Ben je nog geen veertig dan is ‘slapeloosheid’ niet dadelijk verontrustend. Ze wijst waarschijnlijk op een te kort of een te veel aan dagelijkse activiteiten. Ze wordt opgelost met een kop warme melk, een fikse avondwandeling, een tranquilizer of een yoga-oefening, al naargelang de levensovertuiging van de slapeloze.
Blijft ze echter aanhouden en heeft de slapeloze de hierboven geciteerde hulpmiddelen in voldoende mate aangewend dan blijven er slechts weinig andere wegen dan tenslotte het dichterschap of de carrière van nachtelijk denker, ook wel eens filosoof-bij-nacht genoemd.
Noch met poëzie, noch met filosofie was Hendrik Diependaele meer dan de gewone sterveling bekend. Hij hoorde wel eens een gedicht op de radio of bij een begrafenis, waarbij hij zich telkens afvroeg of de maker ervan niet beter ‘ik zie het niet meer zitten’ of ‘ ik ben gek op jou’ kon zeggen. Hij filosofeerde ook wel eens over het bestaan maar die activiteit was dan gericht op een naderende loonsverhoging en zijn vage plannen wat hij daar in de toekomst mee ging doen, als hij al iets deed.
Samengevat: poëzie en filosofie waren Hendrik Diependaele slechts bekend wanneer ze ofwel onafwendbaar ofwel in nuttig opzicht in zijn leven verschenen.
Toch leed Hendrik aan een niet te verklaren slapeloosheid.
Keek hij slaperig en geeuwend naar de uitzendingen van de nationale of een commerciële zender, hij was klaar wakker en kiplekker eens de klok middernacht naderde en de mensheid rond dit tijdstip het staande leven met het liggende verwisselde.
Hij dronk eerst een kop gesuikerde melk, een recept van zijn grootmoeder die na inname het bewijs leverde met een serie geeuwen waarbij de andere huisbewoners onmiddellijk uit hun sluimer wakker schrokken, terwijl Hendrik alleen last van een dunne stoelgang kreeg.
Wierp hij zich daarna op de yoga-oefeningen dan bracht dat al vlug een platonische verhouding met de iets oudere yoga-lerares met zich mee die hem bij ‘-in-ademen-en-weer-traagjes uitademen zo hulpeloos en liefelijk leek dat hij bij herhaling van de oefeningen alle vormen van uitgestelde opwinding over zich heen voelde komen in plaats van de rust die hem in Morfeus’ armen moest drijven.
De derde remedie, de fikse avondwandeling, bezorgde hem een flinke bronchitis zodat hij tot vroeg in de morgen kuchend en hoestend zichzelf en de geburen wakker hield.
Tenslotte probeerde hij heel voorzichtig de ‘milde’ tranquilizers zoals ze door de farmaceutische religie werden aangeprezen. Hun mildheid strekte zich niet verder uit dan een vermeende ontspanning, en die ontspanning gaf hem dan zo’n zin tot arbeiden dat hij tot in de vroege uurtjes zijn klantenlijsten en boekhouding aanvulde en moe in slaap viel, net voor de wekker met fel geluid het uur van opstaan aankondigde.
Uitgeput, bleek en suf offerde hij tenslotte een kaars bij het beeld van de heilige Rita, patrones van de hopeloze gevallen. Maar ofwel was de heilige niet te paaien met een dun gedraaide kaars van twee euro vijftig, ofwel catalogeerde zij slapeloosheid bij ‘beproevingen’ die ieder mens overkomen, een peulschil overigens bij het verdienen van de eeuwige rust in het hiernamaals.
Hendrik Diependaele bleef inslapen voor het televisietoestel en werd klaarwakker eens de nacht de mensenkudde naar hun ‘sponde’ dreef.
’Dvd’ s over de schaapherders van Anatolië, de vreedzame winterslaap van egels, of de panfluit-door-de-eeuwen heen, het luisteren naar de nachtradio die uitgerekend op rustige uren de meest wilde fantasieën van componisten wist te verklanken, het mocht niet baten. Hij bleef klaarwakker.
Wiskundige problemen, een uitgestorven taal, het van buiten leren van de beurskoersen of het pie-getal met zevenenzeventig getallen na de komma, zijn geest bleef naar meer verlangen tot het morgen werd.
Hij wilde best het leven met een vrouw proberen, maar waar zij na gedane liefelijke eenwording diep in slaap viel, bleef hij alleen op een eiland van onrust en zin tot herhaling achter, wat hem na enkele maanden een onfrisse bijnaam bezorgde.
‘Nachtarbeid!’ dat zou de oplossing zijn.
Hij liet zich als ongeschoolde arbeider aanwerven, maar de krachtinspanningen die hij toen moest leveren waren echter zo miniem dat hij ook overdag nog klaar wakker was. Er waren immer ‘gastarbeiders’ in overvloed om het werkelijk zware werk te presteren zodat de inlandse bevolking ‘op de spade geleund’ zich kon overgeven aan grappen en grollen over homo’ s, joden gekken en vreemdelingen.
Ten einde raad dacht Hendrik Diependaele eraan zijn wakkere uren op te vullen met het schrijven van een steungevend boek voor andere slapelozen.
‘Woelen en staren’ zou de titel zijn. ‘Een ervaring van een slapeloze’ als ondertitel.
Een uitgeverij, gespecialiseerd in het op de markt brengen van levensboeken, vond het een uitstekend idee en Hendrik Diependaele kreeg een contract.
Hij kocht tweehonderd velletjes extra-strong voor de printer, evenveel gelijnde pagina’s en een nieuwe vulpen waarmee hij de eerste proef zou uitschrijven.
‘Ook ik woel, ook ik staar…’ schreef hij, maar dan liet de inspiratie hem in de steek. Het schemerde voor zijn ogen en plotseling overviel hem een sinds lang onbekende vermoeidheid.
Het hoofd op het nauwelijks beschreven blad viel Hendrik Diependaele in een diepe slaap nog voor de klok twaalf nachtelijke slagen sloeg.
En elke nacht als de slaap niet kwam, ging hij bij zijn lege schrijfblok zitten, herlas hij de eerste zin, ook ik woel, ook ik staar, en probeerde hij een vervolg te bedenken.
Maar dat was niet meer nodig want één blik op zijn bundel papier volstond om een weldoende moeheid te voelen opkomen.
Hendrik Diependaele is een uitstekende slaper geworden.
Het boek ‘Woelen en staren’ wacht echter op een andere schrijver.