JAIME PITARCH(°1963): our eternal condition of displacement.”

Jaime Pitarch, Subject, Object, Abject 2006 Chair, wooden, shaving from chair legs, 48 x 14 x 14

Jaime Pitarch (Barcelona 1963) creates sculptures, drawings, videos and installations often using humble everyday objects such as a guitar, chair, or household and consumer products. He employs inventive strategies of displacement, re-contextualization and visual punning to peel away at their routine uses and meanings to alter our relationship with such utilitarian items. Pitarch describes his work as mainly having “… to do with the human being’s inability to identify with the structures he himself has created.” Having been stripped of their functionality, we are free to view them in the alternative narratives the artist provides.

Cyclops 2002, Modified eye glasses

Opgehokt leven wij, vaak zonder het te beseffen, tussen allerlei dagelijks materiaal dat zich volgens de Catalaanse kunstenaar Jaime Pitarch uitstekend laat gebruiken om, na een ingreep van destructie, zich als nieuwe constructie laat gebruiken om ons duidelijk te maken dat we het moeilijk hebben om ons te identificeren met de wereld die we zelf hebben gecreëerd.

In the widest sense, Pitarch’s work addresses humanity’s inability to identify with the structures we ourselves have created. The sense of loss or inadequacy we feel when faced with these structures (whether we call them culture, setting, society, ..) moves humanity to interpret the world, and ourselves, constantly and intuitively in order to try to insert ourselves into it. Through the use of elements fabricated by man, inhabited by man, or elements that have helped man to construct an idea of himself and of what the world is, Jaime Pitarch addresses notions of time, value and productivity. (I Lobo you blog)

Monumentum, 2017 Broken ladder inbalance 190 x 190 x 60 cm

This futile action modifies peoples’ destinies. I see this act as something of great beauty. In my work, I use elements fabricated by man, inhabited by man, or elements that have helped man to construct an idea of himself, and of what the world is.

I tend to dismember and reconstruct these elements. The distance between the original object and the new object, often dysfunctional, acts as a reflection of the space between the original being and the person, between collective structures and our limited adaptation to or identification with them. The new object tends to express the loss of the person, and as a result, his need to keep standing even though it might only be to prove that, in essence, he is still holding onto what was given to him, and what indicates that he still is.

Monumentum 14 2006 Deconstructed and reassembled chair, teacup

This explains a certain obsession with the theme of order (ordering is the prerequisite for interpreting) and the fact that most of the actions carried out in my work are sometimes futile, or present their elements in a situation of equilibrium or precariousness. A futility or precariousness, however, in which I try to produce echoes of the beauty that encompasses the reiterated act of loss and self-affirmation.

From Nowhere to Nowhere Deconstructed and rebuilt door 2006

Van ‘Nergens naar Nergens’, het klinkt in deze tijden bekend in de oren. Ligt zijn werk nog in de filosofische structuren van het deconstrueren van onze verhalen, zijn heropbouw, zijn ‘rebuilt’, is duidelijk een teken van een ‘ander’ of een ‘nieuw’ verhaal. Zijn spelen met andere evenwichten of minieme veranderingen wijzen op mogelijkheden als we het over ‘anders’ zien en nieuwe betekenissen hebben.

“My work takes as its starting point the contradiction between our mistrust of social structures and our desire to fit into them. I address this contradiction by looking at the order that underpins any form of production, trying to find the common aspects between the design, for example, of a chair, and the design of a political or economic strategy.
I do so because I believe the motivations behind all these forms of production are not so distant. Men and women live in a perpetual state of social adaptation, however the pace of change is not determined by individuals but by the inertia of the group. This social adaptation is often unsuccessful, generating a sense of inadequacy or dissatisfaction. I express the tragicomic condition of this unsuccessful adaptation, and the absurdity of the signs offered to us for social guidance (political mottos, emblems, nationalistic imagery, etc.) by deconstructing familiar objects and reassembling them into new kinds of resonance. The disparity between the first state and the last speaks of our eternal condition of displacement.”

Jaime Pitarch, Untitled, 2015
Ax, eslastic strap and pillar
40 x 60 cm

Zo maakte hij een video ‘Jabon de Alepo’ waar hij met een stuk zeep afkomstig uit Alepo Syrië (oorspronkelijk leverancier van kostbare reukwaren en zepen) zijn handen bleef wassen tot de zeep was opgebruikt, een video van 4 uur 30 maar met de duidelijke betekenis dat wij in de Syrische kwestie onze handen in ‘onschuld’ blijven wassen, of… in deze tijd om met dat wassen ons eigen leven veilig te stellen. Een reeks Russische popjes illustreerde de bekommernis om de gebeurtenissen met hun verstrekkende gevolgen in Chernobyl.

Chernobyl, 2008 Lime wood, aniline, oil and varnish. 35 x 22 x 22 cm.

Je vindt een uitstekend overzicht ook van recenter werk bij:

http://angelsbarcelona.com/en/artists/jaime-pitarch

Hung, Modified coat hanger 1997

Terwijl we in onze hokken zijn opgeborgen is het misschien leuk om zelf een eigen kleine tentoonstelling op te zetten vertrekkende vanuit Pitarch’s werkwijze, waarschijnlijk met als voorwaarde dat je met het materiaal ‘deconstructies’ uitvoert die nog wel naar de vroegere constructie kunnen terugkeren, tenzij je de lente schoonmaak erg letterlijk wil opvatten.

Het trappenhuis, een wandeling

Een kleine wandeling door het trappenhuis. Op weg naar, terugkomend van. Op dit ogenblik is dat niet ver, maar ook in je eigen huis kun je wondere wandelingen maken.

Een deur op een kier. Lange streep licht verraadt een kamer. Ik droomde vaak van een huis met talrijke nog niet ontdekte kamers. Misschien kijken mensen daarom graag naar programma’s over huizen die op een koper wachten. Het decor voor onuitgesproken intimiteit, verlatenheid, verwachtingen, de jaarlijkse feestdagen, een nacht met de geliefde(n). De andere wereld.

Hier ben je voor buiten nog onzichtbaar: het daglicht probeert binnen te dringen, maar jij bepaalt of je het licht laat binnenstromen. Dat is een veilig gevoel. De gretigheid waarmee je de gordijnen openschoof is wellicht met de jaren vertraagd. In het dwingende vertikale van het huis hou je graag de voorbije nacht in het horizontale van de liggende. Het licht komt nog gefilterd door de overgordijnen, daarna door de motieven op de glasgordijnen.

Naarmate het seizoen is dit de tijd om te luisteren naar de buitenwereld. Herinner je de regen die tegen de ramen striemt? Nare dromen weg gewassen of het spijt van onuitgevoerde plannen, het oude gevoel dat hier je niets kan overkomen -elk huis heeft zijn moederlijke binnenkant- of toch dat jongensachtige waarin de natte straten in een regenwoud veranderd zijn en jij weldra in de warme buik van de school zult vertellen over die barre tocht net voor het voltooide deelwoord ‘gedagdroomd’ moet ingeoefend worden.

In het daglicht zie je elke morgen degenen die uit het verdwijnen met hun nieuwe aanwezigheid toch weer in dit leven zijn binnengedruppeld, traagjes zoals water uit de grotgewelven van het verleden, traagjes maar diep. Ouder geworden kom je naderbij. Schonken zij je een kindertijd, je deelt nu de ouderdom en je leert het spijt over zoveel dat onuitgesproken bleef, inruilen voor hun woordeloze versmelting met de mysteries van dit bestaan, hier in dit huis verenigd met het gemis maar ook met hun onuitspreekbare verbinding met onze pogingen hen dagelijks terug te vinden. Alsof zij schrijven met het zonlicht op de overloop.

Ook het verre verleden is er in diverse vormen aanwezig: de bibliotheek, de prenten die na hun reizen door vroegere huizen hierboven zijn beland. Een jasje en een kleed wachtend tot het lichaam aan het nieuwe seizoen is gewend. Ze kaderen beiden het menselijk lijf, hebben hun herinneringen en steeds weer toekomst. Of ze dialogeren? Natuurlijk. Of dachten wij met onze traag ontwikkelde taal het alleenrecht op verbindingen te hebben? Toevallig zijn ze van Italiaanse origine, met zo’n 500 jaar verschil, een peulschil in het rijk der ideeën.

Bij deze droogzonnige dagen schrijft het licht milde letters op de hoge binnenmuren. Tekent de trapleuning in schaduw waarlangs enkele generaties in verschillende tempi zijn opgeklommen naar de nacht of daalden, de dagen tegemoet. Mocht je de treden optellen dan stegen uit de huizen wolkenladders waarboven wij als oude vogels onze nesten zouden bouwen om samen met al de vroegeren met eeuwige vergunnig neer te kijken op die na ons kwamen.

Trappen kregen in huizen van voor de (2de) wereldoorlog nog veel ruimte. Uit welke kamer je ook naar boven of beneden wil, het mankeert niet aan perspectief. Ganymedes wordt er door zijn arend naar de godenberg gebracht, ets op doek naar een schilderij van Eustache Le Sueur. Er is ruimte voor verschillende vluchten. Gedachtenvluchten: of op weg naar de wereld buiten, of op zoek naar rust binnen. Onder Ganymedes een grafplaatje van vaders vader.

