…always coming or going home

blauwe regen-stam –eigen foto Gmt–
Please bring strange things. 
Please come bringing new things. 
Let very old things come into your hands. 
Let what you do not know come into your eyes. 
Let desert sand harden your feet. 
Let the arch of your feet be the mountains. 
Let the paths of your fingertips be your maps 
and the ways you go be the lines on your palms. 
Let there be deep snow in your inbreathing 
and your outbreath be the shining of ice. 
May your mouth contain the shapes of strange words. 
May you smell food cooking you have not eaten. 
May the spring of a foreign river be your navel. 
May your soul be at home where there are no houses. 
Walk carefully, well-loved one, 
walk mindfully, well-loved one, 
walk fearlessly, well-loved one. 
Return with us, return to us, 
be always coming home.

Ursula K LeGuin
Breng alsjeblieft vreemde dingen mee. 
Kom alsjeblieft met nieuwe dingen. 
Laat hele oude dingen in jullie handen komen. 
Laat wat je niet kent in je ogen komen. 
Laat woestijnzand je voeten verharden. 
Laat de boog van je voeten de bergen zijn. 
Laat de paden van je vingertoppen je kaarten zijn... 
en de wegen die je gaat zijn de lijnen op je handpalmen. 
Laat er diepe sneeuw zijn als je inademt
en je uitademen de glans van ijs. 
Mag je mond de vormen van vreemde woorden bevatten. 
Mag je eten ruiken dat aan het koken is dat je niet hebt gegeten.
Mag de bron van een vreemde rivier je navel zijn. 
Mag je ziel thuis zijn waar geen huizen zijn. 
Loop voorzichtig, geliefde, 
loop bedachtzaam, geliefde, 
loop onbevreesd, geliefde. 
Keer terug met ons, keer terug naar ons, 
kom altijd naar huis.
Ursula Kroeber Le Guin (1929–2018) was a celebrated and beloved author of 21 novels, 11 volumes of short stories, four collections of essays, 12 children’s books, six volumes of poetry, and four books of translation. The breadth and imagination of her work earned her five Nebulas and five Hugos, along with the PEN/Malamud and many other awards. In 2014 she was awarded the National Book Foundation Medal for Distinguished Contribution to American Letters, and in 2016 joined the short list of authors to be published in their lifetimes by the Library of America.
N.C. Wyeth, The Homecoming, 1945

Het jaartal onder dit werk van N.C. Wyeth vertelt meteen vanwaar het personage op het schilderij terugkomt. Odysseus ten voeten uit, tot en met de hond die hem herkent. Het gedicht van de Amerikaanse dichteres Ursula Le Guin ‘Please bring strange things’ beschrijft eerder het tegenovergestelde: een vertrek. Wensen voor een lange reis die eindigt met: ‘Keer terug met ons, keer terug naar ons, kom altijd naar huis.’ De reis naar thuis waar geen huizen zijn, mag daar je ziel thuis zijn. Het op weg zijn zonder de uiteindelijke beloning van de thuiskomst. Wellicht omdat het op weg zijn volop thuiskomen is.

Weggaan

Weggaan is iets anders
dan het huis uitsluipen
zacht de deur dichttrekken
achter je bestaan en niet
terugkeren.  Je blijft
iemand op wie wordt gewacht.

Weggaan kun je beschrijven als
een soort van blijven. Niemand
wacht want je bent er nog.
Niemand neemt afscheid
want je gaat niet weg.

Rutger Kopland | 
uit de bundel Geluk is gevaarlijk,
Vincent van Gogh, Bloeiende kastanjetakken, 1890 (olieverf op doek, 73×92 cm.) Collectie Emil Bührle, langdurig bruikleen aan Kunsthaus Zürich.
„Aan het eind van zijn verblijf in de inrichting van Saint-Rémy ging Van Gogh bloemstillevens schilderen. Commerciëlere doeken, die zouden verkopen, hoopte hij. Een paar dagen na aankomst in Auvers pakte hij het bloemmotief weer op. Vlakbij de herberg waar hij logeerde stonden hoge, oude kastanjebomen in bloei. Afgewaaide takken, na stormachtig weer op 24 en 25 mei, zullen de bloemenschilder in hem wakker hebben gemaakt.

„Vergeleken met de bloemstillevens uit Saint-Rémy is dit doek veel gedurfder. Een spectaculaire, bijna levensgrote voorstelling, een prachtig beeld van de levenskracht en energie die de natuur uitstraalt in het voorjaar. Een beetje mysterieus ook. Pas bij goed kijken zie je de vaas in het midden. Die lijkt te zweven. Ook bijzonder hoe het oranje van de tafel op de voorgrond en het blauw van de achtergrond in elkaar overlopen. Dat op een grafische manier geschilderde blauw suggereert lucht. Gek, want het doek is geschilderd vanuit een hoog standpunt. Dat blauw is een vondst die puur en alleen maar kleur is. Bij dit stilleven zie je een schilder aan het werk die uit diverse repertoires kan putten.” (Arjen Ribbens. Podcast 'Van Gogh in Auvers' NRC 10 mei 2023)

mei 2023 namiddag licht’ eigen foto Gmt
THE WINDS OF MAY
 
are soft and restless
in their leafy garments
that rustle and sway
making every moment movement.

(een van de 6 kwatrijnen)

DE WINDEN VAN MEI
 
zijn zacht en rusteloos
in hun bladerige gewaden
die ritselen en zwiepen
waardoor elk moment beweging wordt.

Ursula K. Le Guin
Vincent van Gogh, Regen, Auvers-sur-Oise, 18 juli 1890. Collectie National Museum Wales, Cardiff
To the Rain
By Ursula K. Le Guin

Mother rain, manifold, measureless,
falling on fallow, on field and forest,
on house-roof, low hovel, high tower,
downwelling waters all-washing, wider
than cities, softer than sisterhood, vaster
than countrysides, calming, recalling:
return to us, teaching our troubled
souls in your ceaseless descent
to fall, to be fellow, to feel to the root,
to sink in, to heal, to sweeten the sea.


Tot de de regen
Door Ursula K. Le Guin

Moeder regen, veelvoudig, grenzeloos,
vallend op braak, op veld en bos,
op daken van huizen, lage krotten, hoge torens..,
neerwaartse wateren die alles wassen, breder
dan steden, zachter dan zusterschap, uitgestrekter
dan landschappen, kalmerend, herinnerend:
keer terug naar ons, leer onze onrustige
zielen in uw onophoudelijke afdaling
om te vallen, om collega te zijn, om te voelen tot aan de wortel,
te zinken, te genezen, de zee te verzoeten.
John Constable – Seascape Study with Rain Cloud (Rainstorm over the Sea) | Byron’s Muse

Het is een oud liedje, en je hebt het in allerlei toonaarden gehoord en zelf (moeten) zingen. Alsof het begrip ‘thuis’ als een soort uiteindelijke verlossing achter de einder ligt te gloriën, het beloofde land na veertig jaar woestijn. De eerste dag op de kleuterschool, de dagen van het internaat, soldaatje spelen, een-druk-leven-leiden, altijd was er een thuis-idee dat, eens bereikt, tot de plaats voor valiezen wisselen en een dagje uitslapen werd vernederd. Kun je thuiskomen in de wereld als je nooit bij jezelf bent thuisgekomen? Het is niet dadelijk een luxe-verblijf, het kan er behoorlijk tochten en het uitzicht wordt wel eens met een spiegel verward. De foto’s zijn er misschien vlug verbleekt, de nachten kunnen er donker en lang zijn, de morgenden met spijt en plukjes wanhoop gedecoreerd. Je voelt je dichter bij je voorouders waar je in feite hun afstammeling bent, nu je zelf in de nabijheid van hun leeftijd bent gekomen. Ursula K. Le Guin zegt het op een onnavolgbare wijze:

Looking Back

Remember me before I was a heap of salt,
the laughing child who seldom did
as she was told or came when she was called,
the merry girl who became Lot’s bride,
the happy woman who loved her wicked city.
Do not remember me with pity.I saw you plodding on ahead
into the desert of your pitiless faith.
Those springs are dry, that earth is dead.
I looked back, not forward, into death.

Forgiving rains dissolve me, and I come
still disobedient, still happy, home.

Ursula K Le Guin

Ursula Kroeber Le Guin (1929–2018)
Terugkijkend

Denk aan mij voordat ik een hoopje zout was,
het lachende kind dat zelden deed
wat haar gezegd werd of kwam als ze geroepen werd,
het vrolijke meisje dat de bruid van Lot werd,
de gelukkige vrouw die van haar slechte stad hield.
Denk niet met medelijden aan mij. Ik zag je vooruit ploeteren
in de woestijn van je meedogenloze geloof.
Die bronnen zijn droog, die aarde is dood.
Ik keek terug, niet vooruit, naar de dood.

Vergevingsgezinde regens lossen me op, en ik kom
nog steeds ongehoorzaam, nog steeds gelukkig, naar huis.

It's an old song, and you've heard it in all sorts of keys and (had to) sing it yourself. As if the concept of 'home' is like some kind of final redemption peeking behind the horizon, the promised land after forty years of desert. The first day in kindergarten, the days of boarding school, playing soldier, living a busy-life, there was always an idea of home that, once achieved, was relegated to the place for changing valises and a day's sleep. Can you come home to the world if you have never come home to yourself? It is not exactly a luxury abode, it can be quite drafty and the view is sometimes mistaken for a mirror. The pictures there may fade quickly, the nights can be dark and long, the mornings decorated with regrets and tufts of despair. You feel closer to your ancestors where you are in fact their descendant, now that you yourself have come close to their age.  
Egon Schiele Landscape

Bezoek website van Ursula Le Guin:

https://www.ursulakleguin.com/

I think hard times are coming when we will be wanting the voices of writers who can see alternatives to how we live now and can see through our fear-stricken society and its obsessive technologies. We will need writers who can remember freedom. Poets, visionaries – the realists of a larger reality.

-Ursula K. Le Guin-

De schone schijn van het bedrog

Domenico Remps, Scarabattolo, olie op doek, 99 × 136 cm,

"De Schilderkonst is een wetenschap, om alle ideen, ofte denkbeelden, die de gansche zichtbaere natuer kan geven, te verbeelden: en met omtrek en verwe het oog te bedriegen. (...) Want een volmaekte Schildery is als een spiegel van de Natuer, die de dingen, die niet en zijn, doet schijnen te zijn, en op een geoorlofde vermakelijke en prijslijke wijze bedriegt."

(Samuel van Hoogstraeten, Inleyding tot de Hooge Schoole der Schilderkonst: anders de Zichtbaere Werelt, 1678).

In een artikel uit ‘Streven’ jaargang 60 1993 vertelt auteur Jan Muylle ons over dit wonderbaar schilderij van ene Domenico Remps dat tot de collectie van grootprins Ferdinando dei Medici behoorde, een kabinetkast, een scarabattolo, een toonkast waarin kleinodiën zijn opgeborgen. Was deze schilder, tweede helft zeventiende eeuw, een geliefd kunstenaar van de prins de hedendaagse onderzoeker is hij onbekend gebleven.

'De bedrieglijke schijn van de scarabattolo verkrijgt zijn volle werking door de meesterlijke weergave van verschillende materialen, van kunstwerken in verschillende technieken en door de toepassing van allerlei kunstgrepen. Sommige daarvan zijn eigen aan elke trompe-l'oeil. Zo de weergave op natuurlijke grootte en het niet fragmenteren van de levenloze voorwerpen door de begrenzingen van het beschilderde oppervlak. Verder de beperkte diepte, zodat de kijker zich voldoende vrij voor het schilderij kan bewegen zonder het bedrog onmiddellijk te herkennen." 

(Jan Muylle)  Te raadplegen bij de digitale bibliotheek voor de Nederlandse Letteren:

https://www.dbnl.org/tekst/_str010199301_01/_str010199301_01_0004.php

"Deze trompe-l'oeil is er niet alleen voor het oog, maar ook voor het verstand en de moraal. Schilder en/of opdrachtgever moeten deze denkoefening, deze conceptuele benadering vooraf hebben opgezet. De scarabattolo reflecteert de universele kennis door hen vergaard. Kunst en wetenschap gaan hier samen, zoals in de humanistische kunsttheorie ook de schilderkunst als een wetenschap gold. De morele en ethische overwegingen getuigen van het vorstelijke streven deugdzaamheid of virtus te betrachten door de vergankelijkheid te overwegen. Het centraal stellen van de ars picturae in deze microcosmos stemt overeen met de gedachte dat de zintuiglijk waarneembare wereld, de mundus sensibilis, vooral met het oog kan worden kenbaar gemaakt." 

"Het belang van het concept, het encyclopedisch samenbrengen van alle fundamenten van de artistieke traditie en het radicaal doordenken ervan, rukt de scarabattolo onweerstaanbaar in de sfeer van de geestelijke vader van de conceptuele kunst, Marcel Duchamp.  De parallellen tussen de scarabattolo en het werk van Duchamp zouden wel eens onderzocht mogen worden."  (ibidem)

En wie a zegt laten we even ook de ‘D’ van Duchamps uitspreken. Hierbij dus één van zijn readymates als een soort ‘mini’ of draagbaar museum, net zoals de collectie uit de zeventiende eeuw in de scarabattolo.

Deze zeer discutabele readymade is vaak een "mini" of "draagbaar museum" genoemd. Het speelt met Duchamps belangstelling voor de commerciële wereld zoals die te zien is in de etalage en het verwante concept van de multiple als massaproduct. Varnedoe licht zijn theorie over dit verband toe, door te suggereren dat het "hoogstwaarschijnlijk gemodelleerd was naar de monsterkit van een verkoper en miniatuurreplica's van zijn hele 'lijn' bijhad." Anderen hebben soortgelijke interpretaties geopperd en vergelijken de 'Box in a Valise' met het draagbare theater of de koffer van een poppenspeler.
Leather valise containing miniature replicas, photographs, color
reproductions of works by Duchamp, and one “original” drawing
[Large Glass, collotype on celluloid, 7 1/2 x 9 1/2″ (19 x 23.5 cm)]

Een heldere beschrijving van dit werk vond ik bij de Nederlandse Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Alhier te raadplegen:

https://plastic.tool.cultureelerfgoed.nl/artwork/5

Een fragment:

La Boîte-en-valise simuleert de horizontale en verticale assen van een ruimte, weergegeven op schaal. Duchamps artistieke concepten en werken worden hier door de kunstenaar zelf gepresenteerd als een zorgvuldig geordend geheel. Het exemplaar van het Stedelijk Museum behoort tot de eerste serie, geassembleerd tussen 1941 en 1949. In de daaropvolgende jaren zijn nog zes series in elkaar gezet. Ieder serie is net iets anders dan de rest. De laatste twee series verschillen het meest omdat ze tachtig onderdelen bevatten.

Marcel Duchamp (1887-1968) besloot aan het begin van de twintigste eeuw om niet langer op de traditionele manier kunst te maken. Hij ging zelfs bestaande gebruiksvoorwerpen signeren en tot kunst verklaren. Daarmee was de ready-made een feit, een gebeurtenis die van enorme invloed is geweest op de ontwikkeling van de moderne kunst; de betekenis van een ‘origineel’ kunstwerk kwam hiermee volop ter discussie te staan. Het koffertje vol reproducties, een draagbare tentoonstelling, voegt hier nog een laag aan toe. En...
William J. McCloskey Still Life Tangerines 1919

Eind jaren 1870 studeerde William McCloskey als jonge student aan de Pennsylvania Academy of the Fine Arts bij twee prominente figuren uit de kunstgemeenschap van Philadelphia, Christian Schussele en Thomas Eakins. Zij moedigden hun studenten aan om deel te nemen aan stillevens om hun vaardigheden in het schilderen van licht en textuur te ontwikkelen en te verbeteren. Eakins instrueerde zijn leerlingen: “Schilder een sinaasappel. Nadat je het gedaan hebt, introduceer je een wit ding… Neem een ei of een sinaasappel, een stuk zwarte stof en een stuk wit papier en probeer licht en kleur te krijgen”

(Maria Chamberlin-Hellman, “Thomas Eakins as Teacher,” Ph.D. diss., New York, 1981, p. 267).

Sinaasappels, naast citroenen en appels, bleken eindeloos fascinerend voor William McCloskey, die de onderwerpen meestal van dichtbij en in een ondiepe ruimte presenteerde. In Wrapped Oranges on a Tabletop rangschikt McCloskey sinaasappels op een gepolijst spiegelend oppervlak, waarvan de helderheid wordt benadrukt door een onzichtbare lichtbron tegen een donker Pruisisch-blauwe fluwelen achtergrond. Vier van de sinaasappels zijn gewikkeld of delicaat gedraaid in dun, fijn gedetailleerd vloeipapier, een gewoonte die in deze periode gewoonlijk werd gebruikt om fruit te bewaren tijdens het vervoer tussen de staten. Het trompe-l’oeil effect dat ontstaat door de voelbare textuur van het stralend witte vloeipapier, afwisselend dun waar gescheurd en dik waar gedraaid, voegt een laag complexiteit toe aan dit schijnbaar eenvoudige stilleven.

