
Tik je de naam ‘Sisyfus’ in bij de zoekmachines dan verschijnt er telkens een schaars geklede manspersoon die met een zware rotsblok aan het werk is. Het was mijn bekommernis om niet alleen ‘de straf’ -want die bleek het zeulen te vertegenwoordigen- van deze persoon als onderwerp van mijn theatertekst te belichten maar vooral het ‘hoe is het zo ver kunnen komen’ als uitgangspunt te nemen, met daarbij vragen naar de rechtvaardigheid en mogelijkheden om hem in eer te herstellen te onderzoeken, mocht dat nodig en nuttig zijn.
Natuurlijk is het verhaal een mythe, een van de honderden boeiende Griekse mythes waarin goden en stervelingen danig met elkaar te maken hebben. Toch is het geen essay zoals het wondermooie ‘De mythe van Sisyphus’ van Albert Camus uit 1942. Mijn tekst zou de hoofdpersoon aan het woord laten vanuit zijn nogal ingewikkelde familiegeschiedenissen en hem de kans geven om ‘wat vooraf ging’ te belichten waardoor wij als kijker en luisteraar zelf een oordeel kunnen opbouwen over deze strafzaak waarin ook ‘goddelijke’ partijen het niet gemakkelijk maken evenwichtige vergelijkingen te maken.

De Griekse mythes zoals wij ze kennen zijn vaak samengesteld uit oude bronnen zoals dit verhaal al behandeld werd door schrijvers als Diodorus Siculus (1ste eeuw v. Chr.), Vergilius (ca. 70-19 v. Chr.) en Pseudo-Apollodorus (1ste-2de eeuw). Dat brengt plezierige bevindingen mee, want soms geeft het ene verhaal elementen aan die feiten uit een andere versie verklaren. Zo kwam ik te weten waarom de broer van Sisyphus, ‘Salmoneus’ de grote Zeus wilde imiteren, zeker toen hij besefte dat zijn dochter Tyro ‘omgang’ had met de god van de zee, Poseidon, en de god twee personen baarde die zelf koning zouden worden: Pelias en Neureus. Met kleinzonen die van God afstammen is er niet veel meer nodig om allerlei vormen van ‘hoogmoed’ te ontwikkelen.
Anderzijds bleek deze aandrang Zeus te imiteren al eerder aanwezig te zijn zoals zal blijken uit mijn tekst. Een houding die dan weer geïnspireerd kon zijn door allerlei ‘volksgebruiken’, want van Griekse koningen werd verwacht dat zij regen brachten voor een goede oogst. Vele koningen uit die tijd imiteerden dus het geluid van bliksem en donder in de rol van Zeus om dit te bereiken. Verhalen en werkelijkheid, een boeiend gegeven.

De tekst is een monoloog. Sisyfus is de verteller. Er zijn geen aanduidingen voor een mogelijke enscenering. Wel is hij geschreven om gezegd, geroepen, gefluisterd te worden. De stiltes zijn zeer belangrijk. Je moet de verteller horen terwijl je leest.
In dit eerste gedeelte gaat het voornamelijk over zijn broer Salmoneus. Dat beide broers elkaar grondig haten kan later zeker door een erfeniskwestie verstevigd worden, maar de wederzijdse afkeer is blijkbaar al lang aanwezig. Ze trekken zelfs thuis weg om ieder hun eigen koninkrijk te stichten. Je broer doden echter zou de wraak van de Schikgodinnen wakker maken. Het orakel van Delphi wijst Sisyfus een andere weg.

