
In Koersk geboren , het jaar 1886, in een familie van een infanterie-officier, neef van de beroemde admiraal Isomin, held van de verdediging van Sebastopol in 1854-55, later in het belangrijke jaar 1989, zelfs met een heuse postzegel herdacht!

In 1901 verhuist de familie Istomin naar Vladivostok en Istomin volgt avondlessen aan de plaatselijke kunstschool. In 1903 verhuisde het gezin naar Charkov / Oekraïne. Istomin bezocht het privé-atelier van de Parijse kunstenaar E. Schreider, een bewonderaar en volgeling van de School van Barbizon, die Istomin sterk beïnvloedde in zijn esthetische voorkeuren.
In 1905 was de kunstenaar betrokken bij de revolutionaire beweging: als lid van het gewapende arbeidersdetachement, wordt hij gearresteerd en komt hij in de gevangenis terecht. In de zomer van 1906 wordt het tijd om andere oorden op te zoeken: in München gaat hij studeren bij beroemde schilder en pedagoog Simon (of Shimon) Hollosy.

Simon Hollosy Founder of the Nagybánya Art School, which had a great influence on the formation of the Transcarpathian School of Painting. He was born in 1857 in the city of Siget (now Sighetu Marmației, Romania). From 1875 to 1876 he studied at the School of Decorative Arts in Budapest, and from 1878 to 1882-at the Munich Academy of Arts. The period of creative formation of the artist fell on the turn of the 19th and 20th centuries-it was the period of creation of national art schools in many European countries as opposed to the official academism. For Hungarian (at that time Transcarpathian) and Eastern European art such a creative factor was the famous Nagybánya School (named after the city of Nagybánya, now Baia Mare in Romania), which was established by Hollosy in 1886. At the Nagybánya School young artists from different countries were preparing to enter the Munich Academy. The institution became a centre for young talents who sought to realistically depict the surrounding world with the help of new, non-academic means. For seventeen Munich years Hollosy became famous in Europe as an artist and pedagogue.

He founded a private school where he gave free classes, attracting young talents who were interested in realistic portrayal. He opened the way to new styles by relying on his personality and by pointing out the merits of French painters, such as Gustave Courbet, who exhibited in the city. He abandoned the academic style in order to follow new trends in French painting, including Impressionism. He also "admired" Jules Breton, Jules Bastien-Lepage and read Zola, Murger, Tolstoy and Dostoevsky." He was more important as a teacher than a painter. His large-scale plan of Rákóczi March, never progressed much beyond sketches, as he kept changing his mind. His landscapes painted in Técső include Landscape in Técső, Landscape with Stacks and Sunset with Stacks, in which he applied elements of en plein air and Impressionism. His self-portrait (1916), held by the Hungarian National Gallery, is considered one of his most harrowing pictures.

Na zijn terugkeer uit München in 1909 ging hij met V.A. Favorsky naar de faculteit voor Kunstgeschiedenis van de Moskouse Staatsuniversiteit. In de 20ste eeuw moet iedere kunstenaar ook kunsthistoricus zijn. Tijdens zijn studies reisde hij door Griekenland en Italië.
During the First World War, Istomin commanded an artillery battery and was shell-shocked. In the spring of 1918 Konstantin returned to Moscow and worked in the section of the fine arts of the Moscow City Council. Since March 1919, he was in the ranks of the Red Army, however, being wounded and having survived typhus, he was demobilized. While serving, he was engaged in drawing, but the drawings of this period were not preserved. In 1921 dat tot 1930 is hij prorector en prof. schilderkunst van het hoger instituut voor kunst en techniek VHUTEMAS-VKHUTEIN en lid van de kunstbeweging 'Makovetz'.

The ultimate mission of Vkhutemas was to develop a system of industrial education capable of training thousands of students at a time. In just the first year of 1920-21, over 2,000 students enrolled in the school. In 1922 there were 2,222 students matriculating, while in contrast the Bauhaus trained 119 students during the same period. Yet the main pedagogical objective was not only to teach a certain artistic skillset but to formulate a new aesthetic language, accessible to students of varied backgrounds and prior experience, that could be applied to design solutions for industrial production. At both Vkhutemas and the Bauhaus the educational program progressed from the foundational training mandatory for all students to specialized disciplines elected by each student and approved by the faculty. The foundational courses at Vkhutemas, known as “propaedeutics” (propedevtika)—an introduction to any science or art—similar to the Vorkurs (literally, pre-course) at the Bauhaus, were structured as a sequence of preliminary or core exercises. Importantly, propaedeutics did not simply offer an introductory system of courses that preceded a deeper study of a subject but sought to provide an abbreviated exposition of a field of knowledge in a systematic, elementary way—in its entirety. (Anna Bokov)

