samenleving dat zich uitleefde zwom boven het lagere deel dat bevroor en hongerde zoals olie op water. Beiden sloten zich af zodat zonder twijfel Disraeli van “twee volkeren” kon spreken en Karel Marx daar zijn inspiratie voor de klassestrijd vond.

876813785
Dat het ondanks deze opdeling niet tot een gewelddadige confrontatie is gekomen, niet tot een revolutie,vindt zijn oorzaak in die onbegrijpelijke overeenstemming van beide lagen in sommige basisbeschouwingen. Een gevolg van de suggestiekracht waarmee de bovenlaag haar denkwijze bij de onderste had ingeplant. Beiden bewonderden hetzelfde, in het bijzonder de grondslagen, conventies en omgangsvormen die bij de persoon van de gentleman hoorden. De sportieve geest, het bij “fair play” houden, het strikte navolgen van spelregels bij allerlei wedstrijden, zelfs bij de roofhandel tussen straatjongens of brouwersknechten. De gentleman moest in alle omstandigheden ‘zelfbeheersing’ hebben (Haltung). Zijn opvoeding bestond er vooral in hem te leren in alle omstandigheden, bij welke dreiging ook zijn ‘houding’, zijn zelfbeheersing en wilskracht niet te verliezen. Hij moest in iedere situatie zijn zenuwen onder controle houden, “plucky” zijn, zich niet drukken, maar voorgaan, leiden.

107790578
Tegenover zwakkeren, in bijzondere tegenover medemensen van de lagere stand, moest hij in alle kalmte steeds hoffelijk en respectvol zijn. Afblaffen van ondergeschikten verminderde zijn aanzien, en gold als een tekort aan karakter. Daarenboven werden emoties bij gentlemen niet al te zeer gesmaakt: hij moest zijn gevoelens, in zover hij die bezat, mogelijkerwijze voor zichzelf houden en ze aan naaste vrienden en verwanten, vader of moeder slechts ingehouden tonen. (versluierd: verschleiert).
Zijn gevoelsleven stond onder een voortdurende druk, een netwerk van remmingen waardoor hij gebonden werd, verstikt of in bodemloze diepten gedreven.
Ook de kledij van een Victoriaanse gentleman was streng, bijna als een voor een kloosterling, voorgeschreven. En des te kostbaarder werkten kleine willekeurige afwijkingen, variaties die de man van de grote wereld, de “dandy” zich mocht veroorloven.
En niet minder nauwkeurig was de taal van een gentleman geregeld. Ja, ze werkte weldra meer als de uitstraling van zijn rockkostuum, meer als een teken van zijn klasse dan als instrument van zijn geest.

Dit alles tesamen, deze houding en beheersing (Haltung und Zurückhaltung), deze fair play, deze grondslagen en modes, vormden de echte volksreligie die niemand wilde afvallen, die allen een onwrikbaar geloof schonken. Stilzwijgend had zich in hen de gentleman in de plaats van Christus gezet. Het gemeenschappelijke van het geloof neutraliseerde de klassesplitsing waarbij de onderste laag de vrijwillige afhankelijkheid van de bovenlaag erkende, die alleen de echte eigenschappen van de gentleman bezat en die als een graal de levensadem van het Britse wereldrijk beschermde.

IK LEEF MET MEZELF: HARRY GRAF KESSLER (8)

home rule postcard.jpg

In Parijs had ik al een kleine drukpers en daarop letters gezet en gedrukt.  Zo kon ik als een vakman zetspiegel, randen en formaat hanteren: het ontwerp, helemaal van mijn hand, ligt voor mij.  Schuster, Jay en ikzelf vormden de redactie,. Andere  kameraden, ook leraars, werden van geval tot geval als correspondenten of reporters aangetrokken.  Advertenties kostten één penny, acht pfenning, voor enkele woorden.  Het blad zelf voor de toenmalige krantenprijs van twee pence, het kwartaalabonnement twee shilling en acht pence.
De kenspreuk op het ontwerp is merkwaardig genoeg Duits: ‘Mit Gott allein.’ Waar we die spreuk vandaan haalden weet ik niet, maar waarschijnlijk heb ik ze uit een zekere trots gebruikt.

De tekst bestond voor een groot gedeelte uit sportberichten, verslagen van voetbal- en cricketmatchen gespeeld door de school.  Maar ook ziekten en ongevallen van medescholieren, geboorten en overlijdens in de konijntjesstal of het schildpaddenrijk kregen de aandacht, net zoals schnitzeljachtpartijen en schooluitstappen.  Van een van die uitstappen bracht ik voor de krant de beschrijving van de grote electriciteitstentoonstelling in het Kristalpaleis mee waar duizenden van de net door Edinson uitgevonden gloeilampen een verrassende en feërieke indruk op ons hadden gemaakt.

Politiek was in onze “gazette” uitgesloten. Toch interesseerden we ons net zoveel voor politiek als voor sport.  Engeland stond op de rand van een revolutionaire tijd.  Het gevecht draaide rond de ‘Home Rule’;  nominaal gezien ging het om de instelling van een Iers parlement waardoor inderdaad de Engelse eenheidsstaat zou opgelost worden. home rule the-rivals.jpg In Ierland als in Rusland bedienden de revolutionairen zich van moord, van brandstichting en van -wat nieuw was- van boycott’s, door de Home Rulers als hun scherpste wapen gebruikt. Zelfs in onze groep vormden zich twee partijen, de ene voor de andere tegen de Home Rule. We hadden wel geen officiciële debatclub zoals de grote scholen en de universiteiten, toch discussieerden we ijverig.
Jongens zoals Schuster, Fry, Blackwood bleken uitstekende redenaars te zijn. Tenslotte stuurden we twee ‘Adressen’ (manifesten) op. Het ene voor de grijze liberale leider Gladstone die de Ierse vrijheidsbeweging gunstig gezind was, het andere met meer handtekeningen voor de conservatieve leider, de markies van Salisbury.
Voor de eerste maal werd ik gedwongen tegenover een opstandige beweging stelling te nemen.  
Mijn neef Parnell was de leider van de revolutionairen, mijn andere familieleden stonden aan de kant van de antirevolutionairen en conservatieven. Met een jongensachtig genoegen stelde ik mij tegen de Home Rule op en ondertekende het manifest aan Salisbury.

