In de jaren tachtig van de vorige eeuw schreef ik voor Dora van der Groen 3 radio-monologen rondom de menselijke stem.
Eén ervan, ‘een dame speelt toneel’ kun je hier lezen en horen. (maart 1987)
Er zijn duidelijk twee ruimtes: de ruimte op het toneel, de innerlijke ruimte.
Klik hieronder op het pijltje om Dora te beluisteren:
Stel nu dat ik niet de naam van een sterveling zou dragen, maar bekend zou zijn onder de naam Psyche, de jongste van de drie koningsdochters.
(Hier draait de actrice zich langzaam om. Ze kijkt naar het publiek dat nog niet is uitgekucht. Ze zwijgt en schudt het hoofd. Zou zij de woorden herhalen, of kan ze gewoon verder? Zonder misprijzen herhaalt ze dus de eerste twee zinnen.)
Stel nu dat ik niet de naam van een sterveling zou dragen, maar bekend zou zijn onder de naam Psyche, de jongste van de drie koningsdochters.
(Men is in het hedendaagse theater meer gewend dan een nodeloze herhaling, dus ook nu nog kijken alle ogen vol verwachting naar de actrice.)
Mooier dan de godin Afrodite noemde men mij, al waren ook mijn zussen graag geziene foto’s in de sjieke boulevardbladen.
(Het publiek vergeeft je veel. Onder het mom van verbeelding zijn ze bereid je de schoonheid te schenken waar je om gesmeekt hebt. Wat ze zelf niet bezitten, kunnen ze moeiteloos weggeven.)
Het verwonderde dan ook niemand dat men tempels voor mij oprichtte,terwijl Afrodites bedeplaatsen leeg liepen.
(Als ik nu de zaal inkijk, zie ik ze de vergelijking met de goddeloosheid van deze tijd maken. Vergis je niet, toeschouwer. Ik speel Monroe niet, en heb geen nood de lege kerken te verdedigen.)
Kwam ik in de stad, dan liepen de mensen buiten, en strooiden ze bloemen op mijn weg. Fotografen en drukdoende nepjournalisten hoorden van in mijn kindertijd bij het straatbeeld.
(Kom nou, denken ze. Je kunt best heel mooi zijn geweest, maar maak het niet te grof. We zien een rijpere vrouw voor ons die in nog heel weinig aan de regels van de voorgeschreven schoonheid beantwoordt. Natuurlijk, er zijn er enkelen die het over uitstraling zullen hebben en hun eigen lelijkheid al jaren met zielen-adel en innerlijke rijkdom trachten te camoufleren.)
Zoveel eer en mondaine aanhankelijkheid werd Afrodite een beetje te veel. Ze riep haar zoon Eros. Eros is de god met de gouden vleugels. Hij schiet pijlen in de harten van de mensen. Onzichtbaar zijn ze voor het oog, maar des te meer voelbaar. Wie erdoor getroffen werd, ontstak in vurige liefde, en dat betekende geluk voor de enen en bittere smart voor de anderen.
(Hier wacht de actrice. De toeschouwers weten vooruit dat de jonge god op Psyche verliefd zal worden, maar ze hebben tijd nodig om hun eigen bekrompen verliefdheidjes voor de burgelrijke geest te roepen.)
Je moet naar de koningsdochter Psyche, zoon.
Ze laat zich als een godin vereren. Nu de moraal zoek is geraakt en de kerken tot vriendelijke eilanden zijn verworden, zal men haar op aarde nog heel weinig in de weg leggen. Verwond haar met een pijl zodat ze stapel verliefd wordt op de verachterlijkste man die op aarde rondloopt.
We kunnen niet wachten tot ze rimpels begint te krijgen of door een overdosis drugs een einde aan haar leven maakt. Juist dan zal ze een mythe worden terwijl ik haar uit de gedachten van de mensen wil verbannen zodat de offervuren weer zullen opvlammen in mijn tempels.
(Dus toch, denkt het publiek. Dus toch Marilyn. Dus toch een parabel over de kerkelijke leegloop die wel zal gestraft worden eens het mensdom onder aids of het boze communisme ligt te zuchten!
Vergis je maar niet, kunstbroeders en -zusters. Het theater is geen strijdplaats, geen nest voor revoluties. Het is uit de religie geboren, dichtbij de dodenspelen. Het leven van goden en helden in de mond van stervelingen.)
