Bij leven en beperkt welzijn ontwierp juffrouw F. de Lunden volgens kenners, ingewijden en geëxalteerden de mooiste wolken waaruit in de gedaante van een duif de heilige Geest weldra zou ‘vallen‘, zoals haar nicht Susanne dat in vaktaal uitdrukte, gezien haar reeds enige jaren overleden vader de duivensport genegen was en zij het ‘vallen‘ van de duiven met eigen kinderogen mocht meemaken.
Om tot de kern van de duivensymboliek te kunnen doordringen had juffrouw Francine de Lunden de duif in al haar verschijningsvormen bestudeerd. Volgens een Groningse specialiste had deze gevleugelde geen gal, orgaan dat voor bitterheid stond, waardoor haar ‘vallen’ ontdaan zou zijn van alle verdrietige gevolgen van een verzuurd hart. Maar voorganger W.van der Toorn die zich op het net ook media-innovator noemt- wist dat de duif in iedere vleugel negen grote veren heeft en vijf van deze soort in de staart. Had de bijbel het toch wel over negen gaven, negen vruchten en vijf bedieningen.
Ook kwam zij te weten dat in India en in de oude Germaanse culturen de zwarte duif wel de vogel van de ziel was, maar vaker nog het symbool voor dood en ongeluk, een bewijs dat veel-goden-aanbidders dringend behoefte hadden aan het ware licht waardoor zij verlost zouden worden van deze angsten voor vergankelijkheid, en verlicht door de ware geest, het heidendom achter zich zouden laten.
Was het ook niet nuttig dat de Columbidae in tegenstelling tot andere vogels water met de snavel konden opzuigen, symbool voor de ‘fons vivus’, ‘de bron waaruit het leven springt’ zoals dat in de Veni Creator Spiritus hymne zo treffend werd bezongen?
Ook las zij vol belangstelling over ‘het Duivenrecht‘, een feodale wet die duivenhouden aan adelijken en geestelijkheid voorbehield.
Natuurlijk waren er betere tijden geweest. De vraag naar afbeeldingen van de Creator Spiritus, de scheppende Geest, had niet alleen door de ontkerkelijking een knauw gekregen maar was zeker ook aangetast door de aanhoudende jacht op zwerfduiven die oorzaak van ziekten en besmeurders van het patrimomonium zouden zijn.
De gemeentevaderen hadden weinig oor naar het verhaal dat Francine de ziel van haar grootvader in de gedaante van een duif zag opstijgen zoals de kluizenares Scholastica de ziel van haar broer Benedictus en Sint Aldegondis, abdis te Maubeuge, de ziel van bisschop Amandus als duiven in het zwerk zagen opgaan.
Het gebeurde zelfs dat haar vroegere creaties door de langdurige leegstand van menig kerkgebouw overschilderd werden door veelkleurige graffiti en kreten als ‘verboten zu leren‘, ‘please let me finish my sentence for…’, ‘What’s your name & what are you doing later today?’ en andere meer obscure kreten die onder het begrip ‘latrinalia’ thuishoren.
Wie echter wil doordringen tot de ontstaanskern van haar intense liefde voor deze intussen verworpene der luchten moet beseffen dat de Olympische zomerspelen van 1900 in Parijs de wortel van ons verhaal vormen. Kreeg Hubert Van Innis, akomstig uit Elewijt, alle eer en glorie met het behalen van drie gouden medailles in het boogschieten (au cordon doré, 33m, au chapelet 33m en au cordon doré 50m) grootvader Leon de Lunden zou ook goud verdienen maar dan in de toenmalige discipline ‘schieten op levende duiven’. Hij verwierf het edele metaal met het ‘naar beneden halen’ van 21 duiven, een prestatie die echter bij het publiek matig werd geapprecieerd gezien de overvloed aan bloed en pluimen. Dit onderdeel werd dan ook geschrapt en door kleiduif-schieten vervangen, terwijl golf, pelota en touwtrekken hun debuut maakten.
Het verhaal van dit besmeurde goud kwam Francine als twaalfjarige, net na de tweede wereldoorlog, in 1947 ter ore als een goed bewaard maar telkens weer verraden familiegeheim. Bij de koffie, en vooral bij de ruim uitgeschonken jenevertjes Hertekamp, was nonkel Cyriel zich niet (meer) bewust van Francine’s aanwezigheid.
‘Vijfduizend harde Franse franken had opa Leon voor zijn prestatie gekregen, meer dan 200 frank per duif, ge kunt denken! Eén duif meer dan Maurice Faure, een Fransman en drie duiven meer dan de Australiër met een schotse naam, Donald MacIntosh. Een bloedbad was het. Driehonderd duiven hebben ze afgeknald. Ziede ze liggen? Sommigen nog spartelend, andere in stukken vaneen. Bloed, bloed en pluimen! In feite had hij 20.000 Franse frank moeten krijgen, maar de eerste vier hebben dat in vier gedaan en zijn ieder met vijfduizend francs français naar huis gegaan.‘
Niet alleen bezorgde het verhaal de kleine Francine nachtmerries, ze wilde onmiddellijk van familienaam veranderen. Toen dat wegens allerlei redenen vrij omslachtig leek, noemde ze zich tot ver in haar tienerjaren Francine Eertman, naar haar moeders familienaam. Op de wereldtentoonstelling van 1958 vond ze bij haar eerste huwelijk met François Deckers vrede omdat ze voortaan dit bloeddorstig verleden met François’ familienaam kon verbergen. Maar ook deze toestand kende een al te spoedig einde toen de bruidegom bij de voorbereidingen van de 24 uur van Le Mans onverhoeds het parcours overstak en door de Ferrari 250TR van Olivier Gendebien en Phil Hill werd gegrepen, niet eens door de voormalige oorlogsheld of zijn Amerikaanse teamgenoot zelf bestuurd maar door een anonieme technicus die een proefrit uitvoerde.
De scheppende Geest, de Creator Spiritus, ook wel de Parakleet genoemd, de trooster in de tijd (Qui diceris Paraclitus) kwam in het vizier.
(VERVOLGT)