William McCloskey (1859-1941) en Alberta Binford McCloskey (1863-1911) waren een man en vrouw die bekend stonden om zowel hun individuele werk als hun gezamenlijk werk. Alberta Binford McCloskey was voornamelijk autodidact, maar wordt door sommigen beschouwd als de superieure kunstenaar van de twee. William en Alberta ontmoetten elkaar tijdens hun werk als kunstenaar in Denver, en zij trouwden in 1883. De volgende vijftien jaar reisde en schilderde het paar veel samen. Ze verhuisden in 1884 naar Los Angeles en deden zaken door open-huis-feesten te organiseren voor prominenten en plaatselijke kunstenaars. Alberta richtte haar werk op bloemstillevens en William op portretten.

Chrysanthemums in an Oriental Vase
Alberta Binford,McCloskey

Een uitgebreid bio van het schilderspaar kun je lezen in de American Art Gallery:

http://americanartgallery.org/artist/readmore/id/608

WILLIAM MCCLOSKEY (1859 – 1941) PORTRAIT OF ALBERTA BINFORD

‘Partners in Illusion’ was de titel van een tentoonstelling in mei 1996.

Throughout their joint and separate careers, the McCloskeys were extremely mobile, traveling throughout the United States and Europe to fulfill portrait commissions and to exhibit and promote their work. They spent periods of time in San Francisco, London, Paris, Salt Lake City, and New York, in addition to Los Angeles. When the couple separated in 1898, William remained in California, moving to Oregon in the mid-1920s. In the latter part of his career, he saw his traditional technique and style become outmoded. Both McCloskeys were relatively forgotten until 1996, when a major retrospective at the Bowers Museum of Cultural Art in Santa Ana, California, a repository for many of their works, reintroduced their once-celebrated art.
William McCloskeys still life with wrapped lemons

Uit de vergetelheid bleven talrijke fruit-stillevens bewaard waar telkens weer de inbreng van een verpakking het onderwerp bijzonder ‘voelbaar’ maakte. Dat ‘naderbij-effect’, de scheuren in het papier of de slordige plooien verbeterden niet alleen licht en textuur maar verbonden het onderwerp nauwer met de kijker. Zowel William’s als Alberta’s in papier verpakte citrusvruchten zijn zo opvallend door het gebruik van een ‘trompe l’oeil’-techniek waarbij voorwerpen zo realistisch worden geschilderd dat kijkers de indruk krijgen dat ze echt zijn. Ook de bloemstukken van Alberta waarin de keramische of cloisonné – vazen net zo gedetailleerd worden geschilderd als de bloemen, overleefden de tijd waar haar kinderportretten vaak door hun Victoriaanse stijfheid in dat tijdperk achterbleven als persoonlijke herinneringen of tijdsdocumenten. ‘Partners in illusion’ zijn ze tot de dag van vandaag gebleven.

De aantrekkingskracht van die uiterst gedetailleerde werkelijkheid werd door de fotografie ingehaald, en de revolutie tegen die vorm van exact weergegeven werkelijkheid kreeg in het impressionisme gestalte en waaierde uit tot ver over de grenzen van de twintigste eeuw en meanderde in de talrijke stromingen waarin vragen rond ‘de echtheid’ net zo veel invullingen als weerstanden opriep. Tenslotte zijn we met zijn allen ‘partners in illusion’. Onder de mantel van schone schijn en van het bedrog waaronder ook de essenties huishouden.

Eigen foto

Is het tenslotte om het spektakel te doen?

Een moeilijk te overtreffen afwijzing van het spektakel is terug te vinden in La société du spectacle, het boek van Guy Debord uit 1967 dat op haast magische wijze – gedeeltelijk – actueel blijft, en waarvan in 2015 bij uitgeverij IJzer nog een gereviseerde Nederlandse vertaling verscheen. Debords uitgangspunt is eenvoudig: alles in het leven bevindt zich steeds verder weg, omdat het zich ‘in een voorstelling heeft verwijderd’. We kunnen de wereld niet meer kennen – we kennen, ook door de toegenomen aanwezigheid en diversiteit van media, enkel beelden van de wereld, in die mate dat deze voorstellingen, inderdaad als spektakels, belangrijker zijn geworden dan waarnaar ze verwijzen. Het komt er niet langer op aan of iets of iemand goed, waarachtig of echt is – het is zaak integer, doortastend en rechtschapen te lijken, om vervolgens op die manier te scoren. Image is everything, de werkelijkheid wordt door spindoctors bedacht en alleen wat spektakel veroorzaakt – en dus, vandaag de dag, clicks en likes genereert – is van belang. Dat is niet enkel een kwestie van economie of politiek: het is een logica die het gedrag van mensen bepaalt, door hen tot onbetrouwbare concurrenten te maken, of door hen van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat te verplichten aan een spektakel deel te nemen of het te produceren, al was het maar door een foto op Instagram te zetten.

 (De Groene Amsterdammer 15 janauari 2019  'Weg met de werkelijkheid' Christophe Van Gerrewey)
Guercino ? Seated Youth
Mochten sommige volgers een mail-bericht van deze nieuwe bijdrage hebben gekregen dat gedeeltelijk met witte letters op wit is afgedrukt? Blijkbaar zou dat iets met de Firefox-module te maken hebben.  We laten het nakijken.  Onze excuses alvast. 

Omtrent verlies en verloren zijn

eigen foto
Korasion

De kamer die leegkomt verzegeld
 
Vertrek bezegeld met gesloten mond:
haar zul je niet meer horen
 
 Uitgekeken door deuren en ramen
 spijker het huis dicht: blindeer het
 geziene in een zwarte (vleesetende) doos
 
 Waar stof zich nestelt, vlokken op zoek
 naar een gewezen kind, eenmaal verpopt
 haalt zij de wind aan
 die door een vergeten kier
 met saterfluit en gouden regen
 haar nieuw leven in zal blazen
 
 Moest het huis het niet hebben van horen en zien
 
Niets sluit het af, en weer komt het
telkens weer, ongrijpbaar werkelijk:
 
Wat een beeldje en hoe sprekend
maar de mond de mond blijft dood

 -Korasion, zoals Salomé in de Evangeliën heet, verkleinwoord van Koré (meisje)-

Jacq Vogelaar  (1944-2013)
eigen foto

Ja, er is het huis. De klok staat stil. De spiegel weerkaatst een tussendeur en het licht. Er is niemand meer. Ik gebruikte mijn foto’s om de tekst van Jacq Vogelaar te illustreren. Het huis maakt herinneringen wakker, zoekt naar een gewezen kind. Je kunt het beeld oproepen, maar de mond blijft dicht. In de bijbel is dat meisje Salomé, degene die aan Herodes het hoofd van Johannes de Doper vraagt als gunst, en het ook krijgt, of zou het de zus van Jezus’ moeder kunnen zijn? De eerste krijgt het hoofd van de geliefde, de andere staat bij Maria onder het kruis. In beide gevallen blijft er een grote leegte. Ook in de tekst brengt het huis het geliefde wezen niet terug. Het prachtige altaarstuk uit Silezië ”Heilige Maagschap’ ca 1500 brengt de heilige vrouwen alvast in levendig gezelschap.

Holy Kinship Silesia circa 1500 Bode museum

Yes, there is the house.  The clock stands still.  The mirror reflects a connecting door and the light. There is no one left. I used my photos to illustrate Jacq Vogelaar's text.  The house evokes memories.  To a former child. You can conjure up the image, but the mouth remains closed. In the Bible, that girl Salomé is either the one who asks Herod the head of John the Baptist as a favour, and gets it, or could it be the sister of Jesus' mother?  The former gets the head of the beloved, the other stands with Mary under the cross. In both cases, a big void remains.  Even in the text, the house does not bring back the beloved being. The beautiful altarpiece from Silesia ''Holy Virgin'' ca 1500 already brings the holy women into lively company. 

Parallel Worlds Karezoid Karcz

Op 11 maart 2011 werd voor de kust van het Japanse hoofdeiland Honshu de op drie na krachtigste aardbeving ooit geregistreerd, die een reeks tsunami’s veroorzaakte die een groot deel van de noordoostelijke kust troffen. De verwoesting was groot, met bijna 20.000 bevestigde doden en meer dan 2.500 vermisten. Meer dan tien jaar later hebben de steden en dorpen die door deze natuurramp werden getroffen zich met grote veerkracht hersteld, maar het gevoel van verlies klinkt voor velen nog na. The Diver profileert zo’n Japanner, Yasuo Takamatsu, wiens vrouw Yuko na de aardbeving werd vermist en die nog steeds leeft in de immense nasleep van de tragedie. De Amerikaanse regisseur Anderson Wright vertelt zijn verhaal met zorg en empathie en vergezelt Takamatsu bij zijn laatste van meer dan 600 duiken in zee in een poging haar te vinden. Terwijl Takamatsu afdaalt in de uitgestrekte blauwe zee, denkt hij na over de diepten van zijn liefde. Met verbluffende cinematografie en subtiel vakmanschap biedt de film een aangrijpend portret van de blijvende kracht van verdriet en de kracht die het kan inspireren. (8’35”)

On March 11, 2011, the Tōhoku earthquake and tsunami devastated the coastal communities of East Japan, claiming nearly 20,000 lives. Yasuo’s wife was never found, but his enduring love for her drives him to continue searching the sea. As the Japanese people observe the 12-year anniversary of this tragedy, Director Anderson Wright and Yasuo Takamatsu take a poignant look at the pain of loss, the strength of love, and the beauty to be found in remembrance.
Sotto voce

Zoveel soorten van verdriet
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo'n pijn,
maar het afgesneden zijn.

Nog is het mooi, 't geraamte van een blad,
vlinderlicht rustend op de aarde,
alleen nog maar zijn wezen waard.
Maar tussen de aderen van het lijden
niets meer om u mee te verblijden:
mazen van uw afwezigheid
bijeengehouden door wat pijn
en groter wordend met de tijd.
Arm en beschaamd zo arm te zijn.

M. Vasalis  (1909-1998)

(sotto voce:  met zachte ingehouden stem)
Eigen foto

Vannacht droomde ik van een kleine grijze vogel met een kuif en kobalt-blauwe veren op buik & poten. Ik moest hem vasthouden voor f. 3,50 per uur, maar in werkelijkheid hield hij mij vast, zijn rechterklauwtje omklemde mijn wijsvinger, die werd ook blauw en begon zonder pen te schrijven. Toen keek hij op en ik herkende hem, het was de vogel Phoenix. Dit alles in een lange, lage tent waar gewonde dieren werden binnengebracht. Slachtoffers van een bombardement. Alleen de vogel was ongedeerd, ofschoon hij dood binnen werd gebracht.‘ (M. Vassalis)

Eind 1943 overleed haar toen achttien maanden oude zoontje Dicky aan de gevolgen van de toen heersende polio-epidemie. In de aan hem opgedragen bundel 'De vogel Phoenix' is haar verdriet duidelijk herkenbaar.  Ze vergelijkt haar zoontje met de mythologische vogel Phoenix. Hij wordt voorgesteld als een purperblauwe reiger die niet alleen de dood maar ook de wedergeboorte en zo de onsterfelijkheid symboliseert. Hij verrijst uit zijn eigen as.

A Pelican Feeding Her Young, from a Franco-Flemish bestiary (Ms. Ludwig XV 4, fol. 75), 13th century. Tempera, pen and ink, and gold leaf on parchment, 23.3 × 16.4 cm (9 3/16 × 6 7/16 in.) (full leaf). J. Paul Getty Museum, Los Angeles.
Phoenix II

Vanavond, toen ik rustig op visite was,
woorden, als bijen glinstrend over kruiden, zwermden,
schoot als een vogel uit het dichte gras,
dat hem verborgen had en hem beschermde,

een heimwee rechtstreeks naar omhoog
en met een kreet die, dacht ik, iedereen kon horen.
En voor het eerst herkende ik wie eruit mij vloog
en wie mijn brand tot zijn hoog nest verkoren.

O kleine phoenix, die mij al te kort bezat,
ik zie de blauwe vuren van zijn ogen,
het lichte wegen op mijn hand, waarop hij zat
ik hoor zijn vleugels zingen, toen hij is opgevlogen…

Haast niet, schreeuw niet van pijn, o hand.
Schrijf door totdat de vingers zijn verbrand.

M. Vasalis 1947
Death of a Phoenix, burning in the flames, Taken from the Aberdeen Bestiary Project

Over M. Vasalis vind je een fraaie bijdrage van het literatuurmuseum: ‘Over de rand’, met gesproken bijdrages en originele documenten.

https://literatuurmuseum.nl/nl/ontdek-en-beleef/literatuurlab/online-exposities/m-vasalis/over-de-rand

M. Vasalis heeft ook een eigen website door een werkgroep samengesteld:

https://www.vasalis.nl/

A Phoenix (detail) in a bestiary, about 1270, unknown illuminator, possibly made in Thérouanne, France. Tempera colors, gold leaf, and ink on parchment, 7 1/2 × 5 5/8 in. The J. Paul Getty Museum, Ms. Ludwig XV 3, fol. 74v. Digital image courtesy of the Getty’s Open Content Program




Een fotografische benadering van ‘het verlaten huis’ met daarin een gedicht rond de (afwezige) beminde, de bewegende beelden van de terugkeer naar de plaats van verdwijnen, een poëtische benadering bij soorten verdriet, inzonderheid een gestorven kind: drie pogingen om verlies en verloren zijn met beelden en woorden tegemoet te komen hopend dat uit de pijn van het ‘verbranden’ heling zou ontstaan, een nieuwe vorm van aanwezigheid voelbaar en leefbaar wordt.

A photographic approach to 'the abandoned house' containing a poem around the (absent) loved one, the moving images of the return to the place of disappearance, a poetic approach to types of grief, especially a child who has died: three attempts to meet loss and being lost with images and words hoping that out of the pain of 'burning' healing would arise, a new form of presence would become palpable and liveable.
eigen foto

Stilleven(s) met dingen van toen en nu

De Amerikaanse filmmaker Conner Griffith staat bekend om experimentele werken met perspectief verschuivende verkenningen van alledaagse taferelen en objecten. Voor Still Life verzamelde en choreografeerde hij een duizelingwekkende dans van meer dan 1000 gravures uit de 19de eeuw - van bloemen tot theepotten en amfibieën. De resulterende short verkent het filosofische idee dat, zoals Griffith het formuleert, "we leven in een wereld van objecten en een wereld van objecten leeft in ons". Het resultaat is een indrukwekkende en raadselachtige meditatie over het bewustzijn, zowel in beeld als geluid.  Opgelet rond 3'53" schijnt even het licht uit te gaan maar dat is niet zo, weldra komt 'het oog' in beeld.  Let ook op de prachtige klankband, meesterwerkje!

Regisseur: Conner Griffith (tekst: Aeon Video en Gmt)  Bezoek zijn website!

https://www.connergriffith.com/

Conner Griffith is an experimental filmmaker and editor living in Los Angeles. His process often involves working with collections to explore the universal stories that can emerge from visual choreography and the relationship between sound and image. Conner’s films have screened at Slamdance, GLAS animation festival, and Ottawa International animation festival, and have been featured in The Atlantic, National Geographic, and WIRED. (website Conner Griffith)

We hebben het duidelijk over ‘bewustzijn’ (consciousness), over ‘kijken (waarnemen in het algemeen) een geliefd onderwerp in dit blog waarin de nog kinderlijke ‘veelheid’ een weg zoekt naar de talrijke wegen van ons bewustzijn waarin we de werkelijkheid in al haar facetten kunnen ervaren en haar mee vorm geven of bevragen op de ons eigen manier. Geen theorie, de vele verschillenden zijn bekend en door iedereen te raadplegen, maar enkele beelden die makkelijk door de lezer(es)-kijker kunnen worden aangevuld of uitgeprobeerd. Uit eigen ervaring.

