Ondergedoken
voor de luizenkammen
van de zielepoot,
de spijtoptant
van zijn eigen schaduwbeeld,
deden wij een gooi
naar een waardig zeemansgraf.
Mijn overdonderd wonderkind,
de beeldenstorm
der stadsnomaden wurgt de herinneringen.
Bang van vergezichten
tuigen zij ledepoppen
als raspaardjes op.
Maar je vingers,
de diepe vibrafonen
schrijven kwatrijnen
voor de vergeten Nemo
onder water
op mijn huid.
In zijn gezonken schip
straalt de poolster
waar bij anderen ogen
narcissen planten op de duinen
van het overbeschermde ik.
Getekend
door de scherpe pennen
van de tandenloze schikgodin
worden we keerkringvogels
in de diepzee, onderhuids.
In de nevelkamer van het voorbije
ben ik slechts een druppeltje,
een optelfout en een profijtje
waar ik dacht een kapmeeuw,
een stormhoed of een zandtapijt
voor je uitgerolde schoonheid te zijn.
Mijn zilveren tarbot,
hartezeer en pijlvis,
onder water
ben ik een verloren puzzelstuk
een bijgebouwtje
van een verdroomd Atlantis.
Zeeziekte
is jou onbekend.
de water-foto’s komen uit het videowerk van Bill Viola