
'What a night and what a morning – storm raging like anything – paintings and photos all out of date. The sea is all whiteness, right far out over the bay, and the bay all thick yellow foam – the tide is out at the moment, so the waves are breaking enormously – far out. When it comes in I guess there won't be much room for any poor person that would want to stand in the pathway – and I don't know if I shall be able to keep my easel standing' (gschreven in 1957 na stormweer)

Zij zou dit jaar, 2021, honderd zijn geworden. Niet zo’n onmogelijk idee want haar moeder werd het. Joan tweeënveertig. Geboren op een zuivelboerderij -18 mei 1921- in Warnham, Sussex. Haar vader kwam totaal ontredderd terug uit de eerste wereldoorlog. Hij zou zelfmoord plegen toen Joan zeven was.
Her mother decided to take Joan and her younger sister back to her family home at Blackheath, London, to live with their grandmother and aunt. But late in 1939, mother, grandmother and the two girls moved to Bearsden, a well-to-do suburb north-west of Glasgow, thereby escaping a London threatened with German bombing raids. Having spent a brief period at Goldsmiths College of Art, Joan began her studies at Glasgow School of Art in January 1940. This same year, while almost crippled with shyness, she began frequenting the studio of the Polish artist Josef Herman, then living in Glasgow, whose cursory style of drawing may have freed up her own. She also began exploring the east of the city, sensing that its vitality lay in this direction.(The Guardian Frances Spalding 10 feb 2017)

Eardley had twee ateliers, de een na de ander, in het Townhead gebied van Glasgow. Het verlies van de eerste bezorgde haar veel onrust. “Het is wanhopig om de studio te verliezen … het is zo dichtbij de sloppenwijken waar ik teken. En zo gemakkelijk om de kinderen uit de sloppenwijk naar boven te krijgen. En ik ben bekend geworden in de wijk, in George St, en in alle straten eromheen.”
Aanvankelijk kwamen de kinderen naar haar studio om haar aan het werk te zien, maar al gauw werden ze een belangrijk onderwerp voor haar. Ze kwamen vragen of ze geschilderd mochten worden, ongetwijfeld omdat ze verwachtten dat ze snoep konden kopen met de paar pence die ze hen gaf. Zij leerde een tiental families kennen en was vooral dol op de grote familie Samson, die zij gedurende meer dan zeven jaar schilderde. De Samsons amuseerden haar, zoals ze zei in een opgenomen interview: “Ze zijn vol van wat er vandaag gebeurt – wie heeft in welke winkel ingebroken en wie heeft een taart in wiens gezicht gegooid – het gaat maar door en door. Ze laten hun leven en energie de vrije loop… ik probeer over hen te denken in schilderkunstige termen… al die beetjes rood en beetjes kleur en ze dragen elkaars kleren – nooit twee keer hetzelfde lopen… zelfs dat doet er niet toe… ze zijn Glasgow – die rijkdom die Glasgow heeft – ik hoop dat het die altijd zal hebben – een levend iets… zolang Glasgow dat heeft, zal ik altijd willen schilderen.” (ibidem)

Fotograaf Oscar Marzaroli maakte in 1963 in datzelfde Glascow deze mooie foto van The Samson Children, die vaak onderwerp van Joan’s schilderijen en tekeningen waren.



Eardley verwierp elke suggestie dat haar Townhead schilderijen sociaal of politiek gemotiveerd waren: “Ik zou een dergelijke houding in de kunst zeer verafschuwen,” was haar reactie. Maar als regelmatige lezer van Picture Post en zelf amateur fotograaf, kon ze niet anders dan zich bewust zijn van de belangstelling die de Gorbals wekten, ook door de fotografie van Bill Brandt en Bert Hardy. Op zijn beurt was Eardley van grote invloed op de fotograaf Oscar Marzaroli en zijn onvergetelijke foto van een deel van de familie Samson, genomen in Eardley’s studio (zie hierboven). Haar belangstelling voor Townhead en zijn bewoners ging zeker veel verder dan het rijke picturale belang ervan. H (ibidem)

In het artikel van The Guardian wordt terecht verwezen naar het makkelijk clicheren van deze kinder-afbeeldingen. Het stereotype is niet ver weg, maar dat komt vaak eerder door de veelheid aan werken dan aan een gemakkelijkheidsoplossing. In het onderstaande portret van een zittende jongen is de weemoed en het dromerige erg direct, zonder toegevingen aan een makkelijke typering. Zij zijn voor haar het wezen van het direkte, het ‘wilde’ in de zin van het ongetemde. Dat ook de heer Rousseau niet ver weg is, mag ook duidelijk zijn. Maar kijk toch ook naar de mooie kleurtonaliteiten die de hardheid van de straat verzachten.