De belangrijkste pedagogische agenda van beide stichtingscurricula – aan de Vkhutemas en aan het Bauhaus – ging verder dan esthetiek en omvatte praktische, ervaring door het werken met materialen en het maken van fysieke objecten. Volgens Gropius’ beroemde leerplan-diagram van 1922 duurden de Vorkurs aan de Duitse school een semester en omvatten ze de “elementaire studie van vorm, studie van materialen in de pre-Workshop (Elementare Formlehre, Materiestudien in der Vorwerkstatt). De Vorkurs doorliepen, net als de propedeutiek van Vkhutemas, verschillende fasen: van Johannes Itten die lesgaf in 1919-22, via László Moholy-Nagy met Josef Albers die Itten verving in 1923, tot Albers alleen, die de cursus begon te geven na het vertrek van Moholy-Nagy in 1928 en ermee doorging tot de sluiting van de school in 1933. (ibidem)

Na de oprichting van de interdepartementale Kernafdeling splitste het zoeken naar een fundamentele kleurdiscipline zich in twee hoofdsporen: in het eerste werd kleur bestudeerd als een schilderkunst-verschijnsel en in het tweede als een optisch verschijnsel. Tegen 1924 ontwikkelde het hoofd van de Kernafdeling, Konstantin Istomin, het programma van het “Color kontsentr”, goedgekeurd door decaan Favorsky, dat uit twee reeksen disciplines bestond: een meer traditionele op de schilderkunst gebaseerde en een wetenschappelijk gebaseerde cursus over kleur. Terwijl de theorie van de kleur werd onderwezen door natuurkundigen en psychologen, werden de praktische “kleurenlaboratorium” studies geleid door Gustav Klutsis (1895-1938). Klutsis, die een leerling was van Kazimir Malevich in Svomas en een afgestudeerde van Vkhutemas, gaf les aan de school tussen 1924-30. Zijn propedeusecursus over kleur was speciaal ontwikkeld om studenten op te leiden buiten de afdeling Schilderkunst, waaronder toekomstige architecten en industriële en grafische ontwerpers.

Het traditionele systeem voor de opleiding van kunstenaars en architecten werd grondig herzien en de academische cursus schone kunsten werd vervangen door een algemene artistieke propedeuse.
In plaats van de gebruikelijke disciplines “tekenen”, “schilderen” en “beeldhouwen”, werden de volgende disciplines ingevoerd: “kleur”, “volume” en “grafiek”. Tegelijkertijd werd een hele constellatie van kunstenaars, vertegenwoordigers van de avant-garde, in zijn studio’s ondergebracht. Een constellatie van kunstenaars die avant-garde bewegingen vertegenwoordigen – Rodchenko, Vesnin, Popova, Ekster, Sterenberg, Klutsis en anderen. Ze waren allemaal geïnspireerd door de mogelijkheid om hun eigen ontwikkelingen in het onderwijsproces en het creëren van auteurscursussen, die niet altijd in detail zijn uitgewerkt en aangepast aan het begripsvermogen van de studenten, maar zeker vernieuwend in geest.
In de meeste gevallen waren deze opdrachten formeel en analytisch werk in verband met de studie van de primaire categorieën van compositie, zoals ritme, beweging, contrast, en de “primaire” elementen van artistieke vorm – kleur, toon, en schaduw.

Lectuur :



We hebben het belang van ‘de opleiding’ proberen te illustreren , de rol van de pedagogiek, van de begeleiding. Het is een achtergrond die zelden ter sprake komt als we een bepaald tijdperk van de kunstgeschiedenis belichten. Dat de school in 1930 door Stalin werd gesloten zal niemand verbazen, net zoals het voorbeeld in Duitsland in 1933 door de nazi’s werd ontmanteld. Vermelden we nog dat Istomin ook decors en kostumes voor verschillende theaterproducties heeft ontworpen naast het schrijven van theoretisch werk en het opstellen van trainingprogramma’s. Dat zijn eigen werk daardoor minder in evidentie is gekomen mag duidelijk zijn geworden door zijn belangrijke rol in de opleiding van jonge kunstenaars die juist daardoor in de belangstelling kwamen terwijl de inspirator naar de achtergrond verdween.


Neem rustig uit de holte van mijn handen Een beetje zonlicht en een beetje honing, De bijen van Persephone ter wille. Een varend scheepje is niet af te meren, Een schim in bont geschoeid is niet te horen, Doodstille levensangst niet te bedwingen. Het enige wat overblijft zijn kussen, Als kleine bijen met behaarde lijfjes, De korf verlatend, uitzwermend en stervend. Zij ritselen in blanke, diepe nachten, Zij komen uit de Taigetos, het oerwoud, Zij voeden zich met tijd, munt, honingklaver. Ontvang dan, als je wilt, mijn wilde gave, Een droog, onooglijk kralensnoer van bijen Die bij hun dood uit zonlicht honing maken. Osip Mandelstam 1920 (vertaling: Hans Boland)
