De Morgan, Evelyn Sleep and Death: The children of Night
SiSYFUS:

Hij is een uitdover.
Ik,  een aansteker.
Moeilijke combinatie.

Hij, de dood.  Heer Thanatos.
Ik, een sterveling, koning Sisyfus.

De slaap en de dood, de kinderen van Nyx, de nacht en Erebus, de duisternis.

Dus zei ik vanuit mijn bed nog tamelijk vriendelijk bij zijn binnenkomst:
'Ik ben nog in de armen van Hypnos,  je halfbroer, heer Dood. 
Even geduld voor ik weer tussen jullie beiden sta.'
Hierop volgde vrij onbeleefd een geeuw en wat onnodige rek- en strekoefeningen.

'Maak ik eindelijk voor altijd die keuze overbodig,' zei Thanatos. 
'Wie aan mijn kant komt wacht eerst een lange reis. 
Om je gehechtheid te tonen steek je handen uit zodat ik je kan boeien.'
'Dat is fraai handwerk, geef ik toe.'
'Hefaistos zelf heeft ze gesmeed.  Met een ingenieuze sluiting als verzekering voor je volgzaamheid.Wie hiermee geboeid wordt kan alleen door Hades worden bevrijd.'
Hades en Persefone
'Nieuwsgierig van aard en vol bewondering voor dat goddelijk handwerk is een kleine demonstratie toch niet te veel gevraagd zodat ik daarna met een gerust gemoed en in alle betekenissen geboeid u naar Hades volg. 
Past trouwens dit wonderlijk smeedwerk rond uw eigen polsen?  
Volgens mij een onmogelijke zaak.'

Zoveel ongeloof vroeg een duidelijk antwoord.
Thanatos schoof de handboeien aan, trok tot ze vast rond zijn knokige polsen zaten en toonde mij triomfantelijk hoe  machteloos  de geboeide was.

Of ik dan even op de kleine hendel achteraan wilde duwen om de klemmen te lossen?
'Was ik Hades dan zou ik u bevrijden, maar helaas zoals u weet staat hier een sterveling voor u, dus vergeeft u mij dat ik u verder immobiliseer met wat hennep en enkele stevige gordiaanse knopen.'

Ik draaide een touw rond zijn benen, wierp een deken over hem heen en sleepte hem naar een berghok waarvan ik deur vergrendelde.
'Enkele dagen zeelucht zal mijn donkere gedachten helemaal verdrijven! 
Vaarwel, heer dood!' 
De goden op de Olympos
Besefte ik wat ik gedaan had?
Niet in het minst.
Ik zou zoals altijd 'wettige zelfverdediging' pleiten.
Dwaas.
Niet alleen de goden beledigd, maar ook nog heer Thanatos in een berghok met eigen boeien geketend achtergelaten.

Het duurde wel enige dagen tot men in de Hades begon te beseffen dat er iets aan de hand was.  Geen dode ziel arriveerde er nog. De stroom schimmen bleek opgedroogd.
En had iemand Thanatos gezien?
Een zoektocht bleef zonder resultaat.

Bij de onsterfelijken op de Olympos waren de meningen, zoals steeds, verdeeld.
Onder hen zagen zij veldslagen, net zo geweldadig als anders, maar niemand stierf. 
Dapperen doorboord met speren, door paarden vertrappeld, ja zelfs onthoofd stierven niet.
Wat zou nu nog het nut van oorlog zijn, klaagde Ares wiens ministerie van krijgskunsten enkel schertsvertoningen kon organiseren onder de aardbewoners.
Of ze misschien net als de Olympiërs het geheim van het eeuwige leven hadden ontfutseld van...?
Dreigend keken zij elkaar aan, de geschrokken bewoners van de Godenberg.

Wie had Thanatos laatst gezien?
Hermes herinnerde zich dat de vermiste door Zeus zelf naar Sisyfus was gestuurd om in hoogst eigen persoon zijn verderfelijke ziel voor eens en altijd naar de Hades te brengen.
Wel Hermes, waar wacht je op?

Het berghok werd vlug ontdekt en de vernederde Thanatos bevrijd van zijn eigen boeien.
Was het laatste woord hierover nog niet gezegd, er wachtte eerst een boel achterstallig werk.
'Gun mij daarna het plezier eerst deze gruwel op te halen.' smeekte hij.
'De onsterfelijken kunnen zich geen tweede keer belachelijk laten maken., collega Thanatos! Dus haast je maar.'

Hermes begeleidt het lichaam van Sarpedon
In mijn buitenhuis waar ik na het mislukte avontuur met Tyro en de dood van mijn twee zoontjes met een lieve en dappere echtgenote vaak verbleef, besefte ik dat ontsnappen vrijwel uitgesloten was.

'Ik heb een vreemde vraag, liefste, een vraag waarvan je de inhoud een tijdje later zult begrijpen.  Hoop ik. Maar nu ik voel dat mijn leven vlug zal uitdoven, wil je dan na mijn sterven mijn lichaam niet wassen en zalven, geen obool onder mijn tong leggen om de veerman te betalen.  Geen zeven dagen en nachten waken en brandoffers brengen om het vorstenpaar van de onderwereld te vermurwen.  Gewoon mij uitkleden en me naakt op straat achterlaten.  Beloof me dat.  Beter nog:  zweer het op je ziel.

Ken je de ogen van een vrouw die sterk genoeg is om het onbegrijpelijke niet dadelijk te willen doorgronden en het schijnbaar onmogelijke te aanvaarden?  Niet uit slaafse onderdanigheid, maar omdat ze weet dat hij een weg uit de wanhoop heeft uitgestippeld. 

Ik, de dromer. Maar ook de toegewijde.  Die vaak het boetekleed heeft aangetrokken en in de stilte van de nacht het zwijgen wegschreef in het onzegbaar alfabet.

'Mijn onderdanen zullen denken dat je veel hebt geleden, dat ik je -en zo is het ook-  vaak tekort heb gedaan.  Hen heb je niet te vrezen.  Maar geloof dat wat ik je vraag slechts één doel heeft dat helaas nu nog geen woorden kan verdragen. Wie niet weet kan ook niet medeplichtig worden genoemd.'




Diezelfde avond kwam hij mij met een zeker wantrouwen halen.
Wees nederig als hij je bezoekt.

Hij beefde toen ik mijn handen aanbood om geboeid te worden.
'Het is een lange reis voor een sterveling,' probeerde hij vriendelijk te zijn.

Verzoent zijn deskundige blik je met je eindigheid, of sloot ik mijn ogen om de verre droom waarin een man weer thuiskomt te koesteren?

(vervolg in aflevering 4)
Persefone en Hades