Maar de zeeëngte
tussen je ogen,
de smalfilm van je glimlach.
Als je bij me loopt,
verenkelt de voering
van je buitenhuid.
Mijn kus is een egelboterbloem
Achter Duinkeken vinden we jouw hertogdom.
De avonden zijn er zo roze
dat jonge patrijzen
er nooit vermommingen dragen.
Het krassen
van de zilverstift
- de pleisterplaats waar jij ontscheepte -
Blauweregen ontsliep vredig op je huid.
Het krassen
van de zilverstift
- een vlinder, dubbel gevouwen godsvertrouwen -
Lippen scholen samen bij zoveel dagdieverij.
Het krassen
van de zilverstift
- bij de sterrenwacht wordt de tweeling herontdekt -
de honing van je ogen op de slijpsteen van de nacht.
Herleid mij
tot wat de bloemen zijn
als duizenden seizoenen
hen zijn voorbijgegaan.
Herleid mij
tot verharde bloemengeur
die in uitgewoonde harten
overwintert.
Het smeltpunt
van je thuiskomst
overleeft de tijd.