En er was vandaag nog een tragische vlucht: kijk naar de afdruk van de botsende duif op het glas. Vogels zijn thuis in de tuin, worden ook van voedsel en nestkastjes voorzien. Duiven, eksters, musjes, meesjes, en helaas dit jaar geen merel. Was het licht te fel, een plotse spiegeling? Wel vonden we geen lichaam van deze ongelukkige Sanctus Spiritus. We veronderstellen dus dat hij/zij weer de luchten kon kiezen. Of was het een duidelijke raadgeving: verlaat niet te vlug jullie hok, vleugelloze tweepotigen.

Een kleine wandeling door het trappenhuis. Loop zelf maar eens enkele kamers in en uit, kijk naar het licht, luister naar herinneringen of spreek zonder vrees met verwachtingen. De muren die ons nu veilig omgeven dragen hun sporen van het verre en/of nabije verleden. Een voorwerp, een foto, een jas, een briefje, tekens van leven verzameld of achtergebleven.

Je zou een bescheiden lofzang op de leuning kunnen maken. Zonder haar wordt het klimmen -met het klimmen van jaren- een stuk moeilijker. De huis-genoten als leuning. Een mooi woord, huisgenoten. Soms hoor ik stemmen van voorouders dan weer stemmen van de nakomenden en wij, een beetje bang, maar ook glimlachend, gaan de trappen op en af. We zijn niet alleen. Nu en dan staan we stil en kijken we naar buiten. Het kind hieronder wordt dinsdag 20! Op enige afstand zingen wij: lang, lang zal ze leven. In de gloria.

alle foto’s uit ons eigen archief

Dan Hall: different beauties but similar feelings, ‘Eternal Youth’.

Hij kiest voor ‘nabijheid’, de intimiteit die met allerlei nuances ook het kwetsbare toont. Hij kent zijn modellen, en zij kennen hem. Er is al een verbinding tussen beiden.
Merkwaardig is dat de twee polen van het bestaan, ‘op de rand’ zou je kunnen zeggen, onder de term ‘Eternal Youth’ zijn samengebracht. Zij die de eerste ervaringen van wat gemeenzaam ‘het volle leven’ heet, ervaren, en zij die aan de andere kant de laatste periode meemaken. Dat eeuwig jeugdige wil je duidelijk maken dat niet alleen de uiterlijke schijn hem interesseert maar hij de nabijheid van beiden gebruikt om de kijker zelf te laten ontdekken wat ons verbindt.


Er is natuurlijk ook de spiegeling: je beseft dat het jeugdige de weg opgaat naar uiteindelijk die laatste fase, maar omgekeerd vind je bij de ouderen dezelfde glans die je aantrof bij diegenen die er net mee begonnen zijn. ‘Eternal Youth’ is dus een prachtige titel van zijn eerste solo-tentoonstelling in West-Londen, net voor Corona ons allen het hok in dreef.
En hij is de 17-18 jarige Dan Hall die met de opbrengsten van deze collectie zowel een project voor de geestelijke gezondheid van jongeren als eentje voor ouderen wil helpen financieren.

In many ways, the series explores forms of intimacy and vulnerability, from the delicacy of two young lovers bathing to the poignancy of an older woman looking at herself in the mirror. Joy and beauty radiate alongside a sense of sadness, caught in the full-hearted smile of an older woman gazing out her window or the complicit stare of two teens smoking a cigarette. Younger and older subjects alike share hints of youthful rebelliousness and changing self-awareness.
Dan Hall comments, “I discovered that they have different beauties but share similar feelings of isolation and loneliness.”


Each frame tells a life story. Photographs of everyday domestic life are rich in detail and colour, from modish chequered tiles to vintage china patterns. Cropped frames and original angles show a particular focus on hands, suggestive of a desire for human connection.
Often, windows and mirrored reflections create a multiplicity of frames within each shot, enacting a shared sense of disconnect. Inviting viewers to look beyond the readily available, the series expresses the desire to search for common ground even in seemingly unlikely places.

The images are all shot on an analogue camera. As someone who’s grown up in a predominantly digital age, why do you think so many young photographers today are drawn to film?
For me, the more tactile experience of shooting film took me away from digital. I can slow down and focus more on the composition of an image, connect with the subject more fully. The outcome isn’t instantaneous and each frame counts.

My favourite is ‘Grandma’s Hands’, because it shows the evidence of a long and varied life — the lines and details in her delicate hands show her age and there’s beauty in that.

“I discovered that they have different beauties but share similar feelings of isolation and loneliness.”

How do you define eternal youth?
It suggests that, whatever age a person is, they always have a sense of youthfulness. The young want to be old and the old want to be young. Even though the people in the series are at opposite ends of adulthood, they all share youthful spirits.

Natuurlijk wordt ‘de spiegeling’ ook letterlijk gebruikt in verschillende werken: de werkelijkheid bevragen is haar aan zichzelf spiegelen, net zoals de benadering via een kader van raam of aanwezigheid van een tweede onderwerp: je bepaalt makkelijker je onderwerp door het in zijn/haar omgeving te tonen en die omgeving tegelijkertijd als beeld-opbouw te gebruiken.

Dan’s foto’s willen niet opvallen door een bijzonder perspectief of een modische uitdrukkelijkheid: deze jonge fotograaf bezit nu al de gave om het vanzelfsprekende van de innigheid te tonen: de personages durven je aankijken en verbinden daardoor onderwerp en beschouwer zonder in te breken in het intieme van het moment. Je hoort erbij. Je wordt een lotgenoot.

Website:
https://danhallphotography.com/

I’m 18 and I like taking photos.
Born in 2002, British photographer Dan Hall is a student currently living in London. He kickstarted his career with a solo exhibition and photobook aged 17 titled ‘Eternal Youth’ which depicted the contrasts and similarities between his teenage friends and grandparents. Eternal Youth was on display at JM Gallery, London in March 2020.

Je bent wie je bent, een sprookje

tekening: Josie Kodomo

Net voor je gaat slapen is een sprookje lezen bijzonder rustgevend. Voorlezen kan ook. Wil je in de herinneringen van je dierbaren hoge ogen gooien? Dan wordt het ‘acteren’! Hier kun je vijf personages spelen:

de Prins: Hij bedoelt het goed, dat is duidelijk. Hij is niet wat hij wil zijn, een kerel. Goedgelovig, dat wel.
de Prinses: Is nog duidelijk niet aan ‘me-too’ toegekomen. Genderproblematiek? Brutaal bekje.
een Tovenaar: Toveren op aanvraag is er niet bij. Voor wat, hoort wat.
een Buitenmeisje: Recht voor het raapje maar best aardig. Consequent.
een Verteller: Vertelt het verhaal waar de anderen zwijgen. Kan zelfs een droevig liedje zingen. Troost de luisteraars en bespreekt wat de Prins na het verhaaltje gaat doen, liefst in samenspraak met het publiek.

Waarschuwing: dit verhaaltje eindigt vrij droevig of kan alzo geïnterpreteerd worden. Het kan nodig zijn er een leuk vervolg aan te breien om de nachtrust van de luisteraar(s) niet te schaden. En ja, dansen is best ok. ook voor stoere kerels!

Er is ook een zedenles maar die is zeker in twijfel te trekken.
Benodigdheden: Met enkele leuke hoofddeksels kom je al heel ver.
Leeftijd: 0-111 jaar.

tekening Kristien Aertssen

de tekst:

‘Zo was er eens een prins en een prinses en die prins hield heel veel van de prinses. Hij wilde altijd heel dicht bij haar zijn.
’Lieve zoete prinses. Ik hou van jou.’
’Hmm. Dat zeggen ze allemaal.’
’Echt waar, hoor. Ik zou altijd bij jou willen zijn. Dag en nacht.’
‘En dan? Wat zou je dan willen?’
‘Hoe dan? Wat dan? Gewoon bij jou willen zijn, omdat ik van je hou.’
‘En dan?’
’Niets en dan! Als je van iemand houdt dan wil je d’r gewoon bij zijn. Kusjes geven, en strelen, en lief zijn, koffie zetten, brood smeren. . .’
‘Wat vervelend, zeg. Weet je niets beters te verzinnen?’
‘Is liefde dan niet goed genoeg?’
De prinses keek hem hooghartig aan.
’Liefde? Wat jij liefde noemt! Ben je sterk?’
’Sterk? Neen, dat ben ik niet. Maar ik kan heel goed zingen. Luister.’
En de prins zong een heel mooi droevig liedje.
‘Noem jij dat zingen! Verschrikkelijk. Kun je vechten? Ben je nooit bang? Kun je in de dakgoot van een hoog huis lopen? En zou je in één bed met een tijger durven slapen? ]a? Dàn ben je een kerel!’
De prins zuchtte diep.
‘Ik ben wel bang. Als ik op de derde trede van een laddertje sta, krijg ik al kippevel. En met een tijger in één bed slapen? Ik mag er niet aan denken. ]e moet wel gek zijn om zoiets te doen.’
‘Dat noem ik ‘stoer’, prins. Mannen die niet stoer zijn, noem ik geen mannen.’
’Maar ik kan met mijn oren bewegen, kijk.’
‘Daar kun je vliegen mee op de vlucht jagen, stommerd.’
‘Ik kan ook heel mooi dansen. Voilà!’
En de prins danste een menuet.
’Dansen! Dat is toch niets voor stoere bonken, echte kerels?’
’Ik vind dansen leuk, jij blijkbaar niet. Hou je niet van mij?’
’Als je sterk en stoer wordt, dan zullen we nog zien.’
De prins was heel droevig. ‘
‘Kan iemand mij leren vechten? Weet iemand wat je moet doen om nooit bang te zijn? En hoe moet ik in de dakgoot van een heel hoog huis leren lopen en in één bed slapen met een tijger?’
Er verscheen een tovenaar en die zei:
’Ik kan jou leren vechten. Ik kan ervoor zorgen dat je nooit meer bang bent, en dat je in de dakgoot van een heel hoog huis durft lopen en met een tijger in één bed durft slapen. Maar. Er is één maar. Dan moet jij mij ook iets geven.’
’Ik wil alles geven wat ik heb,’ riep de prins.
’Goed zo. Dan vraag ik je stem waarmee je liedjes kon zingen. Geef me ook maar je dansen. En je zult nooit meer met je oren kunnen bewegen.’
Dat vond de prins heel erg. Hij zong erg graag en danste als de beste. En als hij met zijn oren flapperde, moesten de kinderen lachen.
’Goed dan. Neem mijn stem waarmee ik liedjes zing maar mee. Pak mijn dansen maar, en maak m’n oren net zo onbeweeglijk als die van iedereen. Maar. .. maak me beresterk en nooit meer bang. Zorg ervoor dat ik in de dakgoot van een hoog huis durf lopen en dat ik zonder bibberen in één bed met een tijger durf slapen. Asjeblief.’

