Enkele liedjes tussen grijs en wit

De hemel

Nu is de hemel nog heel groot.
Van hier tot ginder, en nog een beetje verder.

Toen ik klein was, dacht ik dat de hemel
een reusachtige hoed zou zijn.
Een hoed op het hoofd van de aarde.

Of op het hoofd van god bijvoorbeeld.
Of op je eigen hoofd, als je dood bent.
Duiven

Ik tekende duizend duiven.
Grote, kleintjes. Hele grote en hele kleintjes.
Sommige heb ik paars geschilderd, andere wit en roze.
Eén duif heb ik wit gelaten.
Ik noemde haar 'Colombine'.

Het was nog heel vroeg
toen ze uit mijn schrift vertrokken.
Colombine bleef.

Heel zachtjes blies ik op het blad.
'Ben je gek?' vroeg Colombine.
'Nu heb je een witte duif en je blaast ze weg!'

'Colombientje,' zei ik.
'De hemel zal als een hoedje op je kopje staan.
Ik kom je achterna, duivekop!'
Maar daarvoor is het nog te vroeg.

Op een dag tekent iemand mij
met een scherpe pen en dan blaast hij mij
naar jou.

****

De rand

Duizend duiven heb ik getekend.
Ze slapen op de rand van de hemel.

Waar de zee de horizon raakt,
daar is de rand van de hemel.
Pablo Picasso La Colombe
In de kast

In de kast dansen de jassen met de broeken.
Tot ik een deur opendoe.
Dan hangen ze stil.

'Jaja, ik heb jullie wel gezien!' roep ik dan.
'Nu moet je daar niet zo roerloos hangen!'

Toen ik eens heel droevig was,
ben ik in de kast gekropen.

De jassen zongen mij in slaap.
De broeken humden maar een beetje mee.

's Morgens vond niemand mij.
Ik hing tussen de jassen en de broeken
en schommelde zachtjes heen en weer
terwijl ze hun liedjes zongen.

Niemand die mij aantrekt.
Ik viel

Ik viel.
Ik weet niet of iemand mij eruit heeft geduwd,
maar ik viel.
Ik dacht nog: nu val ik!
Maar het was te laat.

Het water was heel koud.
Aan de oever zat mijn vader te vissen.
Hij ving mij in zijn net.
'Een baby'tje'riep hij.

Ze hebben toen gespeeld
alsof ik uit de buik van mijn moeder was gekomen.
In feite ben ik nooit geboren.

***

Bij de rivier

Soms zit ik bij de rivier.

Elke rivier heeft ogen.
Draken-ogen.

Waar ik in het water ben gevallen
werd de rivier blind.

Als ik ga zwemmen
wil ze mij pakken.

Maar dan laat ik mij drijven,
en denkt ze dat ik een blad ben
of een dood kind.
Oskar Kokoschka: Enfants jouant
Onzichtbaar

Ik ben onzichtbaar.
Hoezo dat kan niet?
Ik ben onzichtbaar!

Tenslotte is het simpel.
Wie weggaat, wordt onzichtbaar.

Alleen nog in je hoofd
zal ik zichtbaar blijven.

Als je je ogen sluit,
kun je met mij komen spelen.
Geboorte

Elk woord kun je oppompen.
Dan krijgt zo'n woord een dikke buik.
Net zo dik als een zwangere vrouw.

Als hun tijd gekomen is,
komen er wel honderd kleine woordjes
uit dat ene woord.

Ze zijn nog een beetje bloot.
Dan vinden ze iemand die hen verzint.
Om ter eerst spurten ze naar een verhaaltje.

Het kleine woordje 'ik' blijft
levenslang
bij mij.

De laatste bezoeker

Laat de deur maar op een kier.
Dan hoor ik je als je komt.
Je hebt heel zachte voeten,
en je lacht al voor je binnenkomt.

Eerst komt je bolhoed binnen
en dan jij.
Je danst zonder muziek.
Je kust zonder lippen.
Zonder adem, adem je.
Zonder mij op te tillen, neem je mij mee.

Je kijkt zonder ogen.
Je zweeft zonder vleugels.
Zonder stem fluister je mijn naam.

Mijn duizend duiven
vliegen uit je mond.

Voortaan zullen we
met duizend en één zijn.
Thuis

Ik loop met mama in de tuin.
'Zozo,' zegt ze, 'eindelijk ben je thuis.'

We gaan kersen plukken en paaseieren rapen
en elke dag komt sinterklaas.
Maar 's avonds ben je het weer vergeten.

Ik loop met mama in de tuin.
'Zozo,' zegt ze, 'eindelijk ben je thuis.'

Deze teksten gebruikte ik in enkele hoorspelen. Ook in het boek ‘Triangel’ vormen sommige een onderdeel van de ‘documenten bij een afscheid’. Een afscheid dat velerlei vormen kan aannemen, van ergens doorgroeien tot de ontdekkingen van vriendschap en liefde en …het verlies ervan.