Leerstof die niet in het leerplan terug te vinden was maar waarin ik me met genoegen verdiepte was Londen.  Alles in deze nevelstad waar de wereldoceaan langs de Theems aanspoelde, scheen in mijn nog half door sprookjes bevangen dertienjarige fantasie vol avonturen en geheimen.

1757278419

Het parlement, de Tower met zijn spookachtige bloedige herinneringen, de Theems met haar masten, scheepsdokken, stapelhuizen, de bank van Engeland met haar kelders waarin het goud in vorm van zegels,  tegen manshoge muren was gestapeld, dat alles levendig met elkaar vervlochten was het hart van het Britse wereldrijk. Onrustig en oeverloos bewoog zich daarrond de stad, het Londen van de tachtiger jaren, dat onmetelijk rijk en groot was, maar als een dorp ook overal naar rook en stallingen geurde.  Een Londen zonder lichtreclames waar het paard nog het straatbeeld beheerste en ’s nachts, zo vlug de gaslantaarns brandden, de nevel.
Ik werd verliefd op de nevel. 

311020073

Als we van Ascot naar Londen trokken en ik reeds in de voorsteden de vochtige rook en zoutgeur mijn neus prikkelden, vermoedde ik achter Londen de Noordzee. Op de schuiten die op de Theems lagen was elk van de hoog opgetrokken bollen een raadsel dat de fantasie met voorstellingen van onbestemde verten vulde.
Op mooie zomerdagen als slechts een lichte mist over de stroom zweefde leek de stad een luchtspiegeling, zo zacht en doorzichtig en regenboogachtig weerkaatsend.  In november als de mist bruin werd en met zijn vochtigheid gebouwen, schepen, mensen slechts onduidelijke massa’s waren, werd hij angstaanjagend en massief  en dreigend als een onweerswolk.  Dan doken uit de dikke nevelslierten gestalten als uit een onderwereld op, nog uit Dickens’ tijd, krantenjongens in geklede jassen die eens aan een Lord hadden toebehoord en nu nog lompen waren, vrouwen in een oud balkleed, met verenhoed die dronken in de goot lagen, pooiers die naast ons liepen en ons donkere, vreemde woorden toefluisterden.

IK LEEF MET MEZELF: HARRY GRAF KESSLER (7)

kerkraam
Bij de instellingen waarvan het geheiligde karakter niet te betwijfelen was, hoorde natuurlijk ook de Engelse staatskerk.  Deze kerk, in haar uiterlijke vormen en ceremonieën nog bijna rooms en in haar geest puriteins, is een hermafrodiet, maar  een door politici knap geconstrueerde hermafrodiet die op een eigenaardige wijze zowel haar vrouwelijke als mannelijke elementen van de ziel rekenschap geeft. De eerste door een met roomse rivaliserende staatsie, de laatste door haar “musculair kristendom”, met dezelfde dubbele moraal die eigen is aan gentlemen, zich tegelijkertijd als Kristus te voelen en zich als heer uit te leven.

Omdat ik een erg leuke stem had, werd ik koorknaap. Bij de godsdienstoefeningen in onze kapel werden wij, koorknapen, wit aangekleed en liepen dan, daar we ook voor de rest proper en goed gewassen waren, wonderlijk rein en feestelijk naar het koor voor onze leraars die allen een academische of kerkelijke graad hadden en die volgens deze gradaties toga’ s van verschillende kleuren droegen.chorister_1735844c.jpg
Je zou ons, omdat de meeste jongens daarbij nog rozige en regelmatige kindergezichtjes hadden, voor kleine engelen kunnen houden.  Kleine farizieërs? Wellicht. Maar met een rein hart; want allen konden zich volgens de grondslagen van onze moraal als onberispelijk zuiver beschouwen, het beste leidersmateriaal voor het Britse wereldrijk.  Natuurlijk kwamen er af en toe ook wel eens kleine schandalen aan het licht.  Gevallen van al te intieme betrekkingen tussen jongens waarbij Mr. Kynnersley enkele van zijn beste lievelingscholieren in vertrouwen nam en hun mening vroeg eer hij de schuldigen van de zweep gaf of van school wegjoeg.

Ik weet niet of er met mijn ouders een voor mij geheimgehouden afspraak met de school was, want al stak ik van alles uit toch heb ik nooit van de zweep gekregen. Ik had in dat geval waarschijnlijk de hand aan mezelf geslagen.  Want met dat idee ondernam ik ooit een belachelijke zelfmoordpoging. Ik had heimwee zoals ik nooit naar iemand heimwee heb gehad, heimwee naar mijn moeder. In haar brieven kwam ze koeler over dan ik van haar verwacht had.rugby boek.jpg Mijn minstens moreel succes met boksen had niet lang geduurd. Ik was Duitser, buitenlander, en zodoende voor kleine Engelsen een ergernis. Er ontstond een clubje dat als doel had mij te verdrukken. Zo vond de broederschap bij rugby, een van de ruwste vormen van voetbal, telkens weer de gelegenheid mij met de brutaalste passen te bedenken. Als op een dag een jongen die ik als mijn vriend beschouwde, het spelletje meespeelde, ging ik na het spel naar de huisapotheek, nam daar een flesje chloroform en vergitigde ik mij. Mijn kamergenoort Palk vond me bewusteloos. Palk, een fijne jongen die een beetje jonger dan ik was had enkele dagen na mijn aankomst op school wegens ergens een domme-jongens-streek een verschrikkelijke kastijding ondergaan.  Toen hij me, zonder al te veel woorden, zijn striemen toonde had ik verschrikkelijk medelijden met hem.  We werden op slag vrienden. Nu hij me blauw uitgeslagen vond riep hij de ziekenzuster en alles eindigde met een kater.  Mr. Kynnersley heeft het nooit geweten.