Sisyfus: Hij. Mijn broer, Salmoneus, koning in Elis, is zot van Zeus, de Almachtige. Zelfs zijn eigen scheten zou hij met een vonk ontsteken om daarmee de schepper van het al te imiteren die volgens hem op een zware Harley Davidson door het zwerk raast. Ik, Sisyfus, koning in Efyra, geloof niets. Zelfs niet dat mijn naaste voorouders, Deukalion en Pyrrha, de enige overlevenden waren van een zondvloed die de aarde zou verzuipen. Het is een mooi verhaal dat zij, volgens het orakel, eens weer op het droge, de botten van 'de grote moeder' over hun schouder moesten gooien, waarmee niet de botten van haar eigen moeder -zoals de arme Pyrrha dacht, maar die van de grote verzopene werden bedoeld: de aarde. Fraai verteld, dat wel, maar hemeltergend simpel: de stenen die Pyrrha gooide veranderden in vrouwen en die van Deukalion werden mannen. Een buiten-baarmoederlijke aanwas van de wereldbevolking. Mijn vader, Aiolos koning in Aeolia , -verwar hem niet met de koning van de winden al weet hij na een stevig maal ook van wanten-, wilde wel enige orde in het leven van zijn kroost en liet ons graag ironisch 'koningen die voor gerechtigheid zorgen' noemen terwijl iedereen wist dat 'aiolos' 'listig' betekent en wij met zijn allen graag worden weggezet als een stelletje onverlaten met wangedrag in het DNA terwijl Salmoneus en ikzelf het thuis voor bekeken hielden. Ik trok naar het zuiden en hij naar het westen om een eigen koninkrijk te stichten. Ach, de mooie verhalen over broederlijke liefde. Heb een broer die zich Zeus zelf waant en denkt een onweer te kunnen ontketenen, met fakkels gooit en met lasereffecten het nachtelijk donker te lijf gaat om zijn goddelijke status te belichten. Kan liefde je wakker houden, haat en afkeer zijn de beste waakhonden. De gruwelijkste dromen beleef je met open ogen tot het eerste morgenlicht je even laat sluimeren maar een zuchtje wind nu zuur als bedorven melk je aan zijn dronken adem herinnert en je met een dwaze vuistslag in de leegte weer klaar wakker de dwaze dag moet beginnen terwijl hij nog levend rondloopt en zich de schepper waant van hemel en aarde. Wie zich god waant beledigt elke bedelaar, matigt zich de hemel aan terwijl het hellevuur hem eeuwig moet schroeien. Eer een koning maar aanbid alleen kortstondig een geliefde tot het dagelijks leven jouw godin tot je beste maatje kneedt. De prijs voor een dode broer is onbetaalbaar bij de Schikgodinnen. Hun wraak kent geen wisselgeld. Voelde hij zich god, hetzelfde bloed kan afkeer opwekken maar duldt geen vergieten, hoe dwaas ook de man waarin het rondstroomt.

Stropt het logisch denken dan ontwart een gewaardeerd orakel wel eens de knoop. Het mysterieuze ontgrendelt soms het dichtgeslagen lot. 'Zonen van Sisyfus en Tyro zullen opstaan om Salmoneus te doden.' was de uitspraak in Delphi, waarbij Tyro duidelijk de naam van Salmoneus' dochter was, mijn eigen nichtje. Heb ik oprechte afkeer voor opgeblazen ijdelheid, de charme van een jonge vrouw zet haar spijtige afkomst duidelijk in de schaduw. Het creëren van een moordwapen uit zijn eigen huis, onder zijn eigen ogen, door hem gekoesterd en beknuffeld, omhooggestoken en gekust. Proef je niet de smaak van een kostbaar gerecht alleen al door het lezen van het recept? Nu nog de ingrediënten. Juwelen, paarden, gedichten. Bereid deze mengeling in een saus van onuitgegeven charme. De verbaasde blikken van het slachtoffer -nu zijn eigen dochter Tyro door de concurrentie wordt opgevrijd- buig je makkelijk om naar het woord waar hij dagelijks naar hunkert: onderdanigheid. Niets verblindt omhoog gevallen sullen meer -eens hun verbazing is weggeëbt- dan goed gespeelde onderdanigheid. Niet overdreven, dat wekt wantrouwen, maar toegediend met het snuifje erkenning verdooft zij het restje gezond verstand waarvan het gewicht eerder al in kruimels werd uitgedrukt. Bruiloft en twee gezonde zonen in een tijdspanne van vijf jaar als resultaat. Maar. Geduldig wachtend, nu en dan met de jongens alleen, spelen we krijgertje. Verhaaltjes waarin opa Salmoneus als slechterik fungeert, om te wennen aan het voorspelde lot. Drie en vijf zijn ze, sterk voor hun leeftijd en ik herken het sluwe uit mijn eigen kindertijd: onophoudelijk zeuren of goed gespeelde verdrietjes of mokkend zwijgen tot hun moeder ze met lekkers omkoopt, betaling voor een avondje rustig televisie-kijken.