Laat herfstlicht achter glas Gmt
Jan Wolkers - Wintervitrines 

achter het gras
terwijl de herfst voor de deur stond
met deze hand
als een inktvlek
probeerde ik de zon stil te zetten
geen geluid brak meer door
van achter de glazen barrière
volière
van ijs en chroom
waar je witte hand in zweefde
als een meeuw die de kust verlaat
als een berijpte boom
zo hangen vanavond
mijn betraande ogen
in je afscheid


Laat herfstlicht in de tuin 2 Gmt

Zoals ook de aarzeling van de lente nu. Maar al leef je zelf niet buiten, het licht komt wel binnen. Het schrijft op de tegelmuur van de badkamer, verlicht de zachte zeep, blijft niet lang, rust nog even op het flesje handwas en schaduwt een prachtige vorm van een snel paaskonijn in de wastafel.

eigen foto Gmt

eigen foto Gmt

eigen foto Gmt

Ik heb ze niet verzonnen, net als Wolkers vertrok ik van een ervaring, al haak ik mijn beelden nog niet aan een emotie. Ze hebben immers geen verklaring nodig, maar het kan. Een schets, een aanzet, het kan nog allerlei richtingen uit

Schrijft namiddagzon
morsetekens op de tegelmuur:
in onschuld handen wassen kan niet meer,
maar met granaatappel-rood de paashaas
uit de lavabo lokken
en tot het donker wordt buiten spelen?

eigen foto Gmt

En ook dit mag misschien helpen.

Can you feel it
Now that spring has come
And it's time to live in the
Scattered sun
Waiting for the sun
Waiting for the sun
Waiting for the sun
Petra Reece ‘Summer in the city’
Petra Reece was born in Holland and emigrated to Australia with her family. Her father and brother both artists, worked making and restoring stained glass. Petra graduated with a B.A. and post graduate diploma at the Phillip Institute of Technology.
 
"I am not a single subject painter ... whatever moves me enough will eventually be translated onto canvas. An old photo, a glimpse in the street, a shape, a colour, clouds, the sea, a vague memory.'
Apple Tree I, 1912 (oil on canvas), Gustav Klimt (1862-1918) / Private Collection / Photo © Christie’s Images
LANG GELEDEN

Lang geleden, de hemel was nog hoog en leeg,
de dagen nog lang en oneindig

op een middag vielen er woorden naar beneden,
buitelden om me heen:
slakkengang, achterban, dwarsverband, handlanger,
handgemeen…

ik greep ze beet,
liet ze in mijn handen spartelen en kronkelen,
knoopte ze aan elkaar en maakte ze weer los,
liet ze friemelen en foezelen

en even plotseling als ze waren gekomen
waren ze weer verdwenen, was de hemel weer leeg

maar ik wist toen – ik weet het nog goed:
zo zal mijn leven zijn!

En mijn oorlog werd mijn vrede
en de zon, mijn zon, verscheen
    als ik hem dat vroeg.

Toon Tellegen (2023)  Langs een helling Querido, 51blz. € 18,99. ISBN 9789021476674

Zo. Dat was een greep uit onze collectie ‘objecten’, ‘still live’. Je kunt er alle kanten mee uit: verder zoeken, bundel aanschaffen, zelf beginnen met.. Het zal een kwestie van kijken en luisteren zijn. En de zon zal verschijnen, jouw zon, maar je moet het haar (hem in NL) vragen, dat wel. Ik neem je nog even mee naar een helling.

LANGS EEN HELLING
–
Ik glijd zo langzaam langs een helling naar beneden
dat het lijkt alsof ik stil sta,
zoals de kleine wijzer van mijn horloge lijkt stil te staan,
hoe goed ik ook kijk
–
soms denk ik zelfs dat ik weer terugglijd,
terug naar boven,
terug naar waar ik lang geleden was,
naar de donkere wolken die daar nog altijd hangen,
naar de zon die daar nog altijd schijnt.

Toon Tellegen 
Georges Seurat Port en Bessin, Normandy

‘Le peintre voluptueux’ Henri Manguin (1874-1949)

JEANNE ALLONGÉE SUR UN CANAPÉ ,1912
« Le Midi m’a été, je crois, d’un bon enseignement et [je] reviens sinon content de moi du moins avec une impression de grande beauté et la compréhension de beaucoup de choses jusqu’alors inconnues. »

(Henri Manguin à Henri Matisse)

‘La Baigneuse’ Cassis 1912

Henri Manguin a surtout peint des figures féminines, des nus, des dormeuses, au lever ou à la toilette, des baigneuses, des paysages, une grande partie sur la cote méditerranéenne, et des natures mortes presque uniquement de fleurs. En fait, qualifié par Appollinaire de “peintre voluptueux”, il ne peignit que les aspects les plus heureux du monde, reflet de sa propre joie de vivre. Après de courts débuts marqués très naturellement comme pour ses amis de l’atelier Moreau, par leur découverte de l’impressionnisme, des Nabis puis de Cézanne, il commença d’exposer au moment de l’éclatement du fauvisme auprès du public.

(Christophe Lachaux antiquaire)

Olijfbomen in Cavalier 1906
'Parce que l'exaltation des couleurs faisant partie des impératifs du mouvement, convenait à son propre tempérament, à sa propre propension, ce fut tout naturellement qu'il se joignit au groupe, dès le Cage aux fauves de 1905. Il fut de ces peintres des premiers jours fort chauds du XXème siècle, à longuement discuter des théories en faveur. On eut recueilli avec profit les conversations de Manguin avec Paul Signac et Charles Camoin à Saint-Tropez, dans cette Provence ou il séjourna très souvent jusqu'à sa mort et qu'il peignit avec prédilection, s'efforçant de faire partager son émotion.' (ibidem)

‘Les Gravures’ 1905

Le critique Louis Vauxcelles livre ses impressions dans un article désormais célèbre pour avoir donné naissance au fauvisme. À propos des sculptures d’Albert Marque, exposées dans la même salle, il écrit qu’elles surprennent « au milieu de l’orgie de tons purs : Donatello chez les fauves ». L’avant-gardisme des anciens élèves de Gustave Moreau fait scandale. Toutefois, les œuvres d’Henri Manguin trouvent toutes acquéreurs parmi les amateurs avertis. (Thais Chainge 2017)

Self-portrait
Le fauvisme débute historiquement à l’automne 1905, lors d’un salon qui créa un scandale, pour s’achever moins de dix ans plus tard, au début des années 1910. Le critique d’art Louis Vauxcelles nomma ” cage aux fauves ” la salle du Salon d’automne où exposaient les peintres qui seront dès lors appelés… les Fauves. Les artistes les plus remarqués sont réunis dans la salle VII de ce Salon d’Automne : Henri Matisse – chef de file du fauvisme -, Henri Manguin, André Derain, Maurice de Vlaminck, Charles Camoin et Albert Marquet. Dans d‘autres salles, Raoul Dufy, Othon Friesz, Jean Puy, Georges Rouault, Albert Marquet ou Kees van Dongen…
La Sieste (Le repos de Jeanne) 1905

On apprivoise le personnage, il est ouvert et fidèle. Sa femme, Jeanne, sera sa muse tout au long de sa vie, exposée et sublimée par la sensuelle sobriété de ses nus. Ses huiles, parfois exubérantes, se définissent par une facture franche et éclatante. Les tons intenses et les contrastes puissants ont fait d’Henri Manguin une personnalité incontournable du fauvisme. On se demanderait presque sur la fin s’il s’agit d’une exposition sur l’homme ou l’artiste, qui, finalement, dans son cas, ne sont pas aisément dissociables. (Le Temps)

La Baigneuse 1906
Au fil de l’exposition, on est saisi par l’éclat et l’harmonie lumineuse que dégagent les œuvres de celui qu’Apollinaire baptisa « le peintre voluptueux. La volupté est en effet omniprésente, que ce soit dans les tableaux de nu de sa chère femme Jeanne ou, plus largement, à travers son traitement virtuose et sensuel de la couleur : elle sculpte le corps de Jeanne, anime un paysage tropézien, illumine une nature morte, … Dans l’huile sur toile La petite italienne, le sobre espace de son atelier rue Boursault est reconstruit par pans de couleur vivaces très représentatifs de son art. Une combinaison éclatante entre traitement chromique et les thèmes choisis qui font toute l’originalité et le talent de Manguin. (Thais Chainge 2017)
La petite Italienne

Het begrip ‘voluptueux’ is breed interpreteerbaar. Een omschrijving dus:

'Voluptueus' gaat via het Franse voluptueux terug op het Latijnse voluptuosus ‘genotvol, aangenaam’. Dat is afgeleid van het zelfstandig naamwoord voluptas, dat ‘genoegen, genot, lust’ betekent. Het is verwant aan velle, dat naast ‘willen’ ook ‘begeren’ betekent.

Je zou het begrip bij ‘zinnelijk‘ kunnen onderbrengen, wat onze zinnen aangenaam prikkelt. Je kunt dan naar eigen genoegen het terrein verbreden of versmallen. De chromatische kleuren van Manguin’s werk , zijn ‘zin om kijken (in de breedste zin van het woord), om te genieten van het dagelijkse, je omgeving, de mensen die je liefhebt, er zijn nogal wat mogelijkheden om het voluptueuze van het leven te bepalen. Met letters en met beelden.

Jeanne Couseuse Rouge detail 1907

Bernard Dewulf beschreef in zijn boek ‘Tuimelingen over leven, kunst en zien‘ het begrip ‘zinnelijk’ Een fragment:

Soms hoor ik hem, de regen, op de achtergrond, soms luister ik er een tijdlang aandachtig naar. Ik vind het een zinnelijk geluid, en zo lang ik me kan herinneren heb ik dat altijd gevonden.
Rustige, milde regen heeft iets erotisch voor mij.
Bij dit soort regen moet ik wel eens denken aan een ontroerend boek, De dagen worden wel kouder maar niet korter van John Hull. Daarin beschrijft een blinde man hoe hij zijn hoogsteigen werkelijkheid ervaart.
Een van de beklijvende passages betreft de regen, Hull ontleedt in detail hoe hij aan zijn open voordeur naar de regen luistert, vooral naar de verschillen in de regen, afhankelijk hoe en waar die valt. De regen, besluit hij, ‘vormt’ voor hem zijn omgeving. In die mate dat ‘als het in de kamer kon regenen’, hem dat zou helpen ontdekken waar de dingen staan, een gevoel geven van in de kamer te zijn, in plaats van alleen maar op een stoel te zitten.’ (…)

Naar aanleiding van de regen dus zijn de woorden gevallen waar het hier om draait: zinnelijk, zintuiglijk, erotisch. Zoals gezegd, zinnelijk is het woord dat ik het liefst gebruik; het is het breedste. Tegelijk luistert het het nauwst.
Zinnelijk komt vanzelfsprekend van het woord ‘zin’ en dat heeft minstens drie onderscheiden betekenissen: betekenis, begeerte, volzin. De zin van iets, de zin in iets, de zin die dat alles verwoordt. Ik hou zeer van die drie-eenheid. Om het wat boutadisch te zeggen: weinig vervullender voor mij – als schrijver- dan volzinnen schrijven over ‘zin in de zin van ‘betekenis’ en ‘begeerte’. Ik ervaar dat zonder meer als erotisch, en uiteraard komt daar geen borst of bil bij kijken. Maar wel wellust. Maar uiteraard geen seks. Maar uiteraard wel genot.


(Bernard Dewulf, Tuimelingen over leven, kunst en zien. )

Mimosa in bloei 1907
Les fauves ont une préoccupation essentielle: l’étude de la couleur pure. La couleur leur sert de nouveau moyen d’expression. Offrant de somptueuses harmonies chromatiques, les toiles de cette époque témoignent d’un talent et d’une inventivité rares.
les enfants Hahnloser-Bühler

Manguin voyage : avec Henri Matisse il découvre Collioure, avec Albert Marquet, l’Italie. A partir des années 1910, il se rend régulièrement en Suisse, où il se rapproche d’un célèbre couple de collectionneurs qui apprécie particulièrement ses œuvres, les Hahnloser-Bühler. Il passe sa vie en famille, entre Paris et le Sud de la France, où il se sent bien et aime travailler, à Saint-Tropez comme à Sanary. Après la flambée fauve, il quitte le terrain de l’avant-garde pour une esthétique plus nuancée. Il se tient à l’écart des courants qui se forment, continue ses recherches en marge de la vie artistique parisienne, dans une permanence qui n’exclut pas une émotion sans cesse renouvelée. Malgré ce relatif éloignement, les marchands et collectionneurs continuent à défendre son travail et l’artiste reste en contact avec ses amis peintres, tout particulièrement Albert Marquet, de qui il sera toute sa vie proche, dans un rapport de sincère affection et d’émulation artistique.

Le Pré Villa Demière detail 1905

Manguin reisde: met Henri Matisse ontdekte hij Collioure, met Albert Marquet Italië. Vanaf de jaren 1910 reisde hij regelmatig naar Zwitserland, waar hij nauwe banden kreeg met een beroemd verzamelaarsechtpaar dat zijn werk bijzonder waardeerde, de familie Hahnloser-Bühler. Hij bracht zijn leven met zijn gezin door tussen Parijs en Zuid-Frankrijk, waar hij zich op zijn gemak voelde en graag werkte, zowel in Saint-Tropez als in Sanary. Na de fauvistische uitbarsting verliet hij de avant-garde voor een meer genuanceerde esthetiek. Hij bleef weg van de stromingen die zich vormden en zette zijn onderzoek voort in de marge van het Parijse artistieke leven, in een permanentie die een voortdurend hernieuwde emotie niet uitsloot. Ondanks deze relatieve afstand bleven handelaren en verzamelaars zijn werk steunen en bleef de kunstenaar in contact met zijn schildersvrienden, met name Albert Marquet, met wie hij zijn hele leven lang een hechte band had, in een relatie van oprechte genegenheid en artistieke wedijver.

Claude en rouge lisant 1909

Schilders-schietgbed

Hoe stil het leven
zich over ons heen legde
de vergeten zachtheid
van een kus
een achtergebleven briefje
een stel glazen
waarin het eerste licht
de leegte beaamde
de dag nietszeggend voor de deur.

Een stilleven
tot in de puntjes
goedkope treurigheid.

Tijd  om  heimwee
met felle kleuren aan te kleden.


Een schilderij als leidraad

De parabel der blinden
Pieter Bruegel (naar)end 1500s – end 1500s

“Het was waar dat ik niet wilde leren hoe het er in de wereld aan toeging. (…) Ik verzette me tegen het imitatieve leren. Daartegen droeg ik oogkleppen, daar had zij gelijk in. Zodra ik merkte dat mij iets werd aanbevolen, alleen omdat het in de wereld zo te doen gebruikelijk was, verzette ik me en scheen ik niet te begrijpen wat men van mij wilde. Langs andere wegen kwam de wereld mij toch nabij, veel dichter dan zij en misschien ook ikzelf toen vermoedden.”

Want één weg naar de werkelijkheid leidt over schilderijen. Een betere weg bestaat er volgens mij niet. Je houdt je aan hetgeen niet verandert en put daarmee het altijd veranderlijke uit. Schilderijen zijn netten, wat daarop te zien is, is de houdbare vangst. Er ontglipt en verrot wel het een en ander, maar je probeert het opnieuw, je draagt de netten bij je, werpt ze uit en door hun vangsten nemen ze in sterkte toe.

Belangrijk is echter dat die schilderijen ook buiten de mens bestaan, in hem zijn zelfs zij aan veranderlijkheid onderhevig. Er moet een plaats zijn waar hij, en niet hij alleen, ze in ongerepte staat kan vinden, een plaats waar iedereen die onzeker wordt ze vindt. Als hij voelt dat zijn ervaring zich op een hellend vlak bevindt, dan wendt hij zich tot een schilderij. Daar houdt de ervaring stil, daar kijkt hij deze in het gezicht. Daar vindt hij rust in de kennis van de werkelijkheid die zijn eigen werkelijkheid is, hoewel deze hier voor hem werd veraanschouwelijkt. Schijnbaar zou die werkelijkheid ook zonder hem bestaan, maar die schijn bedriegt, het schilderij heeft zijn ervaring nodig om te ontwaken. Zo is het te verklaren dat schilderijen generaties lang sluimeren, omdat niemand ze kan bekijken met de ervaring die ze uit hun slaap wekt.

Sterk voelt zich hij die de schilderijen vindt die zijn ervaring nodig heeft. Dat zijn er meerdere — al te veel kunnen het er niet zijn, want hun betekenis is dat ze de werkelijkheid als één geheel bevatten; verspreid zou deze moeten uiteenspatten en wegsijpelen. Maar het mag ook niet één enkel schilderij zijn dat de bezitter geweld aandoet, hem nooit vrijlaat en hem gedaanteverandering verbiedt. Voor een eigen leven heeft iemand meerdere schilderijen nodig, en als hij ze vroegtijdig vindt, gaat er van hem niet te veel verloren.

Ik had het geluk dat ik in Wenen was toen ik zulke schilderijen het meeste nodig had. Tegen de valse werkelijkheid, waarmee men mij bedreigde, een nuchtere, starre, op profijt gestemde en benepen werkelijkheid, moest ik de andere werkelijkheid zien te vinden die ruim genoeg was om ook haar hardheden meester te worden en daartegen niet het onderspit te delven.”