Na een tijdje kreeg ik naast Palk en Fry nog andere kameraden: een jongere Olliver, een slanke donkerblonde jongen die de belichaming van eerlijkheid en kalmte was en later schoolprimus werd; Basil Blackwood, de jongste zoon van de vicekoning van Indië, de markies van Dufferin, friendsship.jpgdie schitterend talentvol de hoop van de Engelse diplomatie werd, maar jong stierf; Claud Schuster, kleiner dan ik, maar sterk en zeer intelligent, zowel in sport als in studeren de beste (nu als Sir Claud Schuster de diensdoende staatssecretaris van de Engelse kanselier); E.A. Jay, een zachte, fijne blonde jongen die -als mijn herinneringen mij niet bedriegen- altijd mijn gezelschap opzocht.  We vormden een kliek, een oppositie tegen de stugge massa die zich langzaam vormde en haar grote slag thuishaalde toen wij met ons zakgeld ons kapitaal samenlegden om een krant te beginnen. Daarmee werden we plotseling het middelpunt van het schoolleven en sloegen we de massa k.o. We doopten ons blad “St. George’s Gazette”, en vanaf de stichting verscheen het elke zaterdagavond, vier grote kwarto-pagina’s, eerst moeizaam gestencild, maar vlug nadat we voldoende abonnementen en adverteerders hadden bij scholieren en hun ouders en verwanten, in Windsor op houtvrij papier gedrukt.

IK LEEF MET MEZELF: HARRY GRAF KESSLER (6)

kleine winston grotere foto.jpg

Praktisch gezien had dit alles helemaal geen gevolgen.  Praktisch had immers niets van de grondslagen die ons ingehamerd werden gevolgen, gevolgen mochten zij de belangen van de toenmalige nog heersende klasse in Engeland, de adel en de rijke burgerij, tegengesproken hebben.
Mr. Kynnersley leidde de school als voorbereidende afdeling van de nationale opvoedingsinstituten Eton, Harrow, Westminster waar de zonen van de heersende kaste tot parlementsleden, ministers, ambassadeurs, hoge justitie-ambtenaren, geestelijke waardigheidsdragers en financiële verantwoordelijken dichtbij het hart van het Britse wereldrijk opgeleid werden. Van de veertig acht tot veertienjarige jongens waren er tien tot vijftien jongens uit de oude landadel, daarbij nog een derde uit de rijke bourgoisie, de rest uit bekende families van de Engelse en Schotse aristocratie: Percy, Hamilton-Gordon, Craven, Blackwood, Spencer-Churchill, Campbell.
Niall Campbell, een erg bescheiden en eenvoudige kleine jongen werd na de dood van zijn oom die met een dochter van de koningin was gehuwd, hertog van Argyll, ongekroonde koning van het Hoogland en drager van de door Walter Scott gevoerde titel wegens dichterlijke verdiensten, “Heer der eilanden in de Westelijke Oceaan”, wat leenheer van de eilanden voor de Schotse kunst in de Atlatische oceaan betekende.
Winston Churchill, een neef van de hertog van Marlborough, toen een roodharige en rusteloze bengel die iedereen door zijn komedie en naijver op de zenuwen werkte, zou de loopbaan van zijn beroemde vader, Lord Randolph Churchill, als staatsman en regeringsleider verderzetten.moeder churchil en zonen.jpg
Voorlopig was hij bij de staljongen van zijn grootvader in de leer geweest en had daar omgang en manieren geleerd die voor een jonge gentleman hoogst ongepast waren en Mr. Kynnersley schrik en woede bezorgden omdat hij vreesde dat de hele school deze pikante uitdrukkingenen en onbeheerste staljongenshouding zou overnemen.
Boos en beschaamd was hij, dreigend met de zweep, toen de kleine Winston, klein als een rat, hij was net acht geworden, op een lessenaar geklommen, zijn stalliedjes voor een aandachtige jongensschaar ten beste gaf.
(nvdr: hiervan kan Kessler zelf geen getuige zijn geweest want de kleine Winston kwam pas een trimester nadat hijzelf de school verlaten had op Ascot aan. Hij baseert zich waarschijnlijk op de memoires van Winston Churchill waarin hij de twee jaar op Ascot de verschrikkelijkste van zijn leven noemt.)

