Ideeën hangen in de lucht, zegt men. Was de grimmige sfeer van de jaren dertig voelbaar, de angstige sfeer rond het millenium, ook nu merk je dat de ideeën uit de opstellen van Ger Groot zichtbaar worden in de kunst. Misschien is het een illusie maar dan inderdaad een gelukkige en die willen we best even belichten.
‘The tree of ife’ van Terrence Malick, bekroond op het laatste filmfestival van Cannes, mag je best een verzoenend kunstwerk noemen zonder de zwarte ondergrond van het bestaan uit de weg te gaan. Dat er naast applaus ook boe-geroep was bij de bekendmaking van de prijs wijst op een boeiende productie die voor sommigen best moeilijk ligt. Het feit dat we op een regenachtige namiddag met vier kijkers in de zaal zaten waarvan eentje het na een kwartier voor gezien hield, mag duidelijk maken dat prachtige producties niet dadelijk een groot publiek lokken.
Terrence Malick moest zijn film vorig jaar al insturen maar hijzelf vond dat de prent nog niet af was. (filmopnames gemaakt in 2008) Hij nam een nieuwe monteur in dienst en herwerkte sommige scènes grondig.
Zeggen we dat zijn eigen jeugdjaren in Waco, Texas, aan de basis lagen of de jaren vijftig in het dagelijks Amerikaans bestaan worden uitgelicht, verengt de prent tot een tranche die ze in werkelijkheid overstijgt. De maker van de ‘Thin Red Line’ is een gegradueerd filosoof (Harvard) kreeg het in Oxford aan de stok over zijn thesis omtrent het wereldconcept in Kierkengaards, Heideggers en Wittgensteins’ werk en besloot naast het schrijven van filmscripts (Dirty Harry, Pocket Money) zijn geesteskinderen zelf te regisseren. (Lanton Mills, Badlands, Days of heaven, The Thin Red Line, enz.) Hij is onbereikbaar voor de pers, staat nooit interviews toe, en spreekt via zijn werk.
Dat hij naast de opbouw van een relatie, het stichten van een gezin met drie kinderen, ook nog twintig minuten inruilt om het ontstaan van het heelal mee in het verhaal te schuiven (in meer dan fraaie beelden overigens) zal het de kijker niet gemakkelijker maken, zeker niet omdat zijn verhaal stijl zich niets van chronologie aantrekt maar ons zijn werk als losgekomen eilandjes laat bewonen waarin elk detail met grote concentratie voor de lens schuift.
Dat zowel het kosmische als bijvoorbeeld het voorzichtig aanraken van iemands hand met een twijgje met dezelfde intensiteit wordt uitgewerkt, maakt van de film een onvergetelijke gebeurtenis.
De concentratie waarmee de beelden gemaakt zijn, en dezelfde concentratie van de montage -met een belangrijk aandeel voor de muziek- vragen geen uiterste intellectuele medewerking van de toeschouwer, integendeel. Je moet je openzetten, de beelden door je heen laten gaan, meegevoerd worden zoals je door prachtige wandschilderingen meegevoerd wordt.
De pogingen van de vader om zijn kinderen te ‘sterken’, de afwezigheid van de moeder eens ze de kleuterleeftijd zijn ontgroeid, zouden de sfeer kunnen verzwarten mochten ze niet onmiddellijk aangevuld worden door het besef dat onze fouten en misstappen in de liefde voor elkaar ook belangrijke onderdelen zijn waarin verzoening en herstel mogelijk is.
Het is een film waarin mensen elkaar veelvuldig aanraken en omarmen, waar de leeftijden wegvallen, net zoals de tijd zich oplost in de laatste beelden waar de acteurs elkaar ontmoeten.
Op de achtergrond hoor je de stem van de jongen fluisteren: Where are you? Het is een vraag naar de voor dood verklaarde god. Hij vult die vragen voortdurend aan: Wat komen we hier doen? Waar heb je je verborgen?
Het is de jongensstem van de oudere man die het verhaal vertelt, al is ‘oproepen’ een beter woord.
Het is de vraag voor een ‘beminde’, want alleen de liefde kan de verborgen god oproepen. Zonder die liefde, zegt de jongensstem, flitst je leven als een meteoor voorbij.
Vandaar ook de grote invloed van water en licht in de film. Niet alleen het water waaruit wij verschenen, maar ook het water dat leven neemt (verdrinkingsdood van een van de broertjes) naast het water als kracht: de bron, de stuwing, het zuivere.
In het huis van de familie werden er ramen bijgezet zodat de binnenhuisscènes in natuurlijk binnenvallend licht werden opgenomen net zoals de buitenopnames rond het huis vaak in ‘falling light’ in het zachte vooravondlicht van het zuiden werden gedraaid.
Het is een film die straalt, die het over de zintuigelijkheid heeft en waar ook de donkerste gebeurtenissen weer op het lichte mogen hopen.
De manier waarop de maker deze sfeer opbouwt is wonderlijk: hij verbindt honderden kleine details, laat ze in elkaar overvloeien, reminisceert naar vroegere beelden, herhaalt details, verbindt ze met andere elementen zonder zweverig over te komen. De opbouw immers is heel degelijk vanuit het alledaagse bedacht, vanuit de schoonheid van de kindertijd waarvan we telkens weer de onschuld verliezen, niet vanuit allerlei situaties maar omdat het opgroeien niets meer met die zgn. ‘onschuld’ aan kan tenzij er hevig naar te verlangen.
Gaat dat zien!