Munch_Det_Syke_Barn_1896

Vanuit de Pinksterbijdrage waar het onderandere over ‘vertellen’ ging, of zeggen we ‘het woord bezielen’, las ik in ‘Denkbeelden’ van Walter Benjamin, meesterlijk vertaald door Michel van Nieuwstadt, een beschouwing waarin Benjamin bij de genezende kracht van het verhalen vertellen vertrekt vanuit de genezende kracht in de handen van een vrouw, het dan heeft over diezelfde genezende kracht van de vertelling bij het ziekbed van het kind, om te eindigen bij de streling als bedding voor de stroom naar de monding in de zee van gelukkige vergetelheid. Woorden en aanraking in het genezingsproces.

ob_518477_le-jour-de-la-visite-a-l-hopital-jpg

Vertelling en genezing

Het kind is ziek. Moeder brengt het naar bed en gaat aan het bed zitten. En dan begint zij het kind verhalen te vertellen. Hoe moet je dat begrijpen? Ik kreeg een vermoeden, toen N. het tegen mij over de vreemde genezende kracht had die in de handen van zijn vrouw gelegen zou zijn. Over deze handen zei hij evenwel: ‘Hun bewegingen waren hoogst expressief. Toch zou men de expressie ervan niet hebben kunnen beschrijven… Het was alsof zij een verhaal vertelden.’
De genezing door vertellen kennen wij al via de Merseburger toverspreuken*. Niet alleen herhalen zij de formule van Odin; eerder is het zo dat zij de toedracht vertellen op grond waarvan hij ze voor het eerst gebruikte. We weten immers ook, hoe het verhaal dat de zieke aan het begin van zijn behandeling tegen de arts doet, de aanvang kan worden van een genezingsproces. En zo ontstaat de vraag of misschien het verhaal niet het juiste klimaat en de gunstigste voorwaarde vormt voor menige genezing. Of niet zelfs elke ziekte te genezen zou zijn, als zij zich maar ver genoeg — tot aan de monding — op de stroom van het vertellen liet meedrijven? Als je bedenkt dat de pijn een stuwdam is, die zich tegen de stroming van het verhaal verzet, dan zie je ook helder voor je dat die doorbroken wordt waar het verval van die stroming sterk genoeg wordt om alles wat zij op deze weg tegenkomt, onder te spoelen in de zee der gelukkige vergetelheid. Het gebaar van het strelen tekent voor deze stroom een bedding.

Walter Benjamin: Denkbeelden, p. 151 – vertaling Michel van Nieuwstadt, uitgeverij Vantilt, Nijmegen 2017

*Merseburger toverspreuken:
De Merseburger toverspreuken zijn twee middeleeuwse toverspreuken. Het zijn de enige bewaard gebleven voorbeelden van Continentaal-Germaanse polytheïstische geloofsbeleving in het Oudhoogduits.

4fe99b1083ba880c3c000185

De spreuken zijn genoemd naar de plaats waar ze bewaard zijn gebleven, de Duitse stad Merseburg. Daar werden ze in 1841 door Georg Waitz in de bibliotheek van het Domkapittel ontdekt. Ze staan in een uit Fulda stammend theologisch manuscript uit de 9e/10e eeuw. Ze werden in 1842 voor het eerst gepubliceerd door Jacob Grimm.
Spreuk 1: Bevrijding van gevangen.
Spreuk 2: Genezing van een paard.
(Wikipedia)

Walter Benjamin (Berlijn, 15 juli 1892 – Portbou, 27 september 1940) was een Duits-joodse marxistische cultuurfilosoof. Zijn werk heeft betrekking op onder andere filosofie, theologie, literatuurkritiek en kunstgeschiedenis.

ange-collage

Angelus Novus is een door Walter Benjamin beroemd geworden aquarel van Paul Klee.
“Er bestaat een schilderij van Paul Klee, dat Angelus Novus heet. Er staat een engel op afgebeeld die zo te zien op het punt staat zich te verwijderen van iets waar het zijn blik strak op gericht houdt. Zijn ogen en zijn mond zijn opengesperd, hij heeft zijn vleugels gespreid. Zo moet de engel van de geschiedenis eruitzien. Zijn gelaat is naar het verleden gewend. Waar wij een reeks gebeurtenissen waarnemen, ziet hij één enkele catastrofe en daarin wordt zonder enig respijt puinhoop op puinhoop gestapeld, die hem voor de voeten geworpen wordt. De engel zou wel willen blijven, de doden tot leven wekken en de brokstukken weer tot een geheel maken. Maar zijn vleugels vangen de wind die uit het paradijs waait, een storm die zo hard is dat hij ze niet kan stuiten. Deze storm stuwt hem onweerstaanbaar voort, de toekomst in die hij de rug heeft toegekeerd, terwijl de stapel puin vóór hem tot aan de hemel groeit. Deze storm is wat wij vooruitgang noemen.”
— Walter Benjamin: Over het concept van de geschiedenis (1940), These IX[1]

main-image

Het beeld van de Angelus Novus, de nieuwe engel zou je als uitvergroting van de eerder beschreven intimiteit kunnen zien met de hoop dat de miljoenen verhalen van ons wedervaren de stapel puin mogen doordringen en in mindere of meerdere mate oplossen. Maar dan moet je de moed hebben om je ver genoeg te laten meedrijven op stroom van het vertellen.
Daar waar de ‘heling’ thuishoort.  Elke verteller heeft ook een luisteraar(ster) nodig. Zonder dat gewillig oor verliezen verhalen de helft van hun genezend vermogen. Het hoeft ook niet dadelijk over je eigen lot-gevallen te gaan.  Vertel je dromen, herhaal de oude nooit uitvertelde verhalen, verzin zonder vrees de nieuwste beelden en bewegingen van je scheppend vermogen. Wie kinderen heeft, weet wat ik bedoel. En zijn de woorden op en indien gewenst, heb je nog altijd je handen.

Chris-Oatley-Visual-Development-Portfolio-Tips-P1-Alice-Rackham-Cropped

Je kunt ook de luisteraar(ster) zijn. Luisteren en lezen opent vergezichten op je eigen landschappen zoals verteld in de landschapsfotograaf.  Vanuit dat luisteren doe je zeker inspiratie op voor je eigen verhalen.

narrative-794978_1920