Bij dergelijke samenstelling van de schoolgemeenschap was het wellicht niet te vermijden dat de leer van het kristendom en de klassieken, in zover hun uitwerking een gevaar voor de bovenlaag van de bevolking kon betekenen, stilzwijgend buiten werking werd gesteld. Dat gebeurde zalvend, met volle handhaving van de kristelijke gezindheid en in de meeste gevallen door het vaak voorkomen, onbewust.rapport churchill.jpg
In de plaats daarvan ontstond er een klasse-moraal. Dwangmatig, onder druk van de kristelijke traditie en een van haar weinig gunstige sociale en politieke structuur ontstond er een opvoeding met een dubbele moraal, die wij, zonder het te bemerken goedgelovig en jong, aannamen.  Op school leerden wij ‘hou van je naaste als van jezelf’, maar als wij, wat vaak voorkwam, een voetbalmatch of cricketpartij tegen een volksschool of dorpsjongens speelden, dan was het ons op straf verboden met hen een gesprek aan te knopen want zij waren ‘cads’ waamee ‘cad’ niet alleen voor ‘straatjongen’ stond maar voor alles wat het tegendeel van een gentleman was.
Die tweede, geldige moraal was geworteld in het klassenbewustzijn dat iedere jongen van thuis meebracht. Dit dubieuze werd bovendien nog bij elke gelegenheid aangescherpt zoals het jachtinstinct bij jonge honden. Dat zorgde inderdaad voor karakter en zelfbeheersing, maar ook voor een blinde verachting van andere volkeren en klassen, voor het kritiekloos aannemen van al datgene wat in eigen huis bon ton was of voor waar werd gehouden. Was voor mijn kleine kameraadjes in Parijs niets heiligs, in Ascot twijfelde niemand, leraars noch leerlingen, dat de cylinder(hoed) en het zwarte apenpakje waarmee we ’s zondags naar de kerk gingen, net zoals de bijbel, koningin Victoria, het cricketspel en het Brits wereldrijk, door een goede God was bedacht en tot onze wereldorde hoorde die wij met respect aanvaardden.


(boven: de kleine Winston, zeven jaar, midden: moeder Chuchill met haar 2 zonen, onder: rapport van Winston op St Georges)

IK LEEF MET MEZELF: HARRY GRAF KESSLER (5)

ETON SCHOOLUNIFORM.jpgIn werkelijkheid was het een nuchtere strenge en doordachte opvoeding. De school was naar de beschermheilige van Engeland en de eerste kristelijke ridder  ‘Saint George’ s school’ genoemd, en zette ridderlijkheid, karakter en eerlijkheid aan de top van de deugden die van ons werden verlangd. Wie loog of tegen een een van de hoogste geboden zondigde die een gentleman moest opvolgen, werd door het lerarencollegium of in bijzondere gevallen door een aantal oudere jongens beoordeeld, en naar aloude Engelse schoolzeden met ontblote ‘Mittelpositur’ (sic) over een houtblok gelegd en persoonlijk door Mr. Kynnersly met een zweep tot bloedens toe geslagen.

’s Morgens werden we verplicht ons van kop tot teen met koud water te douchen.  Voor de sport moesten we ons ’s namiddag helemaal omkleden.  Meestal droegen we dan slechts een flanellen broekje en een sporthemd, in de winter een zwarte pullover met een rood Georgeskruis.  We leerden boksen en vechten en natuurlijk de andere sporten zoals het nationale balspel cricket, en ook handbal, Eton- en rugby-voetbal, maar heel weinig turnen en geen tennis dat toen nog voor een weke sport doorging. Ook zwemmen in de vijver, in de ‘wildernis’ was verplicht.  De leerkrachten met inbegrip van de “chef” Mr. Kynnersley namen aan alle activiteiten deel..  Daardoor ontstond er een vriendschap zoals tussen oudere en jongere leden van een officierenkorps en een erecode die zelden werd geschonden.

899162081

Bij de snipperjachten tijdens de herfst die toch met een loopafstand van vijftien kilometer dwars  door de velden voeren, was Mr. Kynnersley vaak zelf een van de hazen en gaf hij  het goede voorbeeld bij het afsnijden van moeilijk te nemen terrein, begroeid met doornstruiken of waterlopen waar je moest doorwaden of overzwemmen. Lang en langbenig, met roodblonde bakkebaarden zoals de Engelse geestelijken die toen meestal droegen, toch al dertig, gedroeg hij zich dapper en geslepen als een jongen zonder dat zijn achting daaronder leed. Als hij als haas door een plotse wending ons aardig in de maling had genomen en ontsnapt was aan onze achtervolging dan zagen we bij het halali zijn ogen achter zijn gouden brilletje schitteren.

1069761575
Je kon denken dat bij deze training de eigenlijke opdracht van de school verwaarloosd werd.  Dat was helemaal niet het geval denk ik. Was ik in Parijs een middelmatige scholier, in Ascot kon ik in korte tijd vloeiend Grieks en Latijn lezen zodat ik later in het Hamburgse Johanneum mijn medeleerlingen minstens hierin overtrof.  Als dertienjarigen vertaalden wij Caesar, Livius, Sofokles en Aristofanes “van het blad”, met uitzondering van de koren.  Ja, we speelden ‘de Wolken’ van Aristofanes als voorstelling waarin ik de rol van Pheidippides vertolkte in de oorspronkelijke taal. (het Oud Grieks dus) Ook Engelse geschiedenis en literatuur werd grondig en boeiend gegeven. Shakespeare, Byron, Walter Scott, Dickens vonden hun plaats in onze fantasie. De ‘Lustige Vrouwtjes’, ‘As you like it’, ‘de Koopman van Venetië’ lazen wij als rollenspel waarbij we bepaalde fragmenten die bijzonder vrolijk waren ook speelden.  Met Dickens’ ‘Pickwick’, ‘David Copperfield’, ‘Oliver Twist’, ‘Barnaby Rudge’ die Mr. Kynnerley ons voorlas hebben we in groep ons geamuseerd en gelachen.  We werden niet gedwongen leerstof op te stapelen (büffeln) maar wie wilde leren kreeg daartoe rijkelijk de gelegenheid en dat op minder deprimerende manieren dan die waarmee ik later op mijn Duits gymnasium werd geconfronteerd.
SCHOOLUNIFORM.jpg
Het voorlezen, of lezen in verschillende rollen gebeurde vaak tijdens schoolvrije dagen, in de late namiddag, als we na het spelen gedoucht en in het toen geldende apenpakje voor jongens in het salon verschenen, waar we op een kussen op de grond aan de voeten van Mr. Kynnersley zaten en Mrs. Kynnersley voor thee en gebak zorgde.  Zijzelf, een kinderloze, beetje schuchtere maar temperamentvolle vrouw, lang en roodblond, met een paardengebit zoals haar man, zorgde vooral voor de kleinsten, de acht- tot tienjarige jongens.
Op de oudere jongens die vooral bij Mr. Kynnersley in de gunst lagen was ze echt jaloers wat tot tragische of tragikomische scènes leidde en die op hun ouderwetse Engelse manier voor ons heel spannend waren.