Dat gebeurde. De prins werd heel sterk, nooit meer bang en hij kon in de dakgoot van een hoog huis lopen, zonder gillen. En hij sliep in hetzelfde bed met een tijger alsof hij zijn hele leven al met tijgers had geslapen.
Maar zijn dansen en zingen was hij kwijt. Met zijn oren bewegen kon hij ook niet meer.
Maar hij dacht:
’Ach wat! Nu zal de prinses van me houden.’
Hij reisde naar haar kasteel en zag dat ze vertrokken was. Weg. Met een andere man. Die knul die nog sterker was dan hij, nog minder bang en niet alleen in dakgoten liep hij maar ook op de nok van de hoogste daken was hij thuis. En hij sliep niet alleen met tijgers, maar ook met beren en slangen.
De prins huilde.
’Waar ben je nu? Ik heb mijn zingen en dansen weggegeven, en kijk, m’n oren staan vast aan mijn hoofd.’
Maar ze bleef weg.
Toen kwam er een meisje langs dat op het platteland woonde. Ze was wel geen prinses maar ze zag er heel aardig uit. En de prins werd verliefd op haar.
‘O lieve meid. Ik hou zo van jou. Ik ben heel sterk en nooit bang. En ik durf in dakgoten van hoge huizen lopen en met een tijger slapen in één bed. Wel?’
Het meisje keek hem hoofdschuddend aan.
‘Och, weer zo’n blaaskaak die denkt dat hij superman is. lk voel niks voor stoere binken. Ik vind je wel knap. Maar kun je zingen, of dansen of met je oren flapperen? Dat zou ik prachtig vinden.’
’Neen, dat kan ik niet meer.’
’]ammer. Dan ben je niet de man die ik zoek. Dag.’
‘Dag,’ zei de prins.’

tekening: Carson Ellis

Hulpvragen als post-teaching:

-Zal hij zijn intussen getemde tijger op het buitenmeisje en de prinses afsturen?
-Wordt hij misschien niet gelukkig maar toch rijk als ceo van een firma dakwerken?
-Sluit de prinses vriendschap met het buitenmeisje en…
-Krijgt de tovenaar spijt en verlangt hij harde valuta om de prins zijn vroegere eigenschappen terug te geven?
-Komt er een protestactie van Gaia? Leg uit.
-Wat met de mensenlijke wezens die en van dansen en van hoge daken houden?
(Juist: The Flying….T…advertentie)

Bewegende beelden: het verleden dichterbij

Cinema Paradiso

Toen ik tien, elf jaar was, kreeg ik van de heilige man een heus film-projectie-apparaat cadeau waarmee ik 35mm-filmpellicule kon afdraaien -letterlijk te nemen- waardoor een fragment van een oude oorlogsfilm in technicolor met behulp van een grote 100 Watt-lamp op een witte muur of laken verscheen: in de cockpit van een Amerikaanse bommenwerper volgde ik even een kort (geluidloos) gesprekje dat plotseling afbrak en overging in een zwart-wit fragment van een cyclo-cross ergens te lande waar hijgende mannen, fiets op de schouder, een slijkerige heuvel oprenden en toeschouwers lachend in de lens keken.
Het beeld vastzetten om het dashboard van de bommenwerper te bekijken lukte niet want dan kon de pellicule in brand vliegen. Je kon wel even de wielrenner van dienst bevriezen net voor hij onderuit zou gaan maar dan mochten er geen ouders in de buurt zijn om ‘verder draaien of hij schiet in brand’ te roepen.

Via via kregen mijn ouders fragmenten van een weekjournaal en stukken uit de toenmalige trailers om mijn collectie aan te vullen zodat ik met eigen ogen het ontstaan van een beweging kon nagaan, een ervaring die we zelf wel eens toepasten door een ventje onderaan een schriftpagina te tekenen en op de volgende pagina-hoek een armpje steeds hoger de lucht instak. Tussen duim en wijsvinger-cinema.
Beweging in beeld brengen vroeg tijd, zeker voor een ongeduldig kind. Vierentwintig tot dertig prentjes om één seconde beweging te zien.

“We live in an environment where there are moving images constantly around us. But in 1897, this was startling and new and completely revolutionary. It was a different way of looking at the world.”
“The IMAX of the 1890s HOW TO SEE the first movies.”
In 1939, MoMA acquired a treasure of thirty-six reels of 68mm nitrate prints and negatives made in cinema’s first years. Everything that survived of the Biograph film company lives on those reels, including a rare bit of moving image footage of Queen Victoria.

MOMA, The museum of modern art in NY heeft altijd veel belangstelling in film als te bewaren kunstvorm gehad. Zij begonnen al in de jaren dertig met hun archivering en behandeling van oud materiaal.
Daarom enkele van de mooie filmen uit hun collectie waarin de beweging en het zelf film-maken centraal staan. Zalig om te zien! Je moet bij enkelen het nummer (index) van de playlist instellen. We geven het duidelijk weer onder de video. Hier kun je dadelijk mee beginnen: (je kunt ondertiteling instellen indien nodig)

Zoals je kon zien werd door kundige restauratie het verleden op een heel andere manier zichtbaar, dichter bij het heden gebracht. We hebben een verkeerd beeld van dat verleden gekregen. Het verleden is zwart-wit, de personen lopen houterig voorbij, hun gezichten zijn nauwelijks te herkennen. Ik begrijp de verbazing van ingekleurde pellicule waarmee getuigenissen uit bv. de tweede WO een heel actueel karakter krijgen. Dank zij allerlei technieken kan snelheid, beeld en montage voor een verloop zorgen dat gisteren en eergisteren wel heel erg met vandaag verwant maakt! Kijk naar dit prachtige portret van het New York van 1911. Honderd en negen jaar geleden en toch dichtbij. Stel in op index 15. (15/57)

Stel in op nr 15 van de afspeellijst

This documentary travelogue of New York City in 1911 was made by a team of cameramen with the Swedish company Svenska Biografteatern, who were sent around the world to make pictures of well-known places.

Opening and closing with shots of the Statue of Liberty, the film also includes New York Harbor; Battery Park and the John Ericsson statue; the elevated railways at Bowery and Worth Streets; Broadway sights like Grace Church and Mark Cross; the Flatiron Building on Fifth Avenue; and Madison Avenue. Produced only three years before the outbreak of World War I, the everyday life of the city recorded here—street traffic, people going about their business—has a casual, almost pastoral quality that differs from the modernist perspective of later city-symphony films like Paul Strand and Charles Sheeler’s “Manhatta” (1921). Take note of the surprising and remarkably timeless expression of boredom exhibited by a young girl filmed as she was chauffeured along Broadway in the front seat of a convertible limousine.

Het duurde niet lang of de bewegende beelden kwamen in het bereik van een breed publiek. Een mooie collectie van die zelf gemaakte beweging vind je in het leuke filmpje van de Moma Collectie hieronder: je kunt dadelijk starten.

