Het huis wordt bekend.
Het is het huis van de schilder.
Zijn vrouw, moeder.
Zijn kind.
Achter de ramen ligt de grote tuin, een park.
Misschien is het lente terwijl de gordijnen zachtjes wiegen, bewogen door een briesje.
Het kind is bezig.
Haar handwerkje eist haar aandacht op.
De vrouw zit, kijkt naar buiten, leest een brief.
Ze staan vaak met de rug of de flank naar ons gekeerd.
Zij hebben duidelijk hun wereld, wij de onze.
We zijn machteloos.
Er is de tijd.
De dwingende tijd.
We zullen hem weldra weer aan de lijve ondervinden als we de laatste seconden van 2008 tellen.
En de kranten melden dat 2009 één seconde langer zal zijn, het is maar dat u geen tijd zou verliezen.
Er is de onmogelijkheid om met elkaar te praten.
De personages zijn intussen voor-ouders geworden, hun aanwezigheid is omgezet in de uitwaaierende genen van nakomelingen terwijl hun woorden en daden bij de uitdeinende kringen op het water horen waarin de schilder een steentje liet vallen toen hij de doeken borstelde.
Toch zijn er de schilderijen.
De hindernissen die ik net opsomde lijken belachelijk bij deze vorm van aanwezigheid.
Ja, je bent wel binnen gekomen.
Voorzichtig.
Je gaat op een verre stoel zitten.
Sluit je ogen, je hoort het meisje een liedje zingen terwijl het met haar handwerk bezig is, je hoort het ritselen van de brief die haar moeder leest, de vogels in de tuin want het is vast al de tijd van de merels.
De geur van warme chocolade hangt in de kamer, want als ze haar brief zal dichtplooien neemt ze de kan weer op om kind en moeder een dampend kopje uit te schenken.
Daarna gaat ze aan het werk.
Groenten of aardappelen schillen.
Op het hoge kastje achter haar staat een beeldje tussen porselein, en voor haar de koperen samovar voor een muur waarop het glas van prenten het licht spiegelt.
De muur die binnen en buiten scheidt, die gisteren en morgen deelt, bestaat niet meer.
We zijn bij elkaar.
Al kunnen we elkaar niet aanraken, toch voelen we elkaar.
De schilder heeft plaats voor ons gelaten.
Ruimte.
Het zou kunnen dat bij deze woorden ook al iemand uit 2075 zit te luisteren, de kleinkinderen van het kleinkind bijvoorbeeld.
Bij elke schepping probeer je die ruimte te laten.
Ruimte zoals het licht door de ramen valt.
Het is een mooi idee dat wij de voor-ouders en de na-komelingen in ons korte bestaan meedragen.
Wees daarom niet bang.
We veranderen alleen maar van aanwezigheid.
En de grote tuin is diep.