Ik vatte een grote liefde voor Macaulay op. Mijn grootmoeder Lynch had me een uitgave van zijn werk cadeau gedaan, acht oktaafgrote delen gebonden in leder die erg aangenaam roken. Ik las en herlas telkens weer zijn leven, zijn Engelse verhalen, de essays en redevoeringen voor het parlement.  Zijn grote redevoeringen over de tienuren-dag en aanverwante vragen, waren voor mij de eerste kiemen voor de sociale geschiedenis.

(de foto’s zijn louter illustratief en proberen de sfeer van de tijd weer te geven.)

IK LEEF MET MEZELF: HARRY GRAF KESSLER (4)

483px-Roger_Fry_self-portrait.jpg

En nu zijn we terug waar Harry het verhaal begon, op weg naar Ascot waar hij de pas opgerichte school van Mr. Kynersley zal bezoeken.

‘Nog één keer viel ik mijn moeder heftig om de hals toen ze begon te wenen.  Even later waren we in Ascot en maakten in alle waardigheid kennis met Mr. Kynnersley; mijn moeder leek me daarbij trotser en groter dan ooit.
Eens ze weg was, redde ik mijn gezicht bij mijn nieuwe vrienden door gespeelde kalmte en slechte grappen en schreef ik nog dezelfde avond een briefje dat hier voor mij  ligt: ‘Ik heb al heel wat nieuwe vrienden gemaakt.’ Eens in mijn bed echter weende ik des te heviger.

De volgende morgen werd ik als buitenlander door een jongen voor een bokskamp uitgedaagd.  In Engeland was een buitenlander iemand  die vroeger in Griekenland ‘een barbaar’ werd genoemd. Een andere, oudere jongen bracht me snel de regels bij van een ‘faire’ bokskamp waarbij krabben en bijten en slagen onder de gordel  uitgesloten waren.
Hij vermoedde terecht dat ik dit niet op het ‘kontinent’ had geleerd omdat er daar immers geen gentlemen waren. We gingen achter het huis, mijn tegenstander en ik moesten ons tot op hemd en broek uitkleden, ik kreeg handschoenen aan en na drie ronden was ‘knock out’. Eens ik was opgestaan kreeg ik een hand en de vriendschap van de jongen die me had uitgedaagd.  Ik had geen vermoeden van boksen maar had me toch heel dapper gedragen en geen onfaire trucjes gebruikt, erg in trek bij buitenlanders.
Mocht ik een sekundant nodig hebben dan zou hij als vriend altijd ter beschikking zijn.
De onpartijdige die mij op voorhand  de regels van het spel had uitgelegd bleek de later gevreesde, uitgelezen kunstcriticus (schilder) Roger Fry (hierboven zelfportret) te zijn.  Hij zou als eerste in Engeland voor Cézanne en Maillol opkomen, een broer van Joan Fry die na de oorlog de voedselbedeling aan de Quäkers leidde.
school-l.jpg
In tegenstelling tot de Parijse bunkers en hun ellendige sfeer presenteerde deze school zich hier als een groot vriendelijk landhuis. Beter nog: de school bestond uit een komplex van gebouwen in Victoriaanse cottagestijl waaruit het eigenlijke schoolgebouw een beetje naar voren kwam. Ze lagen op een hoogte, midden in een park, in het dal beneden begrensd door weiden, die als speelplaats dienden.
Vanuit de veranda voor het hoofdgebouw kon je ver in een welig landschap kijken waarvan de heuvels  afwisselden met heide en perceeltjes bos.school2.jpg
Eén deel van het park, gespaard door de moderne ontwkkeling, was de rest van de oeroude jachtgronden van Windsor, een wat heuvelige en afgesloten kloof die ‘de wildernis’ werd genoemd. Ze diende om er inheemse flora en kleine huisdieren zoals konijntjes, hagedissen en schildpadden te verzorgen. Een ander deel van het park was in tuintjes verdeeld die als prijs voor bijzondere prestaties aan jongens apart werden toegewezen waar ze naar hun eigen smaak en tuinierdeskundigheid bloemen plantten en verzorgden, rozenstokken, tulpen, irissen, viooltjes, muurbloempjes, jasmijn maar ook waterkers, mostaardzaadjes en radijsjes.ascot_residential_homes-stdavids-st christophers_ascot_berkshire.jpg
De ‘wildernis’ omsloot een kleine vijver gevoed door een kleine waterval waarin we tijdens de zomer van de wereld afgezonderd, helemaal ongeneerd naakt baadden, speelden, plonsden en zwommen.  De vijver en de ‘wildernis’ werden net zoals de tuintjes door onzelf beheerd en slechts zeer zelden werd er van bovenaf ingegrepen. Dit kleine paradijs voor jongens was in al zijn details een schepping van Mr. Kynnersley. Natuurlijk had hij allerlei invallen die ons in ‘Naturzustand’ brachten, onze fantasie prikkelde, ons tot avonturieren aanzette.
De ‘wildernis’ was voor ons een werkelijke wildernis aan de andere kant van de moderne wereld, een stuk middeleeuwen of Wildamerika. Mr. Kynnersley was terwijl hij rotsen voor de waterval versleepte of oerwoud ontgon en in hun schaduw zeldzame varens en grassen ontdekte, een mengeling van pionier, schooljongen en woudgod, een betoverde herder, een woudwezen, dit woud waarin Falstaff als wilde jager in het geestenuur mistress Quickley verwachtte.windsor 1900.jpg
En kwamen we vanuit Windsor in de maneschijn door het bos naar huis gewandeld en herten en reeën ons begluurden en de kreupele eiken als heksen ons met hun takken wenkten dan leek onze school een stuk van een aan de tijd en ruimte ontrukte fabelwereld.