Je kunt nu zelf filmpjes kijken van 1-57 te kiezen in de afspeellijst, een dag of nacht intense kennismaking met verschillende aspecten van het bewegende beeld op een aangename manier door het Moma geserveerd. Onze voorouders hadden van een dergelijke mogelijkheid alleen maar kunnen dromen. Om af te sluiten een filmpje over ‘selfies’, want onze nakomelingen zullen ons niet vergeten als ze ons op elke fotootje naar de camera zien kijken. De vraag blijft: waar zullen ze de beelden die wij dagelijks maken terugvinden? Schilder Tai Schierenberg:

To see the mythic amidst the chaos: Julie Blackmon

Ze was de oudste van negen kinderen en heeft er zelf drie (die intussentijd het nest al verlaten hebben). Toevallig, bij een bezoek aan een New Yorkse gallerie kwam ik in contact met haar werk dat op een niet beter tijdstip als tijdens deze ophokperiode dadelijk op begrip zal kunnen rekenen al blijven vragen niet uitgesloten.
Julie Blackmon (1966, USA Springfield Missouri) gebruikt haar eigen familieleden en geburen, soms letterlijk, altijd als inspiratie om een tijdloze familiedynamiek met haar fotowerk in beeld te brengen.
Geïnspireerd door o.a. werk van de Nederlandse schilder Jan Steen (1625-1679) (nog steeds aanwezig in de uitdrukking ‘Een familie van Jan Steen, een boeltje dus!) probeert ze ook de sfeer van deze kunstenaar en collega’s genreschilders uit die zeventiende eeuw te gebruiken bij de setting van haar familie-taferelen.
Of hoe je de termen van deze tijd, ‘child centered’ en ‘self-obsessed’ met elkaar kunt verzoenen.
Ik heb voor mijn redactie verschillende auteurs aan het woord gelaten maar vooral geluisterd naar wat Julie Blackmon zelf had te vertellen.
Ik vermoed dat menig lezer de atmosfeer zal herkennen in deze verplichte familiedagen die wellicht in de herinnering misschien enig heimwee kunnen oproepen, hoe ongeloofwaardig dat nu ook mag klinken, of toch niet? (click on the sub-title to enlarge the pictures)

Pool

The Dutch proverb “a Jan Steen household” originated in the 17th century and is used today to refer to a home in disarray, full of rowdy children and boisterous family gatherings. The paintings of Steen, along with those of other Dutch and Flemish genre painters, helped inspire this body of work. I am the oldest of nine children and now the mother of three. As Steen’s personal narratives of family life depicted nearly 400 yrs. ago, the conflation of art and life is an area I have explored in photographing the everyday life of my family and the lives of my sisters and their families at home. These images are both fictional and auto-biographical, and reflect not only our lives today and as children growing up in a large family, but also move beyond the documentary to explore the fantastic elements of our everyday lives, both imagined and real.

Jan Steen (1625-1679) Een vrolijk huishouden
Garage Sale

The stress, the chaos, and the need to simultaneously escape and connect are issue that I investigate in this body of work. We live in a culture where we are both “child centered” and “self-obsessed.” The struggle between living in the moment versus escaping to another reality is intense since these two opposites strive to dominate. Caught in the swirl of soccer practices, play dates, work, and trying to find our way in our “make-over” culture, we must still create the space to find ourselves. The expectations of family life have never been more at odds with each other. These issues, as well as the relationship between the domestic landscape of the past and present, are issues I have explored in these photographs. I believe there are moments that can be found throughout any given day that bring sanctuary. It is in finding these moments amidst the stress of the everyday that my life as a mother parallels my work as an artist, and where the dynamics of family life throughout time seem remarkably unchanged. As an artist and as a mother, I believe life’s most poignant moments come from the ability to fuse fantasy and reality: to see the mythic amidst the chaos.

The artist has also been inspired by the work of American photographer Sally Mann, whose landmark book “Immediate Family” from 1992 similarly toyed with truth and fantasy in evocative — and often controversial — scenes of her children.
Mann framed her work through Emily Dickinson’s poem “Tell all the truth but tell it slant,” noting in her foreword to “Immediate Family” that “When the good pictures come, we hope they tell truths, but truths ‘told slant’…We are spinning a story of what it is to grow up.” It’s an idea that stayed with Blackmon when she was first introduced to Mann as an art major in college — though Blackmon did not pursue photography in earnest until over a decade later, when she, her husband and three children moved into a home with a basement darkroom.

Powerade
Weeds

Blackmon’s works are a deft mash-up of pop phenomena, consumer culture, social satire, and sly references to iconic American works of art. They are often littered with the disposable artifacts that we often turn our eyes away from: potato chip bags and fast-food wrappers, discarded toys and magazines. Her unblinking eye often verges on the surreal, lending a bracing, irreverent snap to her unique world, where Blue Velvet meets Norman Rockwell.

Rooster

My extended family has a “house” we’ve visited every summer since childhood that used to be an old-one room country schoolhouse. It sits alone on a scenic hilltop in southwest Missouri. When we were kids, we spent much of our summer break here. We’d run around outside most of the time we were here, but in the afternoons, when it’d get too hot to play outside, we’d go inside the schoolhouse and lounge around on the old musty furniture, under the peeling lead paint windows, and do nothing, in a “summer vacation” kind of way. Years later, when I saw the Spanish painting. The Artist’s Children, by Mariano Fortuny, I immediately thought about my summers as a child and lying around in the old schoolhouse with the green walls, and decided to do a portrait of my nieces in that same green room. I wanted to document one of those “down time” moments between the chaos that makes summer feel like summer.

(klik op sommige onderschriften voor grotere afbeelding)

the artist’s children Mariano Fortuny
Chaise’: “One of those summer memories as a kid (before iPads), where it was too hot to go outside, and you were bored, trying to think of what to do next. The quiet moments in between the chaos.”

“My favorite moments are at openings when people respond to me after seeing the work for the first time in person,” she recalled. “I remember an older lady coming up to me and saying ‘you know how to look at hard things in life in such a happy way.’ It was that simple but it meant everything.”

The power of now

Blackmon’s work abounds with tender humor but also shrewdly subtle satire. It’s no coincidence, for instance, that adults are all but absent here, and many of the situations depicted are spiked with the potential for danger — an unattended fire, bubble wrap encasing a young boy’s head, popcorn strewn on a blanket in front of crawling babies. Perhaps every play ends up being a morality play. The freedom these children enjoy is a vanishing American resource, and Blackmon is nostalgic for it, for its loose and sloppy beauty. She edits out nearly all signs of contemporary technology or commercial branding, ever more gently pushing these scenes into a vaguely idealized past. (Leah Ollman)

Stock Tank

She unabashedly plunders the image pools of popular culture and art history. A photograph in her recently published book, “Homegrown,” restages the Beatles’ “Abbey Road” album cover with a line of kids pulling a wagon of Girl Scout cookies through the crosswalk. She conjures Balthus in the captivating “Chaise,” posing a young girl with a bared hip and disarming stare in a deliciously moody, light-drenched room. In other pictures, she quotes the painter directly, lifting characters from his street scenes and depositing them into her own compressed, constructed universe, a rich, gray area at the intersection of nature and artifice, the sensual and the sanitized, innocence and experience. (Leah Ollman)

Thin Mints

Critic Laura Malonee notes, “At first glance, the work seems to depict an idealized America of the past, but upon further inspection, an unexpected darkness becomes apparent. Unsupervised children, often in dangerous situations, frolic happily about in an imperfectly perfect, sunny-macabre world…are these images an attack on the neglectful parent or an attack on the helicopter parenting of today? Blackmon pays homage to a disappearing way of life even while she questions it.”

Night Movie: “The idea for Night Movie came to me when we were actually watching a movie outside with a projector set up. About every five seconds, one of the kids would get up to go get some more popcorn or a snack, and they’d block the screen with their silhouette.
I remember thinking the way their little frames looked on the screen was way more interesting than the actual movie. And the idea of the movie screen mimicking life itself was also something I was thinking about.”

Julie Blackmon doesn’t need to travel far to find inspiration for her staged depictions of the somewhat dark and humorous chaos of family life. The eldest of nine children, with three of her own, Blackmon has lived in the same Springfield, Mo., neighborhood all her life and often uses family and friends to capture what she calls a “fantastical look at everyday life.” At first glance, the images seem idyllic, like modern-day Norman Rockwell paintings. Yet underneath, there is something slightly askew — details just a little bit off that both highlight and satirize the conflicting expectations of parenting.

Midwest Materials
‘Homegrown food’

This little market, Homegrown Food, in my hometown of Springfield, Missouri, is one of the first “organic” groceries to appear in our Midwestern town and is evidence of the rebirth of the small neighborhood grocery store that has taken hold nationwide. It is one of the many signs of our changing landscape, and the new state of health consciousness that has emerged in our country. But conflicting messages still abound in regard to the health conscious and the hip, and so I decided to have fun with this idea when I saw one of the workers outside smoking one day. The setting … with it’s striped awning, and the various figures and angles, and the construction workers nearby, reminded me of Balthus’ famous painting “The Street,” and so I decided to reference it as a way of enhancing or exaggerating the scene.

Balthus, The street 1933
‘Hair’: “Brushing out your hair after sleeping in braids. Inspired by Lewis Carroll’s photograph from 1863 ‘It Won’t Come Smooth.’

It’s this imperfectly perfect, sunny-macabre world that the children in Blackmon’s photographs must navigate, largely on their own. They roam about unsupervised, exploring homes, yards, and neighborhoods. When adults appear, we see only glimpses — a leg slathered in tanning lotion, a hand wielding a mascara wand. Depending on the viewer’s perspective, the photographs can be interpreted as either an attack on the neglectful guardian or an exaggerated protest against helicopter parenting. Whatever her intention, Blackmon provokes through hyperbole, often placing her young characters in precarious, potentially dangerous situations — a theme she began exploring long before Moonrise Kingdom brought it to the silver screen.