En Eros streek neer in een boom dichtbij het paleis van Psyche’s vader. Hij nam pijl en boog en wachtte. Toen verscheen Psyche.
Langzaam liet Eros zijn boog zinken en keek. Hij keek tot ze zich weer in het paleis terugtrok. Toen stak hij zijn pijl weer in de koker en vloog weg. Voor het eerst had hij een bevel van zijn moeder in de wind geslagen.
(De actrice verdwijnt in het donker; het noodlot is bekend. Goden en mensen zullen met elkaar willen paren. Alsof de fruitbloesems verlangden door het zaad van de weidende kuddes de appel of peer te vermijden, het rottingsproces van de herfst te ontvluchten. Dom als bloesems zijn, zien zij het slachthuis niet, het einde van het vermeende eeuwige leven.)
muziek
Gebeden en offers, maar geen man, terwijl mijn zusters uitgehuwelijkt zijn. Te grote schoonheid schrikt de liefde af.
(Hier wacht de actrice even. Zij kijkt in de zaal zodat de toeschouwers de tijd krijgen om hun vroegere verlangens te toetsen met het leven dat ze nu leiden.)
Te grote schoonheid schrikt de liefde af.
Dus stuurde mijn vader een bode naar het orakel om de grillen van de goden te leren kennen.
‘Kleed je dochter in een doodskleed dat haar bruidsjapon zal zijn. Voer haar dan naar de top van de hoge rots achter het paleis. Daar zal haar bruidegom haar komen halen. Een bovennatuurlijk wezen is hij voor wie zelfs de goden beven.’
Dat was het antwoord van het orakel.
(De actrice slaat een zwart doek om haar lichaam. Een monster zal haar levensgezel zijn, la belle et la bête. Beginnen de toeschouwers te begrijpen dat dit te verkiezen is boven het alledaagse leven met de geliefde die gedoemd is het huisdier te worden?)
Boven. Alleen met de sombere wind en de grijze wolken. Maar Zefyros, de westenwind was mij niet slecht gezind. Hij nam mij op en droeg me naar een liefelijke vallei waar hij me neerlegde tussen fluweelzacht gras temidden geurende bloemen. Ik hoorde een bron en door het wuivende gebladerte van oude bomen zag ik de omtrekken van een schitterend paleis met muren van gedreven zilver en een dak van goud en ivoor.
Een verblindende glans straalde mij door de wijdopen poort tegemoet.
(Hier wordt door contrejour en wat kleurlicht het paleis verbeeld dat de ontvoerde zal binnengaan. Hoe worden zij door de stralen aangegrepen, het publiek. De zon achter de wolken, een bundel licht in een kerk, het theater. Was het niet de god Eros die de naam droeg van de alles-aan-het-licht-brengende?)
Een villa met alles erop en eraan. En nog niet van mijn verbazing bekomen, hoorde ik een stem uit een lege ruimte boven mijn hoofd:
‘Welkom, Psyche, welkom in het paleis. Alle schatten in dit huis behoren jou toe. Mijn dienaren zullen elke wens die je uitspreekt vervullen.
‘Ik zou graag baden’, zei ik. Onzichtbare handen hadden in een oogwenk een dampend bad klaargezet en daarna vond ik de tafel gedekt. Een onzichtbare zanger, begeleid door onzichtbare muzikanten zong een wondermooi lied, tot ik moe werd en ik mijn bed gespreid vond in een andere zaal.
(hier legt de actrice zich neer op een rustbed; het bed is een beetje opgericht zodat het publiek de vermoeide maar nog niet slapende Psyche kan zien. Al weten zij dat zij de enige actrice is in deze productie, zij willen graag de verwachte minnaar erbij denken. Zo is een spot de stralenbundel van het bovennatuurlijke, en een onuitgesproken woord de aanwezigheid van een niet bestaand. Theater is dus toch een rite, een mysteriespel.)
