De hemel Nu is de hemel nog heel groot. Van hier tot ginder, en nog een beetje verder. Toen ik klein was, dacht ik dat de hemel een reusachtige hoed zou zijn. Een hoed op het hoofd van de aarde. Of op het hoofd van god bijvoorbeeld. Of op je eigen hoofd, als je dood bent.

Duiven Ik tekende duizend duiven. Grote, kleintjes. Hele grote en hele kleintjes. Sommige heb ik paars geschilderd, andere wit en roze. Eén duif heb ik wit gelaten. Ik noemde haar 'Colombine'. Het was nog heel vroeg toen ze uit mijn schrift vertrokken. Colombine bleef. Heel zachtjes blies ik op het blad. 'Ben je gek?' vroeg Colombine. 'Nu heb je een witte duif en je blaast ze weg!' 'Colombientje,' zei ik. 'De hemel zal als een hoedje op je kopje staan. Ik kom je achterna, duivekop!' Maar daarvoor is het nog te vroeg. Op een dag tekent iemand mij met een scherpe pen en dan blaast hij mij naar jou. **** De rand Duizend duiven heb ik getekend. Ze slapen op de rand van de hemel. Waar de zee de horizon raakt, daar is de rand van de hemel.

In de kast In de kast dansen de jassen met de broeken. Tot ik een deur opendoe. Dan hangen ze stil. 'Jaja, ik heb jullie wel gezien!' roep ik dan. 'Nu moet je daar niet zo roerloos hangen!' Toen ik eens heel droevig was, ben ik in de kast gekropen. De jassen zongen mij in slaap. De broeken humden maar een beetje mee. 's Morgens vond niemand mij. Ik hing tussen de jassen en de broeken en schommelde zachtjes heen en weer terwijl ze hun liedjes zongen. Niemand die mij aantrekt.

Ik viel Ik viel. Ik weet niet of iemand mij eruit heeft geduwd, maar ik viel. Ik dacht nog: nu val ik! Maar het was te laat. Het water was heel koud. Aan de oever zat mijn vader te vissen. Hij ving mij in zijn net. 'Een baby'tje'riep hij. Ze hebben toen gespeeld alsof ik uit de buik van mijn moeder was gekomen. In feite ben ik nooit geboren. *** Bij de rivier Soms zit ik bij de rivier. Elke rivier heeft ogen. Draken-ogen. Waar ik in het water ben gevallen werd de rivier blind. Als ik ga zwemmen wil ze mij pakken. Maar dan laat ik mij drijven, en denkt ze dat ik een blad ben of een dood kind.

Onzichtbaar Ik ben onzichtbaar. Hoezo dat kan niet? Ik ben onzichtbaar! Tenslotte is het simpel. Wie weggaat, wordt onzichtbaar. Alleen nog in je hoofd zal ik zichtbaar blijven. Als je je ogen sluit, kun je met mij komen spelen.

Geboorte Elk woord kun je oppompen. Dan krijgt zo'n woord een dikke buik. Net zo dik als een zwangere vrouw. Als hun tijd gekomen is, komen er wel honderd kleine woordjes uit dat ene woord. Ze zijn nog een beetje bloot. Dan vinden ze iemand die hen verzint. Om ter eerst spurten ze naar een verhaaltje. Het kleine woordje 'ik' blijft levenslang bij mij.

De laatste bezoeker Laat de deur maar op een kier. Dan hoor ik je als je komt. Je hebt heel zachte voeten, en je lacht al voor je binnenkomt. Eerst komt je bolhoed binnen en dan jij. Je danst zonder muziek. Je kust zonder lippen. Zonder adem, adem je. Zonder mij op te tillen, neem je mij mee. Je kijkt zonder ogen. Je zweeft zonder vleugels. Zonder stem fluister je mijn naam. Mijn duizend duiven vliegen uit je mond. Voortaan zullen we met duizend en één zijn.

Thuis Ik loop met mama in de tuin. 'Zozo,' zegt ze, 'eindelijk ben je thuis.' We gaan kersen plukken en paaseieren rapen en elke dag komt sinterklaas. Maar 's avonds ben je het weer vergeten. Ik loop met mama in de tuin. 'Zozo,' zegt ze, 'eindelijk ben je thuis.'

Deze teksten gebruikte ik in enkele hoorspelen. Ook in het boek ‘Triangel’ vormen sommige een onderdeel van de ‘documenten bij een afscheid’. Een afscheid dat velerlei vormen kan aannemen, van ergens doorgroeien tot de ontdekkingen van vriendschap en liefde en …het verlies ervan.
Dit zindert zo na. Wat heb ik dit graag gelezen!
LikeLike