
De ene en waarachtige genoemd,
vertaald in duizenden namen,
met tempels overkoepeld,
gevangen en gevierd in rituelen,
in boeken tot letters geslagen,
tot vader vermaald, tot moeder verheven:
bebaard of beborst,
sprekend in donderslagen of
tot bloedens toe vermalen,
doordesemd met het dove woord liefde.
Wij stoten u aan
alsof de aarde uw geliefd buitenverblijf is.
Blind, op zoek naar onze dode voorouders,
met onze goed gecamoufleerde stervensschrik behangen,
projecteren wij uw duizendvoudig beeld
in het dode heelal van onze bekrompen verlangens.
En terwijl ik de woorden loslaat,
springt de poes op tafel en spint
en bedelt om gestreeld te worden.
De eerste kromming van uw eindeloze naam
is dan ook poes of kat.
Wie echter dit puntje op de eerste i van ontelbare iota’s
voor de hele naam neemt, aanbidt de kat
terwijl deze achtjarige siamees
zo onschuldig waardig is
dat wij haar gewoon als kat moeten beschouwen,
een kromming
van de onnoembare naam
die het handschrift verraadt
zonder nog maar de eerste letter te ontcijferen.
Zo is deze kat waarlijk heilig
zoals ook
de grasspriet op het onvruchtbare keiendak
(of de geur van je oksel, als ik je zachtjes kus.)
O, onnoembare,
zet ons een bril op vrij van waas
houd ons een spiegel voor
zonder spiegelbeeld maar met
een vermoeden van de diepte.
Ontstop onze oren,
laat de miauw van de siamees
en het krachtig stromen van de rivier
er hoorbaar worden
zoals de zachte hopeloze woorden
die wij voor elkaar uitduwen.
Leg ons in elkaar te slapen
als we in staat zijn sprakeloos te spreken,
de geboorteschreeuw waarin onze namen
in de eindeloosheid van de uwe vervloeien,
zodat gij ons zoals de siamees kunt noemen
met een naam waarin wij eeuwig spinnen.
1988-2015

Omdat ik tussen de boeken geklemd zit kan ik je alleen nog maar deze tekst sturen. Weet ik sinds enkele dagen waar het gevoel zich in onze hersenen zou localiseren, en dat zijn verschillende plaatsen, toch wil ik eerst nog op bezoek gaan bij Spinoza en Descartes.
De aanzet voor deze tekst schreef ik al in maart 1988, 27 jaar geleden dus toen onze Siamees nog onder ons was waar nu een zwart-wit rasloze opvolger de dienst uitmaakt. Ouderlingen moet je niet vertellen dat eeuwigheid lang duurt want elke dag heeft, denk ik, zijn eigen eeuwigheid zodat de Siamees nog altijd heel aanwezig is net zoals de mensen die ons zijn voorgegaan.

Nog een van de voordelen van wat ouderdom heet bestaat uit pogingen om op te rommelen. Zo kom je mappen en kaften tegen die niet dadelijk te gebruiken maar soms wel te verwerken zijn want aansluitingen met het verleden liggen overal voor de hand net zoals onze verwachtingen voor morgen en ietsje verder ook in ieder nu sluimeren.
Het onnoembare heeft in deze tekst niet de betekenis van het goddelijke tenzij dat het goddelijke van de oude Grieken zou zijn, een naam die met ‘inspiratie’ te maken heeft, en met inspirare, inblazen, zijn we weer terug bij de geest, al staat hij ook voor wat wij voor ‘god’ houden en aldus benoemen.

We zouden in onze opvoeding oog moeten hebben voor het onlogische, het associatieve denken en niet alles moeten concentreren op de fel geroemde logica al mag hij best mijn broertje wezen.
Het grote kleinkind is intussen ingeschreven in AO (artistieke opleiding) in een bekend huis in Brussel en kreeg haar eerste heuse gitaar, een dag dus die wij dan mijlpaal(tje) noemen en misschien nauwelijks zal herinnerd worden eens wij bij de Siamezen van weleer verblijven.
Op een veiling kocht ik een mooi doek van een Pools-Tjechische schilder Victor Rolin. Geboren in Warchau, zijn leven lang (nou ja…) gewerkt in Praag en in 1942 vermoord in Mauthausen. Hij schilderde vaak luchten voor het onweer. Zo ook het doek dat ik kon kopen. Donkere luchten boven een weids landschap, maar met de beweging van de wind die onweer aankondigt. Als je die luchten samenbrengt met zijn biografie blijven ze ook nu nog voor onweer zorgen.
