23.
‘Het was de tijd van de ingesnoerde tailles, de opggeblazen mouwen en de gladde haarlinten, de hoge dotjes, de kleine voetjes, en herinner je Athanasie, Pépina, Elodie, Victorine en het meisje Félicité dat in 1846 ook jouw een lesje mocht leren, cher César.’ Hij knikte, maakte met zijn uitgestoken vinger duidelijk dat zij het toenmalige meisje was waarop de vrouw des huizes terug naar de keuken trok terwijl ze ‘mais oui, mais oui,’ bleef herhalen op een toon waarin ironie en berusting harmonisch samenklonken.
Het zijn de ogen, dacht Emilie, de naïeve ogen in het heldere gezicht dat door de bakkebaarden nog groter leek. Bijbels en tegelijkertijd jongensachtig. Zonder voorbedachte rade keken ze van het blad naar je vingers en vandaar raakten ze even de ogen van de lieftallige leerling. ‘Nauwelijks zes juffrouwen kwamen toen aan huis,’ zei hij. Natuurlijk waren er ook de lessen rue des Martyrs, in het college Rollin waar hij in 1840 Jacques Offenbach als collega had, en de Augustins de l’ Assomption, Faubourg Saint Honoré en later de Jezuieten in Vaugirard. Mademoiselle Félicité Desmousseaux kon hij niet alleen opleiden tot een uitstekende pianiste, ze werd zijn echtgenote. Plus que la musique, l’ amour.
‘Maman en César, chère mademoiselle Emilie, dat was van in het begin innige vriendschap. Joséphine Desmousseaux, ze is nu bijna zeventien jaar dood, een bekende naam van een pure comédienne met een stem als een klok en een hart van goud.’ Ze bleef intens knikken terwijl ze het gebak in plakjes sneed. ‘En nichtje Claire Féréol, een nachtegaal, daar heeft César een bekwame pianiste van gemaakt. Enfin, drie muzikale vrouwen voor de prijs van één.’
Hij gaf toe dat zij zijn tweede familie waren geworden. Papa Féréol, schilder en een van de beste zangers van de Opera Comique animeerde het Institut musical d’ Orléans. Hij wilde dat zijn dochter Claire een goede pianiste zou worden zodat ze zijn zanglessen kon begeleiden. Ze logeerde een jaar lang bij haar nichtjes Desmousseaux, boulevard Montmartre. ‘Ze kreeg zelfs een nieuwe piano van haar vader omdat ik de mijne van ’s morgens tot ’s avonds zelf nodig had, maar voor de rest deelden we onze kamer en zelfs het kleine bed,’ zei Félicité. ‘En in dat maison du Bon Dieu was César-Auguste l’ oracle des dames!’
‘Een vrij streng orakel,’ verbeterde hij. ‘En ongeduldig, chère Emilie! Hij stampte de maat met zijn voet, en liet ons eindeloos opnieuw beginnen. Traantjes! Geen les of een van ons beiden barstte wel eens in snikken uit. ‘Ma fille, “la naïade lacrymale” kreeg ik van maman als bijnaam.’
‘De werkelijkheid gebied mij te zeggen dat ik toen om haar te troosten. “Deux Mélodies pour piano’ heb geschreven, A Félicité, eentje in re bémol majeur en de andere in mi majeur. Maar al die verhalen vervelen wellicht onze gast. Mensen met een verleden staan de jeugd met toekomst wel eens meer in de weg. Geeft je vader nog wel eens een concert, en heb je zelf plannen in die richting?’
Ze haastte zich te zeggen dat hun verhalen voor haar eten en drinken waren, een oprecht bewijs van hun genegenheid. Ze keken naar de slapende baby in het reiswiegje. ‘Hij moet zijn verleden nog verdienen,’ zei ze. ‘Papa is met de Saint Cathérine vergroeid. Hij bezoekt musea zoals wij familie opzoeken. Alsof hij in een andere tijd leeft. Ik herken dat ook bij mezelf. Ik heb niet zo’n hang naar publiek. Misschien is het angst, of schaamte. Maman verovert graag de wereld. Voor papa en mezelf is die wereld vaak te groot, te verwarrend.’
‘Zal ik je dan donderdagavond mogen meenemen naar de salons van de familie Viardot ? Vorig jaar was Pauline Viardot nog de soliste in de Marie Magdalène van Massenet .Ik ben een beetje haar pianist préferré, vooral voor haar Schubert-vertolkingen. Een merkwaardige dame, chère Emilie. Omringd door merkwaardig gezelschap, al heb ik daarover zelf ook niet te klagen.’