boy in gestreepte bl.jpg

Ik kan tamelijk nauwkeurig aanduiden waneer en hoe dit geloof in de eeuwigheid van het Britse wereldrijk zijn eerste knauw kreeg.  De voorwaarden die het voortbestaan ervan verzekerden bleven voor ons niet verborgen. Integendeel. Er was een jaarlijkse prijs voor het beste opstel  die ons uitnodigde deze veronderstellingen te onderzoeken en achter de parlementaire facade de geheimen van de binnenlandse struktuur van Engeland na te gaan.
Zo verschenen voor ons min of meer duidelijk  achter het parlement geleidelijk   de drie reeds genoemde factoren die voor het Britse rijk belangrijk waren: zijn handel en zijn handelsmetropool Londen, zijn overtuiging  omtrent ‘de gentleman,’, en tenslotte de kroon die het geheel als een hoeksteen samenhield. Werd één van de drie factoren door elkaar geschud of vernietigd en niet dadelijk door een gelijkwaardige materie vervangen dan zou het ganse gebouw instorten.

Het is twijfelachtig of velen van ons als jongen tot die conclusie doordrongen.  Ook ik was nauwelijks van die mogelijkheid bewust geworden dat de een of andere positie ernstig bedreigd kon worden, ware het niet dat de verhouding tot en het lot van een kleine medescholier met wie ik toen bevriend was mij het precaire van de gentlemanshouding duidelijk maakte.etons3.jpg

De jongen wilde helemaal geen gentleman zijn zoals het vlug duidelijk zal worden. Hij liet zich door geen enkel middel in deze vorm persen.  Noch goede dingen, noch lijfstraffen hadden enig effect .Omdat ik niet weet of hij nog leeft zal ik hem “Pat” noemen.  Hij had groene kattenogen, rood haar, een onaangename schrille jongensstem, was dertien, veertien jaar en door en door een rebel. Ook al hield hij zijn gezicht en de mooie, bijna meisjesachtige handen, immer zuiver, voor het overige was hij agressief, vuil en ordeloos. Met genoegen loog hij om te provoceren.  Werd hij geslagen met de zweep, loog hij nog schaamtelozer. Alhoewel hij sterk en bij ondernemingen die hem bevielen dapper was, een lange slanke flinke jongen, haatte hij sport of deed hij toch alsof om die leraars te ergeren.  Tegen de beginselen en conventies die bij een gentleman hoorden, spuwde hij gif en gal.  Meestal maakte je woede-aanvallen mee als je hem zag, met tussendoor dolkstoken als …’dat hij maar bij gelegenheden loog, de leraars echter logen altijd’, of: ‘dat ze erger dan moordenaars waren omdat ze de ziel doodzweepten’, of: ‘dat het enige echte aan een opgeleide gentleman zijn bankrekening was.’
vader slaat.jpg
Tegenover kameraden die vriendelijk voor hem waren, was hij meevoelend, ja zelfs teder, zijn enige haat gold de ‘gentleman’, waarin hij tegen geen prijs wilde veranderd worden.  Enkele malen verdween hij, werd dan weer teruggebracht, geslagen en opgesloten.  Zijn lijf -hij had een erg bleke huid- was altijd met striemen bedekt.  Wij noemden hem ‘Stars and Stripes’ naar de Amerikaanse sterrenvlag, omdat bij het baden op zijn rug en ‘mittelpositur’ (sic) strepen en vlekken zichtbaar waren. Na een tijdje ontstond er rond hem een leegte, zoals bij een melaatse, die zelfs niet door plagerijen of vuistslagen overbrugd kon worden.  Hij was zoals Shelley als leerling met eenzelfde houding zichzelf in Eton schildert:

‘I feared not those who railed, nor did I hate
Mine equals, butwas lone, untameable;
Like some wild beast that cannot find its mate:
A solitary gazelle
Which in the desert wilderness doth dwell
Secure in its own swiftness.’

(Die mij beschimpten vreesde ik niet, noch haatte ik
Mijn vrienden, toch was ik eenzaam, niet te temmen
Zoals wild dat zijn gezel niet vinden kan,
Een gazelle,
die ver van huis in het woeste woont,
Beschermd door haar eigen dapperheid.’)
wenendejongen.jpg
Tenslotte had hij, waarschijnlijk alleen maar om iets te doen dat niet met een gentleman te rijmen was, een affaire met een dienstmeisje dat hem chanteerde. Lange tijd werd onder ergens een gelogen voorwendsel twee shilling en zes pence van zijn zakgeld aan haar overgemaakt. Toen echter ontplofte de bom, en gebruikte hij deze gebeurtenis om een nieuwe toren van leugens op te bouwen. Ik zie hem op die kritieke dag met zijn wit gezicht vol zomersproeten naast mij bij het middagmaal.  Na het tafelgebed, toen we zaten, riep Mr. Kynnersley: ‘Ophouden! Luisteren! Tot mijn spijt heb ik vernomen dat niet alle jongens hier de waarheid vertellen.  Pat… sta op.  Ik heb vastgesteld dat ge een carrière van leugens en schande hebt doorlopen.  Ik heb uw vader geschreven en hem gevraagd naar hier te komen. Jongens van uw soort kunnen wij hier niet dulden. Natuurlijk zult ge van de zweep krijgen, maar dat zal niet uw ergste straf zijn.  Thomson en Olliver (de schoolprimus en de tweede) breng Pat naar mijn kamer.’
Nadat hij daar voor de laatste maal geslagen werd, werd hij opgesloten, en de volgende dag, zonder dat hij afscheid nemen kon, weggebracht.