(Elias Canetti De fakkel in het oor, vertaling Theodoor Duquesnoy)

“De gedachte aan blindheid had me achtervolgd sinds ik in mijn vroege jeugd de mazelen kreeg en enkele dagen het licht uit mijn ogen verloor. Nu waren er zes blinden in een schuine rij, die elkaar aan stokken of bij de schouder vasthielden. De eerste, die hen aanvoerde, lag al in de greppel, de tweede, die op het punt stond hem in zijn val te volgen, keerde zijn volle gezicht naar de kijker: lege oogkassen en een van schrik geopende mond met ontblote tanden.

Tussen hem en de derde was op dit schilderij de grootste afstand, nog hielden ze allebei de stok vast die hen met elkaar verbond, maar de derde had een ruk, een onzekere beweging waargenomen en ging met een lichte aarzeling op de punt van zijn tenen staan; zijn gezicht dat je en profil ziet — alleen zijn ene blinde oog —, verraadt geen angst, maar de aanloop tot een vraag, terwijl achter hem de vierde nog vol vertrouwen zijn hand op zijn schouder laat rusten en zijn gezicht ten hemel richt. Zijn mond staat wijd open, alsof hij van boven daarin iets verwacht te ontvangen dat aan zijn ogen voorbehouden is. De lange stok in zijn rechterhand heeft hij voor zichzelf alleen, zonder erop te steunen. Dat is de gelovigste van de zes, van vertrouwen vervuld tot in het rood van zijn kousen; de twee laatsten achter hem, allebei de trawant van hun voorman, gaan berustend zijn weg. Ook hun mond staat open, maar minder, zij zijn het verst van de greppel verwijderd, verwachten en vrezen niets en hebben niets te vragen. Als het niet zozeer om die blinde ogen ging, zou er wel het een en ander te zeggen zijn over de vingers van het zestal, ze grijpen en raken anders aan dan die van zienden; en hun voeten betasten de grond anders.” (ibidem)

Canetti beschrijft in 'De fakkel in het oor' de periode die het meest van invloed is geweest op zijn schrijverschap. In Frankfurt, Wenen en Berlijn studeert hij, leert hij politici en kunstenaars kennen, leest hij bibliotheken bij elkaar, ontmoet hij meisjes en tenslotte zijn toekomstige vrouw. In 1927 is hij getuige van de arbeidersopstand in Wenen die hem de aanzet geeft tot zijn standaardwerk Massa en Macht. Aan de vooravond van het fascisme heeft Canetti een ongewoon oor voor de geluiden die het onheil aankondigen. Hij heeft een fakkel in het oor.  (Uitgeverij De Arbeiderspers)

Eigentijdse versie van ‘Parable of the Blind’, excerpt van Hertog Nadler

Associërend met het thema zou ik graag een bijna onbekend vrij groot schilderij van Gustave van de Woestyne tonen: ‘De moedwillige blinde en de kreupele die een kindje wil leren lopen.’ (1917-1918) (208cm x 177 cm) in bruikleen gegeven uit de collectie van de Vlaamse Gemeenschap aan het Museum van Deinze en de Leiestreek in 1944.

Dit monumentale doek werd door Van de Woestyne geschilderd tijdens zijn verblijf in Wales en brengt een Bijbelse tekst in relatie met de eigen tijd, het overstijgt de louter religieuze context en brengt een wrange allegorie op de actualiteit.
Het thema van de moedwillige blinde gaat terug op de parabel van de blinden, zoals beschreven in het evangelie volgens Matteus. Bij Van de Woestyne zijn de figuren echter tot één burgerman gereduceerd, die met zijn hoed diep over de ogen, ‘blind’ in een donkere poel stapt. Uit het opschrift op de achterzijde van het doek blijkt dat Van de Woestyne de voorstelling uitdrukkelijk als moderne parabel zag en de tegenstelling tussen beide verhaallijnen sterk wilde benadrukken, met name tussen de ziende die niet wil zien, en de kreupele die, ondanks zijn handicap, anderen wil leren lopen. Door de voorstelling in de eigen tijd te plaatsen alludeerde de kunstenaar op de onbezorgde burgerij van de belle époque die in de jaren voor 1914 blind bleef voor de oorlogsdreiging, en op de door verschrikkingen getekende mens die niettemin aan een nieuwe wereld moest bouwen. 
De introspectie die van de hoofdfiguren uitgaat, weerspiegelt hoogst waarschijnlijk van de Woestynes zielsleven op dat moment. Het werk kwam namelijk tot stand toen hij met zijn gezin tijdens de oorlogsjaren naar Engeland gevlucht was.

(erfgoedinzicht.be)
Pieter van der Heyden (1551-1572)
Caption bottom:
Caecus ducem se praebet alteri caecos; / Quod saepe nunc usuuenire lugendum est. / Quid restat autem? quid? nisi ut uiae ignari, / Qua destinatum consequi scopum detur, / Tandem in patentem uterque corruant foßam?

Caption bottom:
Voÿez comment le pauure aueugle en fin le porte, / Qui sur un autre aueugle ignoramment se fie. / Il ua mal außeure quoÿ que fort il s appuÿe. / Et se tienne a son homme. Ansi par male sorte / Tombent dans le foße et luÿ, et son escorte.

Het mag duidelijk zijn dat de ‘blinde staat’ vooral op de zienden slaat om het rijmend te poneren. Velen die met werkelijk slecht zienden of blinden samenleven delen de ervaring van hun scherpe en doordachte waarnemingspatronen. Of waar Elias Canetti’s ‘leading picture’ ons kan brengen. Misschien een aansporing om zelf op zoek te gaan naar jouw schilderij(en) die je een leven lang bijblijven. Het symbolisch ogen- openend-effect van de kunst mag haar hopelijk een blijvende plaats in alle onderwijzende activiteiten geven. En zoals je lievelingsschilderijen mogen ook je lievelingsgedichten je begeleiden, dus kon Charles Baudelaire niet ontbreken. Ook hier zal het eerder over onze (ziende) blindheid gaan. Tiresias, de blinde ziener weet waarom.

Les aveugles

Contemple-les, mon âme ; ils sont vraiment affreux !
Pareils aux mannequins, vaguement ridicules ;
Terribles, singuliers comme les somnambules,
Dardant on ne sait où leurs globes ténébreux.

Leurs yeux, d'où la divine étincelle est partie,
Comme s'ils regardaient au loin, restent levés
Au ciel ; on ne les voit jamais vers les pavés
Pencher rêveusement leur tête appesantie.

Ils traversent ainsi le noir illimité,
Ce frère du silence éternel. Ô cité !
Pendant qu'autour de nous tu chantes, ris et beugles,

Eprise du plaisir jusqu'à l'atrocité,
Vois, je me traîne aussi ! mais, plus qu'eux hébété,
Je dis : Que cherchent-ils au Ciel, tous ces aveugles ?
En réalité, le poème est une invitation par Baudelaire à réfléchir à la condition du poète, et donc de lui-même. Une analyse poussée est donc nécessaire pour que le lecteur puisse comprendre le message complet de l’auteur à travers ce poème qui peut s’avérer déroutant et cruel au premier abord, puis qui s’avère en réalité ironique et sarcastique, et concerne un poète touché par le spleen. (Le blog Pimido)
L’ art celeste Odilon Redon
Laten we lichtvoetig
hoog genoeg
en met gewicht
de horizon verkennen.

Het vraagt een beetje
moed
met al onze overbodigheid
de lucht
in te gaan,
maar mijn god of goden
heerlijk
is de sprong,
telkens weer:

het soortelijk gewicht 
van dromen
voor wie
de goede trampoline vindt.

Hemel (en hel) in handbereik: Stanley Spencer (1891-1959)

The Last Supper 1920
Stanley Spencer werd in 1891 geboren in Cookham, een dorp dat hij, althans emotioneel gezien, zijn hele leven lang niet heeft verlaten. Het dorp komt herhaaldelijk voor in Spencers schilderijen: hij gebruikte vaak dorpsmonumenten als achtergrond voor religieuze taferelen en gebruikte buren en familieleden als model. Spencers geloof was intens en individueel. Zijn vader was kerkorganist, waardoor Spencer als kind in nauw contact stond met een religieuze levenswijze. Spencer behield zijn geloof zijn hele leven en verwerkte het in een groot aantal van zijn werken. (Victoria Ibett Art UK)
De Kruisiging 1958
Spencer’s painting The Crucifixion is unusual as his work tended to concentrate on love and joy and he did not like cruelty to be show in art. Spencer was commissioned to paint this for Aldenham School, and the response to it was less than positive. “When there was a public outcry against the gleeful cruelty of the tormentors he was unabashed …. When he was invited to speak to the boys [of the school] he said, ‘It is your governors, and you, who are still nailing Christ to the Cross.’ He knew that all of us have a capacity for human cruelty.” (Lenten Blog)
Christ carrying the Cross 1920
Here Spencer depicts a scene from the end of Christ’s life taking place in his own hometown. In the biblical account, Christ carries the cross through Jerusalem, but Spencer sets the scene in the English village of Cookham. Spencer believed that religious feeling was present in everyday settings and events. This painting was partly inspired by watching builders carrying ladders down a Cookham street. These figures are present in the painting, following behind Christ. The Virgin Mary sits by a railing in the foreground. The brick house is the artist’s family home.

(Tate Gallery label 2020)
Self-portrait 1914

Het buitengewoon aangrijpende schilderij van Smol in Macedonië, Travoys Arriving with Wounded at a Dressing Station at Smol, Macedonia, dat een verlichte operatiekamer toont met de gewonden op brancards buiten getrokken door muilezels, heeft een bijbelse ondertoon: de verbandplaats was een oude Griekse kerk die Spencer zo tekende dat ze, met de dierlijke en menselijke toeschouwers eromheen, zou doen denken aan voorstellingen van de geboorte van Christus. In plaats van de gruwel van de oorlog te tonen, geeft het schilderij hoop op voortzetting van het leven.

In de jaren twintig werd Spencer door de familie Behrends gevraagd de muurschilderingen te maken voor een herdenkingskapel voor hun broer Harry, die aan het front in Salonika aan malaria was gestorven. Spencer had altijd al zijn herinneringen aan de oorlog willen vorm geven en hij besteedde zes jaar aan wat door velen beschouwd wordt als zijn mooiste schilderingen in de Sandham Memorial Chapel in Burghclere in Engeland. Paul Mitchell zegt: “Misschien zou men taferelen van dood en vernietiging verwachten. Maar er is geen geweer… en slechts één officier in zicht. Als je de kapel binnenkomt, zie je voor je hoe levendige witte kruisen uit de lucht vallen en zich rond het altaar opstapelen. Soldaten komen uit hun graven als was het de dag van het laatste oordeel.

The other walls depict the everyday life that Spencer himself experienced. Even with titles such as Sorting and Moving the Kit-Bags Spencer imbues the paintings with such beauty and meaning that as he himself says, “they don’t look like war pictures, they rather look like heaven”.The everyday activities of the soldiers are transformed from banality. Saint Augustine, whom the artist had read, believed that even menial work could be a way of glorifying God. The picture is supposed to be a reflection of the general attitude and behaviour of men during the war”, when a soldier would fondly remember the “caress of a sweetheart” or “sitting in his doorway chatting to his neighbours”. For Spencer himself the five years it took to complete the works was a means to “recover my lost self”. (

(Chloe Nahum, Ph D candidate at the University of Oxford)

Spencer, Stanley; Map-Reading; National Trust, Sandham Memorial Chapel; http://www.artuk.org/artworks/map-reading-220671

Lees en kijk:

https://artuk.org/discover/stories/sandham-memorial-chapel-stanley-spencers-visions-of-war

Spencer, Stanley; Ablutions; National Trust, Sandham Memorial Chapel; http://www.artuk.org/artworks/ablutions-220659
As a devout Christian, Spencer believed in a joyful day of resurrection. Everyone would be raised from the dead to receive judgement or glory. Here he depicts this taking place in the churchyard of Cookham, the Berkshire village where he lived. God and Christ watch as people emerge from their graves. Most of the white people are local friends or specific biblical figures. By contrast, Spencer represents the group of Black people at the centre of the painting in a generalising way. They are not based on people he knew, but on images he saw in National Geographic magazine.

Tate Gallery label, December 2022
The Resurrection, Cookham 1924-7 Sir Stanley Spencer 1891-1959 Presented by Lord Duveen 1927 (klik op onderschrift om te vergroten)

Die ‘wederopstanding’ bleef in zijn werk een geliefd thema. Graag vermeld ik hier ‘Resurrection, Re-Union’ (1945), Resurrection: Tidying (1945) en Resurrection: The Reunion of Families (1945) Stel je voor…

Spencer, Stanley; Resurrection, Re-Union; Aberdeen Art Gallery & Museums; http://www.artuk.org/artworks/resurrection-re-union-107918
The Resurection. Tidying 1945
The Resurection: The Reunion of Families 1945
The resurrection-waking up 1945

Het was een droom die ik onmiddellijk herkende. Als kind en jongen woonde ik dichtbij de grote, oude -toen nog gebruikte- begraafplaats, wandel- en speeldoel die door haar vertrouwdheid weinig angst inboezemde. Werd er in school over dat’ laatste oordeel’ verteld dan kon ik mij levendig de taferelen indenken die Stanley Spencer in zijn werk verbeeldde. Als ‘oudere jongen’ treft je nog steeds de tederheid die over de dood heen geliefde wezens met elkaar verbindt en begin je te begrijpen, als je je kleindochter met vriend over hun verwachtingen hoort vertellen, dat het ‘thuiskomen’ zich inderdaad langzamerhand voltrekt. al zal het dan zonder die zo mooi verbeelde uiterlijke aanwezigheid zijn. Om dat te illustreren vond ik nog een mooi werk.

Stanley Spencer. Neighbours, 1936. © the artist’s estate / Bridgeman Images. Courtesy Stanley Spencer Gallery, Cookham.
Rutger Kopland – Psalm

 
Dan zullen deze geluiden wind zijn,
als ze opstijgen uit hun plek, dan
zullen ze verwaaien, zijn ze wind.

 We hebben geademd en onze adem was
als zuchten van bomen om een huis,

 we hebben gepreveld en onze lippen
prevelden als een tuin in de regen,

 we hebben gesproken en onze stemmen
dwaalden als vogels boven een dak.

 Omdat wij onze naam wilden vinden.
Maar alleen de wind weet de plek.

 
Ga ergens in de stilte zitten. Gebruik indien mogelijk een groot scherm. Kijk dan naar dit ongelofelijk mooi werk en blijf op zoek gaan naar het mooie .
Natuurlijk is dit slechts een intro op een bepaald aspect van het werk van Stanley Spencer.  Er is nog veel te lezen en te kijken.  Zijn merkwaardig liefdesleven, zijn innigheid met het allergewoonste, zijn ontdekkingen,  zijn unieke portretten. De mystiek.
Marriage at Cana, Bride & Bridegroom, 1953

He said “…my desire to paint pictures is caused by my being unable or incapable of fulfilling my desires in life itself.”

Bij jou worden jaren tijd

Peder Severin Krøyer, Roses or The Artists Wife in the Garden, 1883, Skagens Museum, Skagen, Denmark.

Hij had zichzelf ook in de zetel naast haar kunnen zetten, maar die is leeg gebleven. Peder schildert dit tafereel -heeft het in feite al geschilderd- en de lege zetel moet daar een bewijs van zijn. Het is een mooie combinatie tussen de verleden en de voltooid verleden tijd. En ja, wij weten dat die rozen uit 1883 kortstondig bloeiden, het leven van de schilder net als het onze eindig is, maar elk ogenblik dat je dit prachtige doek bekijkt, mag je daar aan doen twijfelen.

De Deens-Noorse schilder Peder Severin Krøyer was een prominente figuur in de kunstenaarsgroep Skagen. Deze groep, beroemd aan het eind van de 19e eeuw, bestond uit Zweedse, Noorse en Deense kunstenaars. Deze kunstenaars waren gevestigd in het pittoreske Deense vissersdorpje Skagen en gebruikten stijlen die leken op die van de Franse impressionisten. Krøyer legt zijn in het wit geklede vrouw fijntjes vast terwijl ze een krant leest onder een bloesemboom in hun tuin in Skagen. 
eigen foto

Het is een te donkere dag om de tuin in te lopen, dus gebruik ik het gefilterde licht van de veranda om dit geheel toevallig tafereel op de tafel te fotograferen. (met op de achtergrond de uitgebluste roosjes van een verjaardag, een maand geleden nu.) En dan is er een heus stilleven van Adriaen Coorte, einde zeventiende eeuw, een condensatie daarvan, tijdloosheid gewaarborgd.