(de school  St. George Ascot werd in 1904 een meisjesschool en bestaat nog altijd als een voornaam katholiek meisjesinternaat. Anders dan bijvoorbeeld Winston Churchill en Fry vond Harry dit de meest gelukkige tijd van zijn leven.)

IK LEEF MET MEZELF: HARRY GRAF KESSLER (3)

gallifet doden.jpg

Lang en schraal was hij, Monsieur Péchu, een teringlijder want hij hoestte voortdurend, een kleine droge hoest. Aan zijn neus hing een druppel die hij nu en dan met de rug van zijn hand wegwiste. Zijn ogen, ook al ontstoken waren opvallend klein en flitsten als een fretje van de ene naar de andere heen en weer, half bang, half boos.
Meestal zat hij samengekromd op de lessenaar, de lange benen over elkaar geslagen. Maar plotseling kwam hij tierend van de tree naar een scholier, en terwijl hij met een kwakende stem overhaast enkele onverstandige woorden uitstiet, sloeg een lineaal dat hij zwaaide als een zwaard op de hand van de ongelukkige.
M. Péchu was inderdaad hulpeloos en schrikwekkend. Men zei dat hij kommunist was geweest en door generaal Gallifet in 1871 tegen de muur was gezet samen met dertigduizend kommunisten.  Door een wonder was hij er slechts met een longschot vanaf gekomen, wakker geworden in een massagraf en via schimmige beschermers weer in de onderwijswereld teruggekeerd zij het dan maar als “pion”.
millerandgalliffet.jpg
Door dat ongelofelijke avontuur noemden wij hem ‘Het lijk’. Als een jongen die M. Péchu sloeg een luid gebrul uitstootte om de anderen wild te maken kreeg M. Péchu medelijden met hem en probeerde hij hem te troosten.  Maar dan koos de hele klas voor de schone schijn partij voor M. Péchu en begonnen ze de geslagen jongen uit te schelden en dat was het begin van een hels spektakel tot M. Péchu weer als een adder op de lawaaierigste van de bende afstoof en hem met zijn lineaal bewerkte, waarmee alles herbegon.

Urenlang kon dat duren, tot de directeur kwam of M. Péchu uitgeput weer met over elkaar geslagen benen, met hoog geheven lineaal en rollende ogen op de lessenaar zat.

Ik had met dat arme ‘Lijk’ te doen, waarschijnlijk omdat ik mij hem van pijn doordrongen en bespat met bloed in dat massagraf voorstelde. Zo kwam het dat er een zeker vertrouwen tussen ons groeide.Weldra begon hij met mij een gesprek toen we in de tuin waren en ik net een gevecht met mijn zwarte plaaggeest had beslecht. Enkele keren daarna  moest ik nablijven terwijl hij toezicht hield en ik vijfhonderd keer voor een of andere stommiteit een vers van Boileau of Lafontaine moest overschrijven.
galifet nick katkov.jpgHij begon met enkele triviale opmerkingen en dan vertelde hij mij, waarschijnlijk als afschrikking, zijn treurig leven.  Zo werd ik onschuldig het werktuig van zijn ondergang. De kommunistische periode had hij gewoon ondergaan zonder ze echter weg te duwen.  Hij zei dat ik te temperamentsvol was, ik zou daardoor mezelf en anderen ongelukkig maken. Ook hij had zich uit idealisme in de politiek gestort en daarmee niet veel goeds aangericht. Hij had dan een wonderlijke vrouw ontmoet die hem in huis had genomen en met hem getrouwd was.  Ze had echter een zware hartziekte en was daardoor vlug geïrriteerd en zeer jaloers. Uit zijn borstzakje haalde hij een foto: een pafferig gezicht met donkere, stekende ogen en een boze kin. Ze was een vriendin en een medestrijdster van de beroemde Franse kommuniste Louise Michel geweest. “Een amazone!”. Werd hij als eens heftig dan moesten wij de omstandigheden waarin hij leefde begrijpen. ’s Nachts moest hij zijn vrouw verzorgen en had hij zelf weinig slaap en daardoor was hij overdag zijn zenuwen niet altijd de baas. ‘Koppijn, verschrikkelijke koppijn!’ Hij legde zijn hoofd in zijn handen en begon te wenen.

das-ende-der-pariser-commune
Ik begreep er maar de helft van maar voelde een grensloos medelijden met hem en besloot hem bij te staan. De volgende dag nam ik enkele van de ergste roepers terzijde en vertelde hen wat ik had meegemaakt. Ik hoopte hen tot een wapenstilstand te kunnen overhalen.  Tot mijn bittere teleurstelling hadden mijn woorden een tegenovergestelde werking.  Nu hadden ze een voorwerp voor hun wraak.  Zonder mij erbij te betrekken broedden ze een duivels plan uit door de vrouw in hun operatie tegen Péchu te betrekken.  Een van de samenzweerders liet onder het voorwendsel van een grap zijn oudste zus een paar liefdesbrieven aan Péchu schrijven die met een verwijzing naar vroegere betrekkingen hem voor een rendez-vous uitnodigde.
Bij lectuur van de derde brief kreeg Mme. Péchu een hartaanval en Péchu hing zich naast haar lijk op.