New Baby

“It’s a very child-centric culture, and you’ve got to not let that guilt you into being the perfect mommy, teaching your kids French. They have their whole lives to do all that stuff,” she said, pointing to the trendy mommy blogs and hipster homeschooling described by New York Magazine’s “The Feminist Housewife” — a cover article for which she shot the image. For women who stay home, it’s all the more important to carve out space to pursue their work and to vigilantly defend their time to do so.” (Laura Mallonee Hyperallergic)

Waiting Room

Blackmon doesn’t denigrate those who put their work on hold, though, as she did so herself. “That’s such an important time, when you have those babies and you’re totally invested in them,” she remembered. “You just want to be able to sit in the rocker and nurse and have their little hand come up and touch you. Then comes a time when they’re two or two-and-a-half when they might need a little break from you. I’m a big believer in not having too much family time.” (ibidem)

Sick Boy

The ideal of “having it all” might be achieved, she suggested, by not always having it all. “I just hate to see women trying to do everything at the same time. If you’re trying to do it all, you’re gonna make yourself crazy. You’re going to fail in every which way,” she said. “There’s gotta be something in-between, where you can still have your own thing going and not sacrifice your kids.”(ibidem)

Goggles

I think visually I am attracted to that look. But also in terms of just meaning, there’s so much in my own childhood, too, growing up in the ’70s and contrasting that to now and how we raise children today — our lives today and the nostalgia we have for that time, but also the realization that we can’t ever go back to that. So I’m torn — like you’re in love with this era long ago, but for God’s sake, we didn’t even wear seat belts back then. So there’s this whole safety thing, but we also had that freedom. And so some of that chaos with the kids and no parent in sight, is a little bit more metaphorical to me, a mental state as a mother in chaos and being overwhelmed and trying to sort it all out.

New Neighbours

I saw these girls in red dresses on my cousin’s Instagram. She captioned it, “So proud of my little women,” and she was totally serious. And I was like, oh my god, they look just like the Shining twins! I realized I had to get the girls over to my other sister’s house where I had already been thinking about her driveway strip — a setting I already had in mind. The mattress is from the ‘60s and I always keep it under a double bed upstairs. I liked that blue plaid. Overall, this photograph was a challenge because it was winter and the grass was gold tinged with green, which is not attractive. So, I had to bring in the color another way.

Fake Weather

“The idea [for ‘Fake Weather’] came about when we were only four months out from the election of Trump. It was during a time where everything was about fake news, or fake something or another. I liked that phrasing and I wanted to do something with the word ‘fake.’ At the same time, I was around my nephews and nieces everyday and they were all looking forward to winter and snow days. Usually we’ll have a couple big snows a year in Missouri, but it was a winter where it was unseasonably warm and there was no indication of snow. Even in February things were blooming and green. It was obvious the snow day they all wanted was never going to happen. I was thinking about the darker side of that too which is global warming, but I was trying to take a lighthearted look at it.

https://www.julieblackmon.com/index.cfm

http://www.faheykleingallery.com/artists/julie-blackmon

Trapped
Olive & Market St.

Letterbloesems bij de paasboom (3) Cornelis Verhoeven: De omweg van het woord

Words are Sweet Sounds for Objects Unreal, Painting of Jac Kerouac

‘Als schrijvend wezen is het goed over je eigen ‘vak’ na te denken. Dat deed in 1982 ook Nederlands auteur Cornelis Verhoeven (1928-2001) met een aantal geschriften die hij met ‘beschouwingen over ‘de inval en het oeuvre’ onder de noemer ‘Weerloos denken’ verzamelde.
‘Alle stukken gaan over een manier van denken en schrijven die voor voor de auteur onvermijdelijk en onmisbaar is geworden, maar die de lezer tot niets verplicht en zelfs niet het zachte geweld van een didaktische benadering op hem wil uitoefenen. Niet allleen tegenover een overweldigende werkelijkheid, waarvan het ‘hoe’ even duister is als het ‘dat’ verpletterend, is dit denken weerloos, maar ook tegenover elke andere manier van denken en tegenover elke vorm van dogmatische vanzelfsprekendheid.
Alleen het, eindeloos uitgesteld, oeuvre zou, stel ik mij voor, dwingend en overtuigend kunnen zijn; de inval heeft alles aan zijn weerloosheid te danken.’
Aldus de inleiding.

Natuurlijk wil ik, jaren te laat, dit werk niet bespreken of tegen het historisch licht houden. Een pretentie die op deze paasdag niet alleen misplaatst maar ook ijdel zou zijn, maar, als schrijvend wezen, wilde ik vooral mezelf en wat ik nog met woorden doe, even in zijn licht laten schijnen en wijselijk over de gevolgen van deze confrontatie zwijgen maar de lezende mens verder nieuwsgierig maken naar leven en werk van deze intussen weer wat vergeten auteur en essayist-filosoof die met zijn rijke nalatenschap nog steeds -of weer opnieuw- een ‘woordje’ over deze vreemde tijd kan meespreken.
Daarom heb ik me beperkt met een fragment dat als titel draagt ‘De omweg van het woord’ en waarmee , na de inleiding, dit boek opent nog voor hij aan de eigenlijke hoofdstukken begint.

Family tree template for Word

‘Hij begint met een bekentenis: één keer per jaar zak ik door alles door, zegt hij. En met ‘alles’ bedoelt hij, ‘als vlijtig verbalist’, op de eerste plaats de wereld van woorden.
Ja inderdaad, het ene woord roept het andere op en wat zo ernstig en herhaaldelijk gezegd wordt krijgt volgens de auteur ‘de dichtheid van een ding’.
Hij geeft dan een sprekend voorbeeld waarin het woord welvaart in welzijn zou moeten veranderen, een quote die in de tachtiger jaren wel degelijk thuishoorde, alsof dat ‘welzijn’ iets is of dat kan geraliseerd worden. Meestal bleef het als onderwerp om te kunnen ‘vergaderen’ dienen.
En zo is dat met veel andere woorden, het meest met de duurste, de dikste, de nobelste.
En dan wil ik hem zelf helemaal aan het woord laten en ben ik de geduldige en bewonderende redacteur die zijn ‘omweg van het woord’ hier en daar met een ‘sprekende’ prent probeert te illustreren, in de hoop dat de lezer nadien wellicht iets meer van deze boeiende auteur wil weten. Tijd in overvloed om op zoek te gaan.

Bradley Cooper gets shady in Sundance mysterie ‘The Words’

‘Blijkbaar is er toch een grens waarboven woorden, hoe dik ook, zoveel aan soortelijk gewicht verliezen dat ze niet meer kunnen afdalen naar een realiteit waaraan hun betekenis nog gecontroleerd zou kunnen worden. Zij houden ergens hoog in de lucht elkaar in stand en vormen een verbaal heelal dat met de werkelijkheid concurreert, of zelfs: zij zuigen alle andere woorden naar hun eigen vacuüm totdat dit samenvalt met de wereld.
De periodieke instorting van die wereld is iets heel anders dan een plotselinge aanval van skepsis, vitaler en meer elementair. Zij heeft eerder te maken met het voorjaar dan met de herfst, meer met Pasen dan met Allerzielen. Onder een korst van nietszeggende woorden en vanzelfsprekend geworden dingen vandaan breekt een elementaire werkelijkheid door. Over die werkelijkheid spreken soms dichters en filosofen; maar zij hebben het in de loop van de eeuwen al zo dikwijls gedaan, dat herhaling van hun woorden een bijdrage lijkt aan het woekerend verbalisme. Er zijn steeds nieuwe woorden nodig om oude ervaringen uit te spreken. En juist bij het uitspreken van elementaire ervaringen dreigt de kitsch. Hierdoor worden zij onuitsprekelijk. De onuitsprekelijkheid van zaken die onze verwondering wekken, is niet een gevolg van een tekort aan woorden, maar van een teveel. Onuitsprekelijk is wat verstikt wordt onder een herhaling van woorden uit het verleden.

De taal zelf is een barriére, het cliché een obstakel. De meest elementaire dingen worden onuitspreekbaar, omdat zij ondergesneeuwd zijn, ingepakt in een laag van gemakkelijk te herhalen woorden die alleen nog verwijzen naar een vroeger gebruik van diezelfde woorden. Juist wat zo goed gezegd is, dat het definitief onder woorden gebracht lijkt te zijn, leent zich alleen nog voor rituele herhaling. Spreken wordt citeren, verwijzen naar nummers in een magazijn. ’Wij betreuren dit ten zeerste’, ’wij zijn diep geschokt’, ’dit is voor ons een bron van grote verheugenis’, zegt de woordvoerder, maar er is niemand meer die bij zulke verklaringen nog aan verdriet of vreugde kan denken.

Beethovens’ portret: Langsdon

Om de kitsch te vermijden worden we bijna gedwongen over elementaire ervaringen te zwijgen of erover te spreken in een taal waarin van elke verwijzing naar buiten en naar binnen wordt afgezien. Poëzie moet wel tot een autonome kunst worden. Als er nog een dichter is die over de lente schrijft, moet hij wel schrijven over de poézie over de lente, over dichters die over de lente dichten. Zijn creativiteit wordt een omweg opgestuurd, waarvan nooit iemand is teruggekeerd. Als een aap klimt hij in de papieren bomen van een overbodig oerwoud. Dat gebeurt uit naam van een raffinement dat gebouwd is uit de scherven van veel mislukkingen en verworpen sentiment. Elke argeloze directheid leidt tot kitsch.
Het taboe op de elementaire dingen is bijna tot een vanzelfsprekendheid geworden. Uit vrees voor het sentiment wordt hun bestaan genegeerd, zodat ze zich moeten verschuilen in de tamelijk obscure hoek van het amusement. Verpakt tussen grollen, pikanterie en stuntwerk mag daar ook nog de lente, de moederliefde en het verdriet ter sprake komen. Daarbuiten wordt eindeloos verder geknutseld aan een heelal van woorden over woorden, gestolde lava rond een vulkaan die toch ooit gewerkt moet hebben.