Hier lig ik in het beginnend donker, de radeloosheid van mijn ouders en vriendinnen in het hoofd, de wondere gebeurtenissen van deze dag nog in de ziel. Overvol dus, zodat er geen plaats voor de slaap is. Nu het nacht wordt, hoor ik een ruisende vleugelslag. Iemand nadert mijn bed en vlak bij mijn hoofdkussen hoor ik zijn stem. Dat ik niet bang moet zijn, zegt een mannenstem met nog het roze van een jongen in de intonatie. Dat ik een leven van vorstin zal leiden in zijn paleis. Dat hij mijn man is en me elke nacht zal bezoeken.
Maar zien zal ik hem nooit.
(Nu speelt de actrice in enkele sobere bewegingen het zalige van het liefdesspel met een ongeziene minnaar. Theater is kuis. Het marmer blijkt van piepschuim, de kussen beperken zich tot een lichte neiging, het minnespel verschraalt tot hetgene de toeschouwers van een minnespel verwachten: licht gekreun, een diep gezucht, een kortstondige hevigheid, en dan zoveel geluk voor zo weinig moeite. Het is het gemiddelde van al de liefdesspelen overal ter wereld: men kan niet meer verwachten als men zijn minnaar wel te zien krijgt, opgesloten in zijn jacht naar een orgasme, zijn lichaam in dezelfde standjes, zijn vingers naar dezelfde plekjes. Dit verklaart het succes van de grote liefdesverhalen en de kleine slippertjes.)
Zo leefde ik heel eenzaam, half slapend tijdens de dag in mijn paleis. ’s Nachts bezocht hij mij. Wat deed hij overdag? Was hij piloot, werkte hij als monster in een circus? Zijn vaardigheid in de liefde lieten mij aanvankelijk het ergste vermoeden: had hij nog een aantal van deze droompaleizen en was ik maar een onderdeel van zijn programma? Ik verzweeg mijn angst en gaf me over aan de listen en de lusten van de ongeziene minnaar.
muziek
Op een morgen hoorde ik heel ver mijn naam schreeuwen. Het waren mijn zusters die op een hoge rots stonden en jammerden. Mijn onzichtbare had me daarvoor gewaarschuwd. Maar ik verlangde heel erg naar de mensen uit mijn vroeger leven en had hem gesmeekt hen te mogen ontvangen.
Je kunt ze geschenken geven, maar spreek niet over mij, had hij gezegd. Ik riep dus de westenwind, Zefyros en vroeg hem mijn zussen af te halen. Na enkele ogenblikken stonden ze voor mij.
Hoe vals is de voorbije tijd. Hij maakt de gehate huisgenoten tot edele mensen. We kusten elkaar en babbelden over de gewone dingen. Maar toen ik hen rondleidde verging het lachen hen helemaal. Ze baadden zich, aten en vroegen jaloers naar mijn echtgenoot. Ik deed alsof ik hen niet hoorde, maar ze bleven aandringen en plagen, en tenslotte zei ik: hij is nog heel jong en verzot op jagen. de hele dag zwerft hij in de bossen. Ik gaf hen gouden munten en zilveren hangers en vroeg Zefyros hen weer thuis te brengen.
(Hier kijkt de actrice naar de richting waarin haar zussen zouden verdwenen zijn. Heeft ze heimwee naar het banale leven? Verlangt ze weer naar de bewondering van het grote publiek? Tenslotte was zij een actrice zonder rol, een personage zonder roman. Of is ze fier haar zussen jaloers te hebben gemaakt? Ze zucht en wacht op de nacht. Zijn haar toeschouwers nog gelovig? Ook daaraan kan ze denken. Blijft haar naam op de affiche, of verwijnt deze productie naar de goed bedoelde pogingen? Hoort ze niet te veel schuifelen? Is de laatste rij ook bezet? Kwam vandaag niet de criticus van dat belangrijke tijdschrift?)
Je hebt je goed uit de slag getrokken, zei mijn onzichtbare. Maar of ze ze de volgende keer ook nog zo slim af zult kunnen zijn? Ze zijn half gek van jaloezie. Maar denk eraan: ze mogen niets over mij vernemen, zoals jij ook niet mag vernemen wie ik ben. Als je ook maar éénmaal mijn gezicht zou zien, moeten wij uit elkaar, voor altijd.