Slechts langzaam drong die gebeurtenis tot mij door.  Ik lag meerdere dagen in bed met een soort zenuwkoorts tot ik het verhaal aan mijn moeder toevertrouwde die zo goed als mogelijk mij troostte en me later, als ik weer gezond was, ernstige verwijten over mijn impulsief gedrag maakte.

IK LEEF MET MEZELF: HARRY GRAF KESSLER (2)

1900_PferdeOmnibus_popup_01.jpg

‘Het beeld van een kleine zwartharige duivel, mijn gebuur op de schoolbank, die me dagelijks lijfelijk aanviel, kan ik niet uit mijn gedachten zetten.
‘Om me te verweren moest ik dagelijks boksmatchen met hem uitvechten tijdens de speeltijd.  Maar omdat er op de Franse scholen nog geen erkende boksregels waren, eindigden dergelijke gevechten meestal met krabben en bijten.’ (waarbij de auteur het stevig doorbijten en zijn tegenstrever het krabben hanteerde!)

Het half-internaat was een vroeger klooster geweest, onvoorstelbaar vuil, van de refter tot de toiletten één smeerboel. Het magere eten dat ’s middags werd uitgedeeld bestond uit watersoep, een beetje taai vlees en een drankje dat “abondance” heette omdat het bestond uit veel water gemengd met een beetje wijn, een menu dat weinig met de Franse keuken had uit te staan.

349687
’s Morgens vroeg, in de winter was het nog donker, werden we met een blauwe paardenomnibus die eruit zag als de gevangeniswagen (Grünen Minna) van de Alexanderplaats van huis afgehaald en in de late namiddag ook daar weer afgeleverd.
Bij het binnenkomen van de school moesten om onze kleren te sparen stofjassen aan, zwarte ‘Leinenkittel’ die tot aan onze knieën kwamen en ons het uitzicht van kleine meisjesachtige geesten gaven.
Ondanks het levendige en de vlotheid die kleine Fransen kenmerkt had deze jongensbende als ze in de tuin verbleef of speelde niets jeugdigs, maar eerder was het een verzameling dwergachtige beambten, zeker omdat vele jongens eretekens droegen die wekelijks aan de vlijtigsten werden uitgedeeld en op de borst van de stofjas waren vastgespeld.
Van hygiëne of sport was er geen sprake, en ik denk niet dat er vele kinderen waren die wekelijks of tweewekelijks een bad kregen. Eén keer heb ik luizen gehad.
De dagelijkse wissel tussen thuis waar rond mijn moeder een geraffineerde luxe en onder toezicht van onze Marie pijnlijke zuiverheid en orde heerste en het vieze internaatsmilieu maakte de zaak voor mij onverdraaglijk.

1304640986
Het mag dan wel de opvatting van mijn vader geweest zijn dat een spartaanse dagbesteding de wat wekerige huis-atmosfeer kon aanvullen, maar in werkelijkheid werd ik lijfelijk en moreel zo door elkaar geschud dat de huisarts na twee jaar verklaarde er niet voor in te staan als aan dit gedoe geen einde kwam.
Een jongere neef, het latere kamerlid Harry Lynch, bezocht in Slough een voorbereidende school voor Eton en was daar aan een zekere Mr. Kynnersley toevertrouwd waarvoor hij veel vriendschap voelde.
Deze man had intussen een eigen privé-school op het platteland dichtbij Ascot geopend.  Hier zou ik dan weer kunnen gezonder worden tot ik naar Duitsland naar het gymnasium zou gaan.

Toch wil ik niet verzwijgen dat uit dit Parijse vagevuur ook een duurzame winst voortkwam. Het meest waardevolle was wel dat, door een aan het fanatieke grenzende kultus waarmee wij met taal bezig waren, wij gedrild werden elke zin zogezegd in de buik te kijken, hem woord voor woord te lijf te gaan (zu erlegen), tot ons alle geheimen van zijn innerlijke structuur geopendbaard waren en wij in staat zouden zijn over alle onderdelen, zoals de stukken van een anatomisch preparaat, rekenschap te kunnen afleggen. (deze zin is daar inderdaad een voorbeeld van!)
Niet alleen werd dit dagelijks meerdere uren met Latijnse maar ook met Franse klassieken geoefend. Dit bracht me met de tijd een helderheid van het taal-denken en uitdrukken bij die ik nu nog steeds als de eigenlijke kern van de Franse cultuur beschouw.’

pic1
Bij dergelijke arbeid wanneer ze met een zin van Cornelius Nepos of een vers van Lafontaine bezig waren werden ze niet door de klasseleraar maar door een “pion’ begeleid, om een mooi hedendaags woord te gebruiken.
Dergelijke “pion”  was eine Art von Mittelding zwischen Pedel und Vorschullehrer, eine gescheiterte Existenz, gering besoldet, halb verhungert, schlecht gekleidet, der gemeinsamen Verachtung sowohl der Lehrer wie die Schüler bewusst, und von den letzeren als Objekt vieler böser Bubenstreiche bevorzugt. (9)

Het portret van dergelijke pion krijgt gestalte in de figuur van Monsieur Péchu, een heerschap dat hij als een spook nog steeds voor zich ziet

Nog even geduld en hij zal ook voor jou verschijnen.