Word Abundance, Renée Snider

Zelfs het activisme (niet in de Belgische betekenis maar als buitenparlementaire activiteiten om politieke verandering teweeg te brengen, nvdr.), erfgenaam van een aloude grimmige daadkracht, heeft zijn eigen verbalisme ontwikkeld. Weinig uitdrukkingen zijn zo verbalistisch als de duizend maal herhaalde stelling, dat het niet om woorden, maar om daden gaat en dat er eindelijk eens iets moet gebeuren. Er zijn tientallen woorden in omloop gekomen die met een zekere wilskrachtigheid gehanteerd worden, maar die betrekking hebben op daden en gebeurtenissen die nooit hebben plaatsgevonden en ver boven ons vermogen liggen: de maatschappij veranderen, revolutie, progressief beleid, bewust maken en zelfs: opvoeden. (Is er ooit iemand opgevoed?) De zogenaamde mensen van de daad zijn de grootste verbalisten geworden. Voor hen zijn woorden het middel om de illusie in stand te houden dat de wereld volkomen hanteerbaar is, even hanteerbaar als de taal.
Het is een elementair genot en een klein wonder deze wereld te zien instorten, geruisloos als natgeworden karton, naar buiten te kunnen kijken zonder een mist van woorden voor de ogen, een merel te horen zingen zonder aan poëzie te denken, oude dingen nieuw te zien worden zonder een revolutionaire ingreep en zonder begeleidend commentaar. De taal is een omweg naar de sprakeloosheid; als er echt iets gebeurt, hebben we niets te zeggen.’

Uit de omweg van het woord, inleiding van: ‘Weerloos denken, beschouwingen over inval en het oeuvre, Cornelis Verhoeven, Amboboeken Baarn, 1982

Four Colors Four Words (Orange, Violet, Green, Blue), 1966.

Fragment uit de tekst op de achterkant:

’Akademische filosofie lijkt een discussie aan de periferie. Voor zover die de enige vorm van filosofie is die voor vol wordt aangezien, moet er iets mis zijn met de beoefening van de filosofie.’ Een uitspraak die er niet om liegt en die aangeeft waar Cornelis Verhoeven staat. Van ’akademisch gehakketak’ moet hij werkelijk niets hebben, zoals hij ook rigoureus een didactiek van de filosofie afwijst, waar deze pretendeert een systeem van onderwijs te bieden. Kortom, hiermee zij verwezen naar één karakteristiek van Verhoevens denken: zijn anarchisme. Maar dat is het niet alleen. In hoofdstuk 8 (‘Filosofie als vorm van leven’) geeft hij zich als denker werkelijk bloot, waar hij zegt: ‘Ik besef dat voor een tractaat mijn krachten te beperkt zijn en mijn temperatuur te hoog is’. Vervolgens bekent hij zich tot ’de kleine waarheid’ van het essay, dat zoekt en probeert. Vandaar ook dat dit boek iets meedeelt van Plato’s Eros, maar dan wel met inbegrip van de warmbloedigheid die de godheid met deze naam bezat. ‘

Cornelis Verhoeven (1928-2001) was hoogleraar in de antieke wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werd in 1980 bekroond met de P.C. Hooftprijs voor het essay.

‘Melancholie is een kenmerk van menselijke authenticiteit.’

Letterbloesems bij de paasboom (2) M. Yourcenar, ‘Paassequentie’

Het menselijke van de ‘grote verhalen’ kun je met humor beklemtonen zoals het hierbovenstaande prentje van ‘het laatste avondmaal’ waar Jezus aan een lange lege tafel zit en de apostelen boven op schermen aanwezig zijn, een bekend beeld in Corona-tijden.
Met nog steeds stijgende bewondering kijk ik nederig op naar het werk van Marguerite Yourcenar (1903-1987) die in haar opstel ‘Feesten uit de jaarkring’, verzameld in de bundel ‘De tijd, de grote beeldhouwer’ een bijdrage schrijft met als titel ‘Paassequentie: een van de mooiste verhalen.’ (1977)
Ze laat de rituelen en de religieuze betekenis rusten en vertrekt vanuit de menselijke inhoud die we zouden opmerken mocht ze door grote auteurs als Dostojevski en Tolstoj geschreven zijn.
Het menselijk al te menselijk verhaal druk ik graag in mijn bijdrage af. Ik zocht diezelfde ‘menselijkheid’ in de illustraties uit de grote kunstcollecties. Ook hier is er slechts een minderheid die de menselijke invalshoek verkiest boven de religieuze, wat niet betekent dat beide betekenissen elkaar niet kunnen aanvullen.

(Sommige afbeeldingen kun je vergroten door op de onderschriften te klikken)

‘Althans voor een ogenblik laat ik de plechtigheden en het ritueel van de heiligste der christelijke weken rusten en probeer uit de gewijde teksten die in de kerk gelezen worden maar niet altijd begrepen, die elementen te halen die ons diep zouden treffen als we ze tegenkwamen bij Dostojevski, bij Tolstoj, of in ongeacht welke biografie of reportage gewijd aan het leven van een groot mens of een groot slachtoffer. Kortom, het verloop van een van de allermooiste verhalen.

Een haast ironisch voorspel: arme lieden arriveren in de hoofdstad met hun geliefde meester, die bejubeld wordt door hetzelfde gepeupel dat hem weldra zal bespuwen. Een sober feestmaal: een verrader naar wie onder de twaalf aan tafel wordt geraden; een naïeveling die luidkeels zijn aanhankelijkheid betuigt en als eerste zijn moment van zwakte zal kennen; de jongste en meest beminde, die bijna lui tegen de schouder van de meester leunt, omhuld als hij is, wellicht, door de gulden cocon die vaak de jeugd beschermt; de meester, eenzaam door zijn wijsheid en zijn voorkennis te midden van die onwetenden en zwakken, toch nog altijd het beste wat hij gevonden heeft om hem te volgen en zijn werk voort te zetten.


Jacopo Bassano Laatste avondmaal 1542

Als de nacht valt, is die meester nog meer alleen in dat hoekje van de boomgaard dat uitziet op de stad waar allen, behalve zijn vijanden, hem vergeten zijn: de eindeloze donkere uren waarin de voorkennis verandert in doodsangst; het slachtoffer dat bidt dat de beproeving die hem wacht hem bespaard mag blijven, maar ook weet dat dit onmogelijk is en dat hij, ’moest hij het overdoen’, dezelfde weg opnieuw zou gaan; ’de eeuwige ziel’ die haar gelofte houdt ’ondanks de eenzame nacht’. (Laat Aragon en Rimbaud ons helpen Marcus en Johannes te begrijpen.) Terwijl hij lijdt, slapen zijn vrienden, niet bij machte de ernst van het moment te beseffen. ’Kun je niet een ogenblik met mij waken?’ Nee, dat kunnen ze niet; ze hebben slaap; en degene die hen roept, weet trouwens heel goed dat er een tijd zal komen waarin die ongelukkigen ook moeten lijden en waken.

Rembrandt ‘Jezus en zijn leerlingen in Getsemane’

De komst van de bende, klaar om de beklaagde te arresteren.
Het heethoofd, dat hem verdedigt op gevaar af de zaken nog erger te maken en dat bijna onmiddellijk terugkrabbelt. De beide gevestigde ordes, de kerkelijke en de wereldlijke, die, toch in verlegenheid gebracht, de beklaagde naar elkaar doorsturen; de eeuwige dialoog tussen begeestering en scepticisme die elkaar aanvullen. ’Al wie de waarheid liefheeft luistert naar mij. — Wat is waarheid?’ De geërgerde hoge ambtenaar, die in deze zaak zijn handen graag in onschuld zou willen wassen en aan de menigte de keuze laat welke gevangene voor het aanstaande feest zal worden vrij gelaten, en de keuze valt natuurlijk op de held van de misdaad en niet op de onschuldige rechtvaardige. De veroordeelde, die bespot, geslagen en gefolterd wordt door een stel potige bruten waarvan er waarschijnlijk verschillende brave huisvaders zijn, goede buren, beste kerels, en die wordt gedwongen de balk van zijn kruishout te slepen, zoals soms in de kampen de gevangenen een schop meesleepten om hun graf te graven. Het groepje vrienden die bij de terechtgestelde zijn gebleven, de vernedering en het gevaar aanvaardend waaraan trouw zich blootstelt. Het geruzie van de bewakers die elkaar de afgedragen plunje betwisten, zoals in oorlogstijd de kameraden van een dode soms ruzie maken om zijn koppel en zijn laarzen.