(Wil de actrice zich omdraaien? Net zoals Orfeus niet meer kunnen wachten? Je ziet haar twijfelen. Het publiek moet begrijpen dat ze zijn lichaam wil zien, dat ze de onzichtbare minnaar een gestalte wil geven. Ze moeten hun eigen leven vergeten. Hun vaak banaal op elkaar liggen, hun pogingen tot onttrekken. Hun gekluisterd zijn in één bed, levenslang. Mannen en vrouwen moeten door haar woorden de warmte van de geliefde in de rug voelen, nu, op dit ogenblik.)
Heel ongeduldig waren mijn zussen om me weer te zien. Ze wachten niet eens op Zefyros maar sprongen van de rots. Gelukkig was hij in de buurt en ving hij hen op en bracht ze naar mij. Toen ze weer eens over mijn man begonnen, zei ik zonder nadenken: ‘Ach, hij is al oud en dan gaat de ernst van het leven doorwegen. Hij is meestal op reis voor zaken. Ze kuchten.
‘We hebben het jou niet dadelijk willen zeggen, maar we hebben jouw ‘man’ gezien.’ zei de oudste.
‘Weet je wel met wie je getrouwd bent? Met een monster. Een paar herders hebben hem zien vliegen in de buurt van de rots waar jij ontvoerd bent,’ zei de andere.
‘Waarschijnlijk mest hij jou vet om je daarna te verslinden.’
‘Maar hij is zo zacht en zo lief,’ probeerde ik me te verdedigen.
‘Hij wil je niet verliezen.’
Ik begon werkelijk bang te worden.
‘We zullen je helpen, zusje. Hou een lamp verborgen onder je bed en een scherp mes. Eens hij slaapt neem je de lamp en je snijdt hem bliksemsnel de keelf af. Wij zullen zorgen dat je thuiskomt. We zijn toch je zusjes.’
Toen Zefyros met de zusters was weggevlogen, bracht ik alles in gereedheid.
(Nu gaat de actrice naar het rustbed. Ze heeft een zaklamp bij en een mes. Ze verbergt ze onder de lakens. Het publiek begint zich af te vragen hoe een onzichtbare, niet aanwezige man in beeld zal gebracht worden. De truckendoos. Zal zijn stem via de bandrecorder komen? Horen we hem via haar stem? Gebruikt de regisseur een symbool, een kussen bv. of een vangnet? Het publiek wacht nooit op een verhaal. Het wil spektakel. Ook de criticus volgt niet meer. Hij vraagt om een intellectueel spektakel. Hij vergelijkt deze voorstelling met andere voorstellingen. Hij laat zich niet meer innemen. Hij kan alleen nog overdonderd worden door een knappe montage. En de actrice? Denkt zij aan de nacht die op deze voorstelling zal volgen? Is zij bezorgd over de afbetalingen van het te dure appartement? Zal ze straks gaan eten met Raymond, de jongeman van de belichting? Denkt zij aan de komende vakantiedagen? Vraagt zij zich af of er nog een volgend speeljaar komt?
Of werpt ze zich in het spel, vecht ze tegen de honger, het gerommel in haar maag, de pijn in de onderbenen? De actrice gaat liggen. Vleugels in de nacht worden hoorbaar. Ze rilt. Het publiek weet dat ze de schoonheid zal vermoorden. Het roept niet zoals de kinderen dat nog doen. Het is opgevoed, dit publiek. Het bezoekt schouwburgen en musea. Het heeft de mond vol over de subsidieringspoilitiek van de cultuurminister. Het wacht de gebeurtenissen af om daarna te oordelen. Iedereen heeft zich gepansterd. Waarom zou Eros nog verschijnen? De zussen hebben al lang hun slag thuisgehaald!)
Zijn ademhaling. Heel regelmatig en diep. Hij ligt dicht tegen me aan. Hij was moe vandaag.
Ik knip de lamp aan, het mes onder handbereik. Zijn gouden vleugels. Zijn jongensgezicht. Zijn sterk-slank lichaam. Eros slapend. De lamp schiet uit mijn hand. In het donker hoor ik hem ontwaken. De kamer licht op als hij zijn vleugels spreidt. Hij kijkt mij aan. Zonder een woord te zeggen vliegt hij door het raam de nacht in.
muziek
(De actrice verdwijnt uit de lichtcirkel. Het effect dooft. Eros als contrejour uit de diepte van het rustbed. Onzichtbaar gemaakt door licht. In het programma-boekje staat dan iets als: zodat de toeschouwer een eigen projectie kan maken van het geliefde wezen. Of iets dergelijks. De actrice komt nu naar de voorscene. Haar haren hangen los. Het is haar aan te zien dat ze pijn heeft. Haar lippen zijn droog. Haar stem hees van zijn naam te roepen. Haar kleren verhakkeld.)