IK LEEF MET MEZELF: HARRY GRAF KESSLER (1)

zelfp Harry_Graf_Kessler.jpg

Veertig jaar terug.’
Zo begint het tweede hoofdstuk van ‘Gesichter und Zeiten’ geschreven door Harry Graf Kessler (1868-1937)
Veertig jaar terug.  Dan zijn we in 1880 en is hij twaalf jaar.
Filmisch klinkt het, die flash back uit het jaar 1919, het sterfjaar van zijn moeder.

‘Wir fahren durch die schon herbstliche, unter einem feuchten Nebelschleier, grün und golden schimmerende Themselandschaft.’

Zijn moeder, die voor hem een ‘Sonderklasse’ tussen speelkameraadjes en volwassenen is.
Hij beschrijft ze in haar vergeetmenietjes-blauw met zilver gedecoreerd zomerkleedje.  Ze zit tegenover hem aan het coupé-venster van de trein, en ze draagt een Kapotthütchen mit helblauen Bändern, die neben dem Kinn zu einer breiten Schleife gebunden sind.
Ze reizen van Londen naar Ascot waar zijn nieuwe school gelegen is.

Wie is dat jongetje dat op zijn twaalfde met een dagboek begint en zal uitgroeien tot één van de grootste dagboekschrijvers in de moderne geschiedenis?
Harry Kessler werd in 1868 in Parijs geboren als zoon van de Hamburgse bankier Adolf Wilhelm Kessler en Alice Harriet Blosse-Lynch, dochter van de Anglo-Ierse Baron Henry Blosse-Lynch.
Vader Adolf Kessler was de zoon van een protestantse dominé die door zijn huwelijk lid werd van een rijke Hamburgse bankiersfamilie.  Hij zou voor de Parijse tak van de bank instaan en…became hugely rich.
Moeder Alice waarmee het verhaal begint, was een ware schoonheid, dochter van een barones in dienst van de Raj in India.
Harry zal in 1877 een zusje krijgen, Wilhelmina, genoemd naar de Duitse keizer Willem I die haar peter zou zijn en in 1881 (1879?) Adolf een erfbare graaf-titel cadeau deed.

edvard-munch-harry-graf-kessler
Het jongetje Harry kreeg een internationale opvoeding. Eerst in Parijs daarna in een pas opgerichte Engelse kostschool in Ascot waarna een gerenommeerd gymnasium in Hamburg en universiteiten in Bonn en Leipzig de rechtenopleding zouden vervolledigen.
De New York Times zag het zo:

Upon graduation he joined an elegant uhlan regiment of the Imperial Guard, but with his father’ s fortune filling his sails, he soon embarked on a career of social butterfly, aesthete, collector, cultural impressario and diplomat.’

Omdat er in het Nederlands weinig over hem is gepubliceerd,  (wel: De dans op de vulkaan, een keuze van Peter Claessens uit zijn dagboeken in prive-domein, 2002) wil ik hem in zijn dagboeken volgen.  Hij zal in kontakt komen met politici en kunstenaars die in het fin du siècle en de belle epoque de dienst uitmaken: Rilke, Shaw, Richard Strauss, Mailol, Rodin, Munch, Diaghilev, Njinsky, Duse, om maar enkele namen uit de dagboeken te noemen. Hij zal Europese politici voor en na de eerste wereldoorlog op zijn weg vinden.  Als man van zijn tijd zal hij naarmate de jaren dertig dichterbij komen verschillende stellingen omtrent de Duitse hegemonie herzien ook al dacht hij, betrokken als ‘onderhandelaar’ in en na de eerste wereldoorlog dat de Europese cultuur Duits zou zijn. (en Belgïe moest geëvacueerd worden om de Engelsen dwars te zitten)

rodin
Met een moeder die bijna letterlijk uit het British Empire kwam en een vader uit de Duitse liberale bankierswereld verenigde Harry in zijn bestaan twee strekkingen die meer dan eens door hun tegenstelling de Europese politiek zouden beïnvloeden en door elkaar schudden. En met Parijs als standplaats (naast de USA en Canada waar pa Kessler domeinen bezat die ongeveer de oppervlakte van Beieren zouden hebben) was het plaatje compleet.  Alice’ s salon in de Franse hoofdstad had Guy de Maupassant, Sarah Bernhardt, Hendrik Ibsen, Eleonora Duse en de jonge Auguste Rodin als gasten.  In de tuin van hun Parijse woning had ze een privé-theatertje gebouwd, alhoewel Harry haar dan weer beschrijft als rusteloos, miskontent, rebels en uit de diepte van haar ziel ‘neen-zeggend’ tegen wat haar overkwam.
VON BULOW.jpg
Mooi was ze in ieder geval, en niet ongevoelig voor de avances van belangrijke, machtige mannen.  Eén van hen, Bernhard von Bülow kwam als jonge secretaris van de Duitse ambassade graag bij de Kesslers aanlopen. (foto hierbij) Dat hij bot ving zou hij later in zijn memoires de familie betaald zetten door Harry een nep-graaf te noemen en pa Kessler te verwijten dat hij met de schoonheid van zijn eigen vrouw zijn handelszaken zou beïnvloeden.
Hij doelde daarmee zeker op de vriendschap en bewondering  die keizer Willem I voor Alice had. We zullen hem in ons verhaal ontmoeten en de geruchten dat hij wel eens de vader van Harry zou kunnen zijn niet al te zeer au serieux nemen.

(Harry zou in dat geval de half-oom van zijn toekomstige keizer Willem II geweest zijn!)

Terug naar 1880 waar een twaalfjarig jongetje niet kan zwijgen over wat hij in zijn Parijs half-internaat heeft meegemaakt.