Navolger van Jheronimus Bosch, Christus voor Pilatus ca 1520

De liefde die zich openbaart in de vorm van aanbevelingen aan de zijnen, van iemand die tot dan toe te zeer door zijn zending in beslag genomen werd om veel aan hen te denken: stervend geeft hij zijn moeder zijn beste vriend tot zoon. (Zo, in onze dagen, in alle landen, de laatste brieven van veroordeelden of van soldaten die vertrekken voor een opdracht waarvan zij niet zullen terugkeren, vol raadgevingen aangaande het huwelijk van de zus of het pensioen van de oude moeder.) Het gesprek met een gewone misdadiger in wie hij een edel mens heeft herkend; de langdurige doodsstrijd in de zon, in de gure wind, ten aanschouwen van de menigte die langzamerhand uiteengaat omdat er maar geen eind aan komt. De kreet die schijnt te beduiden dat hij, wil alles zijn volbracht, eerst door de staat
van wanhoop heen moet. ’Waarom hebt Gij mij verlaten?’ En over een paar uur zullen die arme lieden voor hun dode de aalmoes krijgen van een graf, en de schildwachten (men hoedt zich voor samenscholingen) zullen slapen bij de muur, zoals daarnet bij de levende in doodsnood de vermoeide schamele gezellen deden.

Wat verder nog? De uren, de dagen, de weken die dan verstrijken tussen rouw en vertrouwen, tussen spookbeeld en God, in de schemerige sfeer waarin niets echt bewezen, bevestigd, overtuigend is, maar vvaarin men de ademtocht van het onverklaarbare voorbij voelt gaan, zoals in van die armzalige rapporten, bestemd voor maatschappijen ter bevordering van de psychische wetenschappen, die des te verwarrender zijn omdat ze tot geen enkele conclusie leiden. Het vroegere meisje van plezier, dat naar het kerkhof is gekomen om te bidden en te wenen en wie zij verloren heeft meent te herkennen in de gedaante van de tuinman. (Kan men een mooiere naam bedenken voor degene die zoveel zaden laat ontkiemen in de menselijke ziel?) En later, wanneer, naar de politierapporten melden, de emoties wat bedaard zijn, de twee leerlingen die langs een weg lopen en worden ingehaald door een sympathieke reiziger: die laat zich overhalen samen te gaan eten in de herberg en verdwijnt wanneer zij bij zichzelf zeggen dat Hij het is. Een van de allermooiste verhalen eindigt met de weerschijn van een Tegenwoordigheid, die veel lijkt op wolken welke nog gekleurd worden door de onder de horizon verdwenen zon.

Noli me tangere Joos van Cleve 1485-1541

’Ik zou mij dichter bij jezus voelen als hij niet was gekruisigd maar gefusilleerd’, zei me eens een jonge officier die de Koreaanse oorlog had meegemaakt. Voor hem en voor al degenen die er niet in slagen het wezenlijke terug te vinden onder wat men de bijzaken van het verleden zou kunnen noemen, heb ik het gewaagd het voorgaande te schrijven.’

Uit ‘Feesten van de jaarkring
Marguerite Yourcenar, De tijd, de grote beeldhouwer
Ambo Athenaeum-Polak & Van Gennep, 1985
Vertaling F.C. van de Bilt

Duitse meester, ca 1450

https://www.2doc.nl/documentaires/series/2doc/2017/april/de-matthaus-missie.html

Panito Iconomou (Tölzer Knabenchor), Alto Christophe Coin, Viola da Gamba Concentus Musicus Wien

Letterbloesems bij de paasboom(1) ’20 in 2020′

bloesems – eigen foto

Slaapwel, jongens, zei ze dan.
Zij, de twee ‘jongens’, haar grootouders, ook gekend als omi en opi, wensten haar ook een zalige nacht.
Ze zou nog een film bekijken, een beetje in een van haar talrijke boeken lezen, nog even met het vriendje babbelen en met duizend plannen in haar bijna twintigjarig hoofd het licht uitknippen en inslapen.
Als kind had ze op opi’ s werkkamer vaak winkeltje gespeeld, was ze reisbureau geweest, mode-ontwerpster, restaurant-uitbaatster, patissièrre, schoenenverkoopster, om er maar enkele te noemen.
Hij deed zijn schrijfwerk, hoorde haar achter zijn rug twee dure trips naar Venetië verkopen en werd enkele minuten later aangespoord zich ook als klant aan te dienen om professioneel over een cruise op de Nijl ingelicht te worden, vliegtuigreis inclusief.
Soms, bijna tien jaar later, vindt hij nog een briefje uit die tijd: een afrekening met de stempel ‘betaald’ voor een onleesbaar product.

Pasen 2012, eigen foto

Ietsje ouder zei ze op een avond: ‘O ja, ik ben met een vriendin twee dagen in Venetië volgende week. Alles is geregeld.’
Reservatie, vliegtuigtickets, bus-en boot, er was hard voor gewerkt in een echte winkel en heus Italiaans restaurant, en even voor haar vertrek werden ‘de jongens’ en haar moeder op de hoogte gebracht.
Klopten de rekeningen niet altijd met de werkelijkheid, de ‘jongens’ en moeder staken een handje toe want het kind wilde de wereld zien, en de wereld zien -niet alleen op een scherm- hoorde bij de opvoeding van een vijftien-, zestienjarige.
Frankrijk, Hongarije, Denemarken, Zweden, Spanje, Verenigd Koninkrijk, en het geliefde Italië kwamen aan de beurt. Korte verblijven, uitgekiende goedkope maar deftige hotels, schetsboeken, verhalen, literatuur. ‘De prenten in haar boeken kregen een werkelijke gestalte. De nabije wereld als schoolgebouw.

eigen foto

Vorig jaar september werd een ‘kot’ gehuurd, eerstejaars onder dak. Voor de eerste keer je eigen ‘huisje’ losgekoppeld van het ouderlijk- of grootouderlijk huis. En hoe ze dat inrichtte, rituelen voor een vieruurtje of een laat gezamenlijk etentje, de vriendengroep als nieuwe familie.
Dat jochie dat op een hobbelige stoep in de buggie riep: ‘Omi, de grond wil ons niet!’ Dat mee musea ging bezoeken met opi als er een shop en/of cafetaria aan verbonden was, niet om dadelijk iets te krijgen maar voor het ritueel dat wij ouderwets ‘gezelligheid’ noemen.
Zij is de aanbidster van vieruurtjes, half zesjes, de laat-avond boterham, de vroege hap, als het maar samen kan gebeuren, babbelend, grappend of gewoon vertellend. Gezelschap-gehecht, deze bijna twintigjarige. In dezelfde huiselijkheid wil ze een boekenzaak openen, een gallerij beginnen, een webshop voor dagelijkse kunst-in-doosjes, een film maken, een boek schrijven, een huis kopen, een…Hongerig naar toekomst die inderdaad elke dag moet gemaakt worden.

In Parijs -eigen foto-

Vandaag zouden ze met haar en haar vriend naar Parijs zijn vertrokken voor enkele feestelijke dagen ter ere van dat twintigste jaar. Zij, de ‘jongens’ en zij, het nieuwe paar, jaartal 2000-2001. Enkele dagen naar de bekende plaatsen, herhalen wat ze op elfjarige leeftijd al eens mocht meemaken maar nu met dit intieme gezelschap. Oud en Nieuw.
Uitgesteld maar niet verloren, zegden ‘de jongens’. Zij is intussen bij het gezin van haar vriendje ingetrokken. De gulle ouders hebben nu een dochter bij, de twee andere broers een zus. Het gastvrije Hageland in een huis vol boeken. Zij, de moeder en de ‘jongens’, horen en zien haar gelukkig zijn in deze bange ophoktijd.

eigen foto

‘De jongens’, enigszins gewend aan een beetje teruggetrokken leven hebben een wit laken over het balkon van haar slaapkamer gehangen. Pure dankbaarheid voor al de zorgenden tot in het Hageland, voorbeeld dat dadelijk door andere bewoners van hun stille straat werd gevolgd.
Iemand missen is een heilzaam gevoel: de smaak van het voorbije wordt intens herproefd en nog meer naar waarde geschat. Ook haar moeder-huis zal zich completer voelen als ze weer aanwaait, met: mama, zullen we een vieruurtje houden? Het huis van ‘de jongens’ dat door zijn ligging bij het station een beetje haar dagelijks huis was geworden vult gewoon dat moeder-huis aan, zoals het Hageland-huis voor altijd bij ‘thuis’ zal blijven horen, een leuke soap van waaruit het wel en wee van de toekomst kan bemeesterd worden.

eigen foto

In de leegte is er verdriet voor het voorbije. Maar ook het besef van hoe goed ze het samen hadden, hoe intens verbonden ze waren. In de leegte is er plaats voor herinneringen maar ook voor plannen, een goede combinatie. Eer de smaken van het voorbije, ook die zuur of wrang smaakten want ze zullen zachtjes verdampen in de nog onbekende smaken van wat ons toekomt.
De stilte in de straten brengt tijd mee om verlies in een andere innerlijke aanwezigheid om te zetten.
Maar de lente is niet meer tegen te houden. Het paaslicht schemert aan de horizon. En natuurlijk, ik citeer een collega, ‘Pasen begint met Goede Vrijdag’, maar ze zal schitteren, Gezelle’s Paaszunne in het Oosten.
Tot op haar verjaardag: in dat vreemde 2020 20 worden, het is niet iedereen gegeven.