Soms -eens we met zijn drieën alle tijd hebben- duw ik een mes in hun handje, daarna een speelgoed-zwaardje of een kleine boog. Maar het eindigt met verhaaltjes over slimmeriken die hun klanten bedriegen en zelf elk bedrog voortijdig ontdekken. Uit je kleine doppen leren kijken dus. En nemen zij mij beet-al is dat lachwekkend zichtbaar- dan loop ik gewillig in hun val en onderga ik hun gemeend medelijden met die domme pa. Maar. Een dag uit vissen met mijn beste vriend Melops. Wij aan de oever van de Sythas-rivier terwijl Tyro uit het paleis vertrok met de kinderen, en met wijn en een picknick-mand om ons te verrassen. 'Sire', zei Melops, 'zegt u mij gerust dat het onbetamelijk is als ik u de vraag stel waarom u na al het grondig geruzie met uw broer Salmoneus u toch met zijn dochter Tyro bent gehuwd, terwijl -naar mijn bescheiden waarnemingen- u nog altijd een grondige hekel hebt aan hem.' Had ik toen gefluisterd en niet in luid lachen uitgebarsten... Want. Zij hoorde mij lachen, wist dus waar we ons ophielden, begreep elk woord dat volgde waarin ik haar een kreng noemde, vertelde hoe zij zich aanstelde, haar gulzigheid naar bling-bling en dure jurken, maar... Maar. ...ook het geheim verklapte dat ik het orakel van Delphi had geraadpleegd en het voorspelde dat de twee zonen die ik met haar zou krijgen haar vader zouden doden eens ze volwassen waren. Zijn kleinkinderen die de klus opknappen en mij van elke wraak van de Erinyen zouden vrijwaren. Meesterlijk, zei Melops. Geniaal. Maar. Wilden de kinderen naar mij komen om hoog opgetild het uit te kraaien en mij daarna te overmeesteren en... Zij de kinderen naar de bocht van de rivier sleurde. Ja, ze hield van hem. Dacht ze. Zij het jongste kind mee naar het water nam terwijl de oudste bij de gouvernante bleef. Ja, hij was een tedere minaar. Wist ze. Grappige mannen zijn zeldzaam. Hun kinderen. Dacht ze. Zijn kinderen. 'Kijk eens in het water. Zie je de visjes?' Knielde het kind op de oever en keek. Legde zij haar hand in zijn nek en duwde hem onder. Tot hij niet meer tegenspartelde en zij met de oudste daarna hetzelfde deed. 'Kijk eens in het water. Zie je de visjes?' Gaf daarna haar instructies aan de bevende gouvernante. Ijzig kalm. Kort en duidelijk. Zoals haar vader een doodsvonnis bekrachtigde. Hoe onwaarschijnlijk vrolijk, de laatste keer van mijn lange leven, wij 's avonds in het schemeruur onze vangst verzamelden en een bevende gouvernante ons verbaasd liet opkijken: 'Hare majesteit de koningin vraagt of u de prinsen wilt begroeten. Ze zijn bij de rivier en wachten daar op Uwe Majesteit. Achter de wilgen, sire.' Achter de wilgen. Inderdaad. Daar waren zij. Daar lagen ze. Bleek als de opkomende maan. Nooit was een man zo snel weer thuis. Zij intussen veilig onderweg naar Elis, het koninkrijk van haar vader. Hij huwelijkte haar uit aan zijn broer Kretheus. Levenslang ongelukkig was ze met hem. Maar het water waarin zij mijn kinderen verdronk zou haar blijven intrigeren. Poseidon weet waarom. Ontsnapte hij, mijn vreselijke broer Salmoneus, aan het voorspelde lot, dan was er blijkbaar een hogere macht die hem genadeloos uitschakelde. De gek liet een koperen brug bouwen waarover hij met zijn nagebouwde antieke strijdwagen wilde rijden. Zeus gelijk. Achter de wagen een sliert ketels, ijzeren pannen en potten om het geluid van de donder na te bootsen. Daar gingen weer brandende fakkels de hoogte in en bundels laserlicht om Zeus' gebliksem te imiteren. Zeggen de vromen dat het Zeus zelf was die ingreep of bleek de kortsluiting tussen de wielen en de brug onder hoogspanning de oorzaak? Feit was dat hij met brug en strijdwagen opvlamde en in een reusachtige steekvlam verpulverde. Ik besloot een groot feest te geven om zijn hemelvaart te vieren. (feestelijke muziek) (Vervolgt)
