afscheid (108)

033_bbbc2e67421fa1c8d557e92b7331bd54

Lieve G. Dumortier

Je zult mijn brief pas over enkele dagen in Geneve ontvangen want je congres laat je niet veel ruimte om ook nog mijn mails te lezen, dus schreef ik je per persoonlijke post.

De laatse foto komt uit een collectie van “kerkhofstukken”. Buiten het feit dat er rustig is en de mensen er hun strijd hebben gestreden, is het plaats als een ander.
Ik vond het een mooi beeld om te eindigen want mijn woorden worden als stukken rauw vlees door jan, janette en alleman uit elkaar gereten.
Daar zijn ze te onbelangrijk voor.Ik heb mijn antiekzaak overgelaten aan een collega zodat ik met een rustig gemoed mij aan m’n beperkte theatraliteit kan overgeven. En is er iets theatralers dan de beelden op een kerkhof?
Degenen die mijn teksten willen herlezen kunnen dat nog wel een weekje en dan heb ik gevraagd ze te verwijderen want er zijn al woorden genoeg.

Ik had gedacht met iets wijs van mezelf te eindigen, maar onwijs als ik ben, gebruik ik de woorden van een ware wijze uit de Mahabharata, XII, 149

“De ziel is zonder begin en zonder eind. Gaat men in op iemands ziel dan moet men handelen en zich gedragen zonder wraak, zonder vreugde, en altijd vrij van jaloezie.
Als men de knopen van het hart wil ontwarren, moet men leven zonder verdriet de ruimte te geven en zijn twijfels verjagen.”

Een laatste wuifje uit hetzelfde boek der wijzen:

Als een vijand naar uw huis komt, moet hij zelfs een passend welkom krijgen.
Een boom onthoudt zijn schaduw niet aan degene die komt om hem om te hakken.

Mijn schaduw is lang en koel.



een roos is een roos (107)

065_f9e9b87e5b0b822c020d39566de69c9c

Beste G, psychiater,

De mooie foto van de Duitse fotograaf Jan Lipowski is voor een groot gedeelte te danken aan het onderwerp zelf: de roos.
Natuurlijk kun je lelijke foto’ s maken van mooie rozen, maar je moet al aardig je best doen om deze bloem te verraden.
Deze vorm van dienstbaarheid, het dienen van haar schoonheid door je zelf zoveel mogelijk terug te trekken, is een hoge vorm van door mij gewaardeerde onzichtbaarheid. Je hebt het toppunt van je kunnen nodig om haar tot bij de kijker te brengen, want al lijkt het eenvoudig, er is heel wat vakkennis voor nodig en laten we ’t ook nog maar eens liefde noemen om haar op onze schermen bijna ruikbaar aanwezig te maken.

Kijk ik nu met de blik van de parfumeur dan zie ik haar als een nietig onderdeeltje van het rozenwater, want er zijn er kilo’s nodig om tot een beetje extract te komen. Mijn blik wordt bezitterig, ik verlies mijn onzichtbaarheid.
Kijk ik als de wetenschapper dan deel ik haar in bij een bepaalde klasse, groep, soort, beoordeel ik haar toestand, kortom ik ontdoe haar van elke emotie en verlies daardoor ook weer mijn onzichtbaarheid door haar voor mijn werk op te eisen.
Natuurlijk is de onthechtende blik je niet zo maar gegeven, het schone doet je bijna altijd naar “bezitten” verlangen, en vaak is daar moreel niets tegen, maar hoe vreemd het ook klinkt, door haar te bezitten, verlies je haar. Het is het drama van elke vriendschap of liefde: de afstand, de vrijheid die je elkaar (probeert) geeft (te geven) maakt hem of haar zo kostbaar.

En…vergeet de doornen niet!
Schoon kan ook verraderlijk zijn. De mooie voorgevel kan een krocht verbergen.
Lieve psychiater, zij die mij langer dan één dag hebben gekend kennen mijn liefde voor deze vrijheid al ben ik natuurlijk ook maar een falend mens en was bezit mij soms liever dan de afstand. Dat zal waarschijnlijk in elke relatie gebeuren.

De ontroering echter van je geliefde die verder gaat, (Robert Long zingt daarover een mooi liedje) waar jij soms een haventje was of een vertrekpunt, die ontroering zal je gelukkiger maken dan de armen vol rozen die je door je bezitsdrang tot verdorren hebt veroordeeld.

En al is al eens een blaadje verdord, de kostbare rozenolie is nog niet verloren. Want het verdorren is ons bij de geboorte meegegeven, en eeuwig willen bloeien klinkt eerder neurotisch.
We leven echter in een tijd waarin de adolescentie zich na het werk blijft uitstrekken. Al zijn we lijfelijk steeds vroeger “rijp”, mentaal blijven we vaak in de puberteit verkeren, of vroeger nog: we willen niet meer uit de moederschoot.

Maar al zal haar reëele bloeitijd voorbij zijn, ze blijft dank zij het kostbare graf van de fotografie in alle huizen die deze tekst nu herbergen, de roos die zij was en altijd zal blijven.

Je patiënt, Theodore Silverstein