It is here (for A) What sound was that? I turn away, into the shaking room. What was that sound that came in on the dark? What is this maze of light it leaves us in? What is this stance we take, To turn away and then turn back? What did we hear? It was the breath we took when we first met. Listen. It is here. (Harold Pinter)

Valentijn-vroegte? Post-verjaardagssyndroom? Met enige verbeelding kan ik nog wel een aantal redenen aanhalen want ja, het is van dattum. Volgens Vandale hoort er een bepaald gebaar bij om de betekenis duidelijk te maken, maar laat ik mij beperken dat donkere dagen met vreemde koud-warm-sprongen een uitstekende gelegenheid zijn om letters en beelden daaromtrent samen te brengen, de liefde ter ere.
Toch mooi dat Harold Pinter een geluid gebruikt, het geluid van ‘the breath we took when we first met’. Zouden we dat ‘een ‘stokkende’ adem kunnen noemen, of het inademen net voor je de klank ‘oh’ hoorbaar maakt? Probeer maar eens terwijl je dit leest. En let op, het gebeurde ‘on the dark’. Niet lang want daar was er de doolhof van licht waarin we achterbleven. Lees nu nog eens de tekst en zucht zoals ik dat deed toen ik hem ontdekte.

Herman de Coninck zou bovenstaande fragment uit Chagall’s verjaardag dadelijk bij ‘de lenige liefde’ kunnen thuisbrengen, maar een commentator uit ‘The Guardian’ schreef:
Love lifts them up so their feet scarcely touch the ground. Sweeping down like a comet, or an angel, he bends over backwards to kiss her. Chagall will soon be married to the teenage Bella, his beloved muse, and so the gravity-defying strength of their partnership begins. This is a vision of wild and sensual love, but also of transcendent adoration. The shawl-draped room is a kind of shrine. Chagall wrote of his future wife: “I had only to open my window and blue air, love and flowers entered in with her.”

Op de schets is rechts het gezicht van een man te zien, die het tweetal gadeslaat, een detail dat op het schilderij ontbreekt. Het is deze man die kunsthistorici de indruk geeft dat de schets en het schilderij een weergave zijn van de Bijbelse Isaak en zijn vrouw Rebekka.[3] Dit echtpaar werd volgens het boek Genesis door een hongersnood gedwongen om naar het land der Filistijnen van koning Abimelech te vluchten. Aangezien Isaak bang was om vermoord te worden door mannen die het voorzien hadden op zijn vrouw, deed hij zich daar voor als haar broer. Abimelech spotte het paar echter in een innige pose, maar ze werden niet gestraft doch alleen vermaand. De Filistijnse mannen kregen vervolgens de opdracht om Isaak en Rebekka ongemoeid te laten. (Wikipedia)

Het hele Bijbelse verhaal terzijde gelaten zijn de prachtige handen op dit schilderij tegelijkertijd beschermend, aarzelend, maar vooral liefdevol. De rechterhand van de man is maar gedeeltelijk zichtbaar op de smalle linkerschouder van de geliefde. Ze ‘raken elkaar aan’, zachjes, haar vingers op zijn hand. En kijk naar hun gezichten.

Je bent in je leven als ietsje verder dan de lenige Chagall denk ik. Bij het zoeken naar een mooie tekst kwam ik bij ‘Sonnet XLIII’ van Elizabeth Barrett Browning:
How do I love thee? Let me count the ways. I love thee to the depth and breadth and height My soul can reach, when feeling out of sight For the ends of being and ideal grace. I love thee to the level of every day’s Most quiet need, by sun and candle-light. I love thee freely, as men strive for right; I love thee purely, as they turn from praise. I love thee with the passion put to use In my old griefs, and with my childhood’s faith. I love thee with a love I seemed to lose With my lost saints. I love thee with the breath, Smiles, tears, of all my life; and, if God choose, I shall but love thee better after death.

Elizabeth Barrett Browning (née Moulton-Barrett, 6 March 1806 – 29 June 1861) was one of the most prominent English poets of the Victorian era, popular in Britain and the United States during her lifetime. Born in County Durham, the eldest of 12 children, Elizabeth Barrett wrote poetry from about the age of six. Her mother’s collection of her poems forms one of the largest collections extant of juvenilia by any English writer. At 15 she became ill, suffering intense head and spinal pain for the rest of her life. Later in life she also developed lung problems, possibly tuberculosis. She took laudanum for the pain from an early age, which is likely to have contributed to her frail health. Elizabeth’s volume Poems (1844) brought her great success, attracting the admiration of the writer Robert Browning. Their correspondence, courtship and marriage were carried out in secret, for fear of her father’s disapproval. Following the wedding she was indeed disinherited by her father. The couple moved to Italy in 1846, where she would live for the rest of her life. They had one son, Robert Barrett Browning, whom they called Pen. She died in Florence in 1861. A collection of her last poems was published by her husband shortly after her death. (dell’arte Italiana, Wikipedia) Hieronder Mama met zoon 'Pen'.

Het verhaal van deze geliefden bracht me zelfs tot in Antwerpen waar zoon Pen op volwassen leeftijd, na mislukte studies in Engeland aan de academie studeerde en als schilder afstudeerde. Het verhaal van de Barret Browings (en zoon) vind je uitvoerig bij:

Met dit vrijwel onbekende mooie werk van Zelda Fitzgerald (geboren Sayre) zijn we volop terug in de 20ste eeuw. Een bruisend leven. ‘This side of Paradise’, gepubliceerd in 1920 bracht haar in contact met de high society. Met haar man F. Scott Fitzgerald onderhield ze een drukke en boeiende briefwisseling. Een fragment:
“Darling– I love these velvet nights. I’ve never been able to decide whether the night was a bitter enemie or a “grand patron” –or whether I love you most in the eternal classic half-lights where it blends with day or in the full religious fan-fare of mid-night or perhaps in the lux of noon. Anyway, I love you most and you ‘phoned me just because you phoned me tonight– I walked on those telephone wires for two hours after holding your love like a parasol to balance me. My dear–”

Dat was alvast een eerste reis doorheen het land van verlangen, vaak door de trage tijd gehinderd of door het voorbije verzonken. P.C. Hooft (1581-1647) wist het ook al ‘dat ik de tijd, die ik verkorten wil, verlang.’ (verleng) We zijn met een zacht geluid in het donker begonnen, laten we met een beetje oud ongeduld elkaar uitwuiven.
Gezwinde grijsaard die op wakk’re wieken staag de dunne lucht doorsnijdt, en zonder zeil te strijken altijd vaart voor de wind, en ieder na laat kijken, doodsvijand van de rust, die woelt bij nacht bij daag; onachterhaalb’re Tijd, wiens hete honger graag verslokt, verslindt, verteert al wat er sterk mag lijken, en keert en wendt en stort staten en koninkrijken, voor iedereen te snel: hoe valt gij mij zo traag? Mijn lief, sinds ik u mis, verdrijf ik met mishagen de schoorvoetige tijd, en tob de lange dagen met arbeid avondwaards. Uw afzijn valt te bang en mijn verlangen kan den Tijdgod niet bewegen, maar ’t schijnt verlangen daar zijn naam van heeft gekregen, dat ik de tijd, die ik verkorten wil, verlang.