Maar dan was er…het kleine vissersdorpje Catterlin. In 1951 bezocht Eardley het kleine vissersdorpje Catterline met haar vriendin Annette Soper. Later dat jaar keerde Soper terug om de uitkijkpost op de klif van het dorp te kopen. Eardley mocht er gratis gebruik van maken en ze pendelde regelmatig heen en weer tussen Glasgow en Catterline. In 1955 kocht Eardley haar eigen huis op nummer 1, The Row, in Catterline en in 1959 verhuisde ze naar nummer 18, dat in betere staat was en uitkeek op zee.



In reactie op de enorme uitgestrektheid van de zee en de lucht, werd Eardley’s werk groter en imposanter. Ze voelde zich aangetrokken tot de wilde zee en het expressieve karakter van haar schilderijen, zoals The Wave, 1961, is vergeleken met de abstract expressionistische stijl die opkwam in Europa en Amerika. Eardley had grote bewondering voor schilderijen van Chaim Soutine, Wassily Kandinsky en het Europese Tachisme, hoewel ze verklaarde dat ze nooit volledig abstract zou worden.

Ze schilderde op locatie, vaak tijdens wilde stormen, met olie- en bootverf vermengd met krantenpapier, zand en grassen op hardboard, zoals te zien is op Audrey Walker’s foto Eardley schilderend met het gezicht naar de zee aan de kust bij Catterline, jaren 1950.

Where many would shrink from the blast of the North Sea or the street urchins from the poorest parts of Glasgow, Eardley found affection and respect. A month before Eardley's death in 1963, Eric Newton of The Guardian wrote of her last London exhibition, 'Only in an occasional Goya do I remember the translation of small children into paint mixed so inseparably with warm hearted self-identification with the inner life of a child. And only with Turner's sea paintings does one find oneself so involved with the skies and winds that hang over the uneasy tumult of the waves.' Eardley was working at the height of her powers; her untimely death meant that she was never given the stature she deserved. Her work deserves to be compared to Frank Auerbach, David Bomberg, Lucien Freud. Another twenty years working as intensely as she always had would have produced the recognition that her contemporaries have enjoyed. (Janet McKenzie)



De manier waarop zij licht en leven in het landschap brengt getuigt van een natuurlijke verbondenheid met het levende waarin zowel het wilde als het tedere met elkaar verbindingen maken: de bewegingen van het groeien, het verloop van de dag, de kracht van de wind,de voortdurend veranderende kleuren, je verbonden voelen en die verbinding willen uitdrukken in je werk.

I hope you are still happily drawing. It is a most satisfying joyful thing. The contact which you get because you are still, and quiet in one place; the things that move, and carry on their daily happenings because they are unconscious of your existence – little mice and bird, and even the sun and wind too become part of you. And then there is the drawing, and the happiness of the occupied mind. Painting is different – at least I mean studio painting – the joy of work is there of course, but it is balanced by the other more desperate times of depression, and doubt and desolation.


After painting, according to her biographer Cordelia Oliver, music was her great love: ‘She enjoyed Bach, Bartok, Beethoven, Mozart, Monteverdi, Mahler (whose most anguished compositions must have echoed Joan’s own struggle to express the inexpressible in paint) and Benjamin Britten, for whose music Joan had a special affection’.
Catterline gave Eardley the isolation that she required to work intensely for a show. There she wrote, ‘Another day of sea – what a sea yesterday, and it’s the same today and looks like going on for ever – not abating at all, and an east wind still blowing hard. Yesterday I was near dead by the end of the day – working at top speed. Today I shall take it easier as I realise it will continue’.
Eardley was diagnosed with breast cancer in 1963. It has been said that when she became too unwell to paint outside she made still life studies of wild flowers brought to her by friends, such as Flowers, after 1963. Even so, in her many letters to her friend Audrey Walker she claimed this genteel subject matter was not her ideal preference. The same year she held an exhibition at Roland, Browse and Delbanco in London, with successful reviews in The Times, The Guardian and Art News and Review, some comparing her work to Turner, Constable and Courbet.
She died on 16 August 1963, aged just 42. Her ashes were scattered on the beach at Catterline. In January 1964 the hugely successful Joan Eardley Memorial Exhibition opened at Glasgow Art Gallery and Museum at Kelvingrove, before being shown at the Royal Scottish Academy in Edinburgh. From 2007-2008 the major retrospective, Joan Eardley, was held at the National Gallery Complex in Edinburgh, which examined Eardley’s work in both a national and international context.
(National Galleries Scotland)

Het is een aanloop om deze prachtige kunstenares hier ten lande bekender te maken, en je vindt op het boeiende net nog allerlei informatie, filmen, discussies enz. Haar werk heeft me diep ontroerd, haar leven en veel te vroege dood, haar aandacht voor het wilde en wezenlijke en de verbindingen daartussen zal me aanzetten om mij verder in haar wezen en werk te verdiepen.
Het is mogelijk dat we de volgende dagen nog enkele aanvullingen maken, kom dus nog eens langs.
https://www.nationalgalleries.org/art-and-artists/features/joan-eardley