Als ik nog een beetje kracht heb in mijn mondspieren, gebruik ik het dan om water te vragen, om voedsel te bedelen? Neen. Het dient om zijn naam te vormen. Eros. Ik heb bijna geen stem meer. Maar in mijn mond blijft ze de zoete letters vormen: Eros. Straks schrijf ik zijn naam in het zand, of tatoeëer ik hem op mijn voorhoofd. Iedereen klamp ik aan. Eros. Zeg ik dan. Mijn man. Sommigen zijn vriendelijk. Anderen spotten.
Iedereen denkt met een waanzinnige te doen te hebben. Eros. Eros.
(Nu is het publiek stil. Het is verslingerd op gekken en dronkaards. Ook stervenden gooien hoge ogen. Komt er dan nog een afscheid bij, een zoeken naar de verdwenen geliefde, dan is succes helemaal verzekerd. Wij houden van de afwezigen. Onze innigste band hebben met de doden, dan degenen die vertrokken uit ons leven en met anderen hun aardse dagen slijten.
De actrice vertelt over de dood van haar twee zusters. Ze sprongen van de rots in de hoop dat Zefyros hen zou opvangen om dan met Eros te trouwen. maar Zefyros was er niet. Met toonloze stem doet de actrice het verhaal van hun dwaze dood.)
Zo liggen ze daar. Aan de voet van de rots. In bruidskleren. De ware gemalinnen van Eros. Vogels pikken hun vlees, de zon bleekt hun gebeente. De ware gemalinnen van Eros
(De actrice ontmoet de bodes van Afrodite. Al ziet zij niemand, en ook het publiek heeft niet dadelijk iemand in de gaten, toch roept zij de gestalte op van een dienares die haar aanmaant naar het paleis van de liefdesgodin te komen. Ze bindt haar haren bij elkaar, werpt een witte mantel om en draait het bed om dat nu een troon geworden is. Fel licht verbeeldt de godin.)
Zo Psyche. Word je nog altijd als een godin vereerd? Eros ligt ziek in zijn kamer. De deur op slot. Geen tedere ontmoetingen meer. Jij bent de schuld van zijn kwaal.
(De actrice heeft deze zinnen gezegd met de rug naar het publiek, zodat de stem vanuit de troon scheen te komen. Nu draait ze zich om en kijkt bijna wenend de zaal in.)
Zakken graan, gierst en papaverzaad, erwten, linzen en bonen werden op de grond uitgestort. Ik kreeg de opdracht de zaden soort bij soort te leggen nog voor het morgen werd. Moedeloos legde ik me neer. Maar toevallig kwam er een mier langs en die haalde een leger soortgenoten en nog voor het licht werd lagen er zeven doorten zaden netjes bij elkaar.
(De actrice is opgewekt. het licht op de troon flitst aan. Al weet het publiek dat er nog drie proeven zullen volgen. Het staat aan haar kant.)
Eerst haalde ik gouden wol van gevaarlijke schapen, dan beklom ik de hoogste toppen om water uit de zwarte bron te halen, en tenslotte zond Afrodite mij naar de onderwereld om bij Persefone een zalfje te halen dat Eros moest genezen.
(De actrice schudt het hoofd. zij weet dat zij bij de doden moet horen om in de Hades te komen, maar eens dood de onderwereld niet meer kan verlaten. Het publiek wacht op nieuwe wonderen. Het publiek wacht altijd. De actrice besluit haar laatste verhaal.)
Toen ik me van een hoge toren wilde werpen om als dode bij de doden te komen, kregen de stenen medelijden. Je moet de ingang van het dodenrijk zoeken, ver in het Westen, een donkere kloof tussen zwarte rotsen. Ga er niet met lege handen binnen. Neem in elke hand een honingkoek mee en steek twee kleine munten in je mond, onder je tong. Denk eraan, je mag er met niemand spreken. Kereberos, de hellehond, zal je de weg versperren, maar als je hem een koek geeft, laat hij je door. En Charoon, de veerman die de doden over de Styx brengt, is tevreden met een gouden munt. Heb je de zalf, keer dan zo vlug mogelijk terug en gebruik de overige munt en koek om weer buiten te geraken. En zo gebeurde het.