Een belangrijke leerling van d’Hondecoeter, Adriaen Coorte, maakt eind 17e eeuw heel bijzondere Caravaggio-achtige stillevens. Deze in Middelburg actieve schilder, schilderde met name fruit en groente tegen een vrijwel zwarte achtergrond waardoor hij unieke lichteffecten bereikte. Zijn werk is eeuwenlang in de vergetelheid geraakt, voordat hij rond 1950 werd herontdekt. (Kunstvensters 2015 Jeroen De Baaij)

Vasili Kandinsky, Grote studie, 1914, olieverf op doek, collectie Museum Boijmans Van Beuningen
Kandinsky wil intellect en emotie samenvoegen met vorm, lijn en kleur, en deze synthese tegelijkertijd bevrijden van elke objectief beschrijvende rol. 
Hij wordt daarmee de grondlegger van de abstracte kunst. 
‘Grote studie’ is een kenmerkend voorbeeld van zijn vroegere abstracte werk. Het is een luchtige werveling van kleuren, lijnen en vormen. Het expressieve handschrift is typerend voor Kandinsky's vroege abstracte werken. In later jaren gaat hij meer met geometrische vormen werken. (J.C. Ebbinge Wubben. conservator )

Kozan-JI, Myoe, mediterend
–
Als ik ben verdwenen
zul jij er nog zitten,
kleine mond gesloten,
ogen gesloten vol hemelse leegte,
je sandalen onder de boom.
–
Denk je aan iets
of aan niets, je zo dunne
handen gevouwen,
je lichaam geborgen
in het zwart
van je dracht.
–
Het snoer voor je gebed,
het kleine vat voor de wierook
hangen naast je aan een tak,
je hebt ze niet nodig,
je bent zelf het gebed.
–
Altijd als ik je zie,
is een seconde vervlogen.
Zo gaat het al eeuwen, bij jou
worden jaren van tijd.
Dezelfde twee vogels
te ver om te kennen,
de bomen die zachtjes bewegen,
steeds stiller ben je geworden,
–
wind, regen en sneeuw
zijn door de heuvels getrokken
terwijl jij er was en niet was.
Niets kan je beroeren
zo voor mijn ogen verloren
dat ik mij kan horen
vergaan.

Cees Nooteboom  Uit 'Zo worden jaren tijd' Gedichten - 2022-1955
Pieter Bruegel de Oude Philips Galle uitgever 1574 ‘De triomf van de tijd’ 30.4 cm x 21.2 cm
The Metropolitan Museum of Art

Triomf? Tempus omnia et singula consumens: de tijd verslindt alles en iedereen, of kiezen we voor de titel waarmee Cees Nooteboom een keuze uit al zijn gedichten heeft gemaakt? ‘Zo worden jaren tijd.’ Het is dan een scheppende tijd geworden, het bewaren van essenties die aan de dwingelandij van diezelfde tijd ontsnappen door zelf essenties van de tijd te worden? Essenties die we overleveren zoals we kostbare deugden als vriendschap en moed proberen door te geven? De jaren die je met elkaar hebt doorgebracht zijn tijd geworden, ja voorbij gegaan, maar blijvend in de vele kostbare herinneringen, ontmoetingen. De teruggevonden tijd om Proust te citeren, of wat daarvan aan kostbaars overblijft. De schilder sterft maar leeft in zijn schilderij, al is de zetel leeg, de schoonheid van de rozentijd, het zwijgend bij elkaar zitten terwijl het zachtjes avond wordt. Blijf bij ons, zeggen we, want het wordt donker.

Peder Severin Krøyer Marie, lezend in de tuin 1891

De hond is weg, het wordt avond. De zware geur van rozen. Weinig woorden waren nodig. Woorden in de stilte van je lectuur. Daarachter woorden van het voorbije. Woorden die je opzoeken. Een gevallen woord.

Gewoon een vermoeid woord was het,
-of het enkele weken mocht logeren
 in de stille hoeken van het huis –
er zijn als ik naar de rood verkleurende
wingerd keek achter in de tuin, of naast de kat
mocht slapen die zacht kreunend droomde,
vier witte voetjes bij elkaar, kussentjes als
uitstekende rustplaats voor een vermoeid woord.
Ook in het strijklicht van de late middag in de veranda
zou het zich ontrollen, zijn letters loslaten
in de spiegeling van het vijverwater op de zoldering.

Onuitgesproken kon het zijn klanken 
met de vroege avond laten vallen.
In het donker van mijn ogen slapen 
was veel gevraagd, maar het kon.

Van boeken bleef het ver vandaan,
het was maar een eenvoudig woord, zei het,
wars van literaire pretenties, 
maar niet zo simpel of zo slaafs als een lidwoord, 
wel te lui  voor dubbelzinnigheid.

Graag ontdaan van zijn betekenis zou het 
doorzichtig en onzichtbaar zijn, 
-ik dacht aan het volle maanlicht in het trappenhuis-
maar in haar sluimerslaap schrok de poes
toen het smartelijk om verloren letters riep.

Die nacht, in het donker van mijn ogen,
droomde ik zijn verlangen om bij het andere woord te zijn.
Met enkele krullen en wat streepjes meer
zou het van zijn woordblindheid genezen.
Een woordspeling hoefde niet, 
gewoon samen in het woordenboek wonen
zoals ‚gaandeweg’ of ‚pepermunt’.

We werden heel vroeg wakker,
droevig om elkaars tekort.
'On' en 'af', twee vermoeide woorden in een winternacht.

Wie ons verenigde, herkende wel
zijn eigen heimwee naar verloren letters en dies meer.

Onaf maar onafscheidelijk.

(Gmt Uit: ” Gevallen woorden”, enkele gedichten daaromtrent)

Marie Krøyer in the Garden at Skagen. 1892

Een paradijs hier en nu: August Macke(1887-1914)

Zelfportret 1906 August Macke

August Macke ziet geluk als leven in de kring van het gezin met zijn vrouw en twee zonen, en hij definieert kunst en leven als “vreugde brengen in de natuur”. Deze positieve instelling, vooral in Macke’s jaren in Bonn van 1911 tot 1913, krijgt een karakteristiek accent dat doorwerkt in zijn kunst. De beelden in Macke’s composities tonen variaties en veelzijdige voorstellingen van een aards paradijs. Zijn werken worden visioenen van een wereld in harmonie. En, als “liederen over schoonheid” (Macke), zijn het tegelijkertijd tegenconcepten die staan tegenover een tijdperk dat gekenmerkt wordt door technische innovatie en industrialisatie.

Zwei Frauen am Tisch (Two Women at a table)

Terwijl de grote Internationale Tentoonstellingen van de 19e eeuw in Parijs en Londen de Zuidzee en het Oosten aanwezen als verre oorden van verlangen, plaatst Macke zijn aardse paradijs in het hier en nu van de echte wereld. Alle turbulente, destructieve en negatieve elementen zijn verbannen. De tuin verschijnt als een plaats van ontspanning en comfort, als een aardse idylle. En net als zijn taferelen van geliefden en familie, worden ook de mensen en dieren in Macke’s dierentuinen weergegeven als een harmonieuze en oeroude eenheid. De vreedzame saamhorigheid van het echtpaar die in Macke’s schilderijen tot uiting komt, evenals hun wederzijdse zorg en respect, waren niet altijd te verwachten in de middenklasse van die tijd. Om de hechte band tussen het paar te typeren, introduceert hij hurkende figuren als een nieuwe vorm-vocabulaire ontleend aan het Oosten. In intieme scènes uit het dagelijks leven toont Macke ons de wereld van kinderen die op een natuurlijke en onbewuste manier in spel opgaan. De ouder-kind relatie wordt hier opnieuw gedefinieerd, in overeenstemming met een hervormde pedagogie die kinderen niet langer beschouwt als decoratieve accessoires.

(Museum August Macke Haus)

Mädchen unter Baumen 1914
Diese raumbildenden Energien der Farbe zu finden, statt sich mit einem toten Helldunkel zufrieden zu geben, das ist unser schönstes Ziel.
(August Macke 1913)
August Macke Spirit of the House, Still Life with Cat 1910
Das Kunstwerk ist ein Gleichnis der Natur, kein Abbild. [...] es ist der Gedanke, der selbständige Gedanke des Menschen, ein Gesang von der Schönheit der Dinge.
(August Macke 1913)

[...] das Rhythmische im Kunstwerk ist ein Gleichnis für das Rhythmische in der Natur selbst.
(August Macke 1913)
Kloostertuin

Macke liet zich graag beïnvloeden door andere kunstenaars. In het begin van zijn carrière was Paul Cézanne met zijn intense kleurgebruik zijn grote voorbeeld. Later Henri Matisse met zijn gebruik van  pure kleuren. Vervolgens raakte hij  zeer onder de indruk van Robert Delaunay die vergeleken met andere abstracte kunstenaars  uit die tijd  zoveel intenser met kleur omging. Macke had veel intense vriendschappen, ook internationaal. Op initiatief van Paul Klee en hun gezamenlijke vriend de Zwitser Louis Moillet ondernam Macke een drieweekse studiereis naar Tunesië, waar zij alle drie onvergetelijke aquarellen en tekeningen maakten.

(Lucie Th. Vermij)

Portrait of the artist’s wife Elisabeth Erdmann with a hat

Kubistische en futuristische stijlen openen nieuwe mogelijkheden
Industrialisatie en technische uitvindingen veranderen het uiterlijk van steden en het dagelijks leven van mensen. Rond 1911 zoekt Macke naar nieuwe artistieke middelen om deze transformatie visueel te documenteren. Hij vindt inspiratie bij de Franse en Italiaanse avant-garde: bij de kubisten en futuristen. Op een reis naar Parijs met kunstenaarsvriend Franz Marc ziet hij hun werk bij kunsthandelaren als Vollard. En ook werken van Georges Braque, Pablo Picasso en de futuristen zijn te zien in diverse kleine galerietentoonstellingen in Duitsland.

In zijn eigen tekeningen en schilderijen gebruikt Macke vervolgens stilistische middelen zoals het breken van objectvormen in afzonderlijke delen; vereenvoudiging van objecten tot lijnen; ritmische herhaling van vormen; en kleine, gehakte, geometrische fragmenten. Terwijl hij tegelijkertijd snelle, luidruchtige en pulserende hectiek laat zien, kan hij hiermee beweging illustreren als een bijna abstract patroon of als een omgeving die op zijn figuren lijkt in te storten. Talrijke one-man shows en deelnames aan tentoonstellingen in 1912 en 1913 tonen aan dat de ruimdenkende kunstwereld zijn werk verwelkomt. Maar Macke is gefrustreerd dat zijn werken niet verkopen: “Trouwens, met wat ik met schilderen verdien, zou het beter zijn om gewoon te blijven zitten en niets te doen.” (Text: Ina Ewers-Schultz Museum August Macke Haus)

Promenade
Ein Kunstwerk muss gut gelogene Natur sein, eine gut getroffene Auswahl, ein Spiegel der Empfindungen.
(August Macke um 1912)
Elisabeth, vrouw van de schilder

Wanneer Oostenrijk eind juli 1914, na de moord op de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger, de oorlog verklaart aan Servië, voelt Macke het einde van een tijdperk en de naderende breuk van zijn artistieke inspanningen. Er is geen ontkomen aan de onmiddellijke oproep voor het leger nadat het Duitse Rijk op 2 augustus 1914 de mobilisatie beveelt – Macke is een getrainde reservist in de rang van sergeant. Aanvankelijk is er een zekere mate van enthousiasme voelbaar – ondanks de hechte vriendschappen en banden met Franse en Russische collega-artiesten. De hoop bestaat dat de oorlog het vastgeroeste verleden wegveegt en eindelijk plaats maakt voor een nieuw begin. Maar na de eerste grote veldslag is Macke volledig gedesillusioneerd. Euforie gaat over in wanhoop gezien “de gruwel”.

Macke wordt gedood in Perthes-lès-Hurles in Champagne op 26 september 1914, slechts zeven weken na het uitbreken van de vijandelijkheden. Op de ezel in zijn atelier blijft een somber uitziend schilderij onvoltooid. Na de dood van Macke blijft Elisabeth achter met hun twee zoontjes. Ze heeft niet alleen de liefde van haar leven verloren, ze moet ook voor haar jonge gezin zorgen. Bovendien rust nu de last van het beheer van de artistieke nalatenschap van haar man op haar schouders. In een krachtige en ontroerende herdenking betreurt Macke’s vriend Franz Marc het onvervangbare verlies voor de Duitse kunst: “Met zijn dood is een van de meest veelbelovende en gedurfde ontwikkelingslijnen van onze Duitse kunst abrupt verbroken; niemand van ons is in staat deze voort te zetten.” Twee jaar later sneuvelt ook Franz Marc op het slagveld. (Text: Ina Ewers-Schultz)

Het laatste werk ‘Farewell’ nooit afgewerkt.

Intussen is Macke’s kunst zeer gewaardeerd en gewild als je de talrijke verkooppunten van copies en posters bekijkt bij zoekopdrachten. Begrijpen we elkaars kunsten-alfabet beter dan het alfabet waarmee we het oude ideaal van de machtigste-zijn beschrijven? Als huizen waarin wij wonen en dromen een doelwit zijn, hoe kun je het dan over schoonheid hebben, laat staan het mishandelde woord ‘vrede’ propageren?

August Macke, St. Mary’s with Houses and Chimney (Bonn), 1911, Kunstmuseum, Bonn, Germany.

Bezoek ook:

https://www.august-macke-haus.de/

Krieg ist von einer namenlosen Traurigkeit.
(August Macke 1913)
Dame in gruener Jacke

Kunstig in een plooi gelegd. (Artfully laid in a fold)

(eigen foto)

Op een zeteltje bij het haardvuur ligt het, schijnbaar achteloos gedrapeerd, haar leren jasje. Het ‘achteloos’ achterlaten kun je in de mannelijke vorm best als ‘neerkwakken’ omschrijven terwijl de vrouwelijke werkwijze inderdaad, hier proefondervindelijk bewezen, een onbewust ‘rangschikken’ verdient of beter nog als ‘spontaan structureren’ benoemd kan worden. Hangt een van de mouwen niet alleen loodrecht, ook het ritme van de kraagschikking zou je bijna muzikaal kunnen uittekenen terwijl de onderkant met een artistieke haarspeldbocht het monotone van de rechte lijn vervangt. Dit is wat in het Frans ‘travailler le textile’ mag heten of ‘het in plooien leggen’, een activiteit die in de schilderkunst voor de nodige problemen en ingenieuze oplossingen zorgde. Ik citeer uit ‘Fashion Trends’:

"Als we aan gordijnen denken, gaan we terug naar die epische tijden van de menselijke beschaving, waar rond 3000 voor Christus in het oude Egypte, sandalen of linnen de overheersende decoratie waren. Door de jaren heen slaagden de transcendentie van cultuur en verschillende technieken er echter in om de vrouwelijke figuur te katapulteren en te beeldhouwen."
Katsushika Hokusai, Zesendertig gezichten op de berg Fuji: De grote golf van Kanagawa, Tokyo National Museum &
Alena Akhmadullina, Ready-To-Wear voorjaar 2016.

Een heus familieportret, portret van de kunstenaar en zijn vrouw in een prieel van kamperfoelie, Isabella Brant samen met haar echtgenoot Rubens, brengt kunde en kunst samen.

Tussen het jasje op de zetel en het fraaie familieportret hierboven zou je een wereld van toegepaste compositie kunnen ontdekken, een avontuur hoe de werkelijkheid in haar plooi(en) valt of erin gedwongen wordt zoals je dat nog duidelijker kunt zien in een mooi portret van de broertjes Villiers, geschilderd door Antoon van Dyck in opdracht van de Engelse koning Charles I. Het waren zonen van de vermoorde hertog van Buckingham door Charles opgevoed als zijn eigen kinderen. Ze zijn fraai ingepakt, maar je ziet dat ze poseren, dat ze liefst zo vlug mogelijk willen gaan spelen en dat is de schilder niet ontgaan. Ze zijn in meerdere betekenissen ‘in de plooi’ gelegd maar blijven heuse kinderen.

Het leren jasje waarmee ik mijn verhaal begon kwam onverwacht weer ter sprake toen ik bij de firma Levi een iconische jas ontdekte gemaakt naar het leren jasje dat ooit eigendom was van Albert Einstein, jas die ze op een veiling hadden verworven.

