Vandaag, tweeënzestig jaar geleden, 23 maart 1953, was het een droevige dag voor Raoul Dufy. Hij ging dood maar liet gelukkig honderden werken na waarin zijn levensvreugde tot op de dag van vandaag en nog honderden jaren later zonder al te veel kunstzinnige uitleg, herkend en genoten wordt. Of zoals Jean Cocteau, met wie hij bevriend was, schreef:
‘“Tout dessin de Raoul Dufy est en quelque sorte sa signature et ce qu’on est convenu d’appeler signature inimitable. (…) Car rien ne tombe de plus haut ni ne forme des entrelacs plus rapides qu’un fil de miel si ce n’est l’arabesque dont notre peintre couvre sa feuille. D’un bout à l’autre elle tombe de lui vertigineusement. Et n’allez pas croire qu’il n’a qu’à se pencher et à tendre la main pour que l’arabesque s’écoule. Il la médite et la projette avec la science infaillible de la dentellière et de l’araignée. “
Tik zijn naam in en kijk bij ‘afbeeldingen’. Wat de lente dit jaar moeilijk kan waarmaken zal je in één ogenblik overspoelen: je mag zonder voorbehoud zijn intimiteit als zijn zin voor details smaken en dat alles met een ware economie aan middelen.
Hij ruimt gezwind alle grenzen op tussen illustratie, schilderij, motief voor prachtige stoffen, decor of gravure. Zijn werk leeft, is niet verzonken in een tijdperk maar springt er steeds weer boven uit. Impressionist, fauvist, kubist, neen: Dufy is de naam.
Neem Raoul Dufy als reisgezel bij een off-dag, een te donkere tijd van het jaar, een aanval van sufferigheid. Hij laat je zien wat de essentie is met een grote liefde voor het zichtbare, zijn stenografie die makkelijk de volgende tweeënzestig jaar zal overbruggen.