Vandaag, 1835 jaar geleden (180 na het begin van onze tijdrekening) was het een eerder droevige dag voor keizer Marcus Aurelius, hij ging dood, nauwelijks 58 jaar.
Omdat levensdata en andere fraaie wetenswaardigheden overal te vinden zijn, enkele fragmenten van zijn werk ‘Meditationes’ ooit naar het Nederlands vertaald als ‘zedige gedachten’ (1658) en eenvoudig te verwoorden als ‘tot mezelf’, ‘ta eis heauton’ een uitdrukking die in deze tijd van selfies dadelijk begrepen wordt.
Onze eigen kleine keizers en keizerinnen uit de bestuurlijke wereld kunnen zijn voorbeeld volgen en zich toeleggen op filosofie en de kunde om goede wetten voort te brengen, een tweevoudige opdracht die heel wat leed kan voorkomen.
een minder bekend beeld: Marcus A. als jonge man.
Je bent niet ongelukkig als je je aandacht niet richt op wat zich in de ziel van een ander afspeelt, maar zij die de roerselen van hun eigen ziel niet nauwlettend volgen, moeten wel ongelukkig zijn. (boek 11)
Bij de taalgeleerde Alexander was zijn verdraagzaamheid opvallend. Hij had niet de neiging om mensen met een uitheemse tongval, een gebrekkige taalbeheersing of een verkeerde uitspraak te honen of te bekritiseren. Integendeel, tactvol liet hij hen de enige juiste uitspraak horen door op een bepaalde manier te antwoorden of door met hen in te stemmen. Soms ging hij niet op het onderwerp in en niet op de uitspraak ervan, of koos hij een andere geschikte manier om het juiste gebruik in herinnering te brengen. (boek 1)
Niemand immers kan van het verleden of van de toekomst afstand doen. Want hoe kan iemand verliezen wat hij niet bezit? Wij moeten dus deze twee dingen in gedachten houden: Het ene is dat alles er in de eeuwigheid hetzelfde uitziet en zich steeds herhaalt en dat het dus niet uitmaakt of iemand de dingen ziet in een tijdvak van honderd jaar, van tweehonderd jaar of in de oneindigheid.
Het andere is dat zowel hij die zeer lang leeft als hij die zeer jong sterft, beiden van hetzelfde afstand doen. Een mens kan slechts van het heden beroofd worden, want dat is het enige wat hij bezit; wat hij niet bezit, kan hij niet verliezen. (2-14)
Zet het idee ‘Ik ben gekwetst’ van u af en meteen zal het gevoel ervan verdwijnen; laat het idee van kwetsbaarheid vallen en het onheil zelf zal verdwijnen. (4-7)
Kijk naar de innerlijke kwaliteit van alle dingen. Laat de werkelijke aard en de werkelijke waarde van geen enkel ding u ontgaan. (6-3)