Einstein zou het jasje zelfs  zo vaak gedragen hebben dat een collega uit Princeton, Leopold Infeld, in de jaren 1936-1938 in zijn autobiografie schreef: "Eén van mijn collega’s uit Princeton vroeg me: 'Als Einstein zijn roem haat en zijn privacy wil beschermen, waarom behoudt hij dan zijn lang haar, draagt hij een grappig leren jasje en geen sokken, bretellen of dassen?' Het antwoord is eenvoudig; hij wil zijn noden beperken en hierdoor zijn vrijheid vergroten. We zijn allemaal slaven van miljoenen dingen… Einstein wilde dat beperken tot het absolute minimum. Zijn lange haren zorgden er inderdaad voor dat hij minder naar de kapper moest, sokken hoeven niet per se gedragen te worden en die jas lost het jassenprobleem op voor vele jaren." 

(Infeld. Quest: An Autobiography. 1965, p.293).

In een speciale doos verpakt ging die jas in 2018 zo’n $1500 kosten. ‘In een plooi leggen’ heeft duidelijk meerdere betekenissen.

Ik heb 8 jaar voor Levi’s Vintage Clothing gewerkt en verschillende variaties van de jas gezien maar nooit eerder dit model. Alleen de jas al zien en bestuderen was enorm leuk. We zijn dan ook heel blij met de kopie ervan. We presenteren de jas in een speciale doos waarop Einstein de jas draagt terwijl hij zijn pijp rookt. Binnenin zit de jas gehuld in een folie samen met een reproductie van het 'Nummer 97' waarmee we de veiling wonnen, een foto van Einstein die de jas draagt en een klein flesje met de geur die we in samenwerking met DS & Durga gemaakt hebben, gebaseerd op de geur van de jas 

(Burley tabak, manuscripten in papyrus en vintage leer)", aldus Paul O’Neill, hoofd van design Levi’s Vintage Clothing.

Er was ook een van de eerste bundels kortverhalen van Cesare Pavese met dezelfde naam naar het Engels vertaald met als titel: ‘The Leather Jacket” nu alleen nog tweedehands te verkrijgen, een auteur waarin door de gruwel van de kampen een plooi was gelegd die de tijd nadien ten zeerste bemoeilijkte.

We wandelen op een avond langs de flank van een heuvel, 
in stilte. In de schaduw van de late schemering
is mijn neef een reus in het wit
die zich bedaard beweegt, gebronsd gezicht, 
zwijgzaam. Zwijgen is onze deugd.
Een voorouder van ons moet heel alleen zijn geweest
– een groot man tussen idioten of een arme dwaas – 
om zijn nazaten zoveel zwijgen te leren. 

Cesare Pavese 
Jopie Huisman Stilleven met leren jas

Een dichtbundel van Remco Campert droeg de sprekende naam ‘Ode aan mijn jas.’ Woordprentjes.

4 (in de wind)

soms is het maar een zuchtje
dat je even streelt
als je de hoek omslaat

dan weer een woedende storm
die tegen je opbokst
maar de hoek die je omslaat
blijft dezelfde

het gebouwde houdt stand
lang nadat ik en mijn omhulsel
zijn vergaan
8 (vorm)

poëzie te schrijven
die als een jas met je meegaat

ik haat je wel eens
altijd moet ik erop letten
dat ik je niet vergeet

soms lig je te wachten
in stoffige hoeken

door jou, omhulsel,
ondervind ik het leven
aan den lijve

ik groei in je vorm
waar ik steeds meer naar sta

(bron: Ode aan mijn jas/De Bezige Bij 1997)
Hangende jas in een donker interieur Gerrit Willem Dijsselhof (1876-1924)

En er is het verhaal van Jozef en zijn broers, het verhaal uit het Oude Testament, het verhaal dat Thomas Mann herschreef in, naar zijn eigen woorden, een mythologische roman. (in vier delen). Jozef, de lieveling van zijn vader die hem een prachtige jas schenkt als teken van zijn liefde. Hoe de jaloerse broers hem aan een slavenhandelaar verkopen en de jas met bloed besmeuren zodat zijn vader denkt dat hij door een wild dier is verscheurd. Intussen echter… Te lezen in Genesis 37:32. Diego Velázquez schilderde de thuiskomst van de broers terwijl hij door Italië reisde. (1629-1631)

A Coat
William Butler Yeats

I made my song a coat 
Covered with embroideries 
Out of old mythologies 
From heel to throat; 
But the fools caught it, 
Wore it in the world’s eyes 
As though they’d wrought it. 
Song, let them take it
For there’s more enterprise 
In walking naked.
The Coat II Philip Guston
The Coat II is perhaps a bodiless and headless self-portrait. The language of Guston—worn out soles of shoes, fleshy pinks, and metallic greys—are at play in this work. This painting is part of a 1977 series “coat” paintings, and a later set of coat lithographs on the same subject.

‘Confidence and exuberance’, schilder Alexander Goudie (1933-2004)

Bijna zeventien en toen al beloftevol student schilderen, tekenen en beeldhouwen aan de Glasgow School of Art, Schotland, zijn geboorteland waar Alexander Goudie in Paisley werd geboren in 1933. Niet onmiddellijk op zoek naar de persoonlijke drijfveren maar eerder geïnspireerd door grote meesters als John Lavery, George Henry en James Guthrie. De manier waarop zij olieverf gebruikten, de realistische keuze van het onderwerp, de persoonlijke verwerking van hun onderwerp, de portretten en landschappen. Het vak.

His son, painter and broadcaster Lachlan Goudie explains:
‘They studied the properties of pigments and mediums, the tension between line and colour, the methods of modelling form and transferring your lived experience onto canvas.’
Schilder en zijn gezin Portrait of the Artist and His Family
He travelled to Paris in 1953 where he was impressed by the work of Courbet and Rodin, having little interest in contemporary art movements such as Futurism and Cubism. He was mainly interested  in masterly but conventional art and spent some time in 1957 in Toledo and Madrid studying Velasquez and El Greco. He conducted an extensive painting tour of France the following year and in 1959 had his first visit to Brittany. He married Marie-Renee Dorval, a native of Brittany, in 1962.
THE STILE, BLANE SMITHY, STIRLINGSHIRE
The landscape and people of Brittany were to exert an important influence on Goudie’s work. He had a particular appreciation for the work of Paul Gaugin, who was also inspired by Brittany, and he had his first major exhibition of Breton paintings at the Scottish Gallery in 1966. He also had a career as a portraitist and he produced portraits of, amongst others, the Queen and the Lord Chancellor Lord Mackay of Clashfern. In 1970 he was elected a member of the Royal Society of Portrait Painters.
Artist and son in Kelvingrove Oil on canvas 1985

Goudie werd een prominente en charismatische figuur in de kunstwereld, gewild om zijn portretten met onder andere Lord Chancellors, zakenmagnaten, beroemdheden (waaronder Billy Connolly) en Hare Majesteit Koningin Elizabeth II, en prachtige stillevens. Door het werk dat hij in zijn atelier in een Victoriaans palazzo in Glasgow produceerde, bouwde hij een benijdenswaardige reputatie op. Maar wat tijdens zijn vroege carrière misschien minder gewaardeerd werd, was de mate waarin hij het schilderen van portretten van zakenlieden, beroemdheden en royalty’s afwisselde met het portretteren van boeren en trawlervissers in Bretagne, waar hij vanaf 1961 elke zomer twee maanden naartoe reisde.

Still Life with Bottles and Open Drawer, 1982-83
oil on canvas
H:80cm W:80cm
Still Life with Bottles and Open Drawer would have been painted in Alexander Goudie’s studio in our family home in Glasgow. My father’s elaborate and richly painted still lifes were extremely sought after. In a series of paintings in the mid 1980s he often took inspiration from the objects that surrounded him in his studio – the tools of his trade. They are, in themselves, very humble items; worn brushes, a jar of white pigment, an old copper saucepan which he would use to prepare size, when priming his canvasses. 

But in the way that Alexander Goudie painted them, each object is afforded an extraordinary, sculptural presence. The handling of the paint displays a mastery of confident and economical brushwork. Just enough detail is given to summon up each object and the palette of colours deployed is both subtle and precisely modulated. The overall effect is an image which, for me, resembles a kind of painter’s altar – a profound and powerful tribute to the artist’s craft. (Lachlan Goudie, zoon van- The Scottish Gallery)
Alexander Goudie Self Portrait
Zoon Lachlan
Toen in de tweede helft van de 20e eeuw de conceptuele kunst opkwam, bleef Goudie onverminderd vasthouden aan zijn principes van schilderkunst, vakmanschap en techniek. Zijn zoon Lachlan Goudie, zelf een bekroond media-man, auteur en schilder, zegt hierover:

'Tot zijn laatste adem was hij een onvervalste romanticus, een egotripper, een kunstenaar ondergedompeld in de traditie van de schilderkunst. Hij was een leven gewijd aan kleur en schilderkunstige flamboyantie, een oog en een hand die zijn meest gewaardeerde ervaringen met ongeëvenaarde vaardigheid documenteerde. Ik zal altijd zijn leerling zijn.' 
She Flew at Tam wi’ Furious Ettle
A collection of 54 large paintings by the late Scottish artist Alexander Goudie, depicting the story of Robert Burns’ Tam o’ Shanter, are to go on display in full for the first time since they were completed in 1996.
The paintings illustrate the story of Burn’s Tam O’Shanter and were painted by Goudie in 1995 prompted by the approaching bi-centenary of the poet’s death.
A selection of the massive paintings have been on view in Rozelle House, in Ayr, but the sheer size of the works will fill all the spaces at The Maclaurin Gallery and much of Rozelle House as well.
South Ayrshire Council said it was “a mammoth undertaking and a truly historic event not to be missed”.
The series was first shown at the Edinburgh Festival in 1996 and is acknowledged as among the very best of Scottish narrative or illustrative painting.

Goudie’s paintings were in danger of being sold off in separate lots before a consortium of Scottish multi-millionaires including Brian Souter and Tom Hunter intervened with £500,000 to keep the collection together.
The 54 paintings by Goudie, who died in 2004, aged 70, represent each stanza in the poem as Tam makes his wild, drunken ride across the Brig O’Doon, to escape pursuing witches. (The Scottish Farmer)
But left behind her ain grey tail
Hell hath no fury

Lachlan Goudie, the artist’s son son, says: “My dad was obsessed with Tam o’ Shanter and he spent decades of his life creating these images.
“Since childhood, he’d known about Robert Burns and it had been his lifelong ambition to create this complete cycle of images.”
Mr Goudie, who is a painter himself, says: “He was painting Tam o’ Shanter way beyond the point where my mother was shouting ‘enough’.
“He was a professional artist and needed to make a living and my mother looked at these terrifying huge canvasses and thought “we are never going to sell these paintings”.
He says his father was “theatrical, noisy, hilarious and sometimes terrifying” and that is exactly what comes through in the paintings.
Mr Goudie says viewing the cycle turns the black and white text of the poem into the “most vivid fireworks that you can imagine”. (ibidem)

De levensblijheid, het lak hebben aan modes en de verbinding met de eigen cultuur en tradities naast de zin voor onderzoek en liefde voor het eenvoudige, het waren elementen die mij in zijn werk aantrokken. Zeker ook de bewondering die hij levenslang opbracht voor meesters uit het verleden als voor hedendaagse kunstenaars. De vitaliteit drukte hij uit met het gezegde: ‘No one loves life more than artists’. Een uitspraak trouwens van Vincent van Gogh.

Autumn Morning Cleveden Road Atelier circa 2000
Since most of the year is spent working indoors, those annual visits are crucial - the lifestyle of a comparative recluse is exchanged for a much more gregarious existence. Here, as well as work there is living to be done and it has been my good fortune each summer to wed the two, hopefully to their mutual advantage. In any event, I have always lived through my art and in a sense to really taste life to the full I am obliged to put a line around it. Since early childhood this has been my lot, everything which excited my imagination had to be set down in pictorial terms, a magic world where a different language helps explore and explain as well as heighten the experience of living. (Goudie by himself - Alexander Goudie)

Bezoek ook: The Alexander Goudie Trust

https://www.alexandergoudie.org.uk/

Alexander Goudie Self-Portrait 1990

Tussen moeten en mogen, Suze Robertson (1855-1922)

Suze Robertson, Het bleekveld, circa 1895-1898, aquarel, particuliere collectie
'Hoe menigmaal heeft een kunsthandelaar mij niet gezegd, 'Ja als u wat mooiere gezichten maakte, of als u schilderde zoals als die en die.' Dan was altijd mijn antwoord: 'Wilt u het niet hebben? Goed, anders moet u het maar nemen zoals ik het maak'. En dan namen ze het niet. Ik schilderde geen lieve 'gezichies'. Hield mij buiten wisselende kunstbegrippen en andere invloeden, waardoor ik er dus massa's tegen me heb gehad. Maar ik troost me er mee dat het beter is om te worden bestreden dan genegeerd.’
Suze Robertson, ‘Hoekje van het atelier’ (ca. 1898-1903), waterverf op papier, ca. 65×45 cm.Beeld Particuliere collectie

Twee werken van een Nederlandse kunstenares wiens werk onder het thema ‘Beter bestreden dan genegeerd’ nog tot 5 maart in het Museum Panorama Mesdag in Den Haag is te bewonderen. Zoals het museum wil ik graag de documentaire laten zien. Een mooie kennismaking.

Ze maakte vernieuwende kunst en kwam op voor de rechten van vrouwelijke kunstenaars. En dat in een tijd waarin vrouwen heel weinig kansen kregen. De Haagse kunstenaar Suze Robertson (1855-1922) had bij leven succes en kreeg veel waardering voor haar talent. Maar ze raakte onterecht een beetje in vergetelheid. De documentaire ‘Beter bestreden dan genegeerd’ vertelt het boeiende verhaal van haar bijzondere kunst en haar niet minder bijzondere persoonlijkheid.(31')

Gezicht op de Vispoort van Harderwijk – olieverf op doek
'Op vele vlakken was Suze Robertson een vernieuwer: in haar artistieke stijl, in haar gedurfde materiaalkeuze en in het uitbundige kleurgebruik. Het is geen toeval dat juist Museum Panorama Mesdag uitvoerig onderzoek heeft verricht naar de kunstenaar. De oprichters van het museum, Hendrik Willem Mesdag en Sientje Mesdag-van Houten, waren bevriend met Robertson en verzamelden haar werk. Het museum toont portretten, landschappen en stillevens, waaronder niet eerder getoond werk dankzij particuliere bruiklenen.
(FineAretsMagazin  Pienk de Gaay Fortman)
Robertson Steegje klein

De vrouwenzaak
Suze Robertson was een feministe “sans la lettre”. Ze schaarde zich niet achter leuzen of theorieën, ze deed wat ze nodig vond en wat ze kon in het belang van de vrouw. Dat ze als één van de eerste vrouwen de Haagse Academie bezocht was heel bijzonder. Dat ze als eerste vrouwelijke leerling gebruik ging maken van het recht op toegang tot de naaktklasse was zelfs scandaleus. Dat de leestafel bij Pulchri gedurende twee uren per week voor dames werd opengesteld moest speciaal na Suzes actie hiervoor besloten worden. (Mesdag van Calcar Leestafel)

‘Zittend naakt’ (Lena) Olieverf op doek 63 x 40,5cm Collectie Singer Laren

De schilderes
In de onderwerpen van haar werk toont Suze Robertson hoezeer zij oog heeft voor het leven dat vrouwen op het platte land leidden. Keer op keer geeft zij hen weer, bezig met huishoudelijke beslommeringen of met productiewerk voor de textielindustrie: aardappelschillen, borden wassen, kleding wassen, brood snijden, melk schenken, koffie schenken, takken breken, schoven binden, spinnen, breien. Het thema “moeder met kind” tellen we drie keer, en ook gebouwen vormen een minderheid. Van 60 olieverfschilderijen van de tentoonstelling “Suze Robertson, Schilderes van het harde en zware leven” (Museum Kempenland 2008) hebben 47 een vrouw als onderwerp, 30 vrouwen zijn aan het werk. Eenzelfde onderwerp wordt een of meer keren herhaald op bijna identieke wijze. De werkzaamheden worden verricht in de binnenhuisjes waarvoor de schilderes speciaal naar Heeze reisde maar waarvan uiteindelijk zo weinig valt te bespeuren.( ibidem)

‘Vrouw aan tafel’
Robertson had dus als de grote verbinder tussen traditie en moderniteit de kunstgeschiedenis in kunnen gaan. Maar ze maakte het de musea en kunsthistorici die zich over haar werk wilden buigen niet makkelijk. Ze dateerde haar schilderijen niet, gaf geen titels aan haar werken, of omschreef ze met algemene termen, zoals Straatje of Dagelijks werk. Ook werkte ze veel in series die ze soms tien jaar liet rusten en dan weer oppakte, waardoor het dateren, en daarmee het benoemen van een ontwikkeling, moeilijk was.(Joke de Wolf  De Groene Amsterdammer)
MEISJE IN GELE JURK, LEZEND

Olieverf op doek
56 x 45,5 cm.