(De actrice loopt nu naar de jardin-kant van de scene. Ze is blij. Het publiek begint te kuchen. Ze vermoeden het einde. De actrice twijfelt.)
Terug in het licht maakte ik het doosje open. Ik zonk in een diepe slaap, of was dit de dood?
(Het witte kleed spreidt zij als een dodenmantel om haar heen. Ze is in de aarde gegroeid. Heel langzaam open ze weer de ogen, kijkt in de donkerte van de zaal en begint zich om te kleden.)
Volgens het verhaal zou Eros me gevonden hebben. Hij maakte me wakker met een van zijn pijlen en vloog dan weg. In het paleis stond de mooie god naast zijn moeder en smeekte om Psyche genadig te zijn. Toen ook nog Zeus zijn stem liet horen werd ik bij de goden van de Olympus opgenomen. Er werd een bruiloftsfeest gevierd op de godenberg waaraan alle goden deelnamen. Ze aten ambrozijn en dronken nectar en de negen muzen zongen het bruiloftslied.
(De actrice lacht. ze heeft een bevallig mantelpakje aan. Haar psyche-spullen liggen wanordelijk op de planken.)
Dat heb ik dus niet gedaan. Ik ben wakker geworden. Werkelijk wakker geworden. Waarom zou ik achter Eros aanjagen? Bijna een jaar heeft hij mij in zijn paleis verborgen. De bijslaap is geen betaalmiddel voor zoveel verlies van vrijheid. Dan heb ik eindelijk omgedraaid, dank zij mijn stomme zusters, en daarvoor werd ik met waanzin gestraft en kreeg ik de moeilijkste proeven uit te voeren om weer in de gunst van de goden te komen.
En waarom?
Omdat ik mooi ben.
Omdat de mensen mij als een godin vereerden.
(De actrice ontschminkt zich, zittende op de nu donkere troon van Afrodite, het vroegere liefdesbed.)
Het is niet makkelijk je van de goden te bevrijden. Nog moeilijker blijkt het je van de liefde voor een man te ontdoen. Maar wie zich verliest voor goden en mannen wint alleen een kortstondige droom. Ik ben naar mijn vader teruggekeerd en nam na zijn dood de kroon.
(De actrice poseert als een hedendaagse koningin. Het publiek fungeert als fotograaf. Het publiek wordt daardoor van zijn voyeurrol verlost. Het ontspant zich. Uit het nabije restaurant komt de geur van gebraden kipfilet. De voorstelling is bijna afgelopen.)
Ik heb de wijsheid en de schoonheid tot burgerdeugden verheven. De orakels zijn te bezichtigen in het folklore-museum, en Zefyros brengt de kinderen rond in het plaatselijk pretpark. Wel laat ik nog altijd het raam van mijn slaapkamer open. Bij heldere nachten denk ik soms zijn vleugelslag te horen, maar het blijkt een duif te zijn of het geluid van een verre straaljager.
(De actrice raapt de kleren van Psyche op. Ze twijfelt. ze kijkt in het publiek. Alsof ze een kandidate zoekt om haar rol over te nemen.)
Ik ben ouder geworden. In mijn rijk is het goed om wonen. Er heerst een betrekkelijke rust. Wijze mannen en vrouwen worden door het volk gekozen om hen te regeren. Iedereen heeft voldoende te eten. Er is muziek en toneel.
(De actrice schikt de Psyche-kleren op een kapstok. Ze doet dat met een zekere tederheid. Wil ze het publiek laten geloven dat het niet helemaal een droom was. Wil ze Eros terug laten keren en met hem naar de godenberg vliegen?)
Ik had graag een zoon gehad. Of een dochter. Maar de drukte van het regeren was niet te rijmen met de zorg voor een kind. Als het een jongen was, had ik hem Eros genoemd.
(Het is donker geworden op het toneel. Aan de koer-kant schijnt er nog wat licht door een openstaand raam. Heel langzaam loopt ze naar het raam. Ze sluit het.)
Muziek
Voor Dora van der Groen
maart 1987