eigen foto

De groene Cactusvogel, een kortverhaal

De groene cactusvogel dankt zijn naam aan zijn uitzicht. Hij is namelijk groen en hij lijkt op een cactus. In plaats van veren heeft deze vogel stekels, en alleen al daarom is een innig contact verre van aangenaam.
Ook door andere vogels wordt hij geschuwd zodat zijn scherpe puntige roep de meest akelige gevoelens van eenzaamheid opwekt.
De groene cactusvogel is daarom dan ook bijna over de gehele wereld uitgestorven.
Men kan zich de verbazing voorstellen toen op een voorjaarsdag een mannelijke EN een vrouwelijke cactusvogel werden waargenomen in een onbeduidend stadje waarvan zelfs de naam niet op de landkaarten voorkomt.
Antoinette, de elfjarige burgemeestersdochter, was na het balspel verdiept in het verzorgen van haar omvangrijke cactusverzameling. Stel je maar eens voor wat jij zou voelen als plotseling één van je meest geliefde cactussen, de pricantia alienis utopiae, zich zou oprichten, een hoge kreet zou slaken en vervolgens langs het openstaande raam naar buiten vloog. Ze deed inderdaad hetzelfde als wat jij zou doen: ze slaakte een nog veel hogere kreet en snelde naar haar vader.
En wat zou jouw vader zeggen als je hem komt vertellen dat je net een nogal grote cactus, de pricantia alienis utopiae, had zien wegvliegen? Inderdaad.
De meeste vaders zouden zeggen dat je gek was, dat je dringend rust of meditatie kon gebruiken. En dat deed de burgemeester ook.

tekening Kristien Aertssen

Maar wat dan als de bezorgde vader even later zelf de groene cactusvogel voorbij ziet vliegen als hij even opkijkt van zijn sportpagina?
In dit verhaal belde de burgemeester onmiddellijk de hoofdonderwijzer op die na zeventien jaaa’s en twaalf neen’s, plotseling uitriep:
‘Maar neen, dat is onmogelijk!’
Vervolgens smeet hij de hoorn op het toestel, greep naar zijn vogelgids en belde dan naar doctor Vleugjes, zijn verre studievriend en tevens beroemd vogeldeskundige. Deze verliet onmiddellijk vrouw, vogels en kinderen om de groene cactusvogel met eigen ogen te aanschouwen.
Het duurde geen halve dag of dr. Vleugjes ontdekte dat er feitelijk TWEE groene cactusvogels in het stadje leefden. En toen hij ook nog kon uitmaken dat het hier EN een mannelijke EN een vrouwelijke cactusvogel betrof, kende zijn vreugde geen grenzen.
‘Wij kunnen kweken!’ riep hij tegen de burgemeester. ‘Wij kunnen kweken!’
‘Wij, wij, wij…’ kuchte de burgemeester. ‘U bedoelt de vogels, nietwaar?’
‘Uiteraard. Maar probeer u voor te stellen wat beide vogels voor de stad kunnen betekenen? Uw stad wordt beroemd. Drommen mensen zullen zich naar dit paradijs begeven om er de groene cactusvogels in levenden lijve te bekijken. En het blijft niet bij twee groene cactusvogels. In mei, in mei. Wat gebeurt er in mei?’
‘Tja,’ zuchtte de burgemeester die niet zo heel goed in biologie was. ‘In mei? Wat kan er in ’s hemelsnaam gebeuren… Maar natuurlijk! Dan leggen alle vogels een ei!’
‘Juist. Alle vogels. Dus ook de groene cactusvogel.’
‘Is hij eetbaar?’
Dr. Vleugjes keek de burgemeester droevig aan.
‘Waarschijnhjk smaakt hij naar cactus, maar al is hij dan niet beroemd om zijn smaak, zijn zeldzaamheid zal ons geen windeieren leggen!’
‘Ach zo. U bedoelt dat we binnen een jaar of tien misschien wel honderdduizend groene cactusvogels kunnen herbergen?’
‘Dat is een beetje veel, waarde burgemeester. We kweken met mate. Anders worden de vogels waardeloos. Maar u weet hoe mensen zijn! Voor een dier in nood slaan ze alles dood. Dus wil elke dierentuin overal ter wereld wel een koppeltje. Binnen vier of vijf jaar kunt u burgervader zijn van een der rijkste gemeenten van dit land!’
‘Als we er twee verkopen aan elke dierentuin kunnen ze zelf kweken!’ zei de burgemeester droogjes.
‘Ja, daar had ik niet aan gedacht. We verkopen alleen twee mannetjes of twee vrouwtjes wel te verstaan. Koppie koppie gebruiken!’

En zo lokte dr. Vleugjes de groene cactusvogel naar een heerlijk stekelig nest en wachtte hij tesamen met de hele bevolking vol spanning op de gebeurtenissen van de maand mei.
‘Hoe doen ze het?’ vroeg de burgemeester, denkend aan de stekels.
‘Op elk potje past een deksel,’ zei de onderwijzer.
Elke morgen klom dr. Vleugjes naar boven, keek voorzichtig in het nest en schudde dan zijn hoofd. Een licht teleurstellend gebrom ging door de verzamelde menigte. Dan trok iedereen
naar het café dat voor de gelegenheid herdoopt was tot ‘Scherp en groen’ en werd er tot in de vroege uurtjes gediscussieerd over het al dan niet slagen van de hele onderneming.
‘Zo’n groene cactusvogel heeft muziek nodig. Zuidamerikaanse muziek!’ zei de voorzitter van de fanfare. ‘Dan voelen ze zich pas goed thuis!’
De volgende morgen verscheen de voltallige fanfare en speelde een stuk dat iets met Rio de Janeiro moest te maken hebben, dat liet althans de titel vermoeden.
De vogels staken hun koppen buiten, lieten een hoge schreeuw, en verborgen zich in de klokketoren.
‘U bent er toch zeker van dat het een mannetje en een vrouwtje is?’ vroeg de hoofdonderwijzer. ‘
‘Absoluut zeker. De stekels maken het verschil wel moeilijk waar te nemen, maar de lichte tint van het vrouwtje laat geen enkele twijfel bestaan.’
‘Misschien willen ze wel aangemoedigd worden!’ zei de notaris. ‘We moeten hen de indruk geven dat we ze graag in onze stad hebben. We kunnen bijvoorbeeld de straten versieren, voor alle ramen een cactus zetten, op onze tenen voorbij het nest lopen. Alles doen om ze aan te moedigen. De ideale liefdessfeer.’

Zo verschenen voor alle ramen cactussen, kregen de straten slingers en lampions in cactusvorm en zong het plaatselijk knapenkoor kerst-en meimaandliederen. Maar een ei kwam er niet.
‘Misschien is het het eten!’ zei de hotelhouder. ‘Eten en liefde, dat luistert nauw.’
Men probeerde dus allerlei mengelingen van granen, wisselde nu en dan af met een slaatje of men zette sojabonen op het menu. Maar ook deze actie leverde geen ei op.
‘Ze leggen toch wel eieren?’ vroeg de koster.
‘Natuurlijk,’ antwoordde dr. Vleugjes. ‘Grote groene eieren met stekels.’
‘Misschien is het dat! Al die stekels, ik mag er niet aan denken dat ik zo’n ei moest leggen.’
‘U bent dan ook geen groene cactusvogel!’ zei dr. Vleugjes.
‘De natuur is een wijze moeder. Ze zorgt voor alles.’

Maar hoe wijs de natuur dan ook mocht zijn, de maand mei vorderde en er kwam geen ei.
‘Ze zijn te oud,’ zei de pastoor. ‘Veel te oud voor die dingen. Dat is het.’
‘Ik denk het niet,’ zei Vleugjes. ‘Groene cactusvogels kunnen tot op zeer hoge ouderdom vruchtbaar zijn.’
‘Dan moeten we maar eens de bovennatuurlijke krachten aanspreken. We houden een kerkdienst, en dan luiden we de klokken. Misschien gaan ze dan wel aan de slag. Alle middelen moeten worden uitgeprobeerd.’
Zo gebeurde. In de kerk werd gezongen en gebeden om een ei.
Toen daarna de klokken werden geluid, riepen de vogels hoog en luid.
‘Dat is hun kreet!’ riep dr. Vleugjes. ‘Dat is hun kreet als ze zover zijn. Luiden maar!’
Na nog een uur luiden verlieten de vogels hun nest en verdwenen ze aan de horizon.
‘Ze komen wel terug!’ suste dr. Vleugjes de teleurgestelde gemoederen. ‘Als ze gelegd hebben, maken ze een tochtje en dan komen ze broeden.’
Voorzichtig klom hij naar het nest, stak zijn hoofd tussen de stekels, en kwam onmiddellijk weer naar buiten. Bleek als een ei, dat wel.
‘Hebben ze gelegd?’ riepen de mensen.
Vleugjes knikte. Tranen kwamen in zijn ogen. Applaus brak los, zwol tot een oorverdovend geluid.
‘Stil mensen, stil…’ riep de deskundige vanuit zijn hoge standplaats. ‘Breng een mandje!’
Vlug bracht men een mandje en toen Vleugjes met zijn geraapte buit beneden was, werd het heel stil.
‘De groene cactusvogels zullen waarschijnlijk niet meer terugkeren,’ snikte Vleugjes. ‘Het is de schuld van de zure regen of van de kerncentrales. De hele natuur is ontwricht.’
Hij ging voorzichtig met zijn hand in het korfie en toonde de omstanders een groot, glanzend chocolade ei.
En elk jaar rond pasen keerden de vogels toch terug en legden ze onder feestelijk klokkengelui hun ei. Toen ze heel oud waren en het leggen hen niet meer afging, hebben de klokken en de paashaas hun taak overgenomen. Tot op de dag van vandaag.