Tijdens de laatste twintig jaar van haar leven werd Robertsons werk steeds breder geprezen en gelauwerd. In 1910 exposeerde ze naast Piet Mondriaan, Jan Sluijters en Leo Gestel – jongere kunstenaars aan wier werk de nabijheid van de alom gerespecteerde ‘colorist’ Robertson legitimiteit verschafte. De schilder-criticus Grada Hermina Marius noemde Robertson de ‘grootste schilderes van haar tijd’. Charley Toorop vond haar de belangrijkste kunstenaar van de negentiende eeuw tout court. Bij Robertsons dood beschreef men haar werk als een schakel tussen Hendrik Breitner en het modernisme. De criticus Albert Plasschaert plaatste Robertson, geheel terecht, naast Vincent van Gogh: deze twee kunstenaars waren voor Nederland voorgangers van én overgangsfiguren naar de moderne schilderkunst, vaak samengebracht onder de noemer expressionisme. En tóch is Suze Robertson in de vergetelheid geraakt.

(Merel Van Tilburg in De Witte Raaf editie 220)

Naaiende vrouw( circa 1886 en 1889)

Suze Robertson (1855-1922) schilderde en tekende fenomenaal goed. Haar werk vormt een klasse apart. Het is krachtig, experimenteel, modern in uitvoering, en tegelijkertijd gegrond in de negentiende eeuw, altijd figuratief en vaak donker. Opvallend is dat Robertson het lelijke niet schuwde. Het is werk dat – grotendeels doelbewust – tot geen van de schilderkunstige scholen van haar tijd behoorde. Robertson bevocht de vrijheid om ‘te maken wat ik zelf verkoos’. Ze maakte de voorstelling steeds verder ondergeschikt aan een intens gebruik van verzadigde kleuren en koos voor een nadruk op vorm en materialiteit boven een realistische weergave. (Merel van Tilburg)

Het witte huis

Je zou over ‘aanvoelen’ kunnen spreken, zeker als het onderwerp niet in een museum als Bokrijk geconserveerd wordt maar levendig de realiteit van het dagelijkse nu was en je daardoor ook in het gebruik van vormen, lijnen en kleuren die aanwezigheid absoluut niet fotografisch hoort te vertalen maar ook in de brutaliteit of het onaffe de meest directe weg in aanzet en uitwerking kiest. Kleur, compositie, materiaal, ontlopen door hun gebruik de ‘kunstige’ scene maar versterken de kortste weg tussen ervaring en uitbeelding. Een ‘aanloop tot het expressionisme’ is daardoor een achteraf bedenking die het authentieke van haar werk te afstandelijk benadert. Zelfs het portret hoeft niet de gelijkenis als eerste doel maar wil vooral de innerlijkheid van het ervaren moment of het wezen van een persoonlijkheid opzoeken, en als bladgoud daarvoor een hulpmiddel is, waarom zou je het dan niet gebruiken?

‘Pietje’ Pietje – Lezend meisje, circa 1898, olieverf op paneel, 42 x 32 cm, particuliere collectie.

Bezoek (tot 5 maart 2023)

https://panorama-mesdag.nl/zien-en-doen/tentoonstellingen/suze-robertson/

Ter ere van het honderdste sterfjaar van de Haagse kunstenaar Suze Robertson (1855-1922) presenteert Museum Panorama Mesdag een unieke overzichtstentoonstelling van ruim 75 van haar schilderijen en tekeningen. Niet eerder zijn zoveel van haar schilderijen en tekeningen bijeen te zien, waaronder veel onbekend werk afkomstig uit museale- en privécollecties.
 Museum Panorama Mesdag presenteert de eerste uitgebreide studie over het oeuvre van de Haagse kunstenaar Suze Robertson en haar plaats in de Nederlandse kunstgeschiedenis. De rijk geïllustreerde publicatie verschijnt honderd jaar na haar overlijden.

In zeven hoofdstukken wordt op basis van nieuw en vernieuwend onderzoek naar haar werk, atelierpraktijk en leven een zo compleet mogelijk beeld geschetst van deze bijzondere en ten onrechte vergeten kunstenaar. 

 
"Suze Robertson is door deze schilderkunst zeker van de toekomst. De schakeering van den tijd, van de période, waarin ze leeft, is zoo gering mogelijk in haar schilderkunst; de toestanden, die zij zich koos, zijn durende menschelijke staten - en verwerkelijkt naar de middelen en in het wezen van een schilderkunst. Dat is voldoende, en zeldzaam; zeldzaam is, daarbij, de grootte van dit menschlijk Hart."

(Albert Plasschaert 1921, een jaar voor haar dood)

GA OOK EENS KIJKEN NAAR:

https://mariehuana.blog/

Tussen de woorden begint de droom

Night-Shining White ca. 750
Han Gan
A leading horse painter of the Tang dynasty, Han Gan was known for capturing not only the likeness of a horse but also its spirit. This painting, the most famous work attributed to the artist, is a portrait of a charger of Emperor Xuanzong (r. 712–56). With its burning eye, flaring nostrils, and dancing hoofs, the fiery-tempered horse epitomizes Chinese myths about Central Asian "celestial steeds" that "sweated blood" and were actually dragons in disguise. The seals and inscriptions added to the painting and its borders by later owners and appreciators are a distinctive feature of Chinese collecting and connoisseurship. The addition of more than one thousand years of seals and comments offers a vivid testimony of the work's transmission and its impact on later generations.(The Met Museum)
Dit 'nacht-schijnend wit':
-hier zijn vleugels overbodig-
in de leegte van het alles
kunnen alleen jouw ogen weten
 waar de eeuwige morgen begint.
Eens kom ik je achterna.

Als westerse waarnemer is het niet makkelijk de tekening van Han Gan naar haar oorspronkelijke betekenis te vatten ook al is haar benaming ‘Night-Shining White’ een gedicht op zichzelf. De museumtekst houdt het bij ‘.With its burning eye, flaring nostrils, and dancing hoofs, the fiery-tempered horse epitomizes Chinese myths about Central Asian “celestial steeds” that “sweated blood” and were actually dragons in disguise.

Met zijn brandende oog, uitwaaierende neusgaten en dansende hoeven staat het vurige paard symbool voor de Chinese mythen over Centraal-Aziatische "hemelse paarden" die "bloed zweetten" en eigenlijk vermomde draken waren.

Het zou een beschrijving van een serie op Netflix kunnen zijn. Mijn eigen vers mist waarschijnlijk de leegte waarin een transformatie van paard naar draak geheel vanzelfsprekend mag heten. De leegte. Er is alleen een paal op de achtergrond die een vertrek- of eindpunt kan zijn, maar tussen al die woorden draaft het tot het vandaag ook bij de lezer(es) thuis gekomen is. Ik probeer die leegte te specificeren in een gedicht van een Tang-dichter, Li Bai. ‘Gedachten aan een stille nacht’. Eerst de Engelse literaire vertaling:

Thoughts on a Silent Night

Moonlight falls at the foot of my bed,
Seeming like frost on the frozen ground.
I look up and see the bright moon,
And look down, reminded of my hometown.


Door onze gewenning aan lidwoorden is het net of de Chinese tekst alleen uit losse begrippen bestaat: Bed, beyond, bright moon shines. Belangrijker dan de ons gewende syntaxis worden de woorden hier gewone vaststellingen. Seems like on the ground is frost. I raise my head-see bright moon. I lower my head-think of home. Hun onderling verband, of het schijnbaar ontbreken daaraan schept net hun poëtische werking.

Let op het rijm. Let ook op het samenspel van de titel Jìng yè sī en de laatste drie karakters van het gedicht, sī gù xiāng, letterlijk: vergeet je geboorteplaats niet. Li Bai’s geboorteplaats was Jiangyou, vlakbij het moderne Chengdu, de hoofdstad van de Chinese provincie Sichuan.
(100 Tang-gedichten Geplaatst door traditionshome op 13 maart 2018)

Gedachten over een stille nacht

Maanlicht valt aan de voet van mijn bed,
als vorst op de bevroren grond.
Ik kijk omhoog en zie de heldere maan,
En naar beneden, herinnerend mijn geboortestad.

Original Chinese

静夜思
Jìng yè sī

床前明月光,
Chuáng qián míng yuè guāng,

疑是地上霜。
Yí shì dì shàng shuāng.

举头望明月,
Jǔ tóu wàng míng yuè,

低头思故乡。
Dī tóu sī gù xiāng.

Note the rhyme. Also note the interplay of the title Jìng yè sī and the last three characters of the poem, sī gù xiāng, literally, remember your hometown. Li Bai’s hometown was Jiangyou, near modern Chengdu, the capital of China’s Sichuan province.
(100 Tang Poems  Posted by traditionshome on March 13, 2018)
    Pensées sur un nuit silencieuse

    Le clair de lune tombe au pied de mon lit,
    Semblant comme le givre sur le sol gelé.
    Je lève les yeux et vois la lune brillante,
    Et regarde en bas, a rappelé de ma ville natale.

 
A painting of Li Bai (probably drunk) with his poetry (taken from Wikipedia).

Al heb ik zelf veel liefde voor maar weinig kennis van de Chinese taal, uit de hier samengebrachte ontleende vertalingen en besprekingen wordt het duidelijk dat de meeste gedichten uit deze periode de eenvoud van alledaagse vaststellingen gebruiken om net in hun onderling verband de niet uitgesproken gevoelens te duiden.. Wat ‘in de stilte’ gebeurt, het niet uitgesprokene vertelt woordeloos de essentie. Als we het bij de maan houden, dan deze mooie tekst van Zhang Jiu-Ling (678-740)

望月懷遠 (張九齡) 

海上生明月,
天涯共此時。
情人怨遙夜,
竟夕起相思。
滅燭憐光滿,
披衣覺露滋。
不堪盈手贈,
還寢夢佳期。
 
Viewing the Moon, Thinking of You (Zhang Jiu-Ling, 678-740 AD, China) 
                                                                                                 Ying Sun © 2008
As the bright moon shines over the sea, 
From far away you share this moment with me. 
For parted lovers lonely nights are the worst to be. 
All night long I think of no one but thee. 
To enjoy the moon I blow out the candle stick. 
Please put on your nightgown for the dew is thick. 
I try to offer you the moonlight so hard to pick,
Hoping a reunion in my dream will come quick.

Naar de maan kijken, aan jou denken (Zhang Jiu-Ling, 678-740 AD, China) 
                                                                                                
Terwijl de heldere maan over de zee schijnt, 
Van ver weg deel je dit moment met mij. 
Voor gescheiden geliefden zijn eenzame nachten de ergste. 
De hele nacht denk ik aan niemand anders dan aan jou. 
Om van de maan te genieten blaas ik de kandelaar uit. 
Trek je nachtjapon aan want de dauw is dik. 
Ik probeer je het maanlicht te schenken dat zo moeilijk te plukken is,
in de hoop vlug samen te zijn in mijn droom.
Tang Di Terugkerende vissers langs de ijzige oever

Net zoals in de beeldende werken is de eenvoud van het alledaagse vaak de weg naar de echte ontroering. Afscheid van een vriend. Li Bai, 701-762. Om weer bij de paarden waarmee we begonnen te eindigen.

Afscheid van een vriend (Li Bai, 701-762 AD, China) 

Groene heuvels achter de noordelijke stadsmuren.
Rondom de oostkant  witte watervallen. 
Tussen deze landschappen sta je op het punt te vertrekken, 
Als een tuimelend kruid dat duizenden kilometers ver reist. 
Drijvende wolken,  de geest van de reiziger. 
Maar onze vriendschap is eeuwig, zoals de zonsondergang. 
We zwaaien met onze handen eens je op weg bent. 
Onze paarden roepen elkaar zelfs van heel ver weg.
送友人 (李白) 

青山橫北郭,
白水繞東城。
此地一為別,
孤蓬萬里征。
浮雲遊子意,
落日故人情。
揮手自茲去,
蕭蕭班馬鳴。

Bezoek ‘Poems of Tang Dynasty with English Translations

http://musicated.com/syh/TangPoems.htm#LiQi01

Herinneringen
paars gekleed.
Ik verschuif verdwenen landschappen
naar zomers
waar het nooit regende overdag.
's Avonds telde je tussen bliksemflits en donder
hoe dichtbij het onweer kwam.
Niet bang zijn, mijn grootmoeder zei
dat het een rumoerig balspel
van jonge engelen was.
Elkaar
uit de donderluchten knikkeren.

Bij de eerste sterren
zochten we of we gevallen engelen vonden.
In het tuinhuis
lag grootvader, slapend
bij een fles hertekamp-jenever.

Hij was al vaker uit de lucht gedonderd.
In 1914  als jonge man.
Daarna bij elke herdenking van het krijgsgewoel.
Nu tenslotte een engel op jaren.

Tang Dynasty Scroll, Emperor Xuanzong -712-756- watching his favourite Yang Guifei a horse -right
Memories
purple-clad.
I shift vanished landscapes
to summers
where it never rained during the day.
At night you counted between lightning flash and thunder
how close the thunder came.
Not to be afraid, my grandmother said
that it was a noisy ball game
of young angels.
Each other
nodding off from the thunderous skies.

By the first stars
we looked for fallen angels.
In the garden house
grandfather lay asleep
by a bottle of Hertekamp gin.

He had thundered out of the sky before.
In 1914 as a young man.
Then at every commemoration of the war effort.
Now, finally, an angel at years.
Li Bai Strolling, by Liang Kai (1140–1210)

Het begon op de heide, en waar het zal eindigen weet ik niet…

Midden augustus begon het, een paarse zee.
Een zee van tijd.
Kindertijd.
De dennenbossen met een overvloed avontuur.
Debussy wist het ook toen hij 'Bruyères' schreef.
Luister naar zijn herinnering. 
Drie minuten paars geschilderd met muziek. 
Luisteren terwijl je leest.
Terwijl je meereist.

Bekijk je de partituur dan lees ik boven de noten de aanwijzingen als ‘calme, doucement, expressif, joyeux, en vier keer zelfs ‘doux’. Een kleine afstand naar een volgende ontdekking die zichzelf voorstelde met de sprookjesachtige titel: ‘Feeënvleugels planten’. Een Chinees gedicht van Liu Zongyuan waarschijnlijk geschreven in het jaar 809 of 810. De Engelse vertaling is van Nathaniel Dolton-Thornton en Yu Yuanyuan.

Liu Zongyuan (773 – 28 November 819) was a Chinese philosopher, poet, and politician who lived during the Tang Dynasty. Liu was born in present-day Yongji, Shanxi. Along with Han Yu, he was a founder of the Classical Prose Movement. 
Planting Fairy Wings


In this poor, shabby place, I barely keep well
as toxic airs trouble me to no end.
Midwinter here lacks hail or frost;
every evening, the south wind’s lukewarm.
Cane in hand, I descend to the courtyard’s edge
but my heels drag and I can hardly reach my gate.
At the gate is the Official of Cleared Lands
who comforts my drifting, withered spirit
when he tells me about a magic herb
nearby, in a field west of the Xiang River:
“Take the herb for no more than ten days
and your limps will become leaps and soars.”
I smile, clap, and hurry toward the official,
begging him to pull the plant at its roots for me.
Dense and lush, it soon fills my courtyard
with clusters of sudden, bright blossoms.
At dawn, I rise to pick and sun-dry them.
My pestle and mortar sound all through the night.
These mild fairy wings balance my insides—
the best place to treat an illness is at its source.
They scatter and oust my feverish mists
then, stretching, they cast off excess warmth.
If only I could prove this magic feat,
I wouldn’t need to keep buying sweet sedge.
I’ve heard of certain odd people’s skills,
how they can hold one breath half the night.
It requires them to breathe very deeply
while feeling the air flow up from their soles.
Self-indulgent, I’d have trouble with that,
so I’ll keep taking medicine instead.
Those who are paralyzed don’t forget to get up
and those who are poor say, “I must rise again,”
so come on, magic herb, help my feet,make me lucky enough to run like a child!
Feeënvleugels planten


In deze arme, armoedige plaats, houd ik me nauwelijks goed...
omdat de giftige lucht me niet kan verdragen.
Midwinter hier mist hagel of vorst;
elke avond is de zuidenwind lauw.
Stok in de hand, ik daal af naar de rand van de binnenplaats
maar mijn hielen slepen en ik kan nauwelijks mijn poort bereiken.
Bij de poort staat de ambtenaar van het ontruimde land...
die mijn drijvende, verdorde geest troost...
als hij me vertelt over een magisch kruid
dichtbij, in een veld ten westen van de Xiang Rivier:
"Neem het kruid niet langer dan tien dagen...
en je hinken zal veranderen in springen en stijgen."
Ik glimlach, klap, en haast me naar de ambtenaar,
hem smekend om de plant bij de wortels voor mij te trekken.
Dicht en weelderig, vullen ze spoedig mijn binnenplaats...
met clusters van plotselinge, heldere bloesems.
Bij zonsopgang sta ik op om ze te plukken en in de zon te drogen.
Mijn stamper en vijzel klinken de hele nacht door.
Deze milde feeënvleugels brengen mijn binnenste in balans.
de beste plaats om een ziekte te behandelen is bij de bron.
Ze verstrooien en verdrijven mijn koortsige nevels...
dan, strekkend, werpen ze overtollige warmte af.
Kon ik deze magische prestatie maar bewijzen,
hoefde ik niet steeds zoete zegge te kopen.
Ik heb gehoord over de vaardigheden van sommige vreemde mensen,
hoe ze de halve nacht hun adem kunnen inhouden.
Het vereist dat ze heel diep ademhalen
terwijl ze de lucht voelen stromen vanaf hun voetzolen.
Zelfingenomen, daar zou ik moeite mee hebben..,
dus blijf ik in plaats daarvan medicijnen nemen.
Zij die verlamd zijn vergeten niet op te staan...
en zij die arm zijn zeggen, "Ik moet weer opstaan,"
dus kom op, magisch kruid, help mijn voeten, 
maak me gelukkig genoeg om te rennen als een kind!
Liu zou dit gedicht in 809 of 810 gecomponeerd kunnen hebben. Fairy wings (Epimedium sp.) (het karakter [仙] in de naam betekent "fee" of "onsterfelijk"), ook bekend als "horny goat weed", verwijst naar een geslacht van rhizomatische vaste planten in de barbiefamilie (Berberidaceae). De meeste soorten komen oorspronkelijk uit China, waar de plant een lange geschiedenis van medicinaal gebruik kent. In de traditionele Chinese geneeskunde schrijven artsen vaak recepten voor die meerdere ingrediënten bevatten. Feevleugels wordt opgenomen in recepten om botten en spieren te versterken, energie te verhogen en erectiestoornissen op te lossen, naast andere voordelen.

Epimedium

De oorspronkelijke Chinese tekst vind je in het aan te bevelen LITERARY HUB magazine

En zo rolde ik via dit mooie gedicht de Tang-cultuurtijd binnen, nieuwsgierig naar de verschillende mogelijkheden waarmee de talrijke dichters uit dat tijdperk hun verlangens en ervaringen in verzen vertaalden.

De Tang-dynastie wordt met veel verschillende zaken geassocieerd, waaronder de poëzie.
De grootsheid van de Tang-poëzie is echter niet te danken aan zijn alomtegenwoordigheid, maar aan die kleine groep grote poëten, waartoe ook Li Bai en Du Fu behoorden. Met subtiliteit, ambiguïteit en allusies schreven deze Tang-poëten ondermeer over de pijn van afscheid nemen, maar ook over het plezier van de natuur, wijn of vriendschap.
Een verzameling waarin het merendeel van de Tang-gedichten bewaard is gebleven, is de―Quantangshi 全唐詩
( De volledige Tang-gedichten)
Deze compilatie van 49000 gedichten van 2200 auteurs kwam tot stand in de eerste jaren van de achttiende eeuw. (Jaden Wu Universiteit Gent Master-Verhandeling) Lees hier:  De verschijning van de komeet:
Wij staan gereed om te ontvangen diep in ons
onvoorstelbare wonderen,
in de lange maanden en jaren is daar plotseling
de verschijning van een komeet, een storm steekt op:

Ons leven is op dat ogenblik 
alsof in een eerste omhelzing
oude vreugden en smart plotseling voor ons oog
stollen tot kloeke roerloze vormen.

Wij prijzen die kleine insecten,
na één enkele paring
of eenmaal gevaar te hebben weerstaan,
eindigen zij hun wonderschoon bestaan.

Ons ganse leven ontvangt...
Een storm steekt op, de verschijning van een komeet.

Feng Zhi
“Returning Home in a Driving Rain”, an imitation of Xia Gui’s painting illustrating the “Xia’s One-Side” composition.

Je merkt dat gebeurtenissen beschreven in poëzie ook via schilder- en tekenkunst kunnen uitgevoerd worden. Er is een nauwe band tussen beiden. We zullen de lezer(es) in een volgende aflevering graag verder nieuwsgierig maken.

 Thinking of My Brothers on a Moonlit Night
Du Fu 

The army drums cut off human travel,
A lone goose sounds on the borderland in autumn.
Tonight we start the season of White Dew,
The moon is just as bright as in my homeland.
My brothers are spread all throughout the land,
No home to ask if they are living or dead.
The letters we send always go astray,
And still the fighting does not cease.
De legertrommels snijden menselijk verkeer af,
Een eenzame gans roept op de grens in de herfst.
Vanavond begint het seizoen van Witte Dauw,
De maan is net zo helder als in mijn thuisland.
Mijn broers zijn verspreid over het hele land,
Geen huis om te vragen of ze levend of dood zijn.
De brieven die we sturen gaan altijd verloren,
En nog steeds houden de gevechten niet op.
This poem dates from 759, perhaps written on the day of the Mid-Autumn Festival (Hawkes, p. 74). The goose is a symbol of autumn and letters from afar (Hawkes, p. 75). White Dew is a period in autumn following the Mid-Autumn festival (Hawkes, p. 74). 
月夜忆舍弟

戍鼓断人行
边秋一雁声
露从今夜白
月是故乡明
有弟皆分散
无家问死生
寄书长不达
况乃未休兵 

Het begon op de heide van mijn eigen kinderjaren, geen muur of macht kan je tegenhouden door de tijd te reizen en elkaar te herkennen als dezelfde reizigers die steeds weer hopen ook bij elkaar thuis te komen.

Excerpted from The Poetic Garden of Liu Zongyuan by Liu Zongyuan, translated by Nathaniel Dolton-Thornton and Yu Yuanyuan. Copyright © 2022. Available from Deep Vellum.

Morris Hirshfield: verschenen, verdwenen en weer opgedoken!

Morris Hirshfield The artist and his model 1945

Morris Hirshfield werd in 1872 geboren in een Joodse sjtetl in het door Rusland beheerste Polen en emigreerde op zijn achttiende naar de Verenigde Staten om aan de pogroms te ontkomen. Zoals veel geïmmigreerde Joden werkte hij bij aankomst in New York in de kledingindustrie – eerst als snijder van stoffen voor overhemden en jurken, daarna als kleermaker en tenslotte als eigenaar van een bedrijf, E-Z Walk Manufacturing, dat gespecialiseerd was in “boudoir-slippers”. E-Z Walk was een tijdlang succesvol, maar ging uiteindelijk failliet, waardoor Hirshfield en zijn vrouw hun dagen moesten slijten in een krappe flat in Bensonhurst, Brooklyn. Dit was echter het punt waarop de zakenman op vijfenzestigjarige leeftijd schilder werd. Er is geen bewijs dat Hirshfield ooit eerder een verfkwast had opgepakt, hoewel de uitvoerig geborduurde slippers in de E-Z Walk catalogus, waarvan hij het ontwerp patenteerde, op een esthetische neiging zouden kunnen wijzen.

Liz Blahd (b 1954, Grand Rapids, Mich.), slippers designed from Morris Hirshfield’s patents, 2021, wool felt, silk velvet trim with silk cord detail, cotton, pompom of wool, linen, glass beads, velvet-covered button, mohair trim, kidskin sole. Collection of the artist, ©Liz Blahd. Photo by Tony Blahd and Lydia Fine.
Hirshfield, who was born in Poland in 1872 and immigrated to the United States around 1890, had wanted to be an artist all his life, but was perhaps too conventional and impoverished. He married, had four children and two successful careers, first as a tailor of women’s cloaks and dresses and then as a shoe designer whose biggest hit was his patented designs for wool felt boudoir slippers, produced by his company, E-Z Walk. He did not turn to painting full time until well after 1935 when, in his early 60s, ill health forced him to retire. His art emerged almost fully formed in nearly 80 paintings created in the last seven years of his life. (NY Times Andrea K. Scott)
Girl with Pigeons

De drijvende kracht achter Hirshfields carrière was de bekende verzamelaar (en later kunsthandelaar) Sidney Janis, die in 1939 de enige twee schilderijen te zien kreeg die Hirshfield tot dan toe had gemaakt. Janis was meteen onder de indruk en werd de vurige pleitbezorger van de kunstenaar. Hij wekte belangstelling voor zijn werk bij culturele zwaargewichten in New York (Peggy Guggenheim, Marcel Duchamp, Piet Mondriaan) en in Europa (Picasso, Giacometti, André Breton en de surrealisten).In de tentoonstelling ‘First Papers of Surrealism’ georganiseerd door Marcel Duchamp waar Hirsfields ‘Girl with Pigeons’ werd tentoongesteld, een van zijn mooiste schilderijen, kreeg zijn werk veel belangstelling. Ik cirteer graag de New York Times:

"Some paintings shock with their absolute perfection, like the sublime “Girl With Pigeons.” It features a mannequin-like blonde in a black and lavender party dress lies stiffly on a  velvet couch. (Its red, black and yellow, quasi-Egyptian Revival fittings are something of a Hirshfield trope, recurring in other works, for example  “Harp Girl,” whose clothed subject stands on a gaudy instrument like a ship’s figurehead.) But back to the couch, whose occupant is attended by seven of the artist’s signature birds, made, it seems, of painted wood. And everything is framed by an aureole of crisp fern leaves  reaching to the canvas’s edges — a many-pointed crown." ((NY Times Andrea K. Scott)
Hirshfield’s “Harp Girl II (Girl With Harp),” from 1945, whose clothed subject stands on a gaudy instrument like a ship’s figurehead.Credit…Robert and Gail Rentzer for Estate of Morris Hirshfield/Licensed by VAGA at Artists Rights Society (ARS), N.Y.

In 1942 kocht de kunstverzamelaar, surrealistische medereizigster en bohemien Peggy Guggenheim “Nude at the Window”, dat zij exposeerde in Hale House, haar woning in East 51 Street bij Beekman Place in Manhattan. Het schilderij toont een frontaal naakt omlijst door een theatrale uitgestrektheid van rode gordijnen met zwarte en gouden strepen. In een karakteristieke fantastische herhaling komen de borsten en tepels van de figuur terug in de rode en gouden halve cirkels die de gordijnen omzomen. De contouren van het kapsel van het naakt herinneren eveneens aan de gebogen contouren van haar borsten. Een licht streepje schaamhaar en een lichte inkeping suggereren genitaliën. Het naakt straalt tegen een donkere achtergrond, in een vaasachtige vorm die ook, meer vaag, een vaginale vorm suggereert.

Nude at the Window

Hirshfields oorspronkelijke titel voor het schilderij, “Nude at the Window (Hot Night in July)”, suggereert een verklaring voor de naaktheid van de figuur terwijl ze zinspeelt op de verhoogde seksuele lading – of hitte – die het schilderij van energie voorziet. Het naakt pretendeert geen bescheidenheid. In plaats van haar lichaam te bedekken, opent ze de gordijnen om het te tonen. De schoenen met hakken bij haar voeten vestigen ook de aandacht op haar naaktheid. Er zijn geen andere accessoires of kledingstukken zichtbaar. We blijven achter met de licht kinky combinatie van vrouwelijke naaktheid, slippers met juwelen en fluwelen gordijnen.

Volgens een inventaris van haar collectie, opgemaakt voor belastingdoeleinden in 1942, kocht Guggenheim "Nude at the Window" voor 900 dollar. Datzelfde jaar kocht ze "De sleutel tot dromen" van René Magritte voor 75 dollar. Twee jaar daarvoor kocht ze Mondriaans "Compositie" voor $160. Gezien het ontbreken van een significante basis van Hirshfield-verzamelaars in die tijd, is het moeilijk te begrijpen hoe een weinig bekende autodidact meer dan vijf keer de prijs van een Mondriaan en 12 keer die van een nu gecanoniseerd schilderij van Magritte kon opbrengen. Vreemd genoeg verkocht ze het drie jaar later terug aan Ianis en het is tot op de dag van vandaag nog steeds familiebezit. 
Photographed in Peggy Guggenheim’s New York townhouse, Hirshfield’s ‘Nude at the Window (Hot Night in July)’ is surrounded by artist-admirers: standing, André Breton, Marcel Duchamp and Max Ernst; seated, Leonora Carrington © Hermann Landshoff/bpk-Bildagentur

Het jaar na Hirshfields triomf in de tentoonstelling “First Papers” organiseerde Janis een tentoonstelling van 30 schilderijen – het oeuvre van de kunstenaar tot dan toe – in het Modern. Deze kwam tot stand omdat Janis behoorde tot de innerlijke kring van Alfred H. Barr, Jr., de gerespecteerde stichter van het museum, die autodidactische kunst zag als een belangrijke kracht in het verhaal van het modernisme. Maar de langdurige kritiek op de tentoonstelling kwam van critici, die vooral beledigd waren door wat zij zagen als Hirshfield’s grofheid en incompetentie. Hun kritieken hebben de beheerders van het museum kennelijk zo verontrust en in verlegenheid gebracht, dat zij Barr, terwijl de tentoonstelling nog te zien was, zonder poespas als directeur hebben ontslagen. De belangstelling van het Modern voor autodidactische kunstenaars (met uitzondering van de Franse schilder Henri Rousseau) kwam abrupt tot stilstand, wat een schaduw wierp op het hele veld en, misschien wel het meest tragisch, de focus van het museum decennialang vernauwde tot een zeer zuiver concept van modernisme. Hirsfield werd gedegradeerd tot een overambiteuze “primitief”. De moderne canon bood ruimte aan precies één autodidactische buitenstaander: Henri Rousseau.

Gebaseerd o.a op dit boeiende artikel van de MIT PRESS READER: Richard Meyer, ‘Peggy Guggenheim and the Self-Taught Artist youprobably never heard of.’

https://thereader.mitpress.mit.edu/peggy-guggenheim-morris-hirshfield/

“College Ground” (1941), one of Hirshfield’s less known but superb works.Credit…Robert and Gail Rentzer for Estate of Morris Hirshfield/Licensed by VAGA at Artists Rights Society (ARS), N.Y.

Morris Hirshfield Angora Cat 1937-39 (dated on painting 1937)
Hirshfield worked laboriously to cover every inch of his canvases with minutely rendered patterns that created pulsing compositions, typically featuring animals or women. In an approach that reflected his former occupation, he transferred a basic, linear design to canvas, filling it in with textures reminiscent of tweeds or knits and lavishing attention on the depiction of draperies, upholstery, and clothing. This ornamental sensibility recalls the intricate filigree of traditional Jewish paper cutting and of Islamic decorative arts. Hirshfield repeated motifs such as flowers with heraldic rigor and often employed symmetry and theatrical devices such as curtains, lending his paintings a medieval mood reminiscent of manuscript illumination. 

(Jeneive Nykolak  National Gallery of Art)
igned M. Hirshfield and dated 1945, l.r.

Morris Hirshfield Tiger 1940
Referring disparagingly to Hirshfield as the “Master of Two Left Feet,” critic Peyton Boswell pegged him as a clumsy incompetent. “Aside from being in fairly bad taste, crudely drawn, harsh in color and static in design, [the paintings] have yet another defect in common,” he wrote in Art Digest, describing Hirshfield’s twisted perspective, “they are all left-footed.” Already dissatisfied with Barr’s administrative and fundraising skills, MoMa’s president used the exhibition as proof of Barr’s poor leadership and fired him.(ARTnews)

Morris Hirshfield (1872–1946)
Stage Girls with angels, 1945
Oil on canvas
127 x 91,7 cm

Met intens plezier heb ikzelf het mooie werk van Morris Hirshfield (1872-1946) ontdekt en met graagte voorgesteld ter introductie. Of zijn kunstwerken nu inderdaad bij het surrealisme of folk-art of wat dan ook te klasseren zijn, mag ons niet deren. Het is puur ogenlust. Eerst met de grote trom ingehaald, daarna weggehoond en gelukkig heden ten dage weer in de internationale schijnwerpers geplaatst, hoort het werk van deze bijzondere kunstenaar zeker thuis in een tijd waarin discussies en vrij ingewikkelde termen het halen op de woordeloze confrontatie van kunstenaar met kijker. Met de hem toegeschreven twee linkervoeten is hij een eind opgeschoten in de fantastische vertellingen waarin de droom mag woekeren en het ontwaken eerder een glimlach dan een angstige frons veroorzaakt. De verfijning van zijn composities, de tijdloze setting, zijn zin voor ritme en atmosfeer, het nieuwe jaar ter ere dat best wat ogentroost gebruiken kan. Schuif zachte slippers aan je voeten en voel je thuis in zijn boudoir.

Girl with Flowered Dress

Cats in the Snow

The Great Cat
“Two Women